• No results found

108 KM 13(1984) pag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "108 KM 13(1984) pag"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OVERIGE EXPLOITATIEKOSTEN IN DE DETAILHANDEL

*

A. Roy Thurik

1 INLEIDING

In de detailhandel onderscheiden we loonkosten, huisvestingskosten en overige exploitatiekosten. Deze drie categorieen tellen op tot de totale exploitatiekosten. Overige exploitatiekosten worden verdeeld in energiekosten en resterende kosten. In deze studie proberen we een relatie te ontwerpen tussen enerzijds gemiddelde overige exploitatiekosten, energiekosten of resterende kosten per vestiging en anderzijds gemiddelde omzet of oppervlakte per vestiging en een verdere beschrijving van het winkeltype (procentuele verkoopvloeroppervlakte) en het feit of het winkeltype voedings- en genot- middelen verkoopt of duurzame en overige goederen. In een andere studie hebben we de relaties onderzocht die de arbeidskosten en huisvestingskosten verklaren.

De in de voorliggende studie gevonden relaties lijken veelbelovend, aangezien hun specificatie sterke gelijkenis heeft met de eerder genoemde arbeidskosten- en huisvestingskostenrelaties, hun statistische verklaring zeer hoog is en de

fouten van de geschatte coefficienten systematisch zeer laag zijn. Met behulp van de gevonden relaties zijn we in staat verschillen in gemiddelde overige exploitatiekosten, energiekosten en resterende kosten per vestiging over winkeltypen heen te verklaren. De in deze studie gerapporteerde schattingen zijn gemaakt met data van het E.I.M.-Bedrijfssignaleringssysteem, een infor¬

mat ie-uitwisselingssysteem voor onderneraers en accountants in het midden- en kleinbedrijf. De hier gebruikte gegevens hebben betrekking op de fiscale jaarstukken van 1981, die onder geheimhouding werden verstrekt door accountants, werkzaam in het midden- en kleinbedrijf (veelal A.A.-consulenten). Deze ver- strekking heeft twee oogmerken. Ten eerste het verschaffen van branchegerichte informatie aan organisaties en bedrijfsadviseurs op het terrein van het midden- en kleinbedrijf en ten tweede het verrichten van kwantitatief onder- zoek.

*

Hoofd van de afdeling Onderbouwend Onderzoek

Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf Postbus 96818

2509 JE 's-Gravenhage

Tel. 070-245350

(2)

2 GEGENERALISEERDE KOSTENRELATIES IN DE DETAILHANDEL

In een eerdere studie hebben we de relatie onderzocht tussen enerzijds gemiddeld arbeidsvolume per vestiging of gemiddelde bedrijfsoppervlakte per vestiging en anderzijds gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet per vesti¬

ging voor een groot aantal verschillende winkeltypen in Nederland1^. De vol- gende specificatie is hiertoe gebruikt:

(

1

)

’Oj

"u qj

mety >0enyi- >0

Oj Ij

waarbij L .

3 BV .

'u

L of BV ;

3 3

gemiddeld arbeidsvolume per vestiging in winkeltype j;

gemiddelde bedrijfsoppervlakte per vestiging in winkel¬

type j ;

gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet per vestiging in winkeltype j;

drempelcoefficient, waarvan de waarde afhankelijk is van de eigenschappen (aantal afdelingen) van het winkeltype;

hoekcoefficient, waarvan de waarde afhankelijk is van de eigenschappen van het winkeltype.

Vergelijking (1) behoeft enige verduidelijking. In het geval van de gegenera- liseerde arbeidskostenrelatie (X^ = L^), wordt de waarde van de drerapel- coefficient in verband gebracht met de minimale hoeveelheid arbeid die altijd in de vestiging aanwezig moet zijn; deze hoeveelheid wordt geacht een functie te zijn van jaarlijkse openingstijd en het aantal onafhankelijk bemande af¬

delingen per vestiging. Bij de meeste detailhandelsvestigingen is dit aantal e6n en wordt deze ene "afdeling" bemand door de eigenaar/filiaalchef of diens

(part-time) plaatsvervanger (veelal een familielid). Bij grotere detailhandels¬

vestigingen kan meer dan een onafhankelijke afdeling onderscheiden worden (cassiere in een zelfbedieningsvestiging of een slagersbediende in een slagerij

