• No results found

UMC ttJ St Radboud

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "UMC ttJ St Radboud"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UMC ttJ

0-ifJNe.·~

St Radboud

Universitair Medisch Centrum

Faculteit_ der Medische Wetenschappen

Bloktoets Datum Aanvang

5MPV4 medisch professionele vorming 4: arts en zorg 15 oktober 2010

9.30 uur

Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen

Ook de doordruk van het antwoordformulier voor de meerkeuzevragen mag u behouden.

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

• Dit tentamen bestaat uit 87 meerkeuzevragen.

• De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur.

• Controleer of uw tentamenset compleet is.

• Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer.

• Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste.

• U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen.

• Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden.

• Wanneer u het tentamen beëindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS)

zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, het gebruik van een potlood is ongewenst.

• Open gelaten vragen laat u blanco.

• De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje.

• Onleesbare cijfers of meer dan één cijfer per hokje zullen als blanco worden geïnterpreteerd.

• Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elders op dit voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel.

De vragen worden als volgt gescoord:

antwoorde'n: Goed fout open

2 keuze-vraag 1 -1 0 punten

3 keuze-vraag 1 - 1/2 0 punten

4 keuze-vraag 1 - 1/3 0 punten

5 keuze-vraag 1 - 1/4 0 punten

Indien u commentaar heeft op de vragen, noteert u dat op het commentaarformulier (laatste blz.) en levert u dat na afloop van het tentamen in, tezamen met uw antwoordformulier.

Voor het overige mag u de volledig ter hand gestelde tentamenset, incl. het kopie-antwoordformulier behouden.

LET OP!!

ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER! \ ' VEEL SUCCES!

I

Voorb/ad_MC.doc/5-10-2010

(2)

Toets 5MPV4 oktober 2010

Patientveiligheid en domeinen en indicatoren kwaliteit van zorg:

Vraag 1.

De effectiviteit-kosten ratio van zorgverlening verschilt van land tot land. Deze ratio is het hoogst in:

1. België;

2. Nederland;

3. VS.

Vraag 2.

De PDCA cyclus werd voor het eerst beschreven en gebruikt door één bepaalde persoon. Dit betreft: :

1. Avedis Donabedian; 2. Florence Nightingale;

3. William Edwards Deming.

Vraag 3.

De kerneigenschap van de PDCA cyclus is dat:

1. er op basis van metingen verbeterd wordt;

2. het de kosten van een proces beperkt;

3. het verbeterplan leidt tot veiligere zorg.

Vraag 4.

Kwaliteit van zorg kent verschillende domeinen. Het professionele domein weerspiegelt zich in:

1. accreditatie van een ziekenhuis;

2. opgestelde richtlijnen;

3. stimulering van zelfmanagement

Vraag 5.

Kwaliteit van zorg kent verschillende domeinen. Het organisatorische domein weerspiegelt zich in:

1. certificering van een zorgketen; 2. stimulering van zelfmanagement

Vraag 6.

Er worden verschillende domeinen van kwaliteit van zorg onderscheiden. Indien een huisarts zijn patiënten met hoge bloeddruk behandelt volgens de geldende richtlijn hypertensie, dan is dit een voorbeeld van het kwaliteitsdomein:

1. organisatorische kwaliteit;

2. patiëntgericht zorg; 3. professionele kwaliteit; 4. verantwoorde zorg.

(3)

Vraag 7.

Als indicatoren voor kwaliteit van zorg worden structuur-, proces- en uitkomstindicatoren onderscheiden. De mate waarin een arts beargumenteerd afwijkt van een gegeven protocol of standaard is een:

1. procesindicator;

2. structuurindicator;

3. uitkomstindicator.

Vraag 8.

Meetinstrumenten voor de kwaliteit van zorg dienen aan bepaalde voorwaarden te voldoen om bruikbaar te zijn. Een meetinstrument voor kwaliteit van zorg dient in ieder geval:

1. bij het afnemen niet meer dan 10 minuten te duren;

2. psychometrisch valide te zijn;

3. tenminste een kappa waarde van 0,5 te hebben.

Vraag 9.

