• No results found

NATO Disaster Relief Team Pakistan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "NATO Disaster Relief Team Pakistan"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NATO Disaster Relief Team Pakistan

Duur: 23 oktober 2005 – 1 februari 2006 Aantal militairen: 287

Dapperheidsonderscheidingen: geen Dodelijke slachtoffers: geen

Achtergronden

Op 8 oktober 2005 trof een aardbeving van 7.6 op de schaal van Richter het grensgebied van India en Pakistan, met als epicentrum het noordwesten van Pakistan. Decennialang was er geen natuurramp geweest die zoveel levens eiste; 70.000 mensen kwamen om. De catastrofe confronteerde de Pakistaanse autoriteiten tevens met ruim 75.000 gewonden en 3,5 miljoen daklozen in een lastig toegankelijk gebied. In de getroffen regio was de infrastructuur ernstig beschadigd en de reguliere gezondheidszorg vrijwel volledig ingestort. Grote aantallen men- sen hadden medische zorg nodig terwijl de winter voor de deur stond. Op 10 oktober deed Pakistan een verzoek bij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) om humanitaire hulpverlening.

Het antwoord kwam in twee delen. Allereerst besloot de Noord-Atlantische Raad, het besluit- vormend orgaan van het bondgenootschap, op 11 oktober dat de organisatie een coördineren- de rol zou gaan vervullen bij het transport van hulpgoederen vanuit de lidstaten naar Pakistan.

De tweede stap, een week later op 18 oktober, betrof het daadwerkelijk opzetten van een door het bondgenootschap geleide hulpoperatie, de eerste NAVO-missie op Pakistaans grondge- bied ooit. De organisatie maakte daartoe militaire middelen vrij uit de NATO Response Force (NRF). Het doel was de Pakistaanse autoriteiten in staat te stellen de wederopbouw te begin- nen en de getroffen bevolking de winter door te helpen. De duur van de missie bedroeg drie maanden.

De NAVO-operatie in Pakistan lag gevoelig vanwege de betrokkenheid van zowel het bond- genootschap als de Pakistanen bij de oorlog in buurland Afghanistan, en de percepties van de bevolking van het getroffen gebied over de buitenlandse militairen. In grote delen van het land sluimerden anti-Amerikaanse en antiwesterse sentimenten en waren extremistische ge- wapende groeperingen actief. Dit had ook te maken met het langlopende territoriale dispuut met India over Kashmir. De Line of Confrontation (LOC) tussen beide landen liep dwars door het Bagh-district, het centrum van de noodhulpoperatie. Naast het duidelijk humanitaire as- pect van de missie, lag hier tevens een diplomatiek belang voor de NAVO. De organisatie wilde zich, vanwege de vooraanstaande rol bij crisisbeheersing en het eigen veiligheidsbelang in de regio, positief profileren.

Mandaat, taken en organisatie

Het hulpverzoek van Pakistan van 10 oktober 2005 gold als rechtsgrondslag voor de operatie.

De missie had een duidelijk hulpverlenend karakter. Het Pakistaanse leger droeg zorg voor de force protection, zodat de uitgezonden eenheden in principe niet bewapend hoefden te zijn bij

(2)

de uitvoering van hun taken. De rules of engagement voor de NAVO-militairen waren geba- seerd op het zelfverdedigingsrecht. De NAVO had met het oog op diefstal en de veiligheid van het personeel bedongen dat het wachtpersoneel op de verschillende hulp- en kamplocaties bewapend mocht zijn. Het NAVO-personeel kreeg het predicaat “experts on mission”.

De NAVO-inzet was opgebouwd uit middelen van de Response Force, aangevuld met speci- fieke capaciteiten zoals het NATO Disaster Relief Team (NDRT). Het Nederlandse Militaire Nood Hospitaal (MNH) en een bewakingsdetachement vielen onder het NDRT. In de praktijk had het trage opstarten van het NDRT tot gevolg dat het Nederlandse MNH de coördinatie voor de opbouw en hulp zelf ter hand moest nemen. De primaire taak van het Nederlandse detachement was het verlenen van medische hulp aan aardbevingsslachtoffers. Toen het hos- pitaal een maand na de aardbeving was ontplooid, was de vraag naar directe noodhulp echter niet meer actueel. Het MNH hield zich daarom vooral bezig met het verlenen van de basisge- zondheidszorg, die in het gebied volledig was ingestort.

Het Nederlandse aandeel

In reactie op het algemene hulpverzoek van de Pakistaanse regering aan de internationale ge- meenschap ontplooide Nederland op 10 oktober 2005 het eigen Urban Search and Rescue Team (USAR), dat in de dagen direct na de aardbeving assisteerde bij het zoeken naar slacht- offers. Het USAR-team behandelde tot 17 oktober circa tweehonderd slachtoffers en transpor- teerde er zeshonderd naar lokale steunpunten. Helaas werden er geen levenden meer onder het puin gevonden. In het USAR-team participeerde ook defensiepersoneel.

Binnen de NDRT-operatie van de NAVO had Nederland een leidende rol. Het leverde de structuur waarin het internationaal veldhospitaal kon worden opgebouwd. Dit met volledige bezetting en een detachement force protection ter grootte van een peloton. De Nederlandse bijdrage bestond uit het Field Dressing Station van het Tweede Mariniersbataljon en het 2de peloton van de 23e Infanteriecompagnie. Deze eenheden waren ten tijde van de aardbeving in Mazar-e Sharif in Noord-Afghanistan, waar de mariniers in de rol van Strategic Reserve For- ce (SRF) van de International Security Assistance Force (ISAF) de toenmalige landelijke verkiezingen ondersteunden. Door de omvang van de ramp in Pakistan, de urgentie van de nood en de relatieve nabijheid van het bataljon, werd besloten het veldhospitaal van de mari- niers in te zetten om de hulp in het aardbevingsgebied op gang te brengen.

