• No results found

l\)ta.n duoot r/ 4 met ondememingsnummer 1 met maatschappelijke zetel te BRECHT,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "l\)ta.n duoot r/ 4 met ondememingsnummer 1 met maatschappelijke zetel te BRECHT,"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFSCHRIFT vandeminulenberustendetergriffievande rechtbankvaneersteaanlegAntwerpen, afdelingAntwerpen

r-r

,i .\cnntsgevino ci-?n de

foelrsersdlsnst van cte

Krulspur.tbr.nij Ondernamlngen s

, , 0

k

AUG. 2014

C l\)ta.n duoot

f beW.) 11 clU^O

vonnis nr. 3^3 F° 1

a\ TM V I h<A

VONNIS

nummer: Jife-j, datum: 23/06/2014

De rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, kamer 1C, rechtdoende in correctionele zaken, heeft hct volgende vonnis uitgesproken:

Notitie nummer: AN66.LA.4281-10

in zake van HET OPENBAAR MIN1STERIE:

TF.GF.N:

0 0 3 r/

4

met ondememingsnummer 1

met maatschappelijke zetel te BRECHT,

BF.TICHT VAN:

Te

A. Tussen 1 mei 2000 en 4 oktober 2010, meermaals, op Diet nader bepaalde data, de feiten de voortdurende en achtereenvolgende uiting zijnde van eenzelfde opzet, het laatste feit gepleegd ziinde on 3 oktober 2010,

Op het perceel aldaar gelegen te gekadastreerd

met een (globale) oppervlakte van 42803 m2 (nr. ), 44785 m2 (nr.

), 22930 m (nr. ), 11155 m2 (nr. ) en 11155 m2 (nr.

)

eigendom van met ondememingsnummer

voor wat betreft de perceelnummer en

met ondememingsnummer1 voor wat betreft de perceelnummers - en - met

ondememingsnummer voor wat betreft de perceelnummers en •

ingevolge akte verleden door notaris te ontvangcn voor registratie op 10 november 1993 (nr. ), door notaris te

ontvangen voor registratie op 12 juni 2003 (nr. 1, door

< i

(2)

vonnis nr. F° 2

notaris te t ontvangen voor registratie op 18 September 1985 (nr. ), door notaris te

ontvangen voor registratie op 31 augustus 1989 (nr. ) en door notaris i te ontvangen Voor registratie op 18 april 1990 (nr.

• «» •

Bij inbreuk op artikel 6.1.1.6° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

Ordening, na.de datum van inwerkingtreding van dit decreet, een inbreuk te hebben gepleegd op de plarmen van aanleg en verordeningen,

totstandgekomen volgens de bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoordineerd op 22 Oktober 1996 en die nog van kracht waren omdat.ze niet vervangen worden door nieuwe voorschriften uitgevaardigd krachtens onderhavig decreet, of een dergelijke inbreuk te hebben voortgezet of in standgehouden, op welke wijze ook, zonder dat de uitgevoerde handelingen vergund zijn, of het gaat om onderhoudswerken aan een hoofdzakelijk vergunde constructie of om handelingen die

vrijgesteld zijn van de vergunningsplicht,

namelijk het gebruik van de percelen gelegen te

voor motorsportevenementen in strijd met de bestemming van de percelen overeenkomstig het gewestplan Tumhout, met name ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied;

De feiten, voor zover gepleegd voor 1 September 2009 strafbaar ingevolge de artikelen 99, par.l, 146,

,149 en 204 van het decreet houdende de organisatie van de Ruimtelijke Ordening dd. 18 mei 1999;

B. Tussen 1 mei 2000 en 4 oktober 2010. meermaals, op niet nader bepaalde data, de feiten de voortdurende en achtereenvolgende uiting ziinde van eenzelfde opzet. het laatste feit gepleegd ziinde op 3 oktober

2010

,

••

Op het perceel aldaar gelegen te gekadastreerd

met een (globale) oppervlakte van 42803 m2 eigendom van met ondememingsnummer- "

I *

#

ingevolge akte verleden door notaris te ontvangen voor registratie op 10 november 1993;

Bij inbreuk op artikel 6.1.1.1° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vemietiging verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, hiema vermelde handelingen, zoals bepaald bij artikel 4.2.1.5°a (het

gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het

opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, van allerhande materialen, materieel of afval).

