Ondersteuning van Ontwerpen:
ls er een veiligheidskundig standpunt?
Andrew
Hale en Paul Swuste*Stell¡ng
op het gebied van voeren op het ont- en van organisaries die deze
*"0**.IiiriîTË1"#iî",
wordt
de stelling geponeerd, dat alle arbodisciplines,t"e-
vennaar
een optimalisatie van het ontwerp, zodat crite-ria
voor optimale arbeidsomstandighedenin
het ontwerpzijn
geborgd.Met
deze stellingkrijgt
het ontwerpproces een centrale plaatsin
de arbodisciplines. De analyseis
daarmee ondergeschikt gemaakt aan het ontwerp.Vanuit
d.e vei-ligheidskunde
gezien is dezestelling niet
revolutionair.De geschiedenis van de de discipline
illustreert
deze stel-lin
was de veiligheidskun-de
n', die regels controleer-de
de machineonderd.elenen andere beschermingsmiddelen.
Nu
is de veiligheids- kunde gericht op complexe technologie en beheerst ver-schillende
methoden ly-
se, de ontwerpbeoord
van lerende
organisa
ch-niek
blijvend te beheersen.Er
blijven veiligheidskundi- gen bestaan diebetrekkelijk
weinig invloed op het ont- we{ppÌoces hebben. Echter, de noodzaak van deze ver-wetenschappelijke wortels te verlaten.
Ontwerpen
De essentie van het ontwerpen is dat iets gerealiseerd.
wordt
en dat een functievervuld
kan worden. De functiecriteria
diein
een programma ald. De taak van de ontwerper isde eisen, gebruik makend van beschikbare kennis en
creativiteit (figuur
1). Deze aan-*Sectie Veiliglreidskunde, Technische Universitei b Delft , Kanaalweg 28,2628 EB Delft
2
:1, .:i..:
:.'in zijn'richting
van robleemgestuurd en daarentegen is meerFiguur 1
aantal stappenween
Zij
obleemoplòsien-de
cyclus
elkaar afwisse_len.
Er is altijd
een spanningsveldin
de ontwerpleer geweest tussen analyse encreativiteit.
Een architect zoals Le Corbusier heeft veel weerstand opgeroepen doorzijn stelling
dat een huisprimair,une
machine à vivre'erd. Om analyse en creati- is het ontwerpproces vaak
.
Niet
alleen moeten ana- lyse encreativiteit
zich afwisselen, ook de focus van de analyse en toetsing moet zich voortdurend verplaatsen.De ontwerper moet van een algemene verzameling van functie-eisen,
via
beslissingen over principes om dãzeuit
te voeren,
tot
een gedetailleerde vorm komen (ziezaamheid, gebruiksgemak, ethiek en esthetiek.
Niet
alleenkan het
aantal eisen encriteria
omvangrijk zijn, ze kunnen ook tegenstrijdig zijn. Een ontwerper kannooit
in één
Daarom loopt deontwerper
d
toetsen ofoplos_singen
voor
blemen elders.Bij
elke stap wordt, op basis van analyse, een kad.er gegeven voor het gebruik van een combinatie van creati-viteit
enervaring
om dichterbij
het doel te komen.Het voorgaande geeft een beschrijving van het ontwerp- proces. Of
het
zowerkt wordt
soms betwijfeld.Dit
modellljkt wellicht
te rationeel als beschrijving en gaat aan vele sprongen en short-cuts voorbij. Hetlevert
echter eenTijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap 3 fl999l nr 1
Criteria
Functionele analyse fu ncties
programma van
etsenGenereren
van
iopties
en
Ioplossingen
Gebruik, incl.
bij storingen,
Ionderhoud.
