• No results found

Wet van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wet van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde · dbnl"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wet van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde

bron

Wet van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden 2003

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_wet001wetv01_01/colofon.htm

© 2007 dbnl

(2)

I. Naam en doelstelling

Artikel 1

De vereniging draagt de naam Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, en is gevestigd te Leiden. Zij stelt zich ten doel de beoefening van de schone letteren en de studie van de Nederlandse taal- en letterkunde, geschied- en oudheidkunde in hun onderlinge samenhang te bevorderen.

Artikel 2

Zij tracht dat doel te bereiken door:

- het houden van letterkundige en wetenschappelijke bijeenkomsten;

- het uitgeven van werken en geschriften of de geldelijke ondersteuning daarvan;

- het toekennen van prijzen;

- het instandhouden en uitbreiden van haar bibliotheek;

- andere wettige middelen.

II. Leden en begunstigers

Artikel 3

Tot leden kunnen worden benoemd personen die:

a. waar ook gevestigd, als beoefenaars der schone letteren of bevorderaars der Nederlandse taal- en letterkunde, geschieden oudheidkunde, of uit hoofde van het door hen beklede ambt die onderscheiding waardig zijn; of

b. uitingen van de Nederlandse beschaving krachtig hebben bevorderd.

Artikel 4

1. Het bestuur is bevoegd tot de benoeming van begunstigers.

2. De begunstigers die hun benoeming hebben aangenomen, ontvangen van het bestuur het bewijs hunner benoeming, benevens een exemplaar van de Wet.

3. De begunstigers hebben het recht tot het bijwonen van de in artikel 33 lid 1 bedoelde vergaderingen. Zij hebben een adviserende stem.

(3)

Artikel 5

1. Ieder lid is bevoegd kandidaten voor het lidmaatschap voor

(4)

te dragen. Het lid geeft daartoe aan de secretaris hun namen op en de redenen van de voordracht.

2. Het bestuur is bevoegd bij eenstemmigheid een kandidatuur voor het

lidmaatschap te weigeren, indien die niet in overeenstemming is met artikel 3.

Artikel 6

1. De namen van de voorgedragenen worden opgegeven aan de werkvergadering voorafgaande aan de jaarvergadering.

2. De namen der voorgedragenen, met die van de voorstellers of van een aantal hunner en de redenen van de voordracht, worden bij de beschrijvingsbrief voor de jaarvergadering, bedoeld in artikel 37, aan de leden van de Maatschappij vertrouwelijk meegedeeld.

Artikel 7

1. Ieder lid is gerechtigd zijn stem uit te brengen omtrent de vraag welke kandidaten zullen worden benoemd. Zij die van dat recht gebruikmaken, dragen zorg dat het hun tegelijk met de kandidatenlijst toegezonden stembiljet, duidelijk ingevuld en met hun naam ondertekend, uiterlijk drie werkdagen voor de aanvang der jaarvergadering is ingekomen bij de secretaris, op straffe van nietigheid van het betrokken stembiljet. Het is ook mogelijk, volgens de aanwijzingen van de secretaris, kandidaten langs elektronische weg voor te stellen.

2. Een in de voorafgaande werkvergadering te benoemen commissie van leden maakt de uitslag der stemming tevoren op, en deelt die aan de vergadering mede.

Artikel 8

Van de voorgedragenen zijn benoemd zij die ten minste een/vijfde van het aantal der ingekomen stembriefjes op zich verenigd hebben.

Artikel 9

De secretaris geeft aan de benoemden schriftelijk kennis van hun benoeming.

(5)

Artikel 10

Na aanneming van hun benoeming ontvangen de benoemden een exemplaar van de Wet.

(6)

Artikel 11

1. De leden betalen een jaarlijkse bijdrage, die door de jaarvergadering op voorstel van het bestuur wordt bepaald.

2. De begunstigers betalen hetzij een jaarlijkse bijdrage, die zij zelf bepalen, echter met een minimum van het tienvoud van de jaarlijkse bijdrage van de leden in het jaar van toetreding, hetzij een bijdrage ineens van ten minste het vijftigvoud van de jaarlijkse bijdrage van de leden.

Artikel 12

1. De jaarvergadering kan, op voordracht van het bestuur, ereleden benoemen.

2. De ereleden hebben de rechten van de gewone leden, zonder de verplichting een bijdrage te betalen.

Artikel 13

Het bestuur kan per jaar een bij huishoudelijk reglement nader vast te stellen aantal leden benoemen.

Artikel 14

1. Het maatschappelijk jaar vangt aan onmiddellijk na de gewone jaarvergadering.

2. Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december.

3. De leden die voor hun lidmaatschap wensen te bedanken, geven hiervan aan de secretaris kennis vóór één december; bij gebreke van dien blijft hun

lidmaatschap, met de daaraan verbonden rechten en verplichtingen, tot aan het einde van het volgend boekjaar voortduren.

Artikel 15

Wanneer iemand die voor zijn lidmaatschap bedankt heeft, aan het bestuur de wens te kennen geeft weer als lid te worden opgenomen, is het bestuur bevoegd, indien het oordeelt dat daarvoor termen bestaan, aan die wens te voldoen.

Artikel 16

(7)

1. Op een met redenen omkleed voorstel van het bestuur kan de jaarvergadering met ten minste drie/vierde der stemmen van de aanwezige leden iemand van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

(8)

2. Een lid dat gedurende twee achtereenvolgende jaren in gebreke is gebleven om zijn jaarlijkse bijdrage te voldoen, kan door het bestuur van zijn lidmaatschap vervallen worden verklaard.

III. Bestuur

Artikel 17

De zorg voor de eigendommen der Maatschappij en het beheer daarover is aan het bestuur opgedragen.

Artikel 18

Het bestuur vertegenwoordigt de Maatschappij zowel in als buiten rechte. Het is bevoegd in naam der Maatschappij te handelen, haar aan derden en derden aan haar te verbinden, behoudens het bepaalde in artikel 19. De bevoegdheid tot

vertegenwoordiging van de Maatschappij komt mede toe aan twee gezamenlijk handelende bestuursleden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.

Artikel 19

Het bestuur heeft een machtiging nodig van de jaarvergadering voor elk der volgende handelingen:

1. het aangaan van geldleningen;

2. het kopen, verkopen, verhuren, ruilen, bezwaren en vervreemden van onroerende goederen;

3. het vervreemden van roerende goederen tot de verzamelingen van de Maatschappij behorende;

4. het als huurder sluiten van huurovereenkomsten voor meer dan vijf jaar;

5. het aanvaarden van de gelegenheid tot het toekennen van prijzen.

Artikel 20

Het bestuur beslist over alles wat niet duidelijk bij de Wet aan enig ander orgaan is opgedragen.