De hospitaaleenheid, vanaf nu 1 (NLD) Militair Nood Hospitaal Pakistan geheten, bracht op 24 oktober een verkenningsmissie uit, versterkt met CIMIC-specialisten die vanuit Nederland overkwamen. Het transporteren en opbouwen van een compleet hospitaal op een geschikte locatie bleek lastiger dan verwacht. Vanwege het Suikerfeest, waarmee gedurende drie dagen het einde van de Ramadan wordt gevierd, was er fikse vertraging en het kamp in Bagh moest nog worden geëgaliseerd. Naast deze logistieke problemen moest de staf van het MNH zowel buitenlandse collega’s integreren in de Nederlandse werkwijze alsook de samenwerking met het Pakistaanse leger en de verschillende non-gouvernementele organisaties (NGO’s) vorm- geven. Het MNH had bovendien de opdracht om het veldhospitaal van twintig bedden en één operatiekamer uit te breiden naar zestig bedden en twee operatiekamers. Uiteindelijk was de eenheid op 8 november 2005 operationeel.

Het noodhospitaaldetachement introduceerde tevens het concept van mobiele medische teams.

Onder druk van de verslechterende weersomstandigheden, zoals sneeuwval, en het vermin- derde aantal uren daglicht, creëerde het MNH kleine eenheden die in staat waren de afgelegen dorpen zelfstandig van zorg te voorzien. Deze mobiele medische teams ondersteunden onder andere een vaccinatieprogramma en transporteerden hulpgoederen naar verafgelegen gebie-

(3)

den. Een team bestond uit een arts, twee hospikken, twee verpleegkundigen, twee tolken en force protection, en beschikte over drie terreinwagens. Om de meest afgelegen gebieden te kunnen bereiken, maakte het soms gebruik van paard- en muildiercolonnes. Deze methode was in Afghanistan al opgezet door het SRF-bataljon. Per dag gingen twee teams de poort uit.

Daarmee verdriedubbelde het aantal te behandelen patiënten. De inzet van een Luxemburgse traumahelikopter maakte het voor het MNH bovendien mogelijk een luchtmobiel team in te zetten, en zo zijn reikwijdte nog verder te vergroten.

Op 26 november werden het Field Dressing Station en het peloton mariniers vanuit Neder- land afgelost. 422 Hospitaalcompagnie van de landmacht nam de missie over. Een peloton van het Bravo-eskadron van 42 Tankbataljon leverde de beveiliging. De cavalerie-eenheid was al getraind voor een force protection-rol in Afghanistan. Het tweede MNH-detachement ging na een soepele overdracht verder met het verlenen van de basisgezondheidszorg en breidde de mobiele functie uit met twaalf Italiaanse ambulances.

In de loop van januari 2006 werd duidelijk dat de Pakistaanse autoriteiten het mandaat niet wilden verlengen en nam de vraag naar noodhulp af. De missie werd daarom beëindigd. Op 17 januari 2006 arriveerde de hoofdmacht in Nederland en op 1 februari kwamen de aller- laatste militairen naar huis.

Het Militair Nood Hospitaal in cijfers

1 (NLD) MNH Pakistan voerde tijdens de hulpoperatie 4890 poliklinische behandelingen uit, hielp 11 kinderen ter wereld te brengen, en nam 286 mensen op van wie er 159 een chirurgi- sche ingreep moesten ondergaan. In de verder weg gelegen gebieden behandelden de mobiele teams 3424 mensen.

Aanbevolen literatuur

Pranger, D.en J. Hagedoorn, red., Het Eerste Nederlandse Strategic Reserve Force bataljon als Election Support Force in Afghanistan (Den Haag 2006).

Graaf, J. de, ‘Militaire noodhulp: de inzet van het Nederlandse noodhospitaal in Pakistan’, Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift, 59-4 (Den Haag 2006) 137-143.

Zee, E.S.G. van der, ‘Mobiele teams in Pakistan’, Nederlandse Militair Geneeskundig Tijd schrift, 59-5 (Den Haag 2006) 172-173.

Geactualiseerd op: 30 mei 2011

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toch verbaast het me zeer dat hij tegen deze missie is, omdat het geen uitbreiding is om méér te doen in Afghanistan, waar de heer De Roon voor waarschuwt, maar om onze

Om deze vragen te kunnen beantwoorden, heb ik bij het onderzoek voor mijn proefschrift 11 alle boeken geanalyseerd die militairen over hun ervaringen in Afghanistan

De Special Forces Task Group Viper (Adder) van circa 35 operators had de rol van vijandverstorende verkenningseenheid en ‘brandweer’: overal waar kleine brandhaarden ontstonden of

In de periode daarvoor waren de commando’s en mariniers van de Task Force vooral betrokken bij het veiligstellen van de route door de provincie Kandahar waarlangs de

troepenmacht, aanvankelijk Implementation Force (IFOR, 1996) en later Stabilisation Force (SFOR, vanaf 1997) geheten, ging toezien op de naleving van de militaire delen van

De Nederlandse P-3C Orion die sinds 13 februari 1999 boven Kosovo patrouilleerde als onderdeel van de NAVO-verificatiemissie werd vanaf 24 maart ingezet voor pa- trouilles boven

Een mortiercompagnie van de luchtmobiele brigade (159 militairen) onder bevel van majoor J.M.J. van der Heijden lostte op 26 juni 1996 de marinierscompagnie in Jezero af. De

Pas medio mei 2005 meldden de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie aan de Tweede Kamer dat ze plaatsing van enkele militairen vanuit Nederland in het hoofdkwartier van KFOR