schoonmaak jen sloop
Uitvoeringsregels
Toetsen uitvoerÍngsvorm
Figuur 1
overzichtelijke basis voor
sturing
en beïnvloeding door arbodisciplines.Voorafis
hetbelangrijk
vast te stellen dattot
nu toe nogniet
is bepaald wie de ontwerper is.Het
kan iemandzijn met
een formeletitel
van'ontwerper', maar het kan ookzijn dat
een tech¡ische dienst, een supervisor ofeen klusjesman het ontwerp maakt enuitvoert,
zonder zich expliciet te realiseren dat het om ontwerpen gaat.Sturing van het ontwerpproces
Er wordt
voortdurend ontworpen en herontworpen.Sturing
van het proces is een constante bezigheid,waar direct
betrokkenen, zoals werknemers, een actieverol in
horen te spelen. Arbodisciplines kunnen het ontwerp opvier
verschillende niveaus beïnvloeden:1.
Het
leveren vancriteria
voor het programma van eisen.2.
Het
leveren van regels.3.
Het
leveren van opties en ervaringen.4.
Het
toetsen van gebruik, inclusief storingen, onder- houd, schoonmaak en sloop.1. Het leueren uøn
criteria
uoor het prograrnnLa ua,n eisen Een arbodeskundige zal de normen en standaarden vanzijn
vakgebied specificerenin
ontwerpcriteria. MAC- waarden en antropometrische normen voor veiligheidsaf- standin
termen van bereik zijn hiervan voorbeelden. De veiligheidskunde heeft van oudsher veel minder moeite gehad met het defrniëren van dezecriteria. Dit in
tegen-stelling tot
arbodisciplines die gezondheidseffecten beschouwen. Voor gezondheidseffectenzijn
de ootzaak- gevolg ketens meestal ingewikkeld. De scherpte van snij-Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap 3 (1999) nr 1
vlakken, de
kracht
van botsingen, de penetratie van de huid,ofde kracht
waartegen een lichaam bestand is, isrelatief
eenvoudig met een test vast te stellen. De arbeidshygiëne en de epidemiologie hebben doorgaans uitgebreid onderzoek nodig omtot criteria
te komen voor bijvoorbeeld blootstelling aan chemicaliên, geluid oftil-
len. Wellicht is
dit
de reden waarom de veiligheidskundi- ge veel eerder naar een ondersteuning van het ontwerp- proces is overgestapt.Binnen de
rol
als leverancier vancriteria
bestaat behoef- te aan samenwerking tussen arbodeskundigen, omdat decriteria
diezij
afzonderlijk aanleveren eeninteractief
effect kunnen hebben. Mogelijke interacties kunnen plaatsvinden tussen chemicalièn onderling, tussen che- micaliën en arbeidsmilieu (bijv. warmte), en tussen ver- moeidheid of stress en ongevallen.Deze zijn bekend, maar langniet
alle interacties zijn voldoende onderzocht om nauwkeurigecriteria
aan de ontwerper te kunnen geven.Het laatste voorbeeld van interactie, tussen vermoeid- heid en ongevallen, geeft ook het probleem aan van de termen
waarin criteria
gesteld worden. Vermoeidheidleidt
zowel rechtstreeks alsindirect tot
nadelige gevol- gen. De indirecte weg looptvia
een grotere kans op de fouten en misstappen waardoor mensen rechtstreeksin
contact komen met gevaren; bijvoorbeeld door bescher- mende barrières te verwijderen.