(9)

Artikel 21

1. Het bestuur bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden.

2. In het bestuur zijn de schone letteren, de Nederlandse taal-

(10)

en letterkunde en de Nederlandse geschied- en oudheidkunde zoveel mogelijk gelijkelijk vertegenwoordigd.

3. Indien elders in het Nederlandse taalgebied dan te Leiden Afdelingen zijn gevormd, kan van elke Afdeling een afgevaardigde aan de bestuursvergaderingen deelnemen; deze heeft daar een adviserende stem.

Artikel 22

1. De leden van het bestuur worden gekozen door de jaarvergadering uit een dubbeltal, voor te dragen door het bestuur.

2. Op de werkvergadering aan de jaarvergadering voorafgaande kunnen door de leden schriftelijk kandidaten worden voorgesteld voor bestuursvacatures of aanstaande vacatures. Zulk een voorstel moet door ten minste tien leden zijn ondertekend.

3. Een bestuurslid kan te allen tijde door de algemene vergadering van leden worden ontslagen onder opgave van reden.

Artikel 23

1. De leden van het bestuur treden af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster. Dit rooster moet zo zijn ingericht, dat de zittingsperiode van ieder bestuurslid vier jaar omvat.

2. Afgetreden bestuursleden zijn na een jaar herkiesbaar.

3. In afwijking van het in lid 2 bepaalde zijn bestuursleden die bij hun aftreden de functie van secretaris, penningmeester of bibliothecaris bekleden, onmiddellijk herkiesbaar.

Artikel 24

De jaarvergadering kiest jaarlijks een voorzitter uit de leden van het bestuur.

Artikel 25

1. Na elke jaarvergadering wijst het bestuur uit zijn midden de leden aan die in het komende maatschappelijk jaar de functies van ondervoorzitter, secretaris, penningmeester en bibliothecaris zullen vervullen.

2. De ondervoorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid.

(11)

3. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter en de secretaris. Zij kunnen zich incidenteel laten vervangen door de ondervoorzitter, de

penningmeester of de bibliothecaris.

(12)

Artikel 26

1. De functie van voorzitter is niet verenigbaar met die van secretaris, penningmeester of bibliothecaris.

2. Alleen het secretariaat en het penningmeesterschap of het secretariaat en het bibliothecariaat kunnen door hetzelfde lid worden vervuld.

Artikel 27

1. In elke tussentijds openvallende plaats in het bestuur voorziet de eerstvolgende werkvergadering tijdelijk, tot aan de jaarvergadering.

2. Zij die door de jaarvergadering ter vervulling van tussentijds openvallende plaatsen zijn gekozen, nemen op het rooster de plaats in van degenen die zij vervangen.

3. Een niet voltallig bestuur blijft bestuursbevoegd.

Artikel 28

Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of dit door ten minste twee bestuursleden schriftelijk - met opgave van de te behandelen punten - van de voorzitter verlangd wordt.

Artikel 29

1. De secretaris houdt de notulen bij van het in elke vergadering verhandelde. Hij zendt deze vóór de volgende vergadering rond of leest ze ter vergadering voor, waarna zij, na te zijn goedgekeurd, door de voorzitter worden ondertekend.

2. Hij brengt voor de jaarvergadering een verslag in gereedheid, vermeldende de staat der Maatschappij en haar belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het verlopen jaar, en onderwerpt dit aan de goedkeuring van het bestuur.

3. Hij brengt de ingekomen stukken ter tafel op de eerstvolgende bestuursvergadering.

4. Hij voert namens het bestuur de briefwisseling. Indien nodig pleegt hij terzake overleg met de voorzitter.

5. Hij brengt de zuivere kosten van zijn bureau aan het einde van elk kwartaal in rekening.

6. Hij bewaart de tot het archief der Maatschappij te rekenen stukken gedurende zes jaar, waarna hij ze overdraagt aan de bibliothecaris.

(13)
(14)

Artikel 30

1. De penningmeester is belast met het beheer der gelden.

2. Hij vordert de bijdragen der leden jaarlijks vóór één november in en ontvangt de andere inkomsten.

3. Hij bewaart de kas en is verantwoordelijk voor de gelden of geldswaardige papieren, onder hem berustende.

4. Hij dient vóór de jaarvergadering tijdig de begroting voor het volgende kalenderjaar in, die in die jaarvergadering wordt vastgesteld.

5. Hij doet opgaaf aan de bibliothecaris van de gelden die voor de boekerij beschikbaar worden gesteld.

6. Hij voldoet de geldelijke verplichtingen van de Maatschappij.

7. Hij pleegt overleg met de Commissie van advies voor de financiën

(Huishoudelijk reglement van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, artikel 4 lid 1) over geldhandelingen die een bedrag van zevenduizend vijfhonderd euro (€7.500,00) te boven gaan.

8. Hij brengt de zuivere kosten van zijn bureau aan het einde van elk kwartaal in rekening.

9. Hij stelt jaarlijks zijn rekening en verantwoording in handen van een commissie, bestaande uit een bestuurslid, door het bestuur aangewezen, en een gewoon lid, in een door het bestuur uitgeschreven werkvergadering benoemd. Deze

commissie doet daarover verslag aan de jaarvergadering.

Artikel 31

1. De bibliothecaris is belast met het beheer en het onderhoud van de bibliotheek en van het aan hem overgedragen archief van de Maatschappij.

2. Wanneer het verwerven van een boek, handschrift of verzameling een uitgave van meer dan tien procent van het voor de aankoop van boeken op de begroting uitgetrokken bedrag vereist, moet de bibliothecaris vooraf de toestemming der Commissie voor de bibliotheek (artikel 45 lid 2) daartoe verkrijgen.

3. Hij ziet erop toe dat de aanwinsten met het stempel der Maatschappij gestempeld en in het journaal ingeschreven worden.

Artikel 32

1. De bibliothecaris brengt voor de jaarvergadering een verslag

(15)

10

in gereedheid omtrent de aan zijn zorg toevertrouwde verzamelingen en onderwerpt dit aan de goedkeuring van het bestuur.

2. Hij brengt de zuivere kosten van zijn bureau aan het einde van elk kwartaal in rekening.

IV. Vergaderingen

Artikel 33

1. Er worden jaar- en werkvergaderingen gehouden te Leiden of elders binnen het Nederlandse taalgebied.

2. De leden hebben toegang tot alle gewone en buitengewone werk- en jaarvergaderingen.

3. Met toestemming van de voorzitter is introductie van nietleden tijdens de jaarvergadering mogelijk.

Artikel 34

1. Behalve in de gevallen bij de Wet bepaald, wordt bij meerderheid van stemmen besloten.

2. Als de stemmen staken, wordt in rondvraag gebracht of de beslissing tot de eerstvolgende overeenkomstige vergadering zal worden uitgesteld. Besluit de meerderheid tot onverwijlde afdoening, dan beslist de voorzitter.