2

)

m een supermarkt) . Voor de bedri j fsoppervlakterelatie (X^. = BV .) geldt een soortgelijke redenering. De hoekcoefficient wordt ook wel schaalgecorrigeerde arbeidsintensiteit respectievelijk vloerintensiteit genoemd. Deze naamgeving wordt duidelijk na herschrijving van vergelijking (1);

(

2

)

YQj 'ij

W

(3)

waarbij Xj/Qj de arbeidsintensiteit respectievelijk vloerintensiteit weergeeft (de inverse van de produktiviteit) , ^ het schaal (= omzet) onafhankelijke deel hiervan en het schaal afhankelijke deel.

Deze schaalgecorrigeerde arbeidsintensiteit respectievelijk vloerintensiteit blijkt een functie te zijn van loonvoet respectievelijk huurwaarde per m , 2

de mate van ambacht en zelfbediening in het winkeltype, percentage onderneners- arbeid (alleen in het geval van arbeidsintensiteit) en het feit of een winkel¬

type voedings- en genotmiddelen verkoopt of duurzame en overige goederen.

3 GEGENERALISEERDE OVERIGE EXPLOITATIEKOSTENRELATIES IN DE DETAILHANDEL

In de detailhandel onderscheiden we loonkosten, huisvestingskosten en overige exploitatiekosten. Deze drie categorieen tellen op tot de totale exploitatiekosten. Overige exploitatiekosten worden verdeeld in energiekosten

3)

en resterende kosten. De resterende kosten vormen een optelling van kosten vervoermiddelen, verkoopkosten, algemene kosten en betaalde interest. We zien in tabel A1 in de appendix van dit artikel dat de overige exploitatiekosten een belangrijk percentage uitmaken van de totale exploitatiekosten. Dit percentage varieert van 26,7% voor banketwinkels tot 78,2% voor zuivel + ambulante handel.

We zullen nu een specificatie ontwerpen voor de analyse van de relatie tussen gemiddelde overige exploitatiekosten per vestiging en gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet per vestiging. We hanteren hierbij de volgende uitgangs- punten:

i) het gebruik van een drempeIcoefficient. In het geval van gemiddelde overige exploitatiekosten kunnen we aan deze coefficient geen fysieke interpretatie geven zoals bij de analyses met arbeidsvolume en bedrijfs- oppervlakte. Deze coefficient zal echter gebruikt worden om het schaal- effect te onderzoeken. Zie vergelijking (2). Het feit dat een fysieke interpretatie ontbreekt, betekent dat we stellen dat deze coefficient niet meer afhankelijk is van de eigenschappen van het winkeltype, maar iden- tiek is voor alle winkeltypen;

ii) er zal onderzocht worden of er een relatie bestaat hetzij tussen ge~

middelde overige exploitatiekosten per vestiging en gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet per vestiging, hetzij tussen gemiddelde overige exploitatiekosten per vestiging en gemiddelde bedrijfsoppervlakte per vestiging, hetzij een combinatie van beide. Sommige onderdelen van de

(4)

overige exploitatiekosten lijken naraelijk eerder beinvloed te zijn door oppervlakte dan door orazet, bijvoorbeeld energiekosten;

iii) de invloed zal onderzocht worden van de mate van ambacht en zelfbediening in het winkeltype, en van het feit of een winkeltype voedings- en genot- middelen verkoopt of duurzarae en overige goederen. Deze factoren bleken ook een grote rol te spelen in de verklaring van arbeidsintensiteit en vloerintensiteit;

iv) energiekosten en resterende kosten zullen ook onafhankelijk onderzocht worden omdat ten eerste de rol en de bewaking van energiekosten actuele vraagstukken zijn en ten tweede energiekosten eerder dan resterende kosten in aanmerking komen om verklaard te worden door oppervlakte.

We stellen de volgende testspecificatie

BVi Y2 (3) V. = y0 + Yl. Q. (^) ,

voor:

waarin

pv° Y

(4) Yli = Y1 (-exP<Ya DFO ), J PVO J

waarbij

°EKj

EK . J OEK .