Meetinstrumenten voor de kwaliteit van zorg dienen aan bepaalde voorwaarden te voldoen om bruikbaar te zijn. De betrouwbaarheid van een meetinstrument wordt bepaald door de:

1. inter- en de intra-ratervariatie;

2. populatie waarin wordt gemeten;

3. volgorde waarin gemeten wordt.

Vraag 10.

Men kent kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden. Een voorbeeld van een kwalitatieve analyse methode is:

1. analyse van het team-functioneren gedurende een operatie;

2. de time up and go test om het valrisico te meten;

3. vragen naar de wensen van een patiënt bij het begin van een consult.

Vraag 11.

De waarde van de uitkomsten van metingen beoordeelt men aan de hand van diverse parameters. Voor de beoordeling van metingen van de tevredenheid van patiënten met behulp van een vragenlijst is het belangrijkste dat:

1. de aangeschreven groep tenminste uit 30 personen bestaat;

2. de patiëntengroep homogeen is;

3. de respons van de aangeschreven groep meer is dan 40%.

Vraag 12.

Verschillende processen in de zorg kennen een bepaalde mate van onveiligheid. Het onveiligst is het:

1. medicatieproces;

2. operatieproces;

3. zorgproces op de huisartsenpost

(4)

Met betrekking tot het vermijden van een complicatie kan het volgende worden gesteld. Een complicatie is tot op zekere hoogte:

1. altijd vermijdbaar;

2. vermijdbaar als men de risico's van diagnostiek en behandeling goed kent;

3. vermijdbaar als men veel weet van de pathofysiologie van het betreffende ziektebeeld.

Vraag 14.

Incidenten in de gezondheidszorg worden op diverse aspecten geanalyseerd om er lering uit te trekken. Bij een root cause analyse van een incident kijkt men vooral naar het volgende aspect:

1. naar de schuldige van het falen;

2. of de inspectie ingeschakeld moet worden;

3. wat de oorzaken van een incident zijn.

Vraag 15.

Het aantal patiënten dat wordt opgenomen in een ziekenhuis vanwege medicatiefouten ligt rond de:

1. 5%;

2. 30%;

3. 60%.

Vraag 16.

In de gezondheidszorg zijn veiligheids management systemen (VMS) van toenemend belang. Een van de onderdelen van VMS in Nederland betreft de:

1. aanrijdtijden van de ambulance;

2. infectiepreventie op de Intensive care;

3. simulatie-teamtraining.

Vraag 17.

Een kwaliteitsindicator is een meetbaar element van de zorgverlening:

1. dat functioneert als een aanwijzing voor de kwaliteit van zorg;

2. waaruit kwaliteit van zorg precies kan worden afgeleid.

Vraag 18.

Bij een van de patiënten van de longafdeling wordt in verband met uitzichtloos lijden bij een gemetastaseerd bronchuscarcinoom overgegaan tot euthanasie. De behandelend arts van de patiënt kon vanwege geloofsovertuiging niet op het euthanasieverzoek ingaan. Hij verwees de patiënt door naar zijn collega. Dit valt onder het domein van:

1. juridisch verantwoorde zorg;

2. moreel verantwoorde zorg.

Vraag 19.

De PDCA-cyclus vertoont een sterke analogie met de diagnostische en therapeutische fase van het medisch proces. De diagnostiek lijkt op de:

1. act-fase;

2. check-fase;

3. plan/do-fase

(5)

Vraag 20.

In het kader van veiligheidsanalyse worden de volgende begrippen gebruikt: Incident, complicatie en fout. Bij patiënten met antistolling moet de griepvaccinatie subcutaan worden gegeven. Bij het toedienen van het griepvaccin spuit de huisarts het vaccin per ongeluk intramusculair bij een patiënt die antistolling gebruikt. Dit is een voorbeeld van een:

1. complicatie;

2. fout.

Vraag 21.

Ongeveer 80% van de incidenten vindt plaats in ziekenhuizen. Welk percentage van de incidenten leidt tot overlijden:

1. 1%; 2. 3%; 3. 10%.

Vraag 22.

De gezondheidszorg kent geen cultuur waarin fouten door de arts of collega's zelf aan de orde worden gesteld. Welke methode kan worden gebruikt om de drempel om fouten te melden te verlagen?