Artikel 35

1. De stemming geschiedt met gesloten briefjes:

bij verkiezingen;

a.

b. wanneer het bestuur het raadzaam oordeelt, of een/vierde der aanwezige leden het verlangt.

2. In alle andere gevallen wordt mondeling gestemd, tenzij de meerderheid der aanwezigen besluitvorming bij acclamatie of stemming door zitten en opstaan verlangt.

Artikel 36

(16)

Jaarvergadering Artikel 37

De wetgevende bevoegdheid berust bij de jaarvergadering, waartoe de secretaris alle leden en begunstigers ten minste

(17)

11

veertien dagen tevoren schriftelijk oproept, met opgave van de punten ter behandeling.

Artikel 38

De jaarvergadering wordt gehouden in mei of in juni.

Artikel 39

De orde der werkzaamheden omvat onder meer:

1. opening der vergadering door de voorzitter met een toespraak;

2. goedkeuring van de verslagen van de secretaris en van de bibliothecaris (artikel 29 en 32);

3. goedkeuring van de rekening en verantwoording van de penningmeester (artikel 30 lid 9) en décharge van het bestuur;

4. mededeling der verslagen van de vaste Commissies;

5. bekendmaking van de uitslag der stemming over de kandidaten voor het lidmaatschap (artikel 7 en 8);

6. kennisgeving van de toekenning door het bestuur van de prijs voor Meesterschap (artikel 48) eenmaal in de vijf jaar;

7. kennisgeving van de toekenning door het bestuur van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs (artikel 49) telkenjare;

8. kennisgeving van de toekenning door het bestuur van de:

Dr. Wijnaendts Francken-prijs (artikel 50 lid 1);

Henriette Roland Holst-prijs (artikel 50 lid 2);

Henriëtte de Beaufort-prijs (artikel 50 lid 3);

Kruyskamp-prijs (artikel 50 lid 4);

elk van deze prijzen eenmaal in de drie jaar;

9. behandeling van andere voorstellen, niet strekkende tot wetswijziging, die volgens twee/derde der aanwezige leden geen uitstel kunnen lijden;

10. verkiezing van leden van het bestuur (artikel 22) en der vaste Commissies (artikel 45);

11. verkiezing van de voorzitter (artikel 24).

Artikel 40

De jaarvergadering, de werkvergadering (artikel 43) of het bestuur kan een

buitengewone jaarvergadering uitschrijven. Het bestuur is verplicht deze vergadering te beleggen binnen vier weken nadat ten minste een/tiende van het aantal leden een schriftelijk verzoek daartoe heeft ingediend.

(18)

Artikel 41

1. De buitengewone jaarvergadering heeft al de bevoegdheden die aan de gewone jaarvergadering zijn toegekend.

2. De oproeping geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 37.

Artikel 42

Het bestuur stelt de notulen van de gewone en buitengewone jaarvergadering vast en regelt hetgeen daaruit voortvloeit, voorzover deze regeling tot zijn bevoegdheid behoort.

Werkvergadering Artikel 43

Ten minste een maand voor de jaarvergadering vindt een werkvergadering plaats, die mede bestemd is tot het voorbereiden der jaarvergadering.

V. Afdelingen

Artikel 44

In overleg met het bestuur kunnen Afdelingen van de Maatschappij gevormd worden.

Deze Afdelingen kiezen hun eigen voorzitters, secretarissen en penningmeesters, wier werkzaamheden door de betrokken Afdelingen worden geregeld. De kosten van deze Afdelingen worden gedragen door de Maatschappij, waarvoor een jaarlijkse begroting vóór één december ter goedkeuring bij het bestuur der Maatschappij moet worden ingezonden. Een bestuurslid van een Afdeling of bij ontstentenis van deze een lid van de Afdeling kan worden afgevaardigd naar de bestuursvergaderingen van de Maatschappij, waar deze afgevaardigde de in artikel 21 lid 3 bedoelde adviserende stem bezit.

VI. Vaste commissies

Artikel 45

1. Er bestaan vaste Commissies voor de drie werkterreinen van de Maatschappij, genoemd in artikel 1.

(19)

2. Er bestaan voorts vaste Commissies voor de bibliotheek, voor het jaarboek en van advies voor de financiën.

3. De jaarvergadering kan Werkgroepen instellen ter bestudering van onderwerpen op het gebied van de in artikel 1 van

(20)

de Wet bedoelde terreinen. Het lidmaatschap van deze Werkgroepen staat ook open voor niet-leden van de Maatschappij. In het bestuur van een Werkgroep wordt door het bestuur van de Maatschappij voorzien volgens de regels in het huishoudelijk reglement der Maatschappij vastgesteld.

Artikel 46

De jaarvergadering kan andere vaste Commissies instellen.

Artikel 47

Ten aanzien van de taak en samenstelling der vaste Commissies en Werkgroepen bedoeld in artikel 45 en artikel 46 worden nadere regelingen gesteld in het huishoudelijk reglement der Maatschappij.

VII. Prijzen

Artikel 48

1. Elke vijf jaar kan één der Commissies bedoeld in artikel 45 lid 1 vóór één maart het bestuur een met redenen omklede schriftelijke voordracht doen tot toekenning van een prijs voor Meesterschap.

2. De toekenning geschiedt door het bestuur der Maatschappij. Kan het bestuur der Maatschappij zich niet met de voordracht van de Commissie verenigen, of komt naar het oordeel van de Commissie niemand voor de prijs in aanmerking, dan wordt de prijs niet toegekend en komt voor die maal te vervallen.

3. Het bestuur kent de prijs toe. Het is bevoegd de toekenning te weigeren, doch niet voor een door de Commissie voorgedragene een ander in de plaats te stellen.

4. Blijft de Commissie in gebreke haar voordracht vóór één maart in te dienen, of adviseert zij de prijs niet uit te reiken, dan heeft geen toekenning plaats.

5. De Commissie is niet bevoegd verdeling van de prijs over meerdere personen voor te stellen.

6. De prijs wordt uitgekeerd in de vorm van een gouden penning.

7. In tweeduizend veertien en vervolgens om de vijftien jaar komt het recht van voordracht aan de Commissie voor taalen letterkunde toe, in tweeduizend vier en vervolgens om de vijftien jaar aan de Commissie voor geschied- en

oudheidkunde,

(21)

14

in tweeduizend negen en vervolgens om de vijftien jaar aan de Commissie voor schone letteren.

Artikel 49

1. Het beschikbare bedrag uit de rente van het door schenking ontstane en afzonderlijk beheerde Fonds voor de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs wordt elk jaar uitgekeerd als prijs van aanmoediging voor de schone letteren, tot een maximum bedrag van vierhonderd vijftig euro (€450,00), vergezeld van een penning. Het bestuur is bevoegd aan bovengenoemd bedrag een toevoeging te doen uit de opbrengst van het door schenking De Haan ontstane ‘Algemeen Prijzenfonds’, van welke toevoeging de grootte jaar voor jaar door het bestuur wordt vastgesteld, zodanig dat de prijs zo mogelijk ten minste zesduizend euro (€6.000,00) zal bedragen.