J

Qj BV .

J PVO .

J

PVO

OEK . , EK . of OEK . - EK . : J J J J

gemiddelde overige exploitatiekosten per vestiging in winkeltype j;

gemiddelde energiekosten per vestiging;

EK^ : gemiddelde resterende kosten (kosten vervoermidde- len, verkoopkosten, algemene kosten en betaalde interest) per vestiging;

gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet per vestiging;

gemiddelde bedrijfsoppervlakte per vestiging;

gemiddelde procentuele verkoopvloeroppervlakte (t.o.v.

bedrijfsvloeroppervlakte) per vestiging;

dummyvariabele die de waarde 1 aanneerat als winkeltype j voedings- en genotmiddelen verkoopt en de waarde 0 als het winkeltype duurzame en overige goederen verkoopt;

gemiddelde procentuele verkoopvloeroppervlakte over alle winkeltypen.

(5)

De coefficienten hebben de volgende interpretatie:

Yq : schaalcoefficient;

Y^ : schaalgecorrigeerde kostenintensiteit;

: coefficient met behulp waarvan getest kan worden in hoeverre de gemiddel de kosten samenhangen met de gemiddelde omzet dan wel met de gemiddel de bedrijfsoppervlakte BV.. Er zijn vier mogelijkheden:

1) Y2 = 0; BV heeft geen invloed;

2) Yg = Q heeft geen invloed;

3) 0 < Y2 < 1 4) Y2 < 0 en Yg

zowel BV als Q hebben invloed;

> 1 : moeilijk te interpreteren en eigenlijk niet aan- nemelijk gebied;

kostenintensiteit gecorrigeerd voor schaal en gemiddelde procentuele verkoopvloeroppervlakte en voor winkeltypen met duurzame en overige goederen;

invloed van de gemiddelde procentuele verkoopvloeroppervlakte op de kostenintensiteit;

correctie op deze kostenintensiteit voor winkeltypen die voedings- en genotmiddelen verkopen.

Enige verduidelijking ten aanzien van het gebruik van de variabele PVO is noodzakelijk. Verschillen tussen winkeltypen kunnen beschreven worden aan de hand van de mate waarin een bepaald winkeltype haar produkten verkoopt in zelfbediening en aan de hand van de mate waarin een bepaald winkeltype am- bachtelijke werkzaamheden verricht voordat de produkten ter verkoop worden aangeboden. We veronderstellen dat de procentuele verkoopvloeroppervlakte toeneemt, indien de mate van zelfbediening toeneemt. De procentuele verkoop¬

vloeroppervlakte zal afnamen, indien de mate van ambacht toeneemt, onder de veronderstelling dat de desbetreffende vorm van ambacht niet op de verkoop¬

vloeroppervlakte wordt uitgeoefend. Kapperszaken worden niet in de analyse betrokken, aangezien hier het ambacht in de "publieksruimte" wordt uitgeoefend

4 SCHATTINGEN

Vergelijking (1) met (2) daarin gesubstitueerd is niet-1ineair. Een niet-lineaire schattingsprocedure zal dan 00k gebruikt worden om de geschatte waarde van de coefficienten vast te stellen. De kwadratensom van de storings- termen wordt numeriek geminimeerd nadat deze termen additief zijn toegevoegd.

Verdere details van deze procedure zijn in het kader van deze studie niet van belang 4)

(6)

Data van de E.I.M.-Bedrijfssignalering, een informatie-uitwisselingssysteem voor ondernemers en accountants in het midden- en kleinbedrijf, worden nu ge- bruikt om de coefficienten van vergelijking (1) met (2) daarin gesubstitueerd te schatten. De exploitatiegegevens van branches/bedrijfstypen over 1981 zijn gebruikt. Zie Appendix voor een beschrijving van deze data. In tabel 1 zijn de schattingen van de coefficienten voor de overige exploitatiekosten gegeven;

in tabel 2 die voor de energiekosten en in tabel 3 die voor de resterende kosten. Voor elke tabel is ook een schatting gemaakt met = ^* teneinde een goed inzicht te krijgen in de bijdrage van bedrijfsoppervlakte als verklarende variabele.