1. blame-free melden;

2. een cursus gespreksvoering bij fouten;

3. het in de opleiding aanleren van een foutanalyse.

Vraag 23.

Bij een root cause analysis wordt een oorzakenboom van een incident getekend. Hierin worden naast de factor 'mensen' de volgende drie factoren onderscheiden:

1. apparatuur, proces, uitkomst;

2. apparatuur, team, systeem; 3. proces, team, uitkomst.

Vraag 24.

Bij het proces van voorschrijven tot toedienen van medicijnen worden veel fouten gemaakt.

De meeste .fouten worden gemaakt bij het:

1. bereiden;

2. toedienen;

3. voorschrijven.

Testinstrumenten

Vraag 25.

De mate waarin een meetinstrument of een test de werkelijke waarde van de te meten variabele weergeeft heet ook wel de:

1. betrouwbaarheid;

2. positief voorspellende waarde;

3. sensitiviteit;

4. specificiteit; 5. validiteit.

(6)

De kans dat een bepaalde ziekte aanwezig is als de test positief is heet de:

1. betrouwbaarheid;

2. positief voorspellende waarde;

3. sensitiviteit;

4. specificiteit;

5. validiteit.

Vraag 27.

Lees de volgende bewering: "De sensitiviteit van een test is afhankelijk van de prevalentie van de ziekte in de populatie waarin de test wordt gebruikt." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 28.

Lees de volgende bewering: "de positief voorspellende waarde van een test is afhankelijk van de prevalentie van de ziekte in de populatie waarin de test wordt gebruikt." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Polyfarmacie

Vraag 29.

Lees de volgende bewering over het voorschrijven van medicatie aan ouderen met multimorbiditeit. "Er bestaat bij ouderen een verhoogd risico op onderbehandeling en overbehandeling." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 30.

Lees de volgende bewering over het voorschrijven van medicatie aan ouderen met multimorbiditeit. "Medicatie bij ouderen is gemiddeld minder effectief." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 31.

Lees de volgende bewering over het voorschrijven van medicatie aan ouderen met

multimorbiditeit. "Er bestaat bij ouderen een verhoogd risico op bijwerkingen door verhoogde farmacodynamische gevoeligheid voor bijwerkingen." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

(7)

Vraag 32.

Bepaalde additionele factoren spelen een rol bij de beslissing om een geneesmiddel wel of niet te starten bij een oudere patiënt. Lees de volgende additionele factor: "De schatting van de resterende levensverwachting in relatie tot de 'time until benefit' van het geneesmiddel."

Deze additionele factor speelt bij de beslissing om een geneesmiddel wel of niet te starten bij een oudere patiënt:

1. geen rol;

2. wel een rol.

Vraag 33.

Bepaalde additionele factoren spelen een rol bij de beslissing om een geneesmiddel wel of niet te starten bij een oudere patiënt. Lees de volgende additionele factor: "De wens van deze patiënt." Deze additionele factor speelt bij de beslissing om een geneesmiddel wel of niet te starten bij een oudere patiënt:

1. geen rol;

2. wel een rol.

Vraag 34.

Bepaalde additionele factoren spelen een rol bij de beslissing om een geneesmiddel wel of niet te starten bij een oudere patiënt. Lees de volgende additionele factor: "De ervaring van de dokter met het geneesmiddel." Deze additionele factor speelt bij de beslissing om een geneesmiddel wel of niet te starten bij een oudere patiënt:

1. geen rol;

2. wel een rol.

Vraag 35.

Lees de volgende bewering over het voorschrijven van medicatie aan ouderen met

multimorbiditeit. "Men vindt bij ouderen gemiddeld een snellere renale klaring van medicatie."

Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 36.

Lees de volgende bewering over therapietrouw: ''Therapietrouw is goed te beïnvloeden door de doseerfrequentie aan te passen." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 37.

Lees de volgende bewering over therapietrouw: "De kans op volledige therapietrouw wordt groter als het effect voor een patiënt op korte termijn merkbaar is." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

(8)

Het aantal mogelijke farmacekinetische interacties waar 2 geneesmiddelen bij betrokken zijn, bij gebruik van 5 geneesmiddelen is:

1. 7;

2. 8;

3. 9;

4. 10.

Vraag 39.