Met
andere woorden: de kans op blootstelling aan welk gevaar dan ookwordt
gro- ter.Tot nu toe is alleen gesproken
in
termen vancriteria
voor schademits
blootstelÌing optreedt. De veiligheids- kundelevert criteria
voor het ontwerpprocesin
de vorm van scenario's, omdat blootstelling aan veiligheidsgeva- renbijna altijd
stochastisch optreedt. Mechanisering, automatisering of afstandsbenadering van processen zal de kans op chronische blootstelling aan gezondheidsrisi- co's en gevaren geleidelijk beperken. De blootstelling zal dan alleen onder bepaalde omstandigheden optreden,bij-
voorbeeld tijdens onderhoud, schoonmaakoftijdens
een productiestoring. De aandacht zal zich dan moeten ver- plaatsen naar de ondersteuning van ontwerpersin
het voorspellen van deze scenario's en het tegengaan van de gevaren die aan dezeactiviteiten
verbonden zijn.Dit
onderzoek
komt
onderpunt
4 aan de orde.2. Het leueren uøn regels
De
criteria
die onderpunt
1 zijn beschreven,zijn feitelijk
doel-criteria.Zij
laten de ontwerpervrij
om te beslissen hoe eraan voldaan wordt. Als de ontwerper bekwaam is, geeftdit
veelflexibiliteit
envrijheid
zonder risico, maar het legt een grote nadruk op de toetsing van mogelijke oplossingen (ziepunt
4). Waar men de ontwerperniet
kanofwil
vertrouwen,ofwaar
oplossingen zo gestandaardi- seerdzijn
dat niemand daarvan afwil
wijken, is de stap naar vastgelegde (deel)oplossingen te nemen. De onder- steuning kan danin
de vorm van een regel geleverd wor- den, zoals een normblad, waarin staat dat eendrukvat
zoveelmillimeter dik
moet zijn om eendruk van
10 bar te weerstaan,ofdat
een afzuigkap zoveel zuigkracht moet leveren,ofdat
een steiger een leuning op een bepaalde hoogte moet hebben. De nadruk is de laatstejaren
gelegd op zelfregulering, waardoor men de beslis- sing over deze uitwerkingen op een laag (bedrijfs) niveau heeftwillen
leggen enniet bij
de overheid. Echter, de invoering van doelstellende beleidsregelsin
plaats van P-bladen heeft tot veel protest geleid van het midden- enkleinbedrijf
omdat men onzekerheid over de wetsgeldig- heid van eventueel gemaakte keuzen vreest en opziet tegen de tijdsinvestering om de vertaalslag te maken.Het informatiegat
dat nu ontstaan is, creëert een kans voor arbodeskundigen om met eigen vertalingen, per pro- ces,activiteit
of werkplek, van geschikte (minimumre- gels) te komen (Hale et al., 1997). De indicatie dat de regels proces-offunctiegericht
enniet
gevaarsgericht zijn, geeft aan dat deze normstellendeactiviteit
een samenwerkingsverband tussen de verschillende deskun- digen vereist.3. Het leueren uan opties en eruaringen
Uit
interviews met professionele ontwerpers (Swuste en Hale, 1992) is gebleken datzij niet
staan te springen om door arbodeskundigen ondersteund te wordenblj
het bedenken van oplossingen voor ontwerpeisen. De onder- steuning wordt overbodig gevonden.Hun
opleiding heeft ze methoden aangereikt omvia
analyse van functie, principe en vormtot
een scala aan mogelijke opties voor een ontwerp te komen (Kroonenberg en Swiers, 1983;Eekels, 1987). Deze professionals zien de rol van de arbodeskundigen beperkt
tot
het toetsen van hun oplos- singen (zie onder 4).Er
is reden genoeg om tetwijfelen
of het ontwerpproces uitgevoerd door professionele ontwerpers wel zo ideaal loopt. Een studie van deontwerppraktijk
van olieplat- formsin
de Noordzee (Wulff, 1997)laat
zien dat het ont- werpproces door een ingehuurd bureau gedaan wordt.Deze ontwerpers worden
bijna
nooitin
staat gesteldpraktijkervaring
op te doen en de condities te zien waar- onder hun ontwerp zal moeten functioneren. Hierdoor is er weinig of geen mogelijkheid voor het leren van erva-ring.