tabel 1. schattingen van coefficienten voor de overige exploitatiekosten met B.S.S.-jaarcijfers 1981

J

2 P

. 79 ( .29

. 37 (.07)

.26 -.23 -.37 85 (.04) (.14)* (.07)

.912

.55 1.07 0 (.34)* (.06)

-.04 -.65 85 .868 (.18)* (.06)

tabel 2. schattingen en coefficienten voor de energiekosten met B.S.S.-jaar- cijfers 1981

J 2

P

.09 .024 .39 (.04) (.008) (.07)

-.48 .33 (.12) (.11)

85 .871

.03 .121 0 (.06)* (.010)

.48 -.11 85 .800 (.15) (.07)*

tabel 3. schattingen en coefficienten voor de resterende kosten met B.S.S.- jaarcijfers 1981

J 2

P

.71 .36 (.26) (.07)

.24 -.16 -.49 85 (.04) (.15)* (.07)

. 910

.53 .94 0 (.30)* (.05)

.07 -.74 85 .873 (.19)* (.06)

(7)

De tussen haakjes geplaatste getallen geven de geschatte standaardfouten weer van de geschatte coefficienten. Een asterisk (*) is gedrukt naast de geschatte fout, wanneer een coefficient niet significant van nul verschilt bij een 5%

betrouwbaarheidsniveau, i.e. wanneer de geschatte standaardfout groter is dan de helft van de absolute waarde van de geschatte coefficient. J is het aantal

5) 2

waarnemingen dat voor de schattingen is gebruikt . . is het kwadraat van de correlatiecoefficient tussen de vectoren van de afhankelijke variabele en zijn schatting.

We kunnen de volgende conclusies trekken uit tabellen 1, 2 en 3:

i) de verklaring van de specificatie met Y ^ 0 is belangrijk hoger dan die mot = 0. Voorts is Y % 0 en significant van nul verschillend in alle drie gevallen. We concluderen dat de gemiddelde bedrijfsoppervlakte een belangrijke rol speelt in de verklaring van gemiddelde energiekosten en gemiddelde resterende kosten, naast de invloed van de gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet. Ten slotte concluderen we dat deze rol groter is bij gemiddelde energiekosten (Y^ = .39) dan bij gemiddelde resterende kosten 'Y= .24);

ii) we laten de schattingsresultaten met = 0 verder buiten beschouwing.

We zien dat van de resterende vijftien coefficienten er slechts twee niet significant van nul verschillen (Y^ in tabel 1 en tabel 3). Voor de ove- rige coefficienten is de fout vaak slechts een kleine factie van de co¬

efficient. We hebben dus te raaken met betrouwbare schattingen;

iii) Y^ > 0 en significant van nul verschillend. Gemiddelde kosten zijn een duidelijke functie van gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet. Dit is geen grote verrassing;

iv) Yg > 0 en significant van nul verschillend. We hebben dus te maken met een schaaleffect in de energiekosten en resterende kosten (en dus ook in hun optelling: overige exploitatiekosten). De kosten per eenheid omzet nemen af met toenemende omzet, terwijl de mate van deze afname vermindert met toenemende omzet;

v) Yg < 0 en alleen significant van nul verschillend voor energiekosten.

Energiekosten per eenheid omzet dalen als de procentuele verkoopvloer- oppervlakte stijgt, d.w.z. als de mate van zelfbediening toeneemt en/of die van ambacht daalt. Dit is goed te begrijpen, aangezien een hoge mate van zelfbediening en een lage mate van ambacht geassocieerd kan worden met het gebruik van veel "kapitaal" en weinig arbeid.

(8)

vi) winkeltypen die voedings- en genotmiddelen verkopen hebben hogere ener- giekosten per eenheid omzet dan winkeltypen die duurzame en overige goederen verkopen ^ 0 en significant van nul verschillend in tabel 2) ;

v) winkeltypen die voedings- en genotmiddelen verkopen hebben lagere reste- rende kosten per eenheid omzet dan winkeltypen die duurzame en overige goederen verkopen (\ 0 en significant van nul verschillend in tabel 3).