2. Deze prijs kan slechts worden toegekend aan dichters of schrijvers van

letterkundig proza in het Nederlands of Afrikaans die niet langer dan twee jaar vóór de dagtekening der voordracht enig werk in afzonderlijke uitgave hebben doen verschijnen.

3. De Commissie voor schone letteren doet vóór één maart aan het bestuur een met redenen omklede voordracht tot toekenning van de prijs.

4. Het bestuur kent de prijs toe. Het is bevoegd de toekenning te weigeren, doch niet, voor een door de Commissie voorgedragene een ander in de plaats te stellen.

5. Blijft de Commissie in gebreke haar voordracht vóór één maart in te dienen, of raadt zij de prijs niet toe te kennen, dan heeft geen toekenning plaats. Indien geen prijs wordt toegekend, wordt het beschikbare bedrag bij het fonds gevoegd.

6. De Commissie is niet bevoegd verdeling van de prijs voor te stellen.

Artikel 50

1. De toekenning van de Dr. Wijnaendts Francken-prijs geschiedt volgens het reglement als vermeld in artikel 9 van de voor de Wijnaendts Francken Stichting geldende bepalingen, die zijn vervat in de akte van oprichting verleden voor notaris A.D. Vijgh te Leiden op elf april negentienhonderd vijfendertig, of volgens het eventueel later gewijzigde reglement. De toekenning geschiedt thans volgens het reglement zoals vastgesteld in

(22)

de jaarvergadering van vierentwintig mei tweeduizend drie (zie bijlage II).

2. De toekenning van de Henriette Roland Holst-prijs geschiedt volgens het reglement zoals vastgesteld in de jaarvergadering van vierentwintig mei tweeduizend drie (zie bijlage III).

3. De toekenning van de Henriëtte de Beaufort-prijs geschiedt volgens het reglement zoals vastgesteld in de jaarvergadering van vierentwintig mei tweeduizend drie (zie bijlage IV).

4. De toekenning van de Kruyskamp-prijs geschiedt volgens het reglement zoals vastgesteld in de jaarvergadering van vierentwintig mei tweeduizend drie (zie bijlage V).

VIII. Publicaties

Artikel 51

1. De regeling van en het toezicht op de uitgave van het jaarboek vanwege de Maatschappij berusten bij de Commissie voor het jaarboek.

2. De Commissie voor het jaarboek bestaat uit zes leden, te benoemen door het bestuur, en wel bij voorkeur te kiezen uit vertegenwoordigers van de drie werkterreinen van de Maatschappij bedoeld in artikel 1.

3. De leden worden benoemd voor de tijd van vier jaar. Zij kunnen onmiddellijk worden herbenoemd.

Artikel 52

1. Geschriften over onderwerpen tot het gebied der Maatschappij behorende, kunnen haar ter uitgave worden aangeboden, ook door hen die geen leden der Maatschappij zijn.

2. Het bestuur beoordeelt die geschriften of laat deze beoordelen door een daartoe door het bestuur in het leven geroepen Commissie. Deze Commissie moet daarbij het advies inwinnen van minstens één der drie vaste Commissies genoemd in artikel 45 lid 1. De Commissie legt haar oordeel, met de overwegingen, neer in een verslag aan het bestuur.

3. Het bestuur beslist met inachtneming van het ingekomen verslag over de uitgave.

Artikel 53

1. De Maatschappij kan geldelijke ondersteuning verlenen voor de uitgave, door andere genootschappen of door bijzondere

(23)

16

personen buiten toedoen der Maatschappij ondernomen, van belangrijke geschriften op het gebied van de schone letteren, de Nederlandse taal- en letterkunde of geschied- en oudheidkunde.

2. Het bestuur beoordeelt de daartoe strekkende aanvrage of stelt deze in handen van minstens één der vaste Commissies, genoemd in artikel 45 lid 1, om daarover verslag uit te brengen aan het bestuur.

3. Het bestuur beslist met inachtneming van het ingekomen verslag over de geldelijke ondersteuning.

Artikel 54

1. Aan de vaste Commissie voor taal- en letterkunde is het toezicht opgedragen op het vanwege de Maatschappij uitgegeven Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.

2. Zij benoemt hiertoe een redactie, die deels uit leden van de Commissie voor taal- en letterkunde moet bestaan.

Artikel 55

1. In elk maatschappelijk jaar geeft de Maatschappij een jaarboek uit, dat bestaat uit een officieel en een redactioneel gedeelte.

2. Het officiële gedeelte, geredigeerd door de secretaris, bevat de verslagen der vergaderingen, de verslagen van de penningmeester en de bibliothecaris en de verslagen der Commissies.

3. Het redactionele gedeelte bevat de levensberichten der gestorven leden met een lijst van hun voornaamste publicaties; voorts zo mogelijk de voordrachten op de jaarvergadering gehouden en zo mogelijk bijdragen op een der werkterreinen der Maatschappij, speciaal voor het jaarboek geschreven. Dit gedeelte wordt geredigeerd door de Commissie voor het jaarboek.

4. Aan de Commissie voor het jaarboek wordt door het bestuur een bedrag ter beschikking gesteld voor de uitgave van het jaarboek, welk bedrag zij niet mag overschrijden, zonder daartoe door het bestuur uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.

5. Op gezette tijden geeft de Maatschappij een lijst van leden en begunstigers uit.

De redactie hiervan berust bij de secretaris.

Artikel 56

De catalogus van de bibliotheek en de bijvoegsels van de catalo-

(24)

gus worden onder toezicht van de bibliothecaris openbaar toegankelijk gemaakt.

Artikel 57

Alle geschriften die vanwege de Maatschappij worden uitgegeven, volgens haar opdracht of onder haar rechtstreekse medewerking, voeren op het titelblad:

‘Uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden’.

Artikel 58

1. Ieder lid en iedere begunstiger ontvangt het jaarboek bij verschijnen.

2. De overige vanwege de Maatschappij uitgegeven geschriften zijn voor de ereleden en de begunstigers gratis en voor de leden tegen een door het bestuur te bepalen verminderde prijs verkrijgbaar, tenzij de jaarvergadering, op voorstel van het bestuur, hieromtrent anders beslist.

3. Ten aanzien van geschriften met geldelijke ondersteuning van de Maatschappij uitgegeven, hebben de leden en de begunstigers geen bijzondere rechten.

IX. Bibliotheek

Artikel 59

Omtrent de bibliotheek gelden de bepalingen van het contract op twee oktober achttienhonderd zesenzeventig namens de Maatschappij door het bestuur aangegaan met Curatoren der Hogeschool te Leiden (zie bijlage I).