(3)

vonms nr.

3 m

***

namelijk het gewoonlijk gebruik van de perceel gelegen te

voor het plaatsen van materiaal en materieel dat gebruikt wordt in het kader van het motorsportevenement, onder meer twee containers en een werfkeet, te hebben: vOortgezet;

De feiten, voor zover gepleegd voor 1 September 2009 strafbaar ingevolge de artikelen 99, par.l, 146,1°, 149 en 204 van het decreet houdende de organisatie van de Ruimtelijke Ordening dd. 18 mei 1999;

C. Tussen 1 mei 2000 en 4 oktober 2010, meermaals, op niet nader bepaalde data, de feiten de voortdurende en achtereenvolgende ulting ziinde van eenzeifde opzet, het laatste feit gepleegd ziinde op 3 oktober 2010,

Op het perceel aldaar gelegen te gekadastreerd met een (globale) oppervlakte van 42803 m2 (nr.

,22930 m2 (nr. ), 11155 m2 (nr.

), 44785 m2 (nr.

) en 11155 m2 (nr.

eigendom van i met ondememingsnummer

'. voor wat betreft de perceelnummer en ,

met ondememingsnummer > voor wat

betreft de perceelnummers en , met

ondememinesnummer ! voor wat betreft de perceelnummers en

ingevolge akte verleden door notaris te ontvangen voor registratie op 10 november 1993 (nr. ), door notaris te

ontvangen voor registratie op 12 juni 2003 (nr. - ), door notaris te t ontvangen voor registratie od 18

September 1985 (nr. ), door notaris te ]

ontvangen voor registratie op 31 augustus 1989 (nr. 474C) en door notaris te ontvangen voor registratie op 18 april 1990 (nr.

Bij inbreuk op artikel 6.1.1.10 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vemietiging verstrijken van de termijn

van de vergunning, hetzij in geval van schOrsing van de vergunning, hiemaveimelde handelingen, zoals bepaald bij artikel 4.2.1.5°b (het gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grand voor het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens),

(4)

vonnisnr. m % F° 4

namelijk het gewoonlijk gebruik van de percelen gelegen te ]

Voor het parkeren van voertuigen, wagens en aanhangwagens in het kader van het motorsportevenementen te hebben voortgezet;

De feiten, voor zover gepleegd voor 1 September 2009 strafbaar ingevolge de artikelen 99, par.l , 146,1° ,149 en 204 van het decreet houdende de organisatie vail de Ruimtelijke Ordening dd. 18 mei 1999;

D. Op het perceel aldaar gelegen te Brecht gekadastreerd

met een (globale) oppervlakte van 42803 m2 (nr. < i, 44785 m2 (nr.

), 22930 m2 (nr. ), 11155 m2 (nr, i en 11155 m2 (nr.

eigendom van met onderhemingsnummer

1 voor wat betreft de perceelnummer met ondememingsnummer

en

> voor wat betreft de perceelnumme

ingevolge akte verleden door notaris te ontvangen voor registratie op 10 november 1993 (nr, - ), door notaris te

ontvangen voor registratie op 12 juni 2003 (nr. 471/R/2), door notaris : te ontvangen voor registratie od 18

September 1985 (nr. ), door notaris De te

ontvangen voor registratie op 31 augustus 1989 (nr, en door notaris te t ontvangen voor registratie op 18 april 1990 (nr.

);

Bij inbreuk op artikel 6.1.1.5° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

Ordening, handelingen te hebben, voorgezet, in strijd met het bevel tot staking, de bekrachtigingsbeslissing of, de beschikking in kortgeding,

namelijk:

I. Op 29 en 30 mei 2010.

in strijd met het schriftelijk bevel tot onmiddellijke staking van het strijdig gebruik van de percelen als crossterrein en het gewoonlijk gebruik van het perceel voor het plaatsen van materiaal en materieel, uitgevaardigd vanwege de stedeftbouwkundige inspecteur dd. 20 mei 2010 bekrachtigd op 27 mei 2010, en in strijd met de beschikking in kortgeding dd- 28 mei 2010 waarbij het beroep tegen het bevel tot staking ongegrond werd verklaard, een

autocrossactiviteit te hebben georganiseerd op de percelen;