5 CONCLUSIES

In deze studie worden gegeneraliseerde kostenrelaties onderzocht voor de detailhandel. Deze beschrijven de relatie tussen enerzijds gemiddelde energiekosten per vestiging of gemiddelde resterende kosten per vestiging

(en dus ook hun optelling: gemiddelde overige exploitatiekosten per vestiging) en anderzijds gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet per vestiging voor vele verschillende winkeltypen in de detailhandel. Er blijkt ten eerste dat voor alle drie kosten soorten er een schaaleffect optreedt: de kosten per eenheid omzet nemen af met toenemende omzet. Ten tweede blijkt dat naast de invloed van de gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet, ook de gemiddelde bedrijfsoppervlakte een belangrijke rol speelt in de verklaring van de gemid¬

delde kosten. Gemiddelde energiekosten blijken meer dan gemiddelde resterende kosten beinvloed te worden door de gemiddelde bedrijfsoppervlakte. Voorts blijken deze kosten beinvloed te worden door de mate van zelfbediening en de mate van ambacht in het betreffende winkeltype. Wanneer een winkeltype voedings- en genotmiddelen verkoopt, zijn haar gemiddelde energiekosten hoger en haar gemiddelde resterende kosten lager dan wanneer het duurzame en overige goede¬

ren verkoopt.

Alle bovenstaande invloeden zijn kwantitatief geschat in een model ter ver¬

klaring van gemiddelde kosten. De geschatte invloeden blijken tamelijk be- trouwbaar te zijn en de verklaring van de geschatte relaties is hoog (+ 90%

verklaring).

De in deze studie beschreven analyses geven een instrument met behulp waarvan de rol van de energiekosten (maar ook andere kostensoorten) voor de detail¬

handel als geheel beschreven kan worden. Het is interessant de ontwikkeling van deze rol in de tijd te volgen. Voor de toekomstige jaren zullen dan ook dezelfde schattingen gemaakt worden met behulp van het E.I.M.-Bedrijfssigna- leringssysteem.

(9)

In een andere studie zijn we in staat gebleken gemiddelde loon- en huis- 6 )

vestingskosten te verklaren. We zijn dus in staat het totale gemiddelde ex- ploitatiebeeld per vestiging voor een bepaald winkeltype te verklaren (loon-, huisvestings-, energie- en resterende kosten) aan de hand van de gemiddelde omzet per vestiging en een verdere (eenvoudige) beschrijving van het winkel¬

type .

Er wordt nu gewerkt aan relaties die de gemiddelde bruto c.q. netto winstmarge verklaren. Bij deze exercities wordt steeds met dezelfde steekproef gewerkt, zodat er uiteindelijk een goed beeld zal ontstaan van de mogelijkheid het totale gemiddelde kosten- en winstgedrag in het midden- en kleinbedrijf van de detailhandel in Nederland op een bepaald tijdstip te verklaren. De laatste fase van het onderzoek zal betrekking hebben op de verklaring van de ontwikke- ling in de tijd van dit gedrag. Hiertoe zijn steekproeven beschikbaar voor enige jaren voorafgaande aan 1981.

(10)

VOETNOTEN

1) Thurik en Van Schaik [1984]. De relatie tussen gemiddeld arbeidsvolume per vestiging en gemiddelde waarde van de jaarlijkse omzet per vestiging is ook onderzocht voor 39 Franse winkeltypen uit 1978. Zie Thurik en Vollebregt [1983].

2) Zie Nooteboom [1982] voor een theoretische rechtvaardiging van kosten- curven op het niveau van individuele vestigingen.

3) Kosten vervoermiddelen zijn inclusief afschrijvingen. Verkoopkosten bestaan uit kosten voor reclame, advertentie, representatie, verpakking etc.

Algemene kosten bestaan uit kosten voor telefoon, porti, algeraene verzeke- ringen, reis en verblijf etc.

4) De schattingen zijn uitgevoerd met behulp van het algorithme van Marquardt [1963].

5) Het aantal waarnemingen is gelijk aan het aantal bedrijfstypen/rekengroe- pen. Zie tabel Al van de appendix.

6) Thurik en Van Schaik [1984].

LITERATUUR

Bedrijfssignalering: Bedrijfsresultaten '81, 1983, (Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf).