Artikel 60

Aan het bestuur is opgedragen het toezicht op de bibliotheek, bedoeld in artikel 6 van het contract (zie artikel 59), en de zorg voor het naleven der verdere bepalingen.

Artikel 61

Geen handschriften der Maatschappij worden uitgeleend dan met machtiging van de bibliothecaris.

(25)

Artikel 62

Wie uit de bibliotheek een werk te leen of ter inzage ontvangt, is onderworpen aan het reglement van de Bibliotheek der Universiteit Leiden en verbindt zich stilzwijgend:

(26)

1. schadevergoeding te betalen voor verlies of bederf van het geleende of ter inzage gegeven werk. Zowel de beoordeling van het bewijs der toegebrachte schade als haar waardering is onvoorwaardelijk aan het bestuur overgelaten;

2. geen handschriften uit de bibliotheek der Maatschappij uit te geven zonder daartoe vooraf door het bestuur te zijn gemachtigd.

Het bestuur geeft de in lid 2 bedoelde machtiging niet zonder het advies te hebben gevraagd van de bibliothecaris.

Artikel 63

1. De Commissie voor de bibliotheek heeft het toezicht op alles wat de bibliotheek betreft.

2. Zij bestaat uit vier leden en wel uit de bibliothecaris en drie andere leden, die de werkterreinen der Maatschappij vertegenwoordigen.

3. Deze drie andere leden worden uit door het bestuur opgemaakte dubbeltallen door de jaarvergadering voor de tijd van drie jaar gekozen en zijn onmiddellijk herkiesbaar.

X. Wetswijziging

Artikel 64

Tot wijziging van deze Wet wordt een beslissing vereist met twee/derde der stemmen van de op de jaarvergadering aanwezige leden.

XI. Ontbinding

Artikel 65

1. Tot ontbinding der Maatschappij wordt niet besloten dan met gelijktijdige aanwijzing van een in Nederland gevestigde wetenschappelijke instelling waaraan de baten der Maatschappij worden toegekend.

2. Een besluit tot ontbinding kan slechts genomen worden in een daartoe opzettelijk ten minste drie maanden tevoren bijeengeroepen vergadering en wel met een meerderheid van stemmen van twee/derde der aanwezige gewone leden. Het geheel der aanwezige aan de stemming deelnemende leden moet ten minste een/derde van het totale aantal gewone leden der Maatschappij uitmaken.

3. Indien het in het vorige lid aangegeven aantal bij de stem-

(27)

19

ming niet aanwezig is, zal een tweede vergadering worden bijeengeroepen, met inachtneming van de termijn in het vorige lid bedoeld. Deze vergadering zal met een meerderheid van twee/derde der aanwezige gewone leden tot ontbinding kunnen besluiten, ongeacht het aantal der aanwezige leden.

[De hierboven afgedrukte Wet is op 10 juli 2003 bij notariële akte verleden voor mr.

Renée Meiners, notaris te Leiden.]

(28)

Bijlage I Contract betreffende de boekerij, gesloten met heeren curatoren der hoogeschool te Leiden

Curatoren der Hoogeschool te Leiden, ten dezen gemachtigd, door Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, bij missive van den 22sten September 1876, No. 55, 5e Afd.; - en de Heeren R.J. Fruin, A. Kuenen, E. Verwijs, C.P. Tiele, W.N.

du Rieu, W. Pleyte, H.C. Rogge en J. Verdam, uitmakende het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, daartoe gemachtigd bij besluit van de Algemeene Vergadering dier Maatschappij van den 15en juni 1876, verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde verklaart hare boekerij in bruikleen te geven aan de Bibliotheek der Hoogeschool te Leiden, welk bruikleen door de Contractanten ter eenre ten behoeve van de Bibliotheek wordt aangenomen, en zulks op de volgende voorwaarden.

Artikel 2

Deze overeenkomst kan te allen tijde schriftelijk worden opgezegd; zij werkt echter nog één jaar na de opzegging.

Artikel 3

De boekerij bestaat uit de vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde gestempelde boeken en bladen, zoo geschrevene als gedrukte, omschreven in:

a. een gedrukten Catalogus, welke in 1847 en 1864 in drie deelen werd uitgegeven, alsmede in het geschrevene supplement der sedert 1864 door de Maatschappij verworvene boeken en bladen tot op den laatsten dag van het jaar 1876. Deze boeken zullen in den zomer van 1877 vanwege de Maatschappij en op hare kosten naar de Bibliotheek worden overgebracht. De Bibliotheek is echter niet aansprakelijk voor de stukken in den Catalogus vermeld, die niet aan de Bibliotheek worden afgeleverd. Deze worden in twee exemplaren van den Catalogus aangeteekend en iedere aanteekening door of van wege de contractanten gewaarmerkt. Van die twee exemplaren wordt

(29)

21

er één bij de Maatschappij bewaard en één op de Bibliotheek der Hoogeschool.

b. een journaal ingaande met den eersten dag van het jaar 1877, vermeldende alle boeken en bladen, na dien dag door de Maatschappij verworven. Dit journaal wordt in duplo gehouden. Een van de exemplaren daarvan wordt door het Bestuur van de Maatschappij, het andere door het Bestuur der Bibliotheek bewaard.

De boeken worden telkens eenmaal 's maands, voorzien van den stempel der Maatschappij van harentwege aan de Bibliotheek toegezonden, waar ze door de beambten der Bibliotheek gecatalogiseerd en geplaatst worden. Voor iedere bezending wordt door het Bestuur der Bibliotheek een bewijs van ontvangst afgegeven.

Artikel 4

De in bruikleen gegeven boeken zullen niet onder de boeken der Bibliotheek worden ingedeeld, maar afzonderlijk in eene afdeeling der lokalen van de Bibliotheek bijeengeplaatst worden.

Zij zullen op kosten van de Bibliotheek worden onderhouden.

Artikel 5

Voor de in bruikleen gegevene boeken en voor de lokalen, waar die geborgen worden, gelden dezelfde bepalingen, welke op de overige lokalen en op de eigene boeken der Bibliotheek worden toegepast. De geschrevene boeken echter zullen niet buiten de leeskamer ten gebruike worden gegeven, dan alleen aan het Bestuur der Maatschappij op schriftelijke aanvraag, door den Voorzitter en den Secretaris onderteekend.

Artikel 6

Tweemaal 's jaars wordt aan eene Commissie der Maatschappij toegang verleend tot de lokalen, waar de in bruikleen gegeven boeken geplaatst zijn en gelegenheid gegeven om zich te vergewissen van den staat dier boeken en van het naleven der bepalingen van deze overeenkomst.

Artikel 7

De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde verbindt zich om zoover haar finantieel vermogen strekt, hare boekerij, be-

(30)

paaldelijk wat betreft de Nederlandsche Taal- en Letterkunde, zoowel met nog ontbrekende werken van vroegeren tijd als met nieuw uitkomende aan te vullen en zoo mogelijk volledig te maken.