(5)

vortnfs nr. ZVLz F° 5

II. Op 2 en 3 oktober 2010.

in strijd met het schriftelijk bevel tot onmiddellijke staking van het strijdig gebruik van de percelen als crossterrein en het gewoonlijk gebruik van het perceel voor het plaatsen van materiaal en materieel, uitgevaardigd vanwege de stedenbouwkundige inspecteur dd. 20 mei 2010 bekrachtigd op 27 mei 2010, en in strijd met de beschikking in kortgeding dd. 28 mei 2010 waarbij het beroep tegen het bevel tot staking ongegrond werd verklaard, en in strijd met het mondeling stakingsbevel dd. 30 mei 2010 dat bekrachtigd werd op 2 juni 2Q10, een autocrossactiviteit te hebben georganiseerd op de percelen;

en in zake van:

De Gewestelijk Stedenbouwkundig Inspecteur,

« * ij j n ^ /I

A

Agentschap Inspectie RWO - Inspectie,

i;

\J

a Met zetel te 2018 Antwerpen, Lange Kievitstraat 111/113 bus 55

-vrijwillig tussenkomende partij- -eiser tot herstel-

-

ter zitting vertegenwoordigd door meester J. Claes, advocaat bij de balie te Antwerpen;

Gezien het bewijs van overschrijving van de dagvaarding van beklaagde door de bewaarder der Hypotheken 2de kantoor te Antwerpen, dd. 17 april 2013 boek 58 deel T nr. 07574

oOOo Gezien de stukken van het onderzoek;

Gehoord de vrijwillig tussenkomende partij/eiser tot herstel in haar middelen en besluiten, vertegenwoordigd door meester J. Claes, advocaat bij de balie te Antwerpen;

Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering;

Gehoord de beklaagde in zijn middelen van verdediging, vertegenwoordigd door meester K. Geelen, advocaat bij de balie te Hasselt, kantoorhoudende te 3500 Hasselt, Gouvemeur ROppesingel 131;

oOOo

(6)

vonnisnr. 6

Naar aanleiding van een klacht van buurtbewoners werd een controle verricht op 20 mei 2010, door de Inspectie RWO, op een terrein te , waar door beklaagde auto- en motorcrosswedstrijden werden georganiseerd.

Beklaagde huurde het terrein Van de dewelke een milieuvergunning verkreeg op 14 September 1992, voor een reliefwijziging in het kader van een kleiontginning.

Uit het onderzoek van de Inspectie RWO, bleek dat het terrein ter beschikking gesteld werd door de eigenaars aan de beklaagde, de

die er per jaar 7 a 10 wedstrijden organiseerde en dit sinds 1989.

Beklaagde beschikte daarvoor over een milieuvergunning voor maximaal 10 wedstrijddagen per jaar en 10 halve oefendagen, niet over een stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van het recreatief crossterrein, het gebruik van de grond als parking en dergelijke meer.

Thans wordt beklaagde enerziias vervolgd voor het stellen van handelingen, in deze zin van artikel 1.1.2.7° Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening met name: zijnde werkzaamheden, wijzigingen of activiteiten met ruimtelijke implicaties, die strijdig zijn met de bestemmingsvoorschriften van het Gewestplan (tenlastelegging A).

Het terrein is immers gelegen in ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied en het gebruik van het terrein als recreatief crossterrein strookt niet met de bestemming die er aan de regio gegeven werd op basis van het gewestplan Tumhout en is het ontegensprekelijk daarmee strijdig.

Anderziids wordt beklaagde ook ver\-olgd voor het gewoonlijk gebruik in strijd met de vergunning (tenlastelegging B en C).

Er werd ook gewoonlijk gebruik vastgesteld van de gronden aangezien er een werfkeet en enkele metalen containers aangetroffen werden waarin materiaal dienstig voor het inrichten van de wedstrijden wordt in opgeslagen.

Biikomend maakte beklaagde zich schuldig aan de doorbreking stakingsbevelen (tenlastelegging D).

