• No results found

Lezingen en preek op de 2 e zondag van Pasen, 24 april 2022

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Lezingen en preek op de 2 e zondag van Pasen, 24 april 2022"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lezingen en preek op de 2e zondag van Pasen, 24 april 2022

LEZING OUDE TESTAMENT: Genesis 28,10-22

Jakob verliet dus Berseba en ging op weg naar Charan. Op zijn tocht kwam hij bij een plaats waar hij bleef overnachten omdat de zon al was ondergegaan. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen. Toen kreeg hij een droom. Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhooggaan en afdalen. Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven. Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je

nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden. Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’

Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de HEER aanwezig. Dat besefte ik niet.’ Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten. Hij gaf die plaats de naam Betel, maar voordien heette die stad Luz. En hij legde een gelofte af: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als Hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de HEER mijn God zijn. De steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden – en ik beloof dat ik U dan een tiende deel zal afstaan van alles wat U mij geeft.’

ANTWOORDPSALM: Psalm 150a: 1 t/m 4. Geprezen zij God ...

LEZING EVANGELIE: Lucas 24,13-35

Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar Emmaüs, een dorp dat zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden. Hij vroeg hun: ‘Waar lopen jullie toch over te praten?’

Daarop bleven ze somber gestemd staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent U dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ Jezus vroeg hun:

‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen vertellen dat er engelen aan hen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ Toen zei Hij tegen hen: ‘Hebben jullie dan zo weinig verstand en zijn jullie zo traag van begrip dat jullie niet geloven in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten.

Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging met hen mee en bleef bij hen. Toen Hij met hen aanlag voor de maaltijd, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze

(2)

tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!’ De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.

ACCLAMATIE: Lied 864: 5. Daarom lof zij de Here …

PREDIKING

Gemeente van onze Heer Jezus Christus!

Er zijn van die verhalen waarin zoveel zin verborgen zit, dat zo’n verhaal een mensenleven lang kan meegaan en ons iedere keer opnieuw weer kan

aanspreken. En waarin we steeds weer nieuwe betekenissen ontdekken. Zulke verhalen zijn ons dierbaar. Dit evangelieverhaal over de 2 mannen die te voet van Jeruzalem naar Emmaus gaan en die onderweg een onverwachte

ontmoeting hebben is zo’n verhaal. Op de één of andere manier geldt dit waarschijnlijk voor ieder van ons. Ik hoef maar het woord Emmaus te noemen en u hebt er meteen een beeld of een gevoel bij. Wat is het geheim hiervan?

Blijkbaar komen in dit soort verhalen de wezenlijke aspecten van een

mensenleven naar voren: oorsprong en doel en zin, zoals de dichter Jan Wit het zegt in het lied “God heeft het eerste woord”.

Trouwens het verhaal dat we uit het OT gelezen hebben is er ook zo één: Jakob in Betel, de ladder naar de hemel, de engelen die op en neer gaan, de stem van God. En dan die indringende woorden uit de mond van Jakob: “Op deze plaats is de Heer aanwezig. Dat besefte ik niet.” Dat vers zit in mijn geheugen in de woorden van de NBG-vertaling van 1951: “Waarlijk, de Here is aan deze plaats, en ik heb het niet geweten”.

Beide teksten, de Emmausgangers en Jakob in Betel geven in verhaalvorm weer, hoe een mens Gods aanwezigheid kan ervaren en hoe emotioneel dat is.

En hoe troostend. En ook hoeveel inzicht dat geven kan.

Graag wil ik vanmorgen op een meditatieve manier stilstaan bij het verhaal uit het Evangelie van vanmorgen en vooral proberen om de verhaalvorm recht te doen.

Twee mannen gaan van Jeruzalem op weg naar Emmaus, naar huis. Mismoedig zijn ze, verslagen en wanhopig. Ze slepen zich voort, het hoofd gebogen. Het is ze aan te zien dat ze niet meer weten hoe het verder moet. De verschrikkingen waarvan ze in Jeruzalem getuige waren hebben hen geknakt, gebroken. Wat ze

(3)

ook verwacht hadden, dit nooit. Dat het zo catastrofaal moest eindigen en dat hun hoop zo de bodem ingeslagen zou worden, wie had dat kunnen denken?

En dan nu naar Emmaus, naar huis. Waar zouden ze anders heengaan? Er is niets meer wat hen nu nog in Jeruzalem houdt. Alleen, hoe zal dat zijn in Emmaus, zo zonder hoop en zonder toekomst?

Van tijd tot tijd kijken ze elkaar aan en wisselen enkele woorden en geleidelijk aan komt er iets van een gesprek op gang. En ze uiten tegenover elkaar hun diepe verslagenheid en hun grote verdriet.