Aldus gedaan en geteekend te Leiden den tweeden October achttien honderd zes en zeventig.

Aantekening

Met wederzijds goedvinden werden in 1969 de volgende veranderingen aangebracht:

in art. 2 werden de woorden ‘één jaar’ gewijzigd in ‘drie jaren’; in art. 3 werden de woorden ‘Dit journaal wordt in duplo gehouden’ geschrapt. De daarop volgende bepaling ‘Een van de exemplaren daarvan wordt door het Bestuur van de

Maatschappij, het andere door het Bestuur der Bibliotheek bewaard’ komt dan uiteraard eveneens te vervallen;

in art. 5 verviel de bepaling: ‘De geschrevene boeken echter zullen niet buiten de leeskamer ten gebruike worden gegeven, dan alleen aan het Bestuur der Maatschappij op schriftelijke aanvraag, door den Voorzitter en den Secretaris onderteekend’.

(31)

23

Bijlage II Reglement voor de Dr. Wijnaendts Francken-prijs

1. Om de drie jaar, te beginnen met tweeduizend zes, kan er worden beschikt over een prijs voor het meest waardig gekeurde, in druk verschenen, in Nederlands proza geschreven werk, beurtelings zich bewegend op het gebied van:

a. essays en literaire kritiek;

b. cultuurgeschiedenis;

zodat in elk van deze rubrieken om de zes jaar een prijs, welke vergezeld zal gaan van een oorkonde en/of penning, kan worden toegekend.

Aangevangen wordt met rubriek b.

2. De hoogte van de prijs wordt eens in de drie jaar vastgesteld door het bestuur van de Maatschappij, en zal bestaan uit een aan de rente van het door schenking ontstane en afzonderlijk beheerde Dr. C.J. Wijnaendts Francken-fonds te ontlenen bedrag van maximaal tweehonderd zevenentwintig euro (€227,00), door het bestuur vermeerderd met een bedrag uit de opbrengst van het door schenking De Haan ontstane Algemeen Prijzenfonds, zodanig dat het totaal van de prijs zo mogelijk ten minste tweeduizend vijfhonderd euro (€2.500,00) zal bedragen.

3. De toekenning geschiedt door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, gevestigd te Leiden, op voordracht van een voor ieder der beide prijzen te benoemen Commissie van voordracht van vijf leden. Vier leden dezer Commissie worden benoemd door het bestuur der Maatschappij, met dien verstande dat minstens één hunner tevens lid moet zijn van het bestuur der Maatschappij. Het vijfde lid wordt aangewezen, voor de sub 1a genoemde prijs door de Commissie voor taal- en letterkunde, voor de sub 1b genoemde prijs door de Commissie voor geschied- en oudheidkunde, terwijl de overige leden al dan niet lid der Maatschappij kunnen zijn.

4. Het te bekronen werk moet voor het eerst in druk verschenen zijn in boekvorm, tijdschrift, week- of dagblad in de zes jaar, voorafgaande aan het jaar waarin de prijs wordt verleend.

5. Het verdient aanbeveling dat de schrijvers of uitgevers van de in aanmerking komende boeken of dagblad- en tijdschrift-

(32)

artikelen, deze aan de genoemde Commissie van voordracht ter beoordeling toezenden, ofschoon deze Commissie uit de aard der zaak ook niet-ingezonden werken voor de bekroning kan voordragen.

6. Kan het bestuur der Maatschappij zich niet met de voordracht der Commissie verenigen, of komt naar het oordeel der Commissie generlei werk voor bekroning in aanmerking, dan wordt de prijs niet toegekend en komt hij dat jaar te vervallen.

7. Het bestuur is niet bevoegd de prijs te splitsen en te verdelen over meerdere werken of inzendingen.

8. De Commissie moet haar voordracht bij het bestuur indienen vóór één maart van het jaar waarin de bekroning kan geschieden. Deze voordracht gaat vergezeld van een schriftelijke motivering. De mededeling van de bekroning geschiedt in de jaarvergadering.

9. Vóór één november van het maatschappelijk jaar waarin de prijs kan worden verleend, wordt de Commissie van voordracht benoemd. Deze Commissie treedt in haar geheel af na de bestuursvergadering waarin de prijs is toegekend of toegekend had kunnen worden.

Aldus vastgesteld in de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde van 24 mei 2003.

(33)

25

Bijlage III Reglement voor de Henriette Roland Holst-prijs

1. Eens in de drie jaar, te beginnen met tweeduizend vijf, kan er worden beschikt over een prijs voor een in druk verschenen en in de Nederlandse taal geschreven werk van proza, poëzie of toneel, dat zowel uitmunt door sociale bewogenheid als door literair niveau. De hoogte van de prijs wordt eens in de drie jaar vastgesteld door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, gevestigd te Leiden, op grond van de opbrengst van het door schenking De Haan verkregen Algemeen Prijzenfonds, en bedraagt zo mogelijk ten minste

tweeduizend vijfhonderd euro (€2.500,00).

2. De toekenning geschiedt door het bestuur der Maatschappij op voordracht van een Commissie van voordracht door het bestuur der Maatschappij te benoemen.

3. Het te bekronen werk moet voor het eerst in druk verschenen zijn in boekvorm, tijdschrift, week- of dagblad in de zes jaar, voorafgaande aan het jaar waarin de prijs verleend wordt.

4. Het verdient aanbeveling dat de schrijvers of uitgevers van de in aanmerking komende boeken of dagblad- en tijdschriftartikelen, deze aan de genoemde Commissie van voordracht ter beoordeling toezenden, ofschoon deze Commissie uit de aard der zaak ook niet-ingezonden werken voor bekroning kan voordragen.

5. Kan het bestuur der Maatschappij zich niet met de voordracht der Commissie verenigen, of komt naar het oordeel der Commissie generlei werk voor bekroning in aanmerking, dan wordt de prijs niet toegekend en komt hij dat jaar te vervallen.

6. Het bestuur is niet bevoegd de prijs te splitsen en te verdelen over meer werken of inzendingen.

7. De Commissie moet haar voordracht bij het bestuur indienen vóór één maart van het jaar waarin de bekroning kan geschieden. Deze voordracht gaat vergezeld van een schriftelijke motivering. De mededeling van de bekroning geschiedt in de jaarvergadering.

8. Vóór één november van het maatschappelijk jaar waarin de prijs kan worden verleend, wordt de Commissie van voordracht benoemd. Deze Commissie treedt in haar geheel af na de

(34)

bestuursvergadering waarin de prijs is toegekend of toegekend had kunnen worden.

Aldus vastgesteld in de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde van 24 mei 2003.