De beklaagde voert uitgebreide betwisting.

De argumentatie van beklaagde wordt -echter door de rechtbank niet weerhouden.

(7)

vonnis nr. 3 5, 43 F° 7

1) Met betrekking tot tenlastelegging A

Uit de gegevens in het strafdossier blijkt dat er sprake is van ruimtelijke irnplicaties door het inrichten van een recreatieve activiteit met name Crosswedstrijden.

De beoordeling of er sprake is van ruimtelijke irnplicaties betreft een feitelijke appreciate van de rechtbank (Cass., 24 oktober 2013, C.12.0069.N/1).

De rechtbank dient in concreto na te gaan of het strijdig gebruik. ruimtelijke irnplicaties heeft.

De activiteiten hebben hier wel degelijk een grote weerslag op de ruimtelijke ordering van de omgeving naar omvang en intensiteit van de activiteiten.

Zo bevindt het erossterrein zich in een gebied dat riet gekenmerkt wordt door recreatief gebruik maar door agrarisch gebruik.

Uit de gegevens in het strafdossier en de gevoegde foto’s blijkt dat bij elke wedstrijd, bij manier van spreken, een klein dorp neerstrijkt op het terre'in waarin een parking en een camping met stacaravans ingericht wordt, nadarafsluitingen, geluidsinstallatie en vlaggen geplaatst worden. Verder wordt een rijpiste afgebakend met palen en touwen over een afstand van 800m tot 1700m naargelang ‘het een moto- of een autocrossevenemertt is, worden mogelijks proefritten gereden de dag voor de wedstrijd, rijden er vervolgens voor minstens 5 uuf tot 10 uur tijdens de wedstrijden gemotoriseerde voertuigen over het parcours en rijden bezoekers bovendien aan en af naar de wedstrijd (st. 61 en 64-66 van het strafdossier).

Deze activiteiten vonden minstens vanaf 1 mei 2000 tot en met 3 oktober 2010 meer dan 3 maal per jaar plaats. Dit blijkt uit de reclame die beklaagde voerde (st.. 11, 12, 13) en uit stuk 4 (schrijven van de verdediging van beklaagde van 21 mei 2010 aan de Inspectie RWO dat men sinds 1989, 7 tot iOevenementenorgarisee.it).

Voor wat betreft 2010 werden tevens minstens 5 wedstrijdendagen georganiseerd. Met name op 16 mei (eonclusie beklaagde pagina .11),

29 mei, 30 mei, 2 oktober en 3 oktober. Bijvoorbeeld (st. 61) op zaterdag 2 oktober werd een wedstrijd voor de jeugd gepland en op zondag werd de wedstrijd voor het kampioenschap voorzien.

Dit zijn 5 wedstrijdendagen in 2010 op 6 maanden tijd. Bovendien werden op de websites tevens evenementen aangekond.igd op 6 juni, 3 juli,

28 augustus, 19 September datzelfde jaar.

(8)

vonnisnr. F° &

Bijgevolg is er sprake van een grote intensiteit van de activiteiten als bovendien rekening gehouden. wordt met de daarmee gepaard gaande opbouw en afbraak van het terrein en de oefendagen.

Het is duidelijk dat deze activiteiten wegen op de ruimtelijke ordening en draagkracht van de omgeving, en dit heeft bijgevolg ruimtelijke implicaties.

Beklaagde kan zich niet beroepen op de vrijstelling van de vergunningsplicht zoals opgenomen in artikel 3.27° van het Vrij stellingsbesluit 14 april .2000, en sinds 1 december 2010, artikel 7,4. van het VrijstellingSbesluit van 16 juli 2010.

Deze vrijstelling houdt in dat de tijdelijke reliefwijzigingen voor de organisatie van sportmanifestaties (sportwedstrijden) riiet onderhevig zijn aan vergunningsplicht. indien deze maximaal driemaal per jaar worden georganiseerd.

