• No results found

o Inleiding: o Verkeerd geciteerd vers #1 o Verkeerd geciteerd vers #2 o Verkeerd geciteerd vers #3 o Verkeerd geciteerd vers #4

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "o Inleiding: o Verkeerd geciteerd vers #1 o Verkeerd geciteerd vers #2 o Verkeerd geciteerd vers #3 o Verkeerd geciteerd vers #4"

Copied!
214
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

15 incorrecte weergaves van de Koran

Saleh bin Abdel Alaziez Aalchieg Dit artikel brengt de nodige nuance aan

bepaalde incorrect weergaves in de Koran die opdagen tijdens de vertaling.

https://islamhouse.com/886651

15 incorrecte weergaves van de Koran

o Inleiding:

o Verkeerd geciteerd vers #1

o Verkeerd geciteerd vers #2

o Verkeerd geciteerd vers #3

o Verkeerd geciteerd vers #4

o Verkeerd geciteerd vers #5

(2)

o Verkeerd geciteerd Vers #6

o Verkeerd geciteerd Vers #7

o Verkeerd geciteerd Vers #8

o Verkeerd geciteerd Vers#9

o Verkeerd geciteerd Vers#10

o Verkeerd geciteerd Vers#11

o Een gelijkaardige vertelling

o Verkeerd geciteerd Vers#12

o Verkeerd geciteerd Vers #13

o Verkeerd geciteerd Vers #14

o Een gelijkaardige vertelling

o Op dezelfde manier schrijft Moiz Amjad:

15 incorrecte weergaves van de Koran

Inleiding:

(3)

Vandaag de dag zien we steeds vaker dat mensen verzen van de Koran en vertellingen van de Profeet

Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) verkeerd citeren om hun

verdraaide presentatie van de islam als een vijandige en gewelddadige

godsdienst te ondersteunen. Het

merendeel van die verzen zijn ofwel verkeerd vertaald, uit de context

genomen of verkeerd begrepen door een gebrek aan basiskennis. De term Jihad bijvoorbeeld wordt door veel mensen vandaag de dag verkeerdelijk geïnterpreteerd als ‘heilige oorlog’, aldus, telkens als het wordt

aangeprezen in de Koran, wordt het in een negatief licht gezet. In

werkelijkheid is Jihad een positief

(4)

concept, geen negatief, en daarom

moet men over Jihad lezen alvorens de rest van dit artikel te lezen. Een uitleg van Jihad kan hier gelezen worden. Dit artikel heeft als doel het ophelderen van de misvatting dat Islam geweld aanprijst en haat doordat de verkeerd geciteerde verzen en vertellingen

opnieuw onderzocht worden. Zoals we zullen zien, wordt heel gauw duidelijk dat de Islam niets dan vrede, harmonie en verdraagzaamheid voor de

mensheid onderricht, als we het begrip Jihad correct interpreteren. We hebben verzen en vertellingen geselecteerd en geciteerd op de manier dat ze verspreid worden door islamhaters, zodat de

slechte vertalingen en andere

(5)

bedrieglijke praktijken van de Islamhaters duidelijk worden.

Verkeerd geciteerd vers #1

“Vechten is u geboden ofschoon gij er afkerig van zijt; maar het kan zijn, dat gij tegenzin hebt in iets terwijl het

goed voor u is en het kan zijn, dat u iets behaagt terwijl het slecht voor u is.

Allah weet het en gij weet het niet.”

(Edele Koran 2:216)

De eerste vergissing in deze vertaling is dat in dit Kroatische vers het woord

‘Jihad’ niet wordt gebruikt. Het woord dat gebruikt wordt is ‘Qital’, dat

verwijst naar fysieke strijd. Vechten is geboden voor de Moslims om zichzelf en hun rechten te verdedigen evenals

(6)

de rechten van anderen. De

verplichting om fysiek de rechten van iemand te verdedigen en

rechtvaardigheid in te stellen werd uitgewerkt in het vroeger vermeld

artikel over Jihad. Het is voldoende om een vers te citeren van de Koran in dit opzicht:

“En waarom strijdt gij niet voor de zaak van Allah en voor de zwakken -- mannen, vrouwen en kinderen - die

zeggen: "Onze Heer, neem ons uit deze stad waarvan de bewoners

onderdrukkers zijn en schenk ons een vriend en een helper uwerzijds.”

(Edele Koran 4:75)

(7)

Het is ongetwijfeld een verplichting voor alle mensen om elkaar te helpen tegen verdrukking en onrecht. Dit is wat de Islam onderricht. Abdullah Yusuf Ali schrijft als commentaar op vers 2:216:

‘Het vechten voor de zaak van de Waarheid is een der hoogste vormen van weldaad. Wat kan je aanbieden dat dierbaarder is dan je eigen leven? Maar hier volgen al gauw de beperkingen:

als je niet méér bent dan een vechtersbaas, of een egoïstisch agressief persoon, of een ijdele

bullebak, verdien je de meeste censuur.

(Yusuf Ali, De Heilige Koran, Tekst, Vertaling en Commentaar)

(8)

Daarom is het vechten dat door God is opgelegd in de Koran vechten om

rechtvaardigheid en veiligheid in het land te garanderen, en dat is een

verplichting die aan alle mensen is opgelegd. We zullen altijd hopen op vrede, maar we moeten beseffen dat zonder rechtvaardigheid, vrijheid,

rechten en gelijkwaardigheid, de vrede nooit stand zal houden. In die trant

schrijft Abdul Majid Daryabadi als commentaar op vers 2:216:

‘Oorlog wordt effectief bekrachtigd door de wet van de natuur – de

constitutie van de man en de

constitutie van de maatschappij en is zowel een biologische als

sociologische noodzaak. De Islam als

(9)

ideale en praktische godsdienst heeft het toegestaan, maar alleen in gevallen van loutere noodzaak. (Daryabadi, De Verheven Koran)

De Islam heeft oorlog als laatste redmiddel benoemd en alleen in gevallen van echte noodzaak om de eigen rechten en die van anderen te verdedigen. Het plaatje wordt nog duidelijker als we de historische context van de openbaring in

beschouwing nemen. Abdullah Yusuf Ali vervolgt door de historische

context uit te leggen in zijn

commentaar op vers 2:217: ‘De onverdraagzaamheid en vervolging van de Heidense kliek in Mekka heeft ongeziene ellende bezorgd aan de

(10)

heilige Boodschapper en aan zijn vroege volgelingen. Ze verdroegen alles met zachtmoedigheid en

langdurig geduld totdat de Heilige hen de toestemming gaf om de wapens in de handen te nemen ter

zelfverdediging…(Yusuf Ali, De Heilige Koran, Tekst, Vertaling en Commentaar)

In het licht van het bovenvermeld citaat wordt het duidelijk dat tot

vechten speciaal werd opgeroepen in omstandigheden van strenge

vervolging en ellende. Als gevolg wordt van Moslims verwacht dat ze zichzelf verdedigen tegen

onderdrukking en rechtvaardigheid instellen. Het is laf om geen hulp te

(11)

bieden aan de onderdrukten. Abdul Majid Daryabadi legt ook de

historische context van dit vers uit:

Vervolgd, bestookt, geteisterd, in armoede, verbannen en klein van aantal, dit was de toestand van de Moslims ten tijde van de bepalingen van het oorlogvoeren. Zodus was het normaal dat ze niet al te tuk waren om de zwaarden te trekken tegen de

krachtige troepen die hadden

samengezworen met het oog op hun uitroeiing. Pas na een dwingend en empathisch Goddelijk Bevel voelden ze de noodzaak tot het slagveld (om hun rechten te verdedigen). En toch worden de Islamitische Jihads

uitgeroepen als ‘bedacht door de

(12)

Profeet om zijn ontevreden

volgelingen tevreden te stellen door rooftochten!’ (Margoliouth) Zo

klinken de woorden van de

waarheidlievende Europese geleerde!