Ze vorderen zo langzaam, dat een andere wandelaar hen inhaalt. Hij groet en zij groeten terug. Blijkbaar heeft hij hen geobserveerd toen hij stap voor stap dichterbij kwam. En ook heeft hij klaarblijkelijk aan hun manier van spreken gemerkt dat hun gespreksonderwerp nogal pijnlijk is, dat er iets is wat hen erg getroffen heeft. Hij vraagt namelijk zomaar rechtuit wat het is waarover ze praten.

De twee blijven met een ruk staan. De vreemdeling blijft ook staan. Ja, zeggen de twee, waar zouden we nu over praten? Waar iedereen nu over praat

natuurlijk. Heel Jeruzalem. Maar de vreemdeling kijkt hen zo niet begrijpend aan dat het er voor hen sterk op lijkt, dat hij inderdaad van niets weet. Hoe is het mogelijk? Zeker een spreekwoordelijke vreemdeling in Jeruzalem. Iemand die zijn ogen in de zak heeft gehad.

Man, zegt één van de twee, die Kleopas heet. Weet je dan echt niet wat er gebeurd is? Wat er gebeurd is met Jezus? Jezus, een groot profeet, een

buitengewoon bijzonder mens. We hadden zulke hoge verwachtingen van hem.

Wij hoopten dat hij het was die Israël zou bevrijden, dat eindelijk de woorden van onze profeten in vervulling zouden gaan en dat hij ervoor zou zorgen, dat het hele volk Israël zich weer zou wenden tot onze God, de God van Israël en dat het eindelijk zo ver zou zijn dat onze God weer terugkeert naar de tempel, zoals het was in de tijd van Mozes toen God zelf aanwezig was in de tabernakel en de wolk daarboven hing. Of zoals het was in de tijd van koning Salomo die de eerste tempel bouwde en dat toen bij de inwijding de heiligheid van God de tempel vulde. Zo indrukwekkend!

Maar wij Israëlieten zijn ontrouw geweest en God heeft de tempel verlaten, de Babyloniërs zijn gekomen, hebben de tempel verwoest en de overlevenden van ons volk naar Babel gedeporteerd. En nu hebben we wel een tempel, maar God

(4)

is niet meer bij ons, bij zijn volk. En de Romeinen heersen over ons. Wij hoopten dat de komst van Jezus zou betekenen, dat de woorden van de

profeet Maleachi in vervulling zouden gaan, toen deze profeet zei: “Ik zal mijn bode zenden, die voor Mij de weg zal effenen. Opeens zal Hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien, de engel van het verbond naar wie jullie verlangen.”

En daarbij hoopten we dat dan het rijk van vrede zou beginnen. Stel je dat voor, dat -zoals de profeet Jesaja gezegd heeft- alle volken samenstromen op de berg van de Heer, dat zwaarden omgesmeed worden tot ploegijzers en speren tot snoeimessen en dat wij allemaal zouden leven in het licht van de Heer. We dachten dat het echt zou gebeuren. En dan nu!

Ze komen weer in beweging, alle drie en vervolgen hun weg. En Kleopas spreekt verder: Onze hogepriesters en de leiders van het volk hebben ervoor gezorgd dat Jezus ter dood werd veroordeeld. Hij is gekruisigd. Even is het stil.

Kleopas is merkbaar aangedaan.

Maar dan vervolgt hij en zegt: Ja, en dan hebben een aantal vrouwen uit ons midden ons ook nog in de war gebracht. Ze zijn vanmorgen naar het graf

gegaan en ze hebben gezegd dat het leeg was en dat engelen hun vertelden dat Jezus leeft. Er komt een bittere trek op zijn gezicht. En hij voegt eraan toe:

engelen die vertellen dat Jezus leeft? Wat een onzin. Natuurlijk zijn een paar van onze mannen gaan kijken. Het graf was inderdaad leeg, maar engelen waren nergens te bekennen en een levende Jezus al helemaal niet.

Het wordt stil. De steentjes op de weg knerpen onder de zolen van hun sandalen. De vreemdeling kijkt de twee aan en zegt: Zien jullie het wel goed?

Jullie hebben toch een goed verstand? En jullie weten toch wat de profeten allemaal nog meer zeggen? Heb je dan bij het voorlezen van de profeet Jesaja niet gehoord wat hij vertelt over de dienaar van de Heer? Die dienaar die ons lijden op zich nam, die geslagen werd en vernederd, die als een schaap naar de slacht werd geleid en die zijn leven offerde voor zijn volk? Dat moet je toch niet onbekend zijn?

En nu weet de vreemdeling van geen ophouden meer en tal van teksten uit de Profeten en uit de Tora en ook uit de Geschriften passeren de revue en worden in het kader van dat lijden geplaatst. De dienaar van de Heer, de Messias, die lijdt zoals het volk Israël geleden heeft, al die eeuwen door.