Art. 7.4. Een stedenboUwkundige vergunning is niet nodig voor tijdelijke reliefwijzigingen voor de organisatie van sportmanifestaties, als:

1° die maximaal driemaal per jaar worden georganiseerd;

2° die worden georganiseerd in recreatiegebied in de mime zin, industriegebied in de mime zin, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen of agi arisch gebied in de ruiihe zin;

3° die niet worden georganiseerd;.

a) in Speciale Beschermingszones;

b) in de Ramsargebieden;

c) in de als beschermd aangeduide duingebieden of als voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden;

d) in de besehermde landschappen;

e) in mimtelijk kwetsbare gebieden;

4° het relief wordt hersteld in zijn oorspronkelijke staat binnen 10 dagen na de aanvang van de werken.

Evenwel maken de reliefwijzigingen niet het voorwerp uit van de dagvaarding, maar wel strijdig gebmik van de grand. Bovendien werd er strikt genomen .5 wedstrijdendagen georganiseerd, waardoor aan de vereiste van maximaal. drie sportwedstrijden, niet werd voldaan voor wat betreft de incriminatieperiode.

Thans blijkt beklaagde zieh wel te houden aan de norm van drie wedstrijden, bijvoorbeeld voor het jaar 2012: 28 april, 30 juni en 2 September. Bijgevolg .1 wedstrijd per weekend. Dit is een duidelijke vermindering van de activiteiten op het terrein in vergelijking met 2010 waarin er minstens nog sprake was van 5 wedstrijddagen op 6 maanden tijd.

(9)

Derhalve blijkt dat bij gebruik van het ontginningsterrein als locatie voor auto- en motocrosswedstrijden tijdens de incriminatieperiode er sprake is van een activiteit waarbij strijdig gebruik gemaakt wordt van de grond gelet op de strijdigheid met de bestemmingsvoorschrifien in het Gewestplan en gelet op de ontegensprekelijke ruimtelijke implicaties die door de evenementen werden veroorzaakt.

Volgens artikel 6.1.1.6° Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening vormt het plegen, het voortzetten of het instandhouden Van een strijdig gebruik van een perceel met de bestemmingsvoorschriften van een gewestplan zonder dat de handeling vergund is of het gaat om onderhoudswerken aan vergunde constructies of handelingen die vrijgesteld zijn van de vergunningsplicht, immers een strafbaar feit sinds 1 mei 2000.

De tenlastelegging A is dan ook bewezen.

vonnis nr. Ztii ^

2) Met betrekking tot tenlastelegging B en C

De werfkeet en andere metalen containers werden eerder reeds op 20 januari 2010 ook opgemerkt door de inspecteur naar aanleiding van eerdere vaststellingen (bijlage 10 bij het aanvankelijk PV).

Gezien deze installaties gebruikt werden telkens er een wedstrijd plaatsvonden, is het duidelijk dat er verschillende actieve daden zijn die een gewoonlijk gebruik van de grond voor het stallen van de containers en materiaal uitmaken, en dit in functie van een stedenbouwkundig niet vergund crossterrein.

De vrijstelling van artikel 3.26° van het Vrijstellingsbesluit van 14 april 2000 is daarop niet van toepassing aangezien die betrekking heeft op tenten, stellingen, tribunes en kramen, hetgeen niet werd vermeld onder de tenlastelegging B.

Bovendien bleek uit de vaststellingen dat er sprake is van het gewoonlijk gebruik van de gronden als parking tijdens de wedstrijden (st. 65 irit het strafdossier en het PV inzake de doorbreking van de stakingsbevelen st. 73).

Bijgevolg zijn de feiten omschreven onder tenlastelegging B en C bewezen.

(10)

vonnis nr. 3Li3 F° 10

31 Met betrekking tot tenlastelegging D

De rechtbank verwijst naar de vaststellingen in het aanvankelijk PV van de verbalisanten dd. 30 mei 2011 (st. 39-43) en de foto’s ter zake (st. 33-36).

Naar aanleiding van deze

stakingsbevel bevolen en uitgehangen op het domein door de Stedenbouwkundig Inspecteur (st. 19) en bekrachtigd op 27 mei 2010 (st 23, 24). Op 30 mei werd een mondeling stakingsbevel ten aanzien dhr. bevolen (overeenkomstig artikel 6.1.47 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) bekrachtigd op 2 juni 2010.