Marquardt, D.W., 1963, An algorithm for least squares estimation of non-linear parameters, Journal of the society for industrial and applied mathematics 11, 431-441.

Nooteboom, B., 1982, A new theory of retailing costs, European economic review 17, 163-186.

Thurik, A.R. en H.A.C. van Schaik, 1984, Gegeneraliseerde kostenrelaties in de detailhandel, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde, verschijnt binnenkort.

Thurik, A.R. en J.A.C. Vollebregt, 1983, A generalized labour cost relation for French retailing, Research paper 8304 (Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf).

(11)

APPENDIX: GEBRUIKTE DATA

De gebruikte data zijn afkomstig uit het boekje Bedrijfssignalering: Bedrijfs- resultaten '81 [1983] dat een overzicht geeft van de geraiddelde exploitatie- overzichten over 1981 van 49 branches/bedrijfstypen in het midden- en klein- bedrijf. Deze data zijn aangevuld met gemiddeld aantal werkzame personen, gemiddelde bedrijfsvloeroppervlakte en gemiddelde verkoopvloeroppervlakte per bedrijfstype. De kappersbedrijven zijn uit de analyse weggelaten, omdat hier eigenlijk geen sprake meer is van detailhandel maar van ambacht. Als eenheden van onderzoek zijn de gemiddelde waarden van de omzetklassen per bedrijfstype genomen. Voor soramige bedrijfstypen zijn er drie omzetklassen, voor sommige slechts een. Het totaal aantal waamemingen is dan 85. Gegevens van 1738 detailhandelsvestigingen, behorende tot 1538 ondernemingen zijn gebruikt om deze gemiddelden te berekenen. De grootste omzetklasse van de levensmiddelen- supermarkten is weggelaten, omdat de gemiddelde omzet + 50% groter is dan die van enige andere omzetklasse. De gebruikte data zijn in tabel A1 opgeschreven.

In deze tabel zijn de volgende afkortingen gebruikt:

TK : gemiddelde totale kosten in 105 guldens. Totale kosten is de optel¬

ling van loon-, huisvestings- en overige exploitatiekosten;

gemiddelde overige exploitatiekosten in 105 guldens. Overige exploi- tatiekosten is de optelling van energiekosten en resterende kosten.

gemiddelde energiekosten in 105 guldens.

resterende kosten in 10^ guldens. Resterende kosten is een optelling van kosten vervoermiddelen, verkoopkosten, algemene kosten en be- taalde interest;

5

waarde van de gemiddelde jaarlijkse omzet in 10 guldens gemiddelde bedrijfsvloeroppervlakte in m ; 2

gemiddelde procentuele verkoopvloeroppervlakte (percentage van BV).

OEK

EK OEK-EK

Q

BV PVO

Ontvangen: 21-9-1983

(12)

11

3 i : ii p

11

? P

s

ISs

n o - r

p,l

-i

g s

51 l-5

is

o

n

s s I s

3 I 3

ococccocccocc OGOOCOCOC'COCCCOCCOOCOCCCOCOCOCOOGCCCOCOCOOC-COOOCOOOC<

H 2

c —

3 i I E - -

3 s?.-.

I i

: cocococc cccccc-cc

r- -v u- *.• -.1 rj rj rj :j rj w u w ;j :j u rj --- - ?J w w w to rj r-‘ u u rj 'J r-j ro fjrj - rj rj :j f j 'j *j u w rj to r_' r> fj r.i w rj rj - o O O yi ^ - a j - - - c ^ --- -

«4 V' r J -c >c cc o c* -J > - < O 03 - O <C C -J - c O' Ci O- ^ C5 W E W O > >C > W - A fj >o U. t- U -C = -C CS A - i. -* W W G -J -J w i. ^ A 0- ■> w — o: cc c- x — -o -c. u’ c. x -c < - -c -j o c j» c -c c*> c * >o *0 v.uj 0 cn * •.- j. - -o -Nj o- -c a u -j rj — o- -c c - ~ x r ^ r x x -si V o c > w- A - ^ V c :