Op deze geweldige manier leest hij de geschiedenis! (Daryabadi, De

Verheven Koran)

Het commentaar op dit vers maakt heel erg duidelijk dat Moslims dit vers

altijd hebben opgevat als de wettelijke rechten om de eigen rechten te

verdedigen tegen onderdrukkende

machten, maar om de grenzen nooit te overschrijden.

Verkeerd geciteerd vers #2

(13)

“Diegenen der gelovigen die niets doen, met uitzondering der

onbekwamen, zijn niet gelijk aan degenen die met hun rijkdommen en hun persoon terwille van Allah

strijden. Allah heeft degenen, die met hun rijkdommen en hun persoon

strijden doen uitmunten boven de

rustenden en aan ieder heeft Allah het goede beloofd. Allah zal de strijders boven de stilzittenden doen uitblinken door een grote beloning” (Edele Koran 4:95)

Laten we eerst duidelijk stellen: dit is een heel povere vertaling van het vers.

Laten we een paar bekende vertalers bekijken:

(14)

Yusuf Ali: Niet gelijk zijn de

gelovigen die (thuis) blijven zitten en geen schade toebedeeld krijgen, ten opzichte van degenen die vechten en strijden voor de zaak van Allah met hun goederen en eigen persoon. God heeft aan dezen een hogere graad

toegekend dan aan degenen die (thuis) blijven zitten. Aan allen (die sterk

staan in het Geloof) heeft God het

goede beloond: Maar aan degenen die strijden en vechten heeft Hij een

hogere positie toegekend met een hogere beloning dan aan hen die (thuis) blijven zitten.

Pickthal: Degenen onder de gelovigen die stilzitten, en niet behoren tot zij die een lichamelijk gebrek hebben, staan

(15)

niet op dezelfde voet als diegenen die op de weg van God vechten met hun rijkdommen en levens. God heeft aan degenen die streven en vechten met hun bezittingen en persoon een hogere graad toegekend dan aan hen die

blijven zitten. Aan elkeen heeft God het goede beloofd, maar Hij heeft aan diegenen die zich inspannen een

grotere beloning voorzien dan aan zij die niks doen.

Muhammad Asad: Diegenen onder de gelovigen die passief blijven – en niet tot de onbekwamen behoren – kunnen niet worden gelijkgesteld aan zij die zich hard inspannen voor Gods zaak met hun bezittingen en levens. God heeft diegenen die hard strijden met

(16)

hun bezittingen en levens hoog

verheven boven degenen die passief blijven. Zelfs al heeft God het

uiteindelijke goede beloofd aan allen (gelovigen). Toch heeft God degenen die zich hard inspannen verkozen

boven degenen die passief blijven door (de belofte van) een prachtige

beloning.

Khan/Hilali: Niet gelijk zijn degenen onder de gelovigen die (thuis) blijven zitten, behalve degenen die

onbekwaam zijn (door verwondingen) of blind of gehandicapt zijn enz. en diegenen die hard vechten voor de Zaak van Allah met hun rijkdom en hun levens. Allah heeft diegenen in graad verheven die zich hard

(17)

inspannen en met hun rijkdom en levens vechten boven degenen die (thuis) blijven zitten. Aan eenieder heeft Allah het goede beloofd

(Paradijs), maar Allah heeft diegenen verkozen die hard vechten en zich inspannen boven diegenen die (thuis) blijven zitten door een enorme

beloning.

Nu we de meest gebruikelijke

vertalingen geciteerd hebben, blijkt de bron voor de geciteerde vertaling

twijfelachtig. Woorden zoals

‘Jihadisten’ zijn termen die enkel en alleen door de media verzonnen zijn zonder ware betekenis. In feite zegt de Oxford American Dictionary het

volgende over deze term:

(18)

GEBRUIK: Er lijkt geen dwingende noodzaak te bestaan voor het gebruik van deze gebruiksvriendelijke term in het Engels aangezien de Arabische term voor een heilige

oorlogskrijgsman, Mujahid, al een plaats heeft gevonden in het Engels in het meervoud (Mujahidin, Mujahedin), samen met jihadi, een vorm die meer samenhangt met de Arabische

morfologie. De term Jihadist is echter de vorm die verkozen wordt door alle schrijvers die fel anti-Arabisch of anti- Islam zijn.

Nu we de term Jihad gedefinieerd hebben in het vorige artikel, kunnen we een Mujahid beschrijven als

iemand die zich inspant om

(19)

rechtvaardigheid te bereiken, met misschien zelfs de kans op het

verliezen van zijn leven in dat proces.

Wat betekenen deze verzen nu precies?

Ze verheffen de status van degenen die genoeg moed vertonen boven degenen die zich op een laffe manier

wegstoppen als het gaat om de rechten van anderen te verdedigen. Tenzij ze een gebrek hebben, waardoor ze die rechten niet kunnen verdedigen.

Bijgevolg vindt de Islamhater geen ondersteuning (gezien de verdraaide manier waarop de Islam wordt

gepresenteerd) in deze verzen. Meer zelfs, dit vers ondersteunt de

interpretatie van de Jihad als elke strijd voor de zaak van God omdat het

degenen heeft vermeld die Jihad

(20)

voeren met hun rijkdom door het te doneren aan een goede zaak, zoals aan humanitaire organisaties. Zo schrijft Muhammad Asad over dit vers:

De term Mujahid is afgeleid van het werkwoord Jahada, wat betekent ‘hij streed’ of ‘hij spande zich hard in’ met name voor een goede zaak en tegen het kwade. Bijgevolg betekent jihad ‘zich inspannen in de zaak van God’ in de ruimste betekenis van die uitdrukking:

d.i. het is niet zozeer van toepassing op fysieke oorlogvoering (Qital) maar op elke rechtvaardige strijd in de morele betekenis van het woord. (Asad, De Boodschap van de Koran)

Verkeerd geciteerd vers #3

(21)

“Er zijn mensen onder de gelovigen die trouw gebleven zijn aan het

verbond dat zij met Allah hebben

gesloten en vertrokken zijn voor Jihad (Heilig Gevecht). Er zijn enigen onder hen die hun eed hebben gehouden, en anderen die nog wachten en geenszins veranderd zijn.” (Edele Koran 33:23) Hier heeft de Islamhater heel gepast de haakjes verwijderd van de vertaling, zodat de lezer geen onderscheid kan maken tussen de ideeën van de vertaler en de woorden van de Koran. Laten we een vertaling geven zonder bijkomende ideeën:

“Er zijn mensen onder de gelovigen die trouw gebleven zijn aan het

(22)

verbond dat zij met Allah hebben

gesloten. Er zijn enigen onder hen die hun eed hebben gehouden, en anderen die nog wachten en geenszins

veranderd zijn” (Edele Koran 33:23) Het is eveneens duidelijk dat de

Islamhater bijkomende ideeën heeft toegevoegd aan de vertaling, die verder niet ondersteund worden door enige andere vertaler. “Vechten en sterven”,

“Bereid tot de dood in het gevecht”, dit zijn niet de woorden van de Koran. De Koran prijst de vroege Gezellen aan die standvastig beleven in hun geloof en trouw aan het verbond. Dit vers

vermeldt geen enkel Jihadgevecht. Dat is slechts een interpretatie van dit vers, zoals Ibn Kathir schrijft:

(23)

‘Wanneer Allah melding maakt van de manier waarop de hypocrieten hun

belofte aan Hem gebroken hebben

zonder hun rug te keren, beschrijft Hij hen als de gelovigen die zich strikt aan hun beloftes houden en aan het

verbond:

{(Zij) zijn waarachtig gebleken in hun verbond met Allah, van hen hebben sommigen hun Nahbah voltooid;) Sommigen van (de Koranische

commentatoren) hebben gezegd: ‘Ze zullen hun vastgestelde tijd

bereiken’ (d.i. de dood).’ Al-Bukhari zei: ‘Hun verbond, en hij verwijst terug naar het begin van het vers (en sommigen van hen zijn nog steeds aan het wachten, maar ze zijn nooit in geen

(24)

enkel opzicht veranderd) betekent, ze hebben hun verbond met Allah nooit veranderd of gebroken. (Tafsir Ibn Kathir)

En Abdullah Yusuf Ali schrijft over vers 33:23:

In de strijd voor de waarheid waren (en zijn) er velen die alles - hun

inkomsten, kennis, invloed, hun eigen leven – voor de Zaak hebben geofferd en ze hebben nooit getwijfeld. Als ze de kroon van het martelaarschap

wonnen, waren ze gezegend…Andere helden hebben heldhaftig gevochten en zijn blijven leven, altijd bereid om hun levens te geven. Beide klassen waren betrouwbaar: ze veranderden nooit en

(25)

twijfelden nooit. (Yusuf Ali, De Heilige Koran, Tekst, Vertaling en Commentaar)

Hun verbond is hun belofte aan de Profeet Mohammed (vrede en

zegeningen op hem) om hem te

beschermen en de Islam te verdedigen.

Sommige van de Moslims hadden hun verbond al ten einde gebracht door hun dood ter verdediging van hun geloof, terwijl anderen voluit bereid waren om hetzelfde te doen. De alomvattende aard van dit vers is beter te begrijpen wanneer we de woorden van Sheikh Abdul Bary Ath-Thubaity, Imam van de Moskee van de Profeet, die zei over vers 33:23:

(26)

“En de dienaren van de Barmhartige zijn zij, die zachtmoedig op aarde wandelen en als de onwetenden hen aanspreken, zeggen zij: "Vrede". En zij, die de nacht doorbrengen zich voor hun Heer ter aarde werpende en voor Hem staande. Terwijl zij zeggen:

"Onze Heer, wend de straf der hel van ons af want de straf daarvan is een voortdurende kwelling." Zij is

inderdaad slecht als rustplaats en als tehuis. En zij, die, als zij iets besteden, noch spilzuchtig noch vrekkig zijn, maar evenwichtig blijven tussen beide (extremen)in.” (Edele Koran 25:63-67) Dit is de ware betekenis van het

vervullen van het verbond. Het verwijst naar het uitvoeren van de

(27)

Islamitische verplichtingen met toewijding en oprechtheid, en het vriendelijk toespreken van

ongelovigen, zelfs al zijn ze wreed en grof. Wat betreft het onderwerp van martelaarschap, is het wijs om de Profeet Mohammed (vrede en zegeningen op hem) te citeren:

De Apostel van God zei: “Vijf worden beschouwd als martelaren: Zij die

sterven van de pest, van een

maagziekte, van een verdrinkingsdood of door het naar beneden vallen van een gebouw enz. en de martelaren voor de Zaak van God.” (Bukhari #2829

Volume 4 Boek 52 #82)

(28)

“Eenieder die sterft terwijl hij zijn

godsdienst beschermt, is een martelaar, eenieder die sterft terwijl hij zijn

rijkdom beschermt, is een martelaar, eenieder die sterft terwijl hij zijn

familie beschermt, is een martelaar en eenieder die sterft terwijl hij zijn bloed (d.i. zijn leven) beschermt, is een

martelaar.” (At-Tirmidhi #1421, Abu Dawud 4772, An-Nasi #4100 en Ibn Majah #2580)

Deze Hadiths geven een rake slag aan de misvatting dat het martelaarschap in de Islam enkel naar diegenen verwijst die in de strijd sterven. Zoals we

gezien hebben, is de duidelijkste manifestatie van de Jihad wanneer iemand bereid is om zijn leven op te

(29)

offeren voor de zaak van God en dit kan elk der vormen aannemen die hoger zijn vermeld. Doodgaan in de fysieke strijd ter verdediging van de rechten van anderen is slechts een enkele vorm.

Verkeerd geciteerd vers #4

“Wanneer gij de ongelovigen (in

oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar zijt, bindt hen dan vast. En wanneer de oorlog

opgehouden is, laat hen dan vrij uit gunst of voor een losprijs. Zo zij het.

En indien Allah wilde, had Hij hen

Zelf kunnen bestraffen. Doch Hij wilde sommigen uwer door anderen op de proef stellen. En degenen die terwille

(30)

van Allah worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.”

(Edele Koran 47:4)

Hier zien we eens te meer hoe een povere vertaling het opzet van de

Islamhaters tegemoet komt. Laten we een meer precieze vertaling

onderzoeken alvorens we het vers analyseren:

“Wanneer gij de ongelovigen (in

oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar zijt, bindt hen dan vast. En wanneer de oorlog

opgehouden is, laat hen dan vrij uit gunst of voor een losprijs. Zo zij het.

En indien Allah wilde, had Hij hen

Zelf kunnen bestraffen. Doch Hij wilde

(31)

sommigen uwer door anderen op de proef stellen. En degenen die terwille van Allah worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.”

(Edele Koran 47:4)

Nu zien we een paar verschrikkelijke fouten in de geciteerde vertaling die erbarmelijk slecht is:

Het vers maakt GEEN enkele melding van “doden of verwonden”.

“Aldus wordt u bevolen door God om de Jihad verder uit te voeren tegen de ongelovige ontrouwen tot ze zich

onderwerpen aan de Islam” is een volledige toevoeging aan het vers en kan nergens worden aangetroffen in de Koran!

(32)

Dit vers gebruikt nergens het woord Jihad. Het is heel erg duidelijk dat de context van dat vers in het gevecht is en wanneer men in strijd is, zouden de verdedigers van de mensheid de

onrechtvaardige onderdrukkers aanvallen tot ze zich onderwerpen.

Professor Shahul Hamid

becommentarieert het vers 47:4 met de woorden:

Het context van dit vers was toen de Moslims hun vijanden bestreden

wegens hun aanwezigheid. Na dertien jaren lijdzaamheid en geduld, moest de profeet samen met zijn gezellen hun thuisstad Mekka verlaten en naar

Medina emigreren. Toen de bevolking

(33)

van Medina hem daar had verwelkomd en hij er aanvaard was als hun leider, werden de Mekkanen ongelukkig. Ze wilden Mohammed en zijn religie uit de weg ruimen; en aldus stuurden ze hun leger erop uit om de Islam te

vernietigen. En het beslissende gevecht vond plaats in Badr. Net voor die

gebeurtenis kreeg Mohammed (vrede en zegeningen op hem) de openbaring van God om te vechten:

“En strijdt voor de zaak van Allah tegen degenen, die tegen u strijden, maar overschrijdt de grens niet.

Voorzeker, Allah heeft de overtreders niet lief.” (Edele Koran 2:190)

(34)

Dit betekende dat de profeet (vrede en zegeningen op hem) en zijn gezellen niet de bedoeling hadden om het

vechten te beginnen, wel om zichzelf te verdedigen tegen agressors. Op die manier werd tot het vechten

opgeroepen: maar we moeten beseffen dat eens we vechten, we vechten om de agressors te verslaan, zodat we kunnen leven zonder angst voor molesteren of invasie; zodat we in vrede kunnen

leven, zodat gerechtigheid geschiedt.

Denk eraan dat God niemand het bevel geeft om het gevecht te beginnen, wel geeft Hij de toestemming om te

vechten uit zelfverdediging of ter verdediging van degenen die ten onrechte zijn aangevallen.