Ondanks het stakingsbevel en ondanks een misliikte poging door beklaagde voor de rechter in kortgeding om het stakingsbevel bp te laten heffen, organiseerde beklaagde een tiental dagen later op 29 en 30 mei 2010 wederom crosswedstrijden op hetzelfde terrein. De verbalisanten van de lokale politie Voorkempen stelden vast dat in totaal een 82 autocrossvoertUigen deelnamen en er heel wat betalende toeschouwers aanwezig waren. Bovendien was er een betaalparking op een van de percelen (st. 44,45).

vaststellingen, werd op 20 mei een schriftelijk

destijds medebestuurder en secretaris van de beklaagde, verklaarde op de hoogte te zijn van het stakingsbevel, maar niettemin groen licht te hebben gegeven om het evenement te laten plaatsvinden.

Er werd opnieuw een stakingsbevel betekend dat op 2 juni 2010 werd bekrachtigd (st. 58, 59).

De rechtbank verwijst naar het nieuwe PV van de Verbalisanten dd. 2 oktober 2010 (st. 71-76) en de gevoegde foto’s (st. 62-66).

Desondanks werd 00k in het weekend van 2-3 oktober 2010 opnieuw wedstrijden georganiseerd, die uiteindelijk louter omwille van weeromstandigheden op de dag zelf nog werden afgelast en dus buiten de wil om van beklaagde. Niettemin werd alles in gereedheid gebracht:

parking, rijpiste en dergelijke meer werden klaargezet en in gebruik genomen (st. 73). Enkel werden de 2 voorziene wedstrijden niet gereden.

Een stakingsbevel werd opnieuw bekrachtigd op 5 oktober 2010 (st. 82, 83).

Bijgevolg was er wederom sprake van een doorbreking van het stakingsbevel op 2 en 3 oktober.

(11)

vonnis nr. Z'L&Z F° 11

Het is dan ook zeer duidelijk dat telkens een doorbreking van het stakingsbevel plaatsvond en dat beklaagde de bevelen, die opgelegd werden door de overheid en die wettig waren bevonden, niet naleefde om geldgewin.

De argumenten van beklaagde met betrekking tot de schending van de motiveringsplicht en hoofplicht overtuigen de rechtbank niet

De stakingsbevelen werden opgelegd volledig in overeenstemming met artikel 6.1.47,1° en 2° lid en artikel 6.1.1.5 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

De feiten onder tenlastelegging D zijn dan ook eveneens bewezen.

Met betrekking tot de herstelvordering

Het blijkt thans dat beklaagde zich houdt aan de opgelegde voorwaarden en afspraken die werden gemaakt met de Stedenbouwkundig Inspecteur naar aanleiding van een plaatsbezoek op 26 januari 2011 (st. 94).

De herstelvordering van de Stedenbouwkundig Inspecteur dd. 20 juli 2010 werd na advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid op 27 augustus 2010 positief bevestigd voor wat betreft de staking van het strijdig gebruik van de percelen voor crossevenementen en de staking van het gewoonlijk gebruik van de naburige percelen als parking en voor het stallen van materiaal en materieel, werfkeet, containers, aanhangwagens (kaft B en st. 89-92 van het strafdossier).

Beklaagde voert aan dat de herstelvordering zonder voorwerp is, minstens onredelijk is, vermits er geen permanent circuit aanwezig is en alle materiaal en materieel verwijderd werd en bovendien de voorwaarden en afspraken die gemaakt werden met de Stedenbouwkundig Inspecteur (st. 93-95) worden nageleefd.

Deze gegevens blijken uit het navolgend PV van de verbalisanten dd. 26 april 2012 (st. 100) en de gegevens van de gemeente Brecht (st. 96-99).

Er werden niet meer dan 3 wedstrijden gepland in 2012, zodat er wel toepassing kan zijn van artikel 3 van het Vrijstellingsbesluit van 14 april 2000 en artikel 7 van het Vrijstellingsbesluit van 16 juli 2010 (st.

94).

Tot op heden werden geen overtredingen vastgesteld.

De rechtbank is van oordeel dat de herstelvordering evenwel niet zonder voorwerp is geworden.

(12)

Het permanent circuit was op 26 januari 2011 nog aanwezig (st. 94).