Bovendienwordt
het te ontwerpen object meestalin
onderdelen opgesplitst en door afzonderlijke deskundi- gen ontworpen. Hierdoor is hetniet
mogelijk om creatie- ve oplossingen buiten de streng gedefinieerde grenzen van dat onderdeel te ve¡zinnen. Deze tayloriaanse opsplitsing van het ontwerpproces zorgt ervoor dat erva-ring
met oplossingen, die invloed op meerdere onderde- len hebben,niet makkelijk
wordt verzameld.Voor de niet-professionele'ontwerper', die
in
het begin van hetartikel
is genoemd,ligt
hetin
ieder geval anders. De interviewslieten
zien dat zij,bij
het zoeken naar oplossingen, vaak gevangen blevenin
hun eigen ervaringuit
hun bedrijfstak. Hiervoor is,in
opdracht van de EG, softwareontwikkeld
om de denkwTjze van de pro- fessionele ontwerperin
een vraag-en-antwoordspel te vangen. Decreativiteit wordt
gestimuleerd door andere mogelijke oplossingen voor gespecificeerde productie- functiesuit
andere bedrijfstakken te presenteren (Swuste ea, 1993; Swuste en Hale, 1994).Zelfs als de professionele ontwerper geen behoefte heeft aan
kant
enklare
oplossingen,wil hij
het effect kennenvan
een bepaalde oplossing op decriteria
diein
het pro- gramma van eisenzijn
gesteld.Informatie
over de veilig- heids- en gezondheidseffecten van de oplossingen kun- nen zeernuttig
zijn, als dezein
een oplossingenbestand beschikbaar gemaakt worden.Dit
soortinformatie
is door arbodeskundigen en consul-tants
verzameld, maarvindt
zijn weg zeer moeizaam en langzaam naar de openbareliteratuur. Ervaring
met het opsporen van oplossingen voor genoemd EG-project heeftdit
bewezen.Het
ontbreekt veiligheidskundigen en arbeidshygiënisten aantijd ofaan motivatie
om oplos- singen vast te leggen. En somswordt
een oplossing als bedrijfsgeheim, concurrentievoordeel of intellectueel eigendom (voor verkoop door de consultant) gezien en derhalve door de deskundige ofbedrijf niet
openbaar gemaakt. Om dergelijke problemen te doorbreken is eeninitiatief
van de beroepsvereniging(en) nodig. Hetvullen
van een oplossingenbestand zou alsprimaire
taak van4
de verenigingen (het
liefst
samen) gedefinieerd kunnen worden; het leveren van één ofmeerdere oplossingen zou als eis tijdensinitiële
opleiding en/ofvoor hercertifice-ring
geformuleerd kunnen worden.4. Het toetsen uøn gebruik, inclusief storingen, onder- houd,, schoonmøøh en sloop
Waar alle betrokkenen
in
het ontwerpproces behoefte aanlijken
te hebben, is eenuitspraak
over de te ver- wachten effecten van een bepaald ontwerp op decriteria vanuit
het programma van eisen.Dit valt in
twee delen uiteen.Allereerst
de vraagwat
de daadwerkelijke effec- tenzijn
op de kans op schadeofletsel
(aan persoon,materiaal
of materieel) en hoe ernstig deze schade is?Het
tweede deel bestaatuit
de afiregingen tussen de effecten; zowel arbo-effecten onderling alsmet
a¡dere eisen, zoalskwaliteit,
prestatie, kosten, e.d. Wat is ver- oorloofd omtot
een optimalisering van het ontwerp te komen?Dit
onderwerpwordt hier
alleen gesignaleerd en is verder buiten beschouwing gehouden, omdat het een temoeilljke
en omvangrijke discussie oproept omhier
te behandelen.Het voorspellen van effecten
in
de ontwerpfase vereist een uitgebreide kennis en wetenschappelijk modellering van de oorzaak-gevolg relaties. De arbeidshygiëne heeft zichtot
nu toe voornamelijk beperkttot uitspraken
over de gezondheidseffecten van gemeten blootstellingen.Deze