(35)

De historische context illustreert eens te meer een toestand van voortdurende strijd en oorlog. In zo’n toestand stelt God de gelovigen gerust dat Hij met hen is, en dat ze daarom volledig op hun geloof moeten vertrouwen, op hun kracht en lef in de strijd en om niet

terug te deinzen voor de vijand. Zoals Abdullah Yusuf Ali schrijft:

Eens men de strijd (Jihad) is begonnen, voert het dan uit tot het einde met

uiterste inspanning…(Yusuf Ali, De Heilige Koran, Tekst, Vertaling en Commentaar)

Op dezelfde manier schrijft Dr. Maher Hathout:

(36)

Het is duidelijk dat deze verzen van toepassing zijn in het heetst van de strijd en tegen een agressieve

aanvallende macht. (Hathout, Jihad vs.

Terrorisme; US Multimedia Vera International, 2002, p. 49)

Moslims worden aangemoedigd om de vijand aan banden te leggen door ze gevangen te nemen en op die manier het verlies van levens te beperken.

Meer zelfs, het vers vermeldt specifiek dat Moslims de vijanden moeten

onderwerpen ‘tot de oorlog zijn lasten neerlegt’, dit betekent tot de vijand het vechten stopzet. Gelijkend op dit vers:

“En als zij tot vrede neigen, neigt u er dan ook toe en legt uw vertrouwen in

(37)

Allah. Voorzeker Hij is Alhorend, Alwetend.” (Edele Koran 8:61)

Dit vers is heel specifiek, in die zin dat het beperkt wordt tot de context van een gevecht en dat de Moslims enkel zouden moeten vechten tot de vijand is onderworpen of naar vrede neigt, dit betekent dat ze de grenzen niet zouden moeten overschrijden. Dit vers gebiedt Moslims om zich te onthouden van het overschrijden der grenzen tijdens een gevecht tot ze onderworpen zijn en het vechten gestaakt hebben.

Sheikh Muhammad Salih Al-Munajjid becommentarieert de behandeling van de gevangenen:

(38)

Als de Moslims hen gevangennemen en ze naar een plaats brengen die voor hen was klaargemaakt, zouden ze hen niet mogen benadelen of kwellen door het toebrengen van slagen, het

onthouden van voedsel en water, door ze bloot te stellen aan zon of kou, door ze te verbranden met vuur of door

bedekkingen op hun monden, oren en ogen te plaatsen of door ze in kooien vast te zetten als dieren. Ze moeten hen eerder vriendelijk behandelen en met genade, ze goed voeden en aansporen om tot de Islam toe te treden. De

Profeet (vrede en zegeningen op hem) had de gewoonte om Moslims ertoe te verplichten om de gevangenen goed te behandelen, terwijl de Romeinen en degenen die voor hen kwamen, de

(39)

Assyriërs en Farao’s, de gewoonte

hadden om de ogen van de gevangenen uit te steken met heet ijzer en ze levend te villen, terwijl hun huiden aan de

honden werden gevoerd, zodanig dat de gevangenen de dood boven het leven verkozen.

Daarom heeft de Islam duidelijke

regelingen en wetten vastgelegd aan de Moslims die nagevolgd moeten

worden ten tijde van oorlog, dat pas als laatste redmiddel mag worden

gebruikt.

Verkeerd geciteerd vers #5

“Er rust op de zwakken en op de

zieken en op degenen die niets vinden om weg te geven, geen schuld, indien

(40)

zij oprecht zijn jegens Allah en Zijn boodschapper.” (Edele Koran 9:91) Sommige niet-Moslims hebben het gevoel dat dit vers een bewijs is dat Jihad een Heilige Oorlog is omdat als dit niet zo was, de ouderen en anderen konden deelnemen. Bijgevolg is dit vers verkeerdelijk gebruikt in een poging om elk concept van een niet- militaire Jihad teniet te doen.

Ten eerste hebben we al duidelijk gemaakt dat Jihad uit vele vormen bestaat en niet noodzakelijkerwijs

louter spiritueel of fysiek moet zijn. Er zijn verschillende gebreken die een persoon verhinderen in het deelnemen in een fysieke Jihad om het goede aan

(41)

te moedigen. Noch kan van de

zwakken verwacht worden dat ze een krijgsman worden in de strijd voor

rechtvaardigheid, zoals degenen die de Nazi’s bevochten hebben in

Wereldoorlog II. Bovendien is een

andere vorm van Jihad het doneren van geld of andere hulmiddelen aan de

armen en behoeftigen. Van iemand die geen middelen ter beschikking heeft, kan dat niet verwacht worden, zoals in het vers vermeld staat. Wat betreft

ziekte, als iemand een ziekte heeft waardoor ze minder controle hebben over hun verlangens, kunnen ze niet deelnemen aan de spirituele Jihad om controle te krijgen over verlangens, zoals het vasten tijdens de Ramadan.

Iemand die de Islamitische Wet

(42)

bestudeerd heeft, weet dat zieken niet hoeven te vasten, wat een voorbeeld is van een spirituele Jihad. De

verschillende vormen van Jihad zijn in detail beschreven in de Islam en zijn welbekend aan Moslims. Zo schrijft Sheikh Muhammad Salih Al-Munajid bijvoorbeeld:

Jihad kan met de tong gebeuren (door het uit te spreken) of met de wapens (wat Qital is of het vechten) of met geld. Elk van dezer categorieën omvat verschillende subcategorieën.

En Dr. Shahid Ahtar schrijft:

Het woord Jihad betekent strijden of, meer bepaald, het zich inspannen voor de zaak van God. Elke gevecht dat dag

(43)

na dag wordt geleverd om God gunstig te stellen kan als Jihad worden

beschouwd. Een van de hoogste graden van Jihad is om tegen een tiran op te staan en een woord van waarheid te spreken. Het beheersen van het zelf tegen slechte daden is ook een grote jihad.

De andere vormen van Jihad worden meer in detail besproken in het artikel

‘Een Verklaring van Jihad’.

Door Ansar Al-‘Ad

Verkeerd geciteerd Vers #6

“En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en drijft hen uit…” (Edele Koran 2:191)

(44)

Een klassiek en populair voorbeeld van wat Moslimgeleerden, zoals Dr. Jamal Badawi, een ‘knip- en plakwerk’-

benadering noemen. Alles wordt zoveel gemakkelijker voor de Anti- Islamieten als ze zaken uit de context halen. De oplossing voor de Moslims is om simpelweg het vers in de context te plaatsen:

“En strijdt voor de zaak van Allah tegen degenen, die tegen u strijden, maar overschrijdt de grens niet.

Voorzeker, Allah heeft de overtreders niet lief. En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en drijft hen uit, vanwaar zij u hebben uitgedreven; want

vervolging is erger dan doden. En bevecht hen niet nabij de heilige

(45)

Moskee, voordat zij u daarin bevechten. Maar indien zij u

bevechten, bevecht hen dan - zo is de vergelding voor de ongelovigen. Maar als zij ophouden, dan is Allah zeker Vergevensgezind, Genadevol. En

bestrijdt hen, totdat er geen vervolging meer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt. Maar indien zij (met strijden) ophouden, dan is er geen vijandelijkheid meer toegestaan,

behalve tegen de onrechtvaardigen. De heilige maand voor de heilige maand!

Er is (een wet van) vergelding voor alle heilige dingen. Wie daarom

agressief tegen u handelt, vergeldt hem naarmate hij tegen u heeft gedaan. En vreest Allah en weet, dat Allah met de

(46)

godvruchtigen is. “ (Edele Koran 2:190-194)

Hoe dikwijls zien we in het

bovenvermelde vers de boodschap herhaald om het duidelijk te maken?

Deze verzen werden geopenbaard op een tijdstip toen de Moslims van

Medina onder voortdurende aanval stonden vanwege de Mekkanen. Een voorbeeld zou kunnen zijn toen de Mekkanen de openbare kruisiging van de gezel van de Profeet

Mohammed (vrede en zegeningen op hem) aanvoerden, Khubaib bin Adi.

Dit zou gecategoriseerd worden als

‘terroristische activiteiten’ volgens het moderne gebruik van de term. Wat zegt het vers dus in deze context?