De stakingsbevelen blijven van kracht (st. 94).

De herstelvordering met betrekking tot de staking van het strijdig gebriiik en de staking van het gewoonlijk gebruik is uitvoerig gemotiveerd en de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid verleende daarvoor een positief advies.

Derhalve kan enkel door tOekenning ervan de inbreuk worden opgeheven.

De termijn van uitvoering wordt bepaald op 6 maanden na het in het kracht van gewijsde gaan van onderhavig vonnis.

Een dwangsom van 1500 euro per inbreuk wordt opgelegd vermits dit het enige middel blijkt te zijn om het herstel te bekomen.

yormis nr. F° 12

Met betrekking tot de vordering tot verbeuring van de illeeale vermogensvoordelen

Uit de gegevens in het strafdossier blijkt dat beklaagde crosswedstrijden organiseerde ondanks de opgelegde wettige stakingsbevelen.

Hierdoor verkreeg beklaagde inkomsten uit de wederrechtelijk georganiseerde activiteiten, wat beschouwd kan worden als een illegaal vermogensvoordeel verkregen uit een misdrij f.

De rechtbank houdt erikel rekening met de berekening van het Openbaar Ministerie voor de wedstrijd van 30 mei 2010.

Derhalve wordt het illegaal verkregen vermogensvoordeel van beklaagde bepaald op een bedrag van 18.450 euro.

Strafinaat

In het belang van een goede ruimtelijke ordening dienen de opgelegde reglementeringen strikt te Worden nageleefd.

Het is dan ook ontoelaatbaar dat men om louter geldgewin de opgelegde stakingsbevelen, ter vrijwaring van de ruimtelijke ordening, bewust naast zich neerlegt.

Een opschorting waarom beklaagde verzoekt in ondergeschikte orde, acht de rechtbank dan ook gecn passend signaal.

De navolgende straf wordt opgelegd deels met uitetel teneinde beklaagde te motiveren de milieuwetgeving na te leven.

(13)

vonnis nr. %£$$- F° 13

De feiten A, B, C en D vermengen zieh Ms zijnde gepleegd met eenzelfde strafbaar opzet.

OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK,

Gelet op de artikelen 147, 162, 185, 194, 195 van Met Wetboek van Strafvordering,

artikelen 1,3,. 5, 6, 7, 7bis van hetStrafwetboek,

artikelen 11, 12, 14, 31, 32, 34, 35, 36, 37 en 41 der wet van 15 juni 1935, gewijzigd door de wet van 3 mei 2003;

de verordeningen van de Raad van de ministers nr. 974/98 dd. 3/5/1998 en nr. 1103/97 dd. 17/6/1997 en de wetten van 26/06/2000 en 30/06/2000 betreffende de invoering van de euro,

artikelen 28, 29 der wet van 1 augustus 1985, artikelen 3 en 4 der wet van 17 april 1878,

bij toepassing van de artikelen en wetsbepalingen zoals aangehaald in de voormelde tenlasteleggiiigen A, B, C en D

en bij toepassing van de artikelen 4 ibis, 42,3°, 43bis, 65 van het Strafwetboek

Rechtdoende op tegenspraak

Verleent akte aan de Stedenbouwkundig Inspecteur van haar vrijwillige tussenkomst.

VEROORDEELT:

- beklaagde, hoofdens de vermengde feiten A, B, G en D tot een geldboete van DUIZEND EUR.

Aangezien veroordeelde vroeger geen enkele veroordeling tot een criminele straf of tot een geldboete van meer dan 24.000 EUR heeft opgelopen;

dat in die omstandigheden een genademaatregel van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen;

Beveelt dat bij toepassing en binnen de peiken van artikel 8, 18bis. der wet van 29 juni 1964, gewijzigd door artikel 4 van de wet van 10 februari 1994, de tehuitvoerlegging van de geldboete uitgesproken ten laste van veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van drie jaar vanaf heden, uitgezonderd een effectieve geldboete van 500 EUR.

(14)

vonnis nr, hii F° 14

Verplicht veroordeelde, als bijdrage voor de financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtofFers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, tot bet betalen van een bijdrage van 25 EUR, bij toepassing van artikel 1 van de wet van 5 maart. 1952, gewijzigd door de wet van 26/06/20Q0 en de wet van 28 december 2011, verxneerderd met 50 decimes, en gebracht op 150,00 EUR.