(5)

De vreemdeling heeft een zachte en aangename stem, die Kleopas en zijn metgezel als muziek in de oren klinkt. En terwijl ze zijn woorden a.h.w.

indrinken is het alsof de pijn verzacht wordt, alsof hun grote verdriet en hun diepe bezorgdheid steeds meer op de achtergrond raken, alsof er allerlei nieuwe inzichten bij hen ontstaan, alsof er bij hen een gevoel van hoop en van verwachting begint te groeien. Ja, bijna van vreugde, alsof dat hele erge, hun vriend die een gruwelijke dood stierf aan een kruis, alsof dat hele erge een plaats begint te krijgen bij het beeld van het samenstromen van al die volken op de berg van de Heer, het omsmeden van die zwaarden en dat het licht wordt, eeuwig licht.

Het is een behoorlijk eind lopen naar Emmaus, maar voor ze het weten staan ze voor hun huis. De vreemdeling maakt aanstalten om zijn voetreis voort te

zetten. Maar wacht even. Dat zou niet bijzonder hoffelijk zijn. Hij heeft hun zoveel inzicht en zoveel moed gegeven. Er is eten in huis en ook wel een slaapplek om de nacht door te brengen. En wie weet heeft hij nog veel meer moois te vertellen. “Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde”, zeggen ze.

Samen gaan ze naar binnen. Er is brood. Ze kunnen samen eten. En kijk, de vreemdeling schijnt de rol van gastheer op zich te nemen, want hij neemt het brood, spreekt de zegen uit, breekt het en geeft het hun. Maar dat is

wonderlijk. Wat zeiden Petrus en Johannes en de anderen? Die hebben verteld dat Jezus in de nacht waarin hij verraden werd brood genomen heeft, de zegen heeft uitgesproken, het gebroken heeft en … Met grote ogen kijken ze de vreemdeling aan en in een flits herkennen ze hem. Hij is het! Op hetzelfde moment wordt hij onttrokken aan hun blik.

Ze kijken elkaar aan. Tranen in de ogen. Wat is er gebeurd? Wat is hun overkomen? En waarom hadden ze niets in de gaten? Hoe hij stap voor stap met hen door de Schriften ging, hoe hij licht liet schijnen op die vaak duistere woorden, hoe hij het grote mysterie van God en zijn volk voor hen

ontraadselde en hoe hun harten steeds meer in vuur en vlam geraakten.

Ze springen tegelijk op. Terug, zegt Kleopas. Ja terug, zegt zijn vriend. Dit goede nieuws mogen we niet voor onszelf houden. Terug naar Jeruzalem. Dit keer in een flink tempo met grote passen. Wat zullen ze in Jeruzalem opkijken!

Ja, dat is ook zo. Alleen er was in Jeruzalem ook het een en ander gebeurd.

Petrus had de Heer ontmoet. Maar, zeggen ze tegen de Emmaussers, hoe

(6)

zagen jullie dat hij het was? Hij brak het brood, zeiden ze, en toen zagen we het. Hij was het en hij leeft!

Die avond verscheen Jezus opnieuw. Hij kwam in hun midden en dit keer kwam hij echt dichtbij, sprak met hen en zegende hen.

Hoe zal dat geweest zijn? Onmogelijk voor ons om dat in zijn volle betekenis te beseffen. Toch mooi dat Lucas voor ons dit gebeuren heeft beschreven. Moge het ook voor ons tot zegen zijn. Amen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ongetwijfeld klinkt dit verhaal mee in de Bergrede en het Onze Vader, als we bidden om brood, en als Jezus ons leert om onbezorgd te leven, met vertrouwen in de Vader, en niet met

Door werkelijk diepe ontleding van iedere stap in het proces, zouden wij uitgedaagd kunnen worden in het verder en breder denken, dan uitsluitend dienend voor het traject naar

3 Dan komt Petrus mee naar buiten, en de andere leerling ook,. en zo zijn ze aangekomen bij

Zaterdag & Zondag Boeken/strips, Speelgoed Allerlei, gezelsschapspellen Oude Molenstraat 16 Zaterdag. CD/LP/VIDEO/DVD, Decoratiemateriaal, Meubelen Oude

Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest hier en nu en tot in

Wanneer Jezus alleen voor zichzelf verrezen was, wanneer God Christus alleen uit de dood had opgewekt voor Christus’ eigen nieuwe lichaam, voor diens eigen eeuwig leven, voor

Toen een paar vrouwen – vriendinnen van Jezus en zijn vrienden - naar het graf gingen, was het graf leeg.. Er stond een engel bij het graf op hen te wachten en die zei: “Je hoeft

En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is