(47)

‘Strijdt voor de zaak van Allah tegen degenen die jullie bevechten’ ‘tenzij zij u (eerst) bevechten’ – het context van dit vers is van toepassing op

degenen die een aanval tegen de

Moslims beginnen. En zelfs nadat zij de aanval begonnen zijn, maakt dit vers het duidelijk:

‘Maar als zij ophouden, dan is Allah zeker Vergevensgezind, Genadevol.’

(Edele Koran 2:192)

En het maakt ook de doelstelling duidelijk waarvoor de Moslims

vechten: ‘En bestrijdt hen, totdat er geen vervolging meer is en de

godsdienst alleen voor Allah wordt.’

(Edele Koran 2:193)

(48)

Het is de plicht van elke Moslim om de mensheid tegen verdrukking en

achtervolging te verdedigen en om

rechtvaardigheid in te voeren. Moslims geloven dat God ons hier op aarde

heeft geplaatst als afgevaardigde of onderkoning en bijgevolg is het onze plicht om het goede te verplichten en het slechte te verbieden, om vrede en rechtvaardigheid in te stellen in het land. Dr. Maher Hathout schrijft het volgende over de verzen 2:190-194:

Deze verzen waren van toepassing voor een bepaalde situatie of als,

hypothetisch gezien, dezelfde situatie herhaald zou worden…Historisch

gezien werd het terugvechten tegen de agressors verboden gedurende de

(49)

dertien jaren van de Mekkaanse

periode. Na de migratie naar Medina en de oprichting van een Islamitische staat, waren Moslims bezorgd over hoe zich te verdedigen tegen agressie van hun vijanden. De voornoemde verzen werden geopenbaard om hen de kans te geven zich te beschermen tegen de pas opgerichte staat door het vechten uit zelfverdediging tegen degenen die hen bevochten. Desalniettemin verbiedt de Koran duidelijk agressie. De verzen leggen uit dat vechten enkel kan ter zelfverdediging. Aldus kan een

Moslim geen agressie plegen of onschuldige mannen doden noch vrouwen, kinderen, zieken, ouderen, monniken, priesters of zij die niet wensen te vechten. Aan een Moslim

(50)

wordt ook opgedragen om geen plantenleven noch dieren te doden.

(Hathout, Jihad versus Terrorisme; US Multimedia Vera international, 2002, p. 49)

De historische context moet altijd in overweging worden genomen wanneer men de Koranische verzen wil

begrijpen. Zonder de omstandigheden te kennen die schuilgaan achter de Koranische verzen, kan men het vers niet accuraat toepassen. Sheikh Salman Al-Oadah schrijft over de algemene principes van Jihad:

Jihad kan nooit gestreden met als doel wereldse winsten of veroveringen, of zelfs uit wraak. Moslims mogen alleen

(51)

vechten om hun levens te beschermen, hun eigendom en de vrijheid van de mensen, vooral de vrijheid om Allah te aanbidden wanneer die vrijheid met geweld wordt aangevallen. Het is aan Moslims nooit toegestaan om

onschuldige mensen aan te vallen, zelfs als ze zelf worden aangevallen door de landgenoten van die

onschuldigen. Alle mensen die tegen dit principe van de Islamitische Wet ingaan en onschuldige burgers

vermoorden, bevechten de Islam en alles waar de Islam voor staat. Het is belachelijk om dit een Jihad te

noemen, een woord dat betekent het streven voor de zaak van de Islam. In feite zijn zij moordenaars in het licht van de Islamitische Wet en zij zouden

(52)

bijgevolg op die manier behandeld moeten worden.

Er zijn strikte en gedetailleerde wetten in de Islam, die nauwgezet moeten worden opgevolgd door de Moslims.

Een militaire Jihad moet volgens die bepalingen uitgevoerd worden.

Abdullah Yusuf Ali schrijft over vers 2:190:

Oorlog is alleen toegestaan uit

zelfverdediging en onder duidelijk gedefinieerde grenzen. Wanneer een oorlog wordt gevoerd, moet het met kracht gebeuren, maar niet zonder

mededogen, alleen om opnieuw vrede te stichten en vrijheid ter aanbidding van God. Hoe dan ook mogen de

(53)

strikte grenzen niet worden

overschreden: vrouwen, kinderen, ouderen en zwakken mogen niet

afgeslacht worden, noch mogen bomen of gewassen afgehakt worden, noch mag men vrede verhinderen wanneer de vijand verzoening wil. (Yusuf Ali, De Heilige Koran, Tekst, Vertaling en Commentaar)

Vervolgens herhaalt hij de algemene principes van de Jihad in zijn

commentaar op het vers 2:191:

In het algemeen mag men stellen dat de Islam een godsdienst van vrede is, van goede wil, wederzijds begrip en geloof. Maar het mag geen

toestemming geven in verkeerd

(54)

handelen, en de mannen zullen hun

leven geven ter verdediging van de eer, rechtvaardigheid, en de godsdienst die ze heilig noemen. Hun ideaal is dat van heroïsche deugd in combinatie met

onzelfzuchtige vriendelijkheid en tederheid, zoals het leven van de Apostel ter voorbeeld heeft gediend.

Zij geloven in moed,

gehoorzaamheid, discipline, plicht en een constant streven met alle middelen die zij ter beschikking hebben, zowel op fysiek, moreel, intellectueel als spiritueel vlak, om de waarheid en

gerechtigheid in te voeren. (Yusuf Ali, De Heilige Koran, Tekst, Vertaling en Commentaar)

(55)

Dit is de ware doelstelling van de Jihad en Moslims mogen dit doel nooit uit het oog verliezen. Jihad is alleen

geldig met als doel het helpen van de mensheid en het brengen van

rechtvaardigheid en vrijheid aan de onderdrukten. Daarom moeten alle acties in de richting van deze

doelstelling liggen en in de lijn van de strikte regelingen omtrent Jihad. De focus ligt op de verdediging, niet op vernietiging. Iemand die zich toelegt op verbetering en hulp aan de

mensheid zal beseffen dat dit nooit via vernietiging bereikt zal worden. Abdul Majid Daryabadi schrijft uitgebreid over vers 2:190:

(56)

“En strijdt voor de zaak van Allah tegen degenen, die tegen u strijden”

(Edele Koran 2:190)

Aldus het verdrag schendend dat ze zelf hadden ondertekend. De Moslims worden nu voor het eerst verplicht om vergelding te nemen en dit nadat ze jaren ongeziene vervolging door de

heidenen van Mekka verdragen hebben met een bijna bovenmenselijke kracht.

‘Voor een volledige periode van dertien jaar waren de Moslims

onderworpen aan een meedogenloze vervolging in Mekka. De Profeet en zijn volgelingen zijn voor hun leven naar Medina gevlucht, maar de vijand wou hen niet vrij laten in hun

toevluchtsoord. Binnen het jaar

(57)

kwamen ze hen aanvallen en de eerste drie gevechten werden gestreden in eender welke plaats of de Profeet nu aanvaller of verdediger was.’

(Headley, De Originele Kerk van Jezus Christus en Islam, p. 155). De

Mekkanen hadden een verdrag

getekend en waren de eersten om het te schenden. De woorden ‘bestrijd

degenen die u bestrijden’ tonen

duidelijk aan dat ten eerste de Moslims de agressors niet waren en vervolgens dat al degenen die niet daadwerkelijk betrokken waren in de strijd –

kinderen, vrouwen, monniken,

kluizenaars, ouderlingen en zwakken, de kreupelen en invaliden – niets te vrezen hadden van de Moslimsoldaten.

In het licht van dit Goddelijk gebod

(58)

had de grote Abu Bakr, de eerste

kalief, zijn troepen in Syrië geplaatst,

‘niet om de doden te verminken, noch om oude mannen af te slachten of

vrouwen of kinderen, noch om

fruitbomen om te hakken, evenmin om vee te doden tenzij het noodzakelijk was als voedsel, en deze menselijke geboden dienden als een code van

oorlogswetten gedurende de era van de Mohammedaanse verovering.’