Verplicht veroordeelde tot betaling van de kosten van het geding belopende 137,41 EUR en, bij toepassing van artikel 91 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1'950, tot een vergoeding van 51,20 EUR.

Zegt dat bij toepassing van artikel 1 der wet van 5 maart 1952 gewijzigd door de wet van 7 februari 2003 de geldboete van 1000 EUR, vermeerderd wordt met 45 decimes, zodat die geldboete 5500 EUR bedraagt.

oOOo

Verklaart verbeurd de vermogensvoordelen, lastens beklaagde, namelijk 18.450 euro (zie de vordering van het Openbaar Ministerie dd. 9 april 2013), zijnde vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen cfr. artikel 42,3 en 43 bis van het Strafwetboek.

oOOo

Beveelt dat het perceel gelegen te eekadastreerd

, in haar oorspronkelijke staat zal hersteld worden, in de oorspronkelijke staat, namelijk:

- staking strijdig gebruik van de percelen voor motorcrossevenementen;

- staking gewoonlijk gebruik door het verwijderen van al het materiaal en materieel dienstig voor de crossevenementen,

binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf het in kracht van gewijsde treden van huidig vonnis en onder verbeuring van een dwangsom van 1.500 euro per dag vertraging in bet niet nakomen van het hiervoor bevolene

Dat de stedenbouwkundige inspecteur en/of het College van Burgemeester en Schepenen, in geval het vonnis niet Wordt ten uitvoer gelegd, van ambtswege in de uitvoering ervan kan voorzien.

(15)

vonnisnr. 3^3 F° 15

Machtigt de stedenbouwkundige inspecteur of het College van Burgemeester en Schepenen de van de herstelling van de plaats afkomende materialen en voorwerpen te verkopen, te vervoeren, op te slaan en te vemietigen op een door hen gekozen plaats;

Zegt voor recht dat de veroordeelde gehouden is alle liitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop der materialen en voorwerpen, te vergoeden op vertoon van een staat, begroot en invorderbaar verklaard door de beslagrechter,

0OO0

Alles wat voorafgaat is, overeenkomstig de bepalingen der wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in de Nederlandse taal geschied.

Aldus gewezen door de hiemavermelde rechter die de Zaak behandeld heeft en aan de beraadslaging heeft deelgenomen, en uitgesproken in openbare terechtzitting door de Voorzitter op drieentwintig juni tweeduizendveertien in aanwezigheid van het Openbaar Ministerie en de griffier.

AANWEZIG:

A. Mertens,

F-

L. Catry

voorzitter van de kamer, enig rechter substituut-procureur des konings, afg.-griffier.

A. Mertens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze ontwerpbepaling is een antwoord op de vaststelling van het Sectoraal comité van het Rijksregister, namelijk dat in de huidige reglementering alleen de

Dit ontwerp van Ministerieel besluit wil de tenuitvoerlegging van de Archiefwet vervolmaken, zoals die werd gewijzigd bij wet van 6 mei 2009 1 , evenals het Koninklijk besluit

Een preciezere ratio legis, een proportionelere aanwending en voldoende procedurele garanties (zoals getrapte procedure en voorafgaande informatie vooraleer financiële

“ Indien de administratie evenwel, op basis van het onder de artikelen 315, 315bis en 316 uitgevoerde onderzoek, over een of meer aanwijzingen beschikt dat

”Elk toestel dat dient voor kansspelen in een kansspelinrichting klasse IV, moet uitgerust zijn met een intern toezichtsysteem dat de communicatie moet verzekeren van de

voorontwerp van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Internationaal Privaatrecht en de wet van 31 december 1851 betreffende de consulaten en

Het ontwerp van koninklijk besluit (KB) dat ter advies aan de Commissie wordt voorgelegd beoogt onder meer de vaststelling van de gegevens betreffende de

Een gegevensbank heeft een negatief karakter wanneer, rekening houdend met het doeleinde, alleen die personen worden geregistreerd met betrekking tot dewelke