zijn
af te leidenuit
decriteria
die onderpunt
1genoemd
zijn
en zijn zo goed of slecht als het onderzoekwaar
deze op gebaseerd zijn. Wat de arbeidshygiëne nog maar beperkt heeft ontwikkeld, is de koppeling tussen gezondheidseffect en ontwerp.In
dattraject
speelt eenaantal
andere factoren mee, die bepalenofblootstelling
überhaupt optreedt en hoe de immissie-routes worden bepaald. Recent onderzoek heeft deze factoren meerin
acht genomen. Studies (bijv. Swuste ea, 1993; Swuste enI(romhout,
1996; Ulenbelt, 1991; Lumens, 1997) hebben de consequenties op gezondheidseffecten gemeten van gedrag, zoals etenofroken
op de werkplek, de contami- natie van kleding of persoonlijke beschermingsmiddelen door oplosmiddelen, snuiten of nagelsbijten,
e.d.In
vele gevallen zijndeze invloeden significant. Deze factorenzijn
voorbeelden van een generieke categorie van facto- ren die definiëren wanneer en hoe scenario's van bloot-stelling
zullen optreden.Het begrip'scenario'is
één van de essentiële determi- nanten van risico (Kaplan andGarrick,
1981), naast de kans van optreden en de gevolgen. Een scenario is een te onderscheiden set factoren en omstandigheden die samen voldoendezijn
om schade telaten
optreden. Eenactiviteit kan
meerdere scenario's voor dezelfdeofver-
schillende soort schadein
zich hebben. Scenario's treden op als erafwijkingen
zijn van ontworpen veiligesitu-
aties, doordat maatregelen falen (mensen volgen regelsniet,
gesloten processen worden geopend, instrumenten falen, enz.), of door onverwachte omstandigheden waar geen beheersmaatregelen voor ontworpen zijn.De omschrijving van scenario's geeft aan dat het voor- spellen van
afivijkingen
cruciaal is. Succes is aftrankelijk van het gebruik van technieken die decreativiteit
stimu- lerenin
het bedenken en beoordelen van faalkansen van een ontwerpofvan
condities waaronder een ontwerpbuiten
de ontwerp-envelop gebruiktkan
worden.Ontwerpers zell zijn psychologisch
niet
geporteerd voordit
soortcreativiteit. Hun
aandacht is op hetnormatief
gebruik van hun hardware gericht;zij
ontwerpen instal- laties, machines of productielijnen nu eenmaal om deze volgenshun
instructies te gebruiken en denkenniet
graag na overmisbruik
ervan. De eisin
de Europeseïjdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 3 f19991 nrl
norm
EN 292 voor Machineveiligheid (CEN, 1992) om ontwerpers het'voorspelbaarmisbruik'
explicietin
hun ontwerp mee te laten nemen heeft derhalve voor veel opschudding gezorgd.Een succesvolle voorspelling vereist dat het ontwerp
in
een veel breder kader
wordt
gezien: Hoe wordt het ont- werp daadwerkelijk gebruikt? Hoe zou het kunnen falen? Hoe kunnen de omstandigheden veranderen, zodat de aannames van de ontwerperniet
meer geÌden?Hierin
kunnen arbodisciplines het ontwerpproces steu- nen. De ervaring met de veiligheidskundige technieken voor ontwerpanalyse kunnennuttig
zijn.Tot nu toe
zijn
deze technieken vooralin
de procesindus-trie ontwikkeld
engebruikt,
daar deze industrieën teweinig
en te rampzalige ongevallen hebben gekend om steeds door schade en schandewijs
te worden. Een voor- beeld van een techniek voor storingsanalyseis
de HAZOP-techniek (Hazard and Operability Analysis).Het is
mogelijk deze techniek aan te passen voor toepassin- genin
andere bedrijfstakken en andere niveaus van het zorgsysteem (zie bijv. Swuste ea, lgg7;Heijer
ea, 19g7;Kennedy, 1997).