Lees de volgende bewering over bijwerkingen van geneesmiddelen: "Ouderen kunnen betrouwbaar aangeven of er sprake is van een bijwerking bij de geneesmiddelen die ze gebruiken." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 40.

Lees de volgende bewering over de zes stappen die een medicatie review bij polyfarmacie structuren: "De vraag 'Welk geneesmiddel moet er bij?' is de eerste vraag waarmee een arts polyfarmacie analyseert." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 41.

Lees de volgende bewering over de zes stappen die een medicatiereview bij polyfarmacie structuren: "De vraag bij Stap 6 betreft de vraag naar welke geneesmiddelen overbodig zijn of niet geïndiceerd." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 42.

Er zijn instrumenten waarmee een arts rationeel een geneesmiddel kan starten en waarmee een arts een pakket aan geneesmiddelen dat gebruikt wordt kan herbeoordelen. Lees de volgende bewering: "Het medicatiereview is bruikbaar voor beide doelen." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 43.

Er zijn instrumenten voor handen waarmee een arts de klaring van geneesmiddelen kan schatten. Lees de volgende bewering: "Met de MDRD kan een arts een inschatting maken van de leverklaring." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

(9)

Vraag 44.

Vaak zijn zowel behandelaars in de eerste als in de tweede lijn betrokken bij de behandeling van patiënten met polyfarmacie. Lees de volgende bewering: "Wanneer een behandeling wordt vastgesteld door een behandelteam van meerdere artsen, dragen zij samen de verantwoordelijkheid voor het voorschrijven en vervolgen van de medicatie." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 45.

Vaak zijn zowel behandelaars in de eerste als in de tweede lijn betrokken bij de behandeling van patiënten met polyfarmacie. Lees de volgende bewering: "Zelfs wanneer de huisarts in algemene zin de hoofdbehandelaar is van een patiënt, kan hij /zij medicatie, die medisch specialisten hebben gestart en jaarlijks controleren, niet zonder overleg stoppen of wijzigen."

Deze bewering is: 1. juist;

2. onjuist.

Instrumenten voor kwaliteit van leven

Vraag 46.

Kwaliteit van leven wordt meestal gemeten in het kader van wetenschappelijk onderzoek.

Een voorbeeld is de Astma Quality of Life Questionnaire. De met deze questionnaire gemeten kwaliteit van leven bevat:

1. objectieve gegevens;

2. subjectieve gegevens;

3. zowel objectieve als subjectieve gegevens.

Vraag 47.

Een onderzoeker gebruikt voor zijn onderzoek een zogenoemde Visueel Analoge Schaal (VAS). Een VAS bestaat uit een:

1. grafische weergave van de dimensies van een kwaliteit van leven meting; 2. rechte lijn van bepaalde lengte;

3. tekening met vijf bekende voorwerpen.

Vraag 48.

In een verpleeghuis is men gewend om na te gaan of een patiënt met eten, aankleden en toiletbezoek hulp behoeft. Deze informatie kan men vastleggen door gebruik te maken van een vragenlijst voor:

1. algemeen dagelijkse levensverrichtingen;

2. autonomie;

3. lichamelijke gezondheid.

(10)

Peri-operatieve veiligheid

Vraag 49.

Hoeveel patiënten overlijden er ieder jaar in Nederland waarschijnlijk als gevolg van medische missers? Dit zijn er ongeveer:

1. 170;

2. 1700;

3. 17.000;

4. 170.000.

Vraag 50.

Wat is in de peri-operatieve periode in het algemeen de oorzaak van onbedoelde schade aan de patiënt? Deze oorzaak betreft vooral slecht functionerende:

1. anesthesiologen;

2. chirurgen;

3. OK-medewerkers;

4. peri-operatieve zorgsystemen.

Vraag 51.

Er kunnen een aantal activiteiten worden ondernomen om onbedoelde peri-operatieve schade te verminderen. Lees de volgende bewering: "Werken met gestandaardiseerde procedures vermindert onbedoelde peri-operatieve schade." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 52.

Lees de volgende bewering: "Het aantal ongeplande heroperaties is een maat voor peri- operatieve onveiligheid". Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Systematic reviews en meta-analyse

Vraag 53.