(Bosworth Smith, Mohammed en Mohammedanisme, p. 185). Had de Islam dus, met de oproep tot oorlog tegen degenen die Gods wetten

schenden en die Zijn rechtvaardige autoriteit aanvechten en die de wereld vullen met geweld en onrecht, niet elke toezegging onmogelijk gemaakt? Is er

(59)

een enkele code van militaire ethiek die zo beschaafd is gebleken, zo

menselijk en zachtmoedig ten opzichte van de vijand? ‘De morele toon die aangenomen werd door de Kalief Abu Bakr, in zijn instructies aan het

Syrische leger, was, zegt een moderne Christelijke historicus, ‘zo

tegenstrijdig met de principes van het Romeinse bestuur, dat het een enorme aandacht moet gewekt hebben bij het onderworpen volk. Zulk een

afkondiging sprak de gevoelens van rechtvaardigheid en de principes van tolerantie van Joden en Christenen aan, een gedrag dat noch door Romeinse keizers of orthodoxe bisschoppen ooit was aangenomen als wettelijke

gedragscode.’ (Finlay, Griekenland

(60)

Ten Tijde van de Romeinen, pp. 367- 368). (Daryabadi, De Verheven Koran) Mohammed Asad legt het vers 2:190 uit op de volgende manier:

Dit en het volgende vers leggen ontegensprekelijk vast dat enkel

zelfverdediging (in de ruimste zin van het woord) oorlog toelaatbaar maakt voor Moslims. De meeste

commentatoren stemmen in met de volgende betekenis van de uitdrukking

‘La ta’tadu’ in deze context: ‘pleeg geen agressie’, terwijl met al-Mu’tadin

‘degene die agressie plegen’ bedoeld wordt. Het defensief karakter van een gevecht ‘voor de zaak van God’ –dit is, voor de zaak van de ethische principes

(61)

die door God zijn uitgesproken-, is bovendien voldoende als bewijs in de referentie naar ‘degene die ten strijde trekken tegen u’ en dit is verder

duidelijk gemaakt in 22:39- ‘toelating (om te vechten) is gegeven aan

degenen tegen wie onterecht oorlog is uitgeroepen’- wat, volgens alle

beschikbare Tradities, de vroegste (en daarom fundamentele) Koranische verwijzing uitmaakt betreffende de Jihad-kwestie of heilige oorlog (zie Tabari en Ibn Kathir in hun

commentaren op 22:39). Dat dit vroege fundamentele principe van

zelfverdediging als de enige mogelijke rechtvaardiging van oorlog uit de hele Koran blijkt, wordt bewezen door het vers 60:8 evenals uit de concluderende

(62)

zin uit vers 4:91, die beiden uit een latere periode komen dan het

bovenvermelde vers. (Asad, De

Boodschap van de Koran, voetnoot van de auteur)

En aangaande vers 2:191 verklaart hij het volgende:

In het licht van de voorafgaande verordening is het gebod ‘dood ze waar je ze ook mag vinden’ enkel geldig in de context van de

vijandelijkheden die al gaande zijn (Razi), in het besef dat ‘zij die ten strijde trekken tegen u’ de agressors zijn of de onderdrukkers ( een oorlog ter bevrijding is een oorlog ‘voor de zaak van God’). De vertaling in deze

(63)

context van Fitnah als ‘onderdrukking’

wordt gerechtvaardigd door de

toepassing van deze term voor elke aandoening die een man kan doen dwalen en waardoor hij zijn geloof

verliest in spirituele waarden (cf. Lisan al-Arab). (Asad, De Boodschap van de Koran, noot van de auteur).

Dit uitgebreid commentaar op dit vers zou moeten volstaan als antwoord op alle verwarring en misvatting die zijn ontstaan naar aanleiding van de

verkeerde citaten van dit vers.

Verkeerd geciteerd Vers #7

“En indien zij tot vijandschap

vervallen, grijpt hen dan en doodt hen waar gij hen ook vindt; en neemt

(64)

vriend noch helper uit hun midden.”

(Edele Koran 4:89)

Dit vers werd verkeerd geciteerd net zoals het voorafgaande vers en uit de context gehaald. Hier is de volledige passage:

“Waarom zijt gij betreffende de huichelaars (in) twee partijen (verdeeld)? Allah heeft hen

neergeslagen wegens hetgeen zij verdienden. Wenst gij hen te leiden, die Allah te gronde deed gaan? En voor hen, die Allah doet dwalen, zult gij geen uitweg vinden. Zij wensen dat gij verwerpt, evenals zij hebben

verworpen, zodat gij aan hen gelijk zult worden. Neemt derhalve geen

(65)

vrienden uit hun midden totdat zij voor de zaak van Allah werken. En indien zij tot vijandschap vervallen, grijpt hen dan en doodt hen waar gij hen ook

vindt; en neemt vriend noch helper uit hun midden. Behalve degenen die tot een volk behoren waarmee gij een verbond gesloten hebt, of zij die tot u komen terwijl hun hart zich verzet u te bestrijden of hun eigen volk aan te

vallen. En indien Allah wilde, zou Hij hun macht tegen u hebben gegeven;

dan zouden zij zeker tegen u hebben gevochten. Dus, als zij zich van u op een afstand houden en u niet bestrijden en u vrede aanbieden - heeft Allah u niet toegestaan iets tegen hen te

ondernemen. Gij zult anderen vinden die veilig bij u willen zijn en bij hun

(66)

eigen volk; telkens wanneer zij tot

vijandigheid worden opgeroepen, doen zij blindelings mee. Als zij zich

derhalve niet op een afstand van u

houden, noch u vrede aanbieden, noch hun handen terughouden, grijpt hen dan aan en doodt hen waar gij hen ook vindt. Tegen dezen hebben Wij u

duidelijk gezag gegeven.” (Edele Koran 4:88-91)

Op dezelfde wijze als het eerste vers gebiedt dit vers aan Moslims om alleen te vechten tegen degenen die

onderdrukkers waren of vervolgers of tegen zij die Moslims aanvielen. En tijdens een strijd gelden dezelfde oorlogswetten. Een Moslim die de wetten overschrijdt, kan zich

(67)

verwachten aan de bestraffing van God. In antwoord op een vraag op de verzen 4:88-89 citeert Dr. Muzammil H. Siddiqi de verzen in hun volledige context en stelt dan de volgende vraag:

Geeft u es eerlijk antwoord, geven deze verzen de vrije toestemming om eenieder en waar dan ook te doden?

Deze verzen werden geopenbaard door God aan Profeet Mohammed (vrede en zegeningen op hem) op een tijdstip

toen de Moslims herhaaldelijk door niet-Moslims in Mekka werden

aangevallen. Zij verjoegen de

Moslimgemeenschap van Medina. In het huidige taalgebruik is het passend om te zeggen dat er continu

terroristische aanvallen waren op

(68)

Medina en in deze situatie kregen de Moslims de toestemming om terug te vechten tegen de ‘terroristen’. Deze verzen zijn geen gratuite toestemming voor ‘terrorisme’, maar gelden als een waarschuwing tegen de ‘terroristen’.

Maar zelfs in deze waarschuwingen kan je zien hoeveel nadruk er ligt op terughoudendheid en bezorgdheid.