OCCCCCCCCCCOCOOCCOOCC-CCCCOOCOOCCCCOCCCOCCOCCOOOOOCOOOOCCOOOCOOCOOCOOCCC " 0 000 0 CCC CCC OCX

- j*. u> a >c v > -sj o ’j oj a u u w w os y. w 0* u w r- — &• -j u < -o yi w j» o- rj O' c O' c w o> w w >o *0 - j o- f.- y o - -j -j y •.• y < -j x -v. •.•. c -■ -c x .—

CCOOCC'COOCOOOOO©OOOCOOOC:j-*C — o?crj-*co—OOOOOCOOCOOC — OOOC— COC'COOO— OU-*-* — — OOCCCCCOCC— CC-— c — •.

s;?*;i;ibkss5:ss5;53?:ibbiHkskrisb.bb'tMbYtkbLJ?sksks?s15kkihbbb3 = ej

a o* it- x w < * wi u rj oj u y. — x y us ^ rj — x w -» o a a j.rj — us rj o- o- -c OJ -o rj r: — •.■ x >.• x -j x x -o -j -* O' r- o y - x — x •. •_• . ^ x •. :• 3

s

2

'?iai;a

:. 3

;ak?nsaik

3

- •: > u. •_ o •; - w < y > *j O' * y u cn u ?j o- a j. x c y < * rj x o * -j w *« w y y r.

> x * -v y ^ - .••• o y. •

o * o > > y. - o- - 'C - a rj y u c < -* - w o u - c c ra < - a rj ^ ® x o y. m ^ y v. x o ui a o> u x ui i. - < o- y x c -c c a x w 'a r j -. ^ -. ax- -: - - .. x a < - --

aasjjiiis^ssxs’-'ssrirssssisa^isxaisss'aria^issssa^'sa^t^siaiasaijaxs^-i'-r-aaa':-;:::?

- •-• y. •>: — x y *.'• a y. o- u y fj -j w -sj w -j a rj -j u w -v -c y c i y, r j a — u y t » <• y w o y 0- o a x -• o o 'j y u c • y u a v . < • • X X A -. -£

x x a x x - - x y a x a x o :j - a x o •. c- c- •.• < •>- w c rj a © O' rj -j o- -c o- c- a a -< •.• x a -j a o- x' c o x x c- y a — c c o- x x <— x o x. o- x c .- > < a •. < a :• c c y a x y x - x a x <• o w o- a x x © a c x o- rj — >o o -j o — x — y rj y y c O' x y o- o w fj ^ x- x -0 o x a < -j y co y o ->j X -x x -c — x x -. > a a a -0 -* -•

x > x x- -3 — ^ rj rj <• ^ o y. y — r.' < x -o -c x a rj — a x y u w x — r.i -j a y x -c rj — — :. o x

:■ x- y a c < c o' x x x © < y -0 “ < © &• - < y a ^ x x - u x o^ y. x < xi xx y. ~v -sj - -k c x a >c rj c a c rj y x x x - x y. o- - - S c a • j o x c x ■> > y •. - > x <. x -5 <a - x -* a a — x c o- a x x x' -o a < < c x- c c- a x < o- a ^ -j x o- — o y x o r j q -0 y r j y ? j y <. a — ^ a x x o — a ^ -c a -a c a x x -£ y -o x - x a o c: - x - c x x x - c

-si o o x o- X X -* A -s'

x x y x

-* c x - a y x — r j O'OO'X — -CO'—O' o o o- y - x y x -j 'C x x . : r j x o- x ~ x 0

3 x — y a x 0 y o x' x a a- x x :

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

− Voor elk van de af te lezen aantallen broedparen is de toegestane

Antwoorden

In figuur 7 is de grafiek getekend van een

Onderneming Vestiging Depressie Angst Restgroep diagnoses, andere aandoeningen..

Onderneming Vestiging Angst Persoonlijkheid Depressie Restgroep diagnoses, andere

− Wanneer de temperatuur in de oven de ingestelde waarde heeft bereikt, zorgt de schakeling ervoor dat de grill blijvend wordt uitgeschakeld; in tegenstelling tot

Bijlage 12: Gemiddelde score per land.. Gemiddelde score Totaal

Aangezien we vermoeden dat de invloed van de transformationeel leider (TL) gemodereerd wordt door steun van de leidinggevende uit de moederorganisatie (SLM) moeten we ook in de