(35)

27

Bijlage IV Reglement voor de Henriëtte de Beaufort-prijs

1. Eens in de drie jaar, te beginnen met tweeduizend vier, kan er worden beschikt over een prijs voor een in druk verschenen en in de Nederlandse taal geschreven biografie of autobiografie, afwisselend van de hand van een Nederlandse en van een Vlaamse auteur. De hoogte van de prijs wordt eens in de drie jaar vastgesteld door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, gevestigd te Leiden, op grond van de opbrengst van het legaat van jonkvrouwe A.H.M. Laman Trip-de Beaufort als afzonderlijk beheerd fonds, en zo nodig aangevuld door het bestuur uit de opbrengst van het door het legaat De Haan verkregen Algemeen Prijzenfonds, en bedraagt zo mogelijk ten minste tweeduizend vijfhonderd euro (€2.500,00).

2. De toekenning geschiedt door het bestuur der Maatschappij op voordracht van een Commissie van voordracht door het bestuur der Maatschappij te benoemen.

3. Het te bekronen werk moet voor het eerst in druk verschenen zijn in boekvorm, tijdschrift, week- of dagblad in de zes jaar, voorafgaande aan het jaar waarin de prijs verleend wordt.

4. Het verdient aanbeveling dat de schrijvers of uitgevers van de in aanmerking komende boeken of dagblad- en tijdschriftartikelen, deze aan de genoemde Commissie van voordracht ter beoordeling toezenden, ofschoon deze Commissie uit de aard der zaak ook niet-ingezonden werken voor bekroning kan voordragen.

5. Kan het bestuur der Maatschappij zich niet met de voordracht der Commissie verenigen, of komt naar het oordeel der Commissie generlei werk voor bekroning in aanmerking, dan wordt de prijs niet toegekend en komt hij dat jaar te vervallen.

6. Het bestuur is niet bevoegd de prijs te splitsen en te verdelen over meer werken of inzendingen.

7. De Commissie moet haar voordracht bij het bestuur indienen vóór één maart van het jaar waarin de bekroning kan geschieden. Deze voordracht gaat vergezeld van een schriftelijke motivering. De mededeling van de bekroning geschiedt in de jaarvergadering.

8. Vóór dertien oktober - geboortedatum van de erflaatster, jonkvrouwe A.H.M.

Laman Trip-de Beaufort - van het maat-

(36)

schappelijk jaar waarin de prijs kan worden verleend, wordt de Commissie van voordracht benoemd. Deze Commissie treedt in haar geheel af na de

bestuursvergadering waarin de prijs is toegekend of toegekend had kunnen worden.

Aldus vastgesteld in de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde van 24 mei 2003.

(37)

29

Bijlage V Reglement voor de Kruyskamp-prijs

1. Eens in de drie jaar, te beginnen met tweeduizend zes, kan er worden beschikt over een prijs voor een in druk verschenen specialistisch dan wel voor een breder publiek bestemd werk op het gebied van de Nederlandse lexicografie, de Nederlandse lexicologie of de editie en annotatie van oude Nederlandse teksten.

De hoogte van de prijs wordt eens in de drie jaar vastgesteld door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, gevestigd te Leiden, op grond van de opbrengst van het door schenking verkregen Kruyskamp-fonds, en bedraagt zo mogelijk ten minste tweeduizend vijfhonderd euro (€2.500,00).

2. De toekenning geschiedt door het bestuur der Maatschappij op voordracht van een Commissie van voordracht, door het bestuur van de Maatschappij te benoemen, met dien verstande dat ten minste één lid van de Commissie tevens lid moet zijn van het bestuur der Maatschappij. In de Commissie hebben bij voorkeur zitting een specialist op het gebied van de filologie, een specialist op het gebied van de lexicografie en lexicologie en een wetenschapsjournalist of andere kenner van de relatie tussen wetenschap en samenleving.

3. Het te bekronen werk moet voor het eerst in druk verschenen zijn in boek of tijdschrift in de zes jaar voorafgaande aan het jaar waarin de prijs wordt verleend.

4. Het verdient aanbeveling dat de schrijvers of uitgevers van in aanmerking komende boeken of tijdschriftartikelen, deze aan de genoemde Commissie van voordracht ter beoordeling toezenden, ofschoon de Commissie uit de aard der zaak ook niet-ingezonden werken voor bekroning kan voordragen.

5. Kan het bestuur der Maatschappij zich niet met de voordracht der Commissie verenigen, of komt naar het oordeel der Commissie generlei werk voor bekroning in aanmerking, dan wordt de prijs niet toegekend en komt hij dat jaar te vervallen.

6. Het bestuur is niet bevoegd de prijs te splitsen en te verdelen over meer werken of inzendingen.

7. De Commissie moet haar voordracht bij het bestuur indienen vóór één maart van het jaar waarin de bekroning kan geschieden. Deze voordracht gaat vergezeld van een schriftelijke

(38)

motivering. De mededeling van de bekroning geschiedt in de jaarvergadering.

8. Vóór één november van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de bekroning kan geschieden, wordt de Commissie van voordracht benoemd. Deze Commissie treedt in haar geheel af na de bestuursvergadering waarin de prijs is toegekend of toegekend had kunnen worden.

Aldus vastgesteld in de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde van 24 mei 2003.

(39)

31

Bijlage VI Huishoudelijk reglement van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde

1. In dit reglement wordt verstaan onder de Wet de statuten van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, die worden aangeduid als de Wet van de

Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

2. Het bestuur kan in de loop van het verenigingsjaar maximaal 25 leden benoemen.

3.1. Het bestuur kan taken, die tot zijn bevoegdheid behoren, opdragen aan het dagelijks bestuur bedoeld in artikel 25 lid 3 van de Wet.

3.2. De beslissingsbevoegdheid van het bestuur berust voor deze taken dan bij het dagelijks bestuur.

4.1. De Commissie van advies voor de financiën bestaat uit drie leden, te benoemen door het bestuur. Zij worden benoemd voor de tijd van vier jaar. Zij treden af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster. Een afgetreden lid is onmiddellijk herbenoembaar. Deze Commissie brengt het bestuur desgevraagd of eigener beweging advies uit over de financiën van de Maatschappij en wel in het bijzonder omtrent:

a. het aan het bestuur opgedragen beheer van het vermogen van de Maatschappij;

b. de inrichting van de begroting;

c. subsidieaanvragen aan derden.

4.2. De vaste Commissies bedoeld in het eerste, alsmede de Werkgroepen bedoeld in het derde lid van artikel 45 der Wet, stellen voor de regeling van hun

werkzaamheden een huishoudelijk reglement op, dat niet in strijd mag zijn met de Wet en dit Reglement. Deze huishoudelijke reglementen behoeven de goedkeuring van het bestuur van de Maatschappij alvorens zij van kracht worden.

4.3. Het ledenaantal van elk der in het voorgaande lid bedoelde vaste Commissies wordt bepaald in genoemd huishoudelijk reglement, met dien verstande dat het ten minste vijf bedraagt.