HAZOP is een gestructureerde manier om vragen te stel- Ien aan een conceptontwerp en mogelijke type storingen de revue te laten passeren. De
tech¡iek
wordt uitgevoerd op basis van een beschrijving van het ontwerp, die devorm
kan hebben van een procesdiagram, een stroom- schema voor een product, eentabulaire
taakomschrijving of een organisatorisch beslisschema. Dekritische
para- mete¡s van het proceszijn
gedefinieerd, die binnen bepaalde grenzen moetenblijven
zodat het procesveilig
verloopt. Per parameter worden geschikte'gidswoorden'gebruikt
om mogelijkeafivijkingen buiten
deze grenzen te definiëren (zoals te veeVte weinig/verkeerd - druk, temperatuur, product, grondstof, enz.). Een gtoep van deskundigen, inclusief uitvoerenden, beoordeelt of de voorgesteldeafwijking kan
optreden, gegeven de ontwor- pen beheersmaatregelen.En
zo ja, ofdit
significante con- sequenties kan hebben. Alsdit
het geval is, worden sug- gesties voor verbetering gedaan. De deskundigheid van de groep omvat de ontwerper, een operator, een supervis- or en een vertegenwoordiger van de onderhoudsdienst, soms met een human factors-deskundige.In
de chemi- scheindustrie
is de veiligheidskundige doorgaans devoorzitter
en animeert de groep door te zorgen dat de discussie breed enmultidisciplinair
genoegblijft.
Deparallel
met participatieve ergonomie zalduidelijk
zijn.De IIAZOP-techniek heeft nog
ontwikkeling
en beproe-ving
nodig voordat het efficiënt eneffectiefbruikbaar
is voor de voorspelling van risico'sin industrietakken
bui-ten
de procesindustrie.Als
zodanig biedt het eennuttige aanvulling
op de meer statische checklists van deRI&E,
die meestal beperktblijven tot
het noemen van gevaren-typen
en/oflange checklists van relevante maatregelen.Het
ontwikkelingswerk moet zich met name concentre-ren
op de vraag welke presentatie van eenactiviteit,
pro- ces of werplek de beste basis geeft voor een HAZOP- groep om afrvijkingen en ongewenste gedragingen (van mens, software of hardware) te kunnen voorspellen.Wellicht
is behalve een schema van hetwerk
zelf, een schema van mogelijke immissie-routes, en een beschrij-ving van
andereactiviteiten
die deze geplandeactiviteit kunnen
doorkruisenofstoren
voldoende (Faverge, 1920).Bijvoorbeeld onderhoud, transportroutes, schoonmaak.
Als
de mogelijke afiuijkingenin
deprimaire
processenin kaart
gebracht zljn,blijven
de mogelijke faalkansen van preventieve maatregelen over. Die kunnen ook opge- spoord worden. Audit-techniekenzijn
hiervoorontwik- keld
(zie bijv. Oortman Gerlings, 1990 voor een review).ïjdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 3 119991 nrl
Veel van deze technieken geven geen ofonvoldoende
aansluiting
met deRI&E
(Hale ea, 1gg7). Weer is metho- de-ontwikkeling nodig. Als de levering van de essentiële middelen en controles voor de beheersmaatregelen (bijv.hardware, competentie, beschikbare mensen, procedures,
motivatie,
enz.) wederom als processen gezien worden,kunnen
dezelfde HAZOP-achtige techniekenwellicht
hel- penin
het voorspellen van tekortkomingen enafivijkin-
genvan
een zorgsysteemin
een gegeven organisatie (Hale ea, op. cit.).Een risico-inventarisatie en -evaluatie is een
activiteit 'par
excellence'voor samenwerking tussen de verschil- lende arbodisciplines. Gezamenlijkeontwikkeling
van betere methodenlijkt
hiervoor dan ook geschikt.Conclusie
Verschillende rollen voor arbodisciplines en -deskundi- gen
zijn
geschetst voor de ondersteuning van het ont- werpproces en de ontwerper. Alleen de eersterol
als leve- rancier voorcriteria
voor het programma van eisenkan
door afzonderlijke experts uitgevoerd worden, en zelfs daar heeft samenwerking zin. Het nadeel van de beperk- terol is
dat de ontwerper nog steeds betaalt en de toon mag aangeven. Het is de ontwerper die dan allecriteria
moet samenvoegen en afwegen. Onderzoek enervaring
geven aan dat dat vaakniet
tot bevredigende resultatenleidt.