Randomiseren is een procedure bij klinisch-wetenschappelijk onderzoek naar het effect van interventies. Het doel van randomisatie is het voorkomen van

1. confaunding bias;

2. observer bias;

3. publicatie-bias;

4. selectie-bias.

(11)

Vraag 54.

In een meta-analyse worden de resultaten uit enkele trials gepoold. Het gepoolde relatief risico is 0,80 met als 95%-betrouwbaarheidsinterval (0,58- 1,01 ). Wat zegt dit resultaat?

1. De determinant vermindert het risico op de uitkomst met een factor 0,8; bij

veelvuldige herhaling van het onderzoek zal het resultaat 95 van de 100 keer in het interval 0,58-1,01 liggen.

2. Het risico op de uitkomst is met de determinant minimaal 0,58 keer en maximaal 1,01 keer zo groot als zonder de determinant.

Vraag 55.

Bij een meta-analyse vat men de resultaten van een aantal trials over hetzelfde klinische probleem in één maat en getal samen. Wat is de beste manier om dit te doen? Dit is:

1. optellen van het resultaat van alle trials en delen door het aantal trials;

2. uitrekenen van het gepoolde resultaat gewogen voor de kwaliteit van de afzonderlijke trials.

Vraag 56.

Een student wil een meta-analyse maken met studies die in haar systematic review zijn ingesloten. De beste aanpak voor een dergelijke meta-analyse is:

1. alle studies opnemen in de analyse;

2. kwaliteitsscores toekennen aan de studies en laten meewegen bij de berekeningen;

3. studies die methodologisch slecht zijn uitgevoerd niet opnemen in de analyse.

Vraag 57.

Een promovendus neemt zich voor een systematic review met een meta-analyse uit te voeren. Is hiervoor een onderzoeksprotocel nodig?

1. Ja, want het opschrijven van een gedetailleerde vraagstelling en het te volgen studieplan zijn belangrijk om te komen tot een niet-vertekend resultaat.

2. Nee, want het betreft het samenvatten van reeds uitgevoerd onderzoek; de resultaten daarvan zijn immers niet meer te veranderen.

Vraag 58.

Voor de weergave in een meta-analyse van gunstige effecten en schadelijke effecten geldt het volgende. Voor beide effecten:

1. zijn absolute maten beter;

2. zijn relatieve maten beter;

3. dient men zowel relatieve als absolute maten te presenteren.

Vraag 59.

Welke studie heeft het grootste effect op de uitkomstmaat van een meta-analyse? Dit is een: 1. grote studie met een statistisch niet-significant resultaat;

2. kleine studie met een statistisch significant resultaat.

(12)

Een zoekstrategie levert een bepaald aantal publicaties op. Lees de volgende stelling: "De effectiviteit van de zoekstrategie drukt men uit in de termen sensitiviteit en specificiteit." Deze stelling is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 61.

Randomised clinical trials (RCT) geven vergeleken met observationele studies de meest betrouwbare uitkomst over de effectiviteit van een behandeling. Lees de volgende stelling:

"Het verdient de voorkeur alleen RCT's op te nemen in een meta-analyse." Deze stelling is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 62.

In een meta-analyse worden de resultaten van drie studies gepooled door rekening te houden met de standaard fout van het studieresultaat, en dit wordt uitgedrukt in een odds ratio (OR). Welke van de volgende drie studieresultaten heeft het meeste invloed op het eindresultaat? Dit is een studie met als resultaat:

1. OR

=

1,4 en 95% betrouwbaarheidsinterval (0,3 - 5,7);

2. OR= 3,2 en 95% betrouwbaarheidsinterval (2,7- 3,7);

3. OR= 6,0 en 95% betrouwbaarheidsinterval (2,6- 13,8).

Ethiek

Vraag 63.

Volgens de definitie van palliatieve zorg van de Wereldgezondheidsorganisatie richt deze vorm van zorg zich op patiënten die geconfronteerd zijn met een levensbedreigende aandoening en:

1. die in de terminale fase verkeren;

2. die minder dan drie maanden te leven hebben; 3. hun directe naasten.

Vraag 64.