Het is ook belangrijk om te melden dat de Koran duidelijk is in het

veroordelen van moord. Over het verbod op moord zegt de Koran:

“en dat gij een ziel ten onrechte doodt die Allah heilig heeft verklaard. Dit is, hetgeen Hij u heeft bevolen, opdat gij moogt begrijpen” (Edele Koran 6:151)

(69)

“En doodt niemand die Allah heilig heeft verklaard, tenzij het met recht geschiedt. En wie onrechtvaardig is gedood, aan diens erfgenaam hebben Wij zeker gezag verleend, doch laat hem bij het doden niet buitensporig zijn, want hij wordt (door de wet) gesteund.” (Edele Koran 17:33)

“dat wie ook een mens doodt, behalve wegens het doden van anderen of het scheppen van wanorde in het land, het ware alsof hij het gehele mensdom had gedood, en voor hem, die iemand het leven schenkt, alsof hij aan het gehele mensdom het leven heeft geschonken.”

(Edele Koran 5:32)

(70)

Aldus maakt de Koran heel duidelijk dat Moslims geen aanval kunnen

beginnen tegen anderen, tenzij er een onmiddellijke bedreiging is van een aanval. De context van de geciteerde verzen is enkel van toepassing op

situaties waar de verdrukkers Moslims doden. In dit geval hebben ze het recht op zelfverdediging en op het

verdedigen van anderen, vooral de zwakken en onderdrukten.

Verkeerd geciteerd Vers #8

“doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt” (Edele Koran 9:5) Dit vers, dat vaak ‘het vers van het zwaard” wordt genoemd, is heel vaak verkeerdelijk geciteerd op een manier

(71)

die lijkt op de voorgaande verzen.

Eerst zullen we het vers in zijn context citeren:

“Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw

hebben en het gebed houden en de Zakaat betalen, laat hun weg dan vrij.

Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol. En als één der

afgodendienaren u om bescherming vraagt, schenk hem dan bescherming dat hij het woord van Allah moge horen; voer hem dan naar de plaats, waar hij veilig is. Dit is omdat zij een

(72)

volk zijn dat niet weet. “ (Edele Koran 9:5-6)

Nu we het vers in de context hebben geplaatst kunnen we het naar behoren analyseren. Dr. Maher Hathout geeft een verklaring over de historische context van het vers:

Het vers werd geopenbaard naar het einde van de openbaringsperiode toe en moet bezien worden in een beperkte context. Vijandelijkheden werden

tijdelijk gestaakt gedurende een periode van drie maand waarin de Arabieren gezworen hadden om geen strijd aan te gaan. De profeet

Mohammed kreeg de ingeving om deze periode te gebruiken om de

(73)

strijders aan te moedigen om de

Moslimgelederen te vervoegen of om, als ze dat verkozen, het gebied te

verlaten dat zich onder Moslimbeheer bevond; als ze echter de

vijandelijkheden wensten te staken, zouden de Moslims terugvechten tot ze overwinnaars werden. Men voelt zich geroepen om op te merken dat zelfs in deze oorlogscontext, het vers

beëindigd wordt met de nadruk op de goddelijke eigenschappen van genade en vergiffenis. Om de vijandelijkheden tot een minimum te beperken, beval de Koran aan de Moslims om iedereen asiel te geven, zelfs aan een vijand, die toevlucht zocht. Het asiel zou worden verleend overeenkomstig de

gebruikelijke ridderlijkheid: men zou

(74)

de boodschap van de Koran te horen krijgen, maar niet gedwongen worden om die boodschap te aanvaarden.

Nadien zou hij of zij in veiligheid begeleid worden naar veiligheid afhankelijk van zijn of haar religie.

(9:6) (Hathout, Jihad vs. Terrorisme;

US Multimedia Vera International, 2002, pp. 52-53, voetnoot van de auteur)

Daarom verwijst dit vers eens te meer naar die heidenen die zouden blijven vechten na de periode van vrede. Het geeft duidelijk instructies aan de

Moslims om diegenen te beschermen die vrede zoeken en tot de niet-strijders behoren. Het is een specifiek vers met een specifieke regeling en kan in geen

(75)

geval op een algemene situatie worden toegepast. Het bevel van het vers kan enkel worden toegepast gedurende een strijd. Zoals door Abdullah Yusuf Ali geschreven wordt:

De nadruk ligt op de eerste bepaling:

pas wanneer de eerste vier maanden van gratie voorbij zijn, en de andere partij geen blijk geeft om hun

bedrieglijke plannen op te geven door het vertonen van goed gedrag, kan opgeroepen worden tot een

oorlogssituatie – tussen Geloof en Ongeloof. (Yusuf Ali, De Heilige Koran, Tekst, Vertaling en

Commentaar, voetnoot van de auteur).

(76)

Als de heidenen hun vijandelijkheden ten opzichte van de Moslims niet

zouden staken, moesten ze bestreden worden, vooral omdat ze leefden op een gebied van een Islamitische staat.

Betreffende dit vers schrijft Dr. Zakir Nair:

Dit vers werd tijdens een gevecht

geciteerd. We weten dat Amerika ooit op voet van oorlog stond met Vietnam.

Veronderstel dat de President van Amerika of de Generaal van het

Amerikaanse Leger tijdens de oorlog aan de Amerikaanse soldaten vertelde:

“Waar je ook maar Vietnamezen vindt, dood hen.” Als ik vandaag zeg dat de Amerikaanse President gezegd

(77)

heeft: “Waar je ook maar

Vietnamezen vindt, dood hen.”, zonder het in de context te plaatsen, zal hij net een slachter lijken. Maar als ik hem in de context citeer, dat hij dit uitsprak tijdens een oorlog, zal het heel logisch klinken, alsof hij het moreel wou

opkrikken van de Amerikaanse soldaten gedurende de oorlog. Op diezelfde manier zegt de Koran in Surah Tawbah hoofdstuk 9 vers 5:

“doodt dan de

afgodendienaren(Mushriks) waar gij hen ook vindt” gedurende een strijd om het moreel op te krikken van de Moslimsoldaten. Wat de Koran aan de Moslimsoldaten vertelt, is om geen angst te hebben tijdens de strijd: ‘waar gij vijanden vindt, doodt ze’. Surah

(78)

Tawbah hoofdstuk 9 vers 6 geeft het antwoord op de beschuldiging dat de Islam tot geweld aanzet, tot brutaliteit en bloedvergieten.

We lezen:

“En als één der afgodendienaren u om bescherming vraagt, schenk hem dan bescherming dat hij het woord van Allah moge horen; voer hem dan naar de plaats, waar hij veilig is. Dit is

omdat zij een volk zijn dat niet weet.”

(Edele Koran 9:6)

In de Koran lezen we niet alleen dat een Mushrik die asiel zoekt tijdens een gevecht onderdak moet krijgen, maar ook dat hij begeleid moet worden naar een veilige plaats. In het huidige

(79)

internationale scenario, is de kans groot dat zelfs een welwillende,

vredelievende Generaal van een leger gedurende een gevecht soldaten van de vijand vrijuit kan laten. Maar welke Generaal zal ooit aan de soldaten zeggen, wanneer de soldaten van de vijand vrede willen tijdens een

gevecht, om ze niet allen vrijuit te laten, maar ook om ze te begeleiden naar een plaats van veiligheid? Dit is precies wat Allah zegt in de Edele Koran om vrede in de wereld te stimuleren.

Dr. Naik maakt een paar heel

interessante observaties over dit vers.

Het is immers enorm verbazend om te zien hoe Islamhaters de onmetelijke

(80)

genade van God negeren in hun

pogingen om de islam belasteren. God heeft mensen altijd een uitweg

geboden uit elke vorm van lijden en heeft het vechten enkel opgedragen als laatste redmiddel. Moslimgeleerden hebben veel commentaar geschreven over deze Koranische verzen met een heel uitgebreide uitleg over de

historische context opdat er geen

misinterpretaties zouden ontstaan. We hebben heel uitvoerig citaten

weergegeven van verschillende

commentatoren op deze verzen zodat het niet nodig is om hetzelfde

materiaal opnieuw te herhalen. We zullen nog een enkel commentaar weergeven alvorens verder te gaan.