5.1. Ter voorbereiding van de verkiezing van leden der vaste Commissies als bedoeld in artikel 39, lid 10 der Wet doet elke vaste Commissie jaarlijks vóór de bestuursvergadering vooraf-

(40)

gaande aan de jaarvergadering een voordracht toekomen aan het bestuur.

Enkelvoudige kandidaatstelling is toegestaan.

5.2. Het bepaalde in artikel 27, lid 2 der Wet is op de Commissies van overeenkomstige toepassing.

5.3. Elke Commissie is bevoegd zich in bijzondere gevallen één of meer raadgevende leden toe te voegen, en andere leden der Maatschappij tot één of meer van haar vergaderingen uit te nodigen.

6.1. Aan elke Commissie bedoeld in artikel 4 en 5 van dit Reglement kan het bestuur jaarlijks voor haar onkosten een geldbedrag toekennen, welks besteding achteraf aan het bestuur te verantwoorden is.

6.2. Elke Commissie geeft jaarlijks vóór één april schriftelijk verslag van haar werkzaamheden aan het bestuur, dat beslist op welke wijze elk verslag aan de jaarvergadering wordt meegedeeld.

7.1. Het bestuur van een Werkgroep, bedoeld in artikel 45 lid 3 van de Wet, wordt uit en door de leden van de Werkgroep gekozen, met dien verstande dat een meerderheid van de gekozen bestuursleden moet bestaan uit leden van de Maatschappij. De bestuursleden treden af volgens een rooster dat door het bestuur van de Werkgroep wordt vastgesteld.

7.2. Het lidmaatschap van een Werkgroep komt tot stand op door het bestuur van deze Werkgroep te bepalen wijze, met inachtneming van het in artikel 45 lid 3 van de Wet bepaalde.

7.3. De geldmiddelen van een Werkgroep bestaan uit bijdragen van de leden van de Werkgroep en een door het bestuur van de Maatschappij jaarlijks toegekend geldbedrag. Het bestuur van de Werkgroep is voor het beheer en de besteding van het geldbedrag verantwoording schuldig aan het bestuur van de

Maatschappij.

7.4. Elke Werkgroep geeft jaarlijks vóór de bestuursvergadering, voorafgaande aan de jaarvergadering, schriftelijk verslag van haar werkzaamheden aan het bestuur, dat beslist op welke wijze dit ter kennis van de leden wordt gebracht.

Aldus vastgesteld in de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde van 24 mei 2003.

(41)

33

Bijlage VII Huishoudelijk reglement van de commissie voor geschied- en oudheidkunde

1. De Commissie voor geschied- en oudheidkunde vergadert vijf maal per jaar in de maanden oktober, november, januari, februari en maart, telkens op de vierde woensdag van de maand van des avonds acht tot elf uur. Op de vergaderingen treedt een der leden bij toerbeurt als gastheer op. Een ander lid of de gastheer houdt dan een langere of kortere voordracht over een onderwerp te zijner keuze, waarover vervolgens wordt gediscussieerd. Het wordt ten zeerste gewaardeerd als ook anderen der aanwezigen daarna onderwerpen ter discussie stellen voor zover de tijdruimte daartoe toereikend is.

2. De Commissie vult haar ledental, dat in principe onbeperkt is, zelf aan, met dien verstande, dat de gekozen nieuwe leden, nadat zij hun bereidheid daartoe te kennen hebben gegeven, ter definitieve benoeming aan de eerstvolgende jaarvergadering worden voorgedragen, die het recht heeft deze benoeming al dan niet te bekrachtigen. Zolang hun benoeming nog niet door de jaarvergadering bekrachtigd is, worden deze aspirant-leden uitgenodigd de vergaderingen als raadgevende leden bij te wonen. Ook kan de gastheer in overleg met de voorzitter derden tot deelname aan de vergaderingen uitnodigen.

Goedgekeurd door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde in zijn vergadering van 29 september 2003.

(42)

Bijlage VIII Huishoudelijk reglement van de commissie voor taal- en letterkunde

1. De Commissie voor taal- en letterkunde, verder aangeduid als de Commissie, telt minimaal twaalf, maximaal vierentwintig leden, van wie ten minste één lid binnen de grenzen van het koninkrijk België woont.

2. Een lid dat in de loop van het jaar de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt, treedt aan het eind van dat jaar af.

3. De Commissie vult haar ledental zelf aan, met dien verstande dat de door haar gekozen leden ter definitieve benoeming aan de eerstvolgende jaarvergadering van de Maatschappij worden voorgedragen. Zolang hun benoeming nog niet door de jaarvergadering bekrachtigd is, worden deze aspirant-leden uitgenodigd de vergaderingen als raadgevende leden bij te wonen.

4. De Commissie vergadert te Leiden in de maanden september tot en met mei, gewoonlijk op de voorlaatste woensdag van de maand in de namiddag van twee tot vijf.

5. De vergaderingen bestaan uit een huishoudelijk deel en uit een deel met wetenschappelijke mededelingen. Voor de wetenschappelijke mededelingen kunnen ook derden worden uitgenodigd.

6. Op de laatste vergadering van het jaar worden de voorzitter en secretaris voor het komende verenigingsjaar gekozen.

7. Voormalige leden hebben het recht de vergadering bij te wonen. Zij hebben een adviserende stem.

Goedgekeurd door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde in zijn vergadering van 29 september 2003.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu aan mij bijna zeventien jaar later de vererende Prijs voor Meesterschap wordt uitgereikt, heb ik daaruit begrepen dat mijn werkzaamheden vóór en ná mijn emeritaat toch

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2001.. 11 De Feijter meent, dat de dichter aan het eind van het gedicht zijn eigen ogen in verband brengt met de maan,

In 1959 komt Kunst eens bij Hotz thuis in zijn hofje bij de Malle Molen in Den Haag en daar vertelt Barbara, met wie Hotz toen getrouwd was, dat Frits al veel verhalen in de kast

lidmaatschapsdiploma) niet of veel te laat kregen en dat hij niet op tijd vanuit Nederland werd geïnformeerd over verkozen of door het bestuur benoemde Zuid-Afrikaanse leden,

Wanneer dan ook nog in deze ‘dichtersbiografie’ verhalende en essayistische elementen nagenoeg geheel ontbreken, terwijl er anderzijds niet kan (en ook niet mag) worden gesproken

Waarde Kossmann, ik heb vanmorgen, aan het begin van mijn openingswoord, al gelegenheid gevonden om u te citeren als een voorzitter die zijn opvolgers zich tot voorbeeld konden

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1971.. Voor een hedendaagse lezer of toeschouwer gaat deze interpretatie een stap te ver. De valsheid van Tartuffe's devotie

De innigheid en het nauwelijks verborgen heimwee waarmee hij in de correspondentie met deze jeugdvriendin spreekt over de dood van Richard van Schuylenburch bij het bombardement van