In de Nederlandse definitie van euthanasie horen de volgende trefwoorden thuis:

1. actief, vrijwillig, direct;

2. duurzaam, actief, vrijwillig;

3. ondraaglijk, weloverwogen, actief;

4. weloverwogen, duurzaam, ondraaglijk.

Vraag 65.

Volgens de huidige wetgeving is euthanasie: 1. gelegaliseerd;

2. niet meer stafbaar wanneer een arts het uitvoert;

3. niet meer opgenomen in het Wetboek van Strafrecht;

4. nog steeds strafbaar.

(13)

Vraag 66.

In een regionale toetsingscommissie voor euthanasie dienen zitting te hebben een arts, een ethicus en een:

1. jurist;

2. rechter;

3. verpleegkundige;

Vraag 67.

Dat euthanasie in ons land juridisch is 'geregeld' betekent niet dat het ethische debat is verstomd. Welke uitspraak is juist?

1. De idee van 'mercy killing' is een argument voor euthanasie.

2. Het principe van respect voor de autonomie van de patiënt speelt geen rol bij de afweging tussen euthanasie en hulp bij zelfdoding.

3. Respect voor het leven is een eenduidig argument tegen euthanasie.

4. Voorstanders beroepen zich vaak op het hellend vlak argument.

Vraag 68.

Medische ethiek en gezondheidsrecht hebben veel met elkaar gemeen, maar verschillen evenzeer van elkaar. Welke uitspraak hieromtrent is juist?

1. De onaantastbaarheid van het lichaam (lichamelijke integriteit) is wel in de grondwet, maar niet in de medische ethiek een centraal thema.

2. De onaantastbaarheid van het lichaam (lichamelijke integriteit) is wel in de medische ethiek, maar niet in de grondwet een centraal thema.

3. Vanuit ethisch perspectief dienen artsen altijd de WGBO te volgen.

4. Wetgeving kan worden beschouwd als een uitkristallisatie van ethische discussies.

Vraag 69.

In dit blok hebt u kennis gemaakt met vier perspectieven op rechtvaardigheid. Deze perspectieven zijn naast utilisme:

1. communisme, liberalisme en socialisme;

2. consequentialisme, teleologie en deontologie;

3. liberalisme, communitarisme en egalitarisme;

4. liberalisme, teleologie en deontologie.

Vraag 70.

Het echte grote ethische dilemma van preventie wordt gevormd door de spanning tussen twee belangrijke zaken:

1. autonomie en rechtvaardigheid;

2. gezondheid en rechtvaardigheid;

3. vrijheid en dwang;

4. vrijheid en gezondheid.

(14)

De 'trechter van Dunning' werkt als een zeef met vier lagen die tezamen bepalen of een voorziening in het basispakket opgenomen dient te worden. Die vier lagen zijn:

1. autonomie, rechtvaardigheid, vrijheid, gelijkheid;

2. autonomie, rechtvaardigheid, weldoen, niet schaden;

3. noodzakelijkheid, werkzaamheid, autonomie, rechtvaardigheid;

4. noodzakelijkheid, werkzaamheid, doelmatigheid, eigen rekening.

Vraag 72.

Het maken van keuzen in de zorg is een complex gebeuren. Welke verdelingsmechanismen spelen hierbij een rol? Dit zijn:

1. prioritering, distributie, selectie;

2. prioritering, rantsoenering, selectie;

3. urgentie, rantsoenering, distributie;

4. urgentie, selectie, distributie.

Gezondheidsrecht

Vraag 73.

Lees de volgende bewering: "Het recht op gezondheidszorg vermeld in de Grondwet is een zogenaamd sociaal grondrecht." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 74.

Lees de volgende bewering: "De eis van "informed consent" geldt niet voor deelname aan contactopsporingsonderzoek in geval van een uitbraak van tuberculose." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 75.

Lees de volgende bewering: "Schending van zijn geheimhoudingsplicht door onder andere de arts is gesanctioneerd in het wetboek van Strafrecht met maximaal een jaar

gevangenisstraf." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 76.

Lees de volgende bewering: "Uitspraken van de Tuchtrechter zijn openbaar." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

(15)

Vraag 77.

Lees de volgende bewering: "De Inspectie voor de Gezondheidszorg kan door middel van een ambtelijk bevel sluiting van een afdeling of een instelling gelasten." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 78.

Lees de volgende bewering: "De wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst is een voorbeeld van een publiekrechtelijke regeling." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 79.

Lees de volgende bewering: "Naar aanleiding van één en dezelfde gedraging van een beroepsbeoefenaar, die onder de BIG valt, kunnen een strafrechtelijke en een

tuchtrechtelijke procedure niet tegelijkertijd worden begonnen." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 80.

Lees de volgende bewering: "Bij de vraag een geval van kindermishandeling al dan niet bij de Raad voor de Kinderbescherming te melden speelt voor de arts een zogenoemd conflict van plichten." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 81.

Lees de volgende bewering: "Het inzagerecht geldt niet op het terrein van de psychiatrie."

Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Vraag 82.

Lees de volgende bewering: "Om abortus aan te bieden heeft een ziekenhuis een ministeriële vergunning nodig." Deze bewering is:

1. juist;

2. onjuist.

Stelsel zorgfinanciering

Vraag 83.

In Nederland stijgen de zorgkosten. Naast vergrijzing van de bevolking is een belangrijke oorzaak hiervan:

1. achterblijvende arbeidsproductiviteit in de zorg; 2. stijgende medicijnkosten;

3. toename van medische technologie.

(16)

Met het begrip 'vergrijzing' wordt aangegeven dat de proportie ouderen in de populatie stijgt.

Dubbele vergrijzing betekent een stijgend aandeel van ouderen in de populatie en: 1. daling van de proportie jongeren;

2. het aandeel ouderen stijgt niet alleen in relatieve maar ook in absolute zin; 3. ouderen bereiken een steeds hogere leeftijd.

Vraag 85.

Ook in de gezondheidszorg wordt geïnvesteerd in ICT en automatisering. Dientengevolge zullen de zorgkosten de komende 10 jaar:

1. dalen;

2. ongeveer gelijk blijven; 3. stijgen.

Vraag 86.

Gesteld dat een toename van medische technologie leidt tot gezondheidswinst. Dan betekent dit voor de zorgkosten dat deze:

1. dalen;

2. ongeveer gelijk blijven;

3. stijgen.

Vraag 87.

Bij de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde Zorgzwaartepakketten (ZZP's). Deze ZZPs houden in dat:

1. de cliënten die veel zorg vereisen gelijk over diverse instellingen worden verdeeld;

2. de zorginkomsten van een instelling afnemen als de gemiddelde zorgbehoefte van de cliënten afneemt.

(17)

COMMENTAARFORMULIER van het tentamen: 5MPV4 medisch professionele vorming 4:

arts en zorg

d.d. 15 oktober 2010

VRAAG- NAAM: STUD.NR.:

NR.

Commjorm./5-1 0-2010

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jij past adequaat eerste hulp toe, maar je handelingen mogen niet baten en het slachtoffer valt bewusteloos op de grond.. Je belt 112 en

Een 43-jarige vrouw wordt opgenomen met pijn op de borst die sedert 30 minuten bestaat. Ze heeft in 2007 een beperkt voorwandinfarct doorgemaakt; de familie anamnese is

VEEL SUCCES!.. Bij navragen blijkt dat ze de middag voor het consult ziek is geworden. Gisteravond en deze morgen heeft ze mlnder gegeten, drinken doet ze wel goed. ze heeft een

' Een 16 jarige jongen met si nds 2 dagen pijn boven in de buik, braken en ano rex ie en nu pijn rechts onder in de buik en in de rechter flank gelokaliseerd.. Een 45

Geef daarbij ook aan wat specifiek aangetoond kan worden met dit onderzoek (2 punten).. Noem 3 bevindingen op de echografie van de bovenbuik die de diagnose acute bl!lalre

Dit wordt bij een patiënt met het syndroom van Wallenberg veroorzaakt door uitval van de nervus oculomotorius.. Een 78-jarige patiënte kan na een herseninfarct geen koffie

Welke van onderstaande behandeling wordt gebruikt bij patiënten met de ziekte van Parkinson.. Dat is een stimulatie van de nucleus

Bij het registreren van EEG's wordt vaak gebruik gemaakt van een filter dat alleen de a-golven doorlaat, en alle andere frequenties tegenhoudt. Schets de amplitudekarakteristiek