Maar, als de arbodeskundige meer invloedwil uit-
oefenen moet
hij
enzijn
discipline meer aanbieden. Derol
van het toetsen van deuitwerkingen
en van het beoordelen en terugkoppelen van ervaring met maatre- gelenin
een vorm die ontsluitbaar is voor de ontwerper, vergen een bredere deskundigheid, die functiegericht is enniet
beperktblijft tot
de wetenschappelijke analyse van gevaren.Vanuit
de veiligheidskundezijn
er metho- den hiervoor beschikbaar diehun
sporen hebben ver- diend; maar een bredede samenwerking van de veiligheidskundige,
noom. De IIAZOP-techniek en het oplossingenbestand
zijn hier
als voorbeelden voorgesteld.Referenties
chinery: Basic concepts, general prin- asic terminology, methodology. Part 2. Brussels.
cEN.
specifications' 8N292-1 and EN292- - Eekels J- 1987. Ontwerpmethodologie: mogelijkheden en gren- zen. (Desigrr methods: possibilities and limits). Delfi Univeisity ofTechnology.- Faverge J.M. 1970. Lhomme agent d'infiabilité et de fiabitité du processus industriel. Ergonomics 1g(g) S01-928.
- Hale,4.R., B. Heming Y. Musson, B. v.d. Broek. 1992. De Veiligheidskundige Professie: Kansen en Bedreigingen, Jubileumonderzoek NvVK 1947 -1997 .
- Hale 4.R., P. Swuste, B. Tymensen and S. pantry. 1994.
Collection and dissemination of information on solutions for
lmp1gving
Report bo EC.DG
V Safe
Technolog¡r- Heijer,
T.
Onderzoõk(on)veiligheid wegwerkers. Vakgroep Veiligheidskunde, TU Delft.
associated safety culture factors. Doctoral theses, Univeristy of Birmingham.
- Kroonenberg H.H. van den and F. Swiers. 1g88. Design
methods. Postgraduate course book. Design and Construction group, Tkente University. Enschede.
227.
- Oortmans Gerlings, P.D. 1990. Safety audits (2): het gebruik van doorlichten en inspecties. In: Maandblad voor
A¡beidsomstandigheden (66), No. 5, p. 301-317.
- Swuste, P., and A.R. Hale. 1992. Databases on measures to prevent Occupational exposure, Dutch Ministery of Social Affairs and Employemetn. Pub. 5-151. Labour Inspectorate, The Hague, The Netherlands.
- Swuste, P., A.R. Hale and G. Zimmerman. 1993. Databases on measures to prevent occupational exposure: a proposal for a data bank structure. Ministry of Social Affairs & Employment.
The Hague. Publication 5-151,1.
- Swuste, P., H. Kromhout and D. Drown. 1993, Prevention in the rubber manufacturing industry in the Netherlands, Annuals of Occupational Hygiene, 37 , p. Ll7-L34.
- Swuste P. and A.R. Hale. 1994. Databases on measures to pre- exposure to toxic substances. Applied nvironmental Hygiene. 9, pp 57-61.
Occupational hazards, risks and solutions.
orking condi- Netherlands, - Swuste, P., L. Goossens, F. Bakker. J. Schrover. 1g97.
Evaluation of accident scenario's in a Dutch steel works using a
Hazard and operability study. Safety Science, 26, No. 12, p. 68- 74.
- Ulenbelt, P. 1991. Omgaan met blootstelling aan chemische stoffen. Proefschrifl Universiteit van Amsterdam.