(81)

Professor Shahul Hamid schrijft aangaande vers 9:5:

Dit is een vers dat gehaald is uit Surah At-Tawbah. Dit hoofdstuk van de

Koran werd geopenbaard in een context toen de recentelijk

georganiseerde Moslimsamenleving zich begon te verdedigen tegen de heidense agressors. De belangrijkste vraag die men zich hier dient te stellen is hoe Moslims degenen die een

bestaand verdrag naar eigen willekeur schenden, zouden moet behandelen.

De eerste clausule in het vers verwijst naar het tijdsgebonden Arabisch

gebruik dat een periode van

waarschuwen en wachten voorzag na een duidelijke contractbreuk. Meer

(82)

bepaald kregen de overtreders een periode van vier maand om de schade te herstellen of om vrede te stichten.

Maar als er niets gebeurt na het

verstrijken van deze maanden van het verbod, wat moet er dan gebeuren? Dit is wat het huidige vers zegt. Volgens dit vers moet er pas gevochten worden als een dezer zaken gebeurt: Ofwel moet de vijand verslagen worden door meedogenloze gevechten. Dit is wat bedoeld wordt met het vers (vecht en dood te heidenen waar gij ze ook vindt en grijp ze en beleger ze en wacht ze op met elke krijgslist); of ze moeten spijt betuigen, gebeden verrichten, de Zakaat betalen enz. Dit is een van de verzen van de Koran die het vaakst

verkeerd worden begrepen als ze uit de

(83)

context worden geciteerd. We moeten begrijpen dat dit ging om vechten

tegen een volk was dat de profeet en zijn gezellen verplichtte om niet alleen hun huizen te verlaten, maar hun hele bezit en zelfs hun thuisstad van Mekka naar Medina. Eens de Moslims zich hadden georganiseerd tot een

gemeenschap in deze tijden van wetteloosheid, waren de regels die Moslims moest volgen duidelijk neergelegd, zelfs aangaande

oorlogskwesties. Aangezien de Islam een allesomvattend systeem is, kan geen enkele menselijke activiteit

worden genegeerd. En gezien de aard van de mensheid, kunnen we ons geen toestand inbeelden waarin het vechten compleet is weggedacht. Zoals

(84)

duidelijk is gemaakt, zijn de bovenvermelde verplichtingen

aangaande vechten niet op individueel niveau, maar alleen in geval van een samenleving die streeft naar

welvarendheid en voorspoed als natie.

Maar zelfs dan zijn de normen

duidelijk: vechten gebeurt alleen ter zelfverdediging of om

rechtvaardigheid in te voeren: en een voortdurende toestand van vechten is een laatste optie. En niemand mag de grenzen die God heeft opgelegd

overschrijden.

Ibn al-‘Arabi schrijft in zijn commentaar op de Koran:

(85)

‘Uit dit vers blijkt duidelijk dat de

betekenis van dit vers het doden van de heidenen is die ten strijde trekken

tegen u.’ (Ahkam al-Quran: 2/456, noot van de auteur)

Sheikh Sami al-Majid merkt ook een paar interessante punten op in zijn discussie over dit vers:

Als we een blik werpen op de verzen in Surah al-Tawbah onmiddellijk voor en na die verzen die ter discussie staan, wordt de context van het vers

duidelijk. Een paar verzen voor het

vers dat wordt bediscussieerd, wordt er door Allah gezegd:

‘Dit is de verklaring van ontheffing door Allah en zijn boodschapper

(86)

tegenover degenen der

afgodendienaren met wie gij een

verdrag hebt gesloten. Gaat daarom in het land rond voor vier maanden en weet, dat gij Allah niet kunt

ontsnappen en dat Allah de

ongelovigen zal vernederen. ‘ (Edele Koran 9:1-2)

In deze verzen lezen we dat aan

heidenen een amnestie van vier maand was toegekend met een aanwijzing dat het vechten zou stoppen eens de vier maand voorbij zouden zijn. Een

volgend vers stelt echter sommigen vrij van het hervatten van de

vijandelijkheden. We lezen:

(87)

“Met uitzondering van diegenen der afgodendienaren met wie gij een

verbond hebt gesloten en die in niets hebben gefaald, noch iemand tegen u hebben geholpen. Vervult daarom aan dezen het verbond tot hun bepaalde termijn. Voorzeker, Allah heeft de

godvruchtigen lief.” (Edele Koran 9:4) Wanneer Allah dus zegt: ‘Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag.’, dan moeten we weten dat het niet algemeen is, aangezien het

bovenvermelde vers passend is gemaakt als verwijzing naar de

heidense Arabieren die op voet van

(88)

oorlog stonden met de profeet (vrede en zegeningen op hem) en degene die hun vredesverdragen verbroken

hebben. Dit wordt verder een paar verzen verder benadrukt waar Allah zegt:

“Wilt gij een volk niet bestrijden dat zijn eden heeft gebroken en plannen smeedde om de boodschapper te verdrijven en dat het eerste was om tegen u te beginnen?” (Edele Koran 9:13)

Hieruit blijkt dat het context van het vers in de Surah duidelijk maakt dat dit verwijst naar degenen die vasthoudend zijn in hun vijandelijkheden en

aanvallen tegen de Moslims en dat het

(89)

alleen in de strijd wordt toegepast. We bevelen het artikel van Sheikh Sami Al-Majid aan: “Er is geen dwang in de godsdienst”.

Afschaffing?

De volgende kwestie aangaande dit vers betreft de afschaffing. Sommigen beweren dat door dit vers 9:5 alle

vredelievende verzen in de Koran zijn afgeschaft. Deze bewering stamt echter af van een misvatting van sommige

Koranische concepten. In de Koran vinden we Naskh en er is ook Takhsis.

Haskh is de afschaffing van een wet door een wet die achteraf werd

geopenbaard. Naskh komt voor in zaken van Islamitische wetgeving.

(90)

Takhsis daarentegen verwijst naar specificatie, waar het ene vers de

toepassing van het andere vers beperkt, of de grenzen specifieert die niet zijn vermeld in het andere vers. Zoals

Sheikh Bu Ammar yasir Qadhi schrijft:

De specificatie betreft het ene vers dat een algemene regel beperkt of begrenst zoals we die in een ander vers lezen, terwijl Naskh het afschaffen van het eerste vers betreft in zijn geheel ( dit betekent: niet toe te passen onder geen enkele omstandigheid of voorwaarde).

(Qadhi, Een Inleiding op de

Wetenschappen van de Koran; UK Al- Hidayah Uitgave en Verdeling, 1999, p. 233)

(91)

Sheikh Qadhi legt ook uit dat een van de voorwaarden voor Naskh is dat de twee conflicterende wetten op dezelfde situatie van toepassing zijn onder

dezelfde omstandigheden, en aldus is er geen alternatief begrip van de

toepassing van de verzen. Zoals hij beweert:

Daarom, als een van die regels op een specifiek geval kan toegepast worden, en de andere wet op een ander geval, kan dit niet worden beschouwd als een voorbeeld van Naskh. (Qadhi, Een

Inleiding op de Wetenschappen van de Koran; UK Al-Hiyadah Uitgave en Verdeling, 1999, p. 237)

(92)

Daarom kan vers 9:5 in geen enkel geval worden beschouwd als een voorbeeld van Naskh aangezien het

enkel een wet is die wordt toegepast op een heel specifieke situatie en

omstandigheid. Er bestaat heel wat verwarring aangaande een paar verzen die benoemd worden als gevallen van Naskh omdat de vroege Moslims het woord Naskh ook gebruikten om naar Takhis te verwijzen. Daarom zijn

sommige Moslims er niet in geslaagd om te beseffen dat een paar van die

‘Naskh’-gevallen door vroege Moslims als Takhsis werden bestempeld.

Daarom werden sommige vroege Moslimgeleerden geciteerd die dit geval als een geval van ‘Naksh’

hebben gecategorizeerd. Men dient te

(93)

beseffen dat de term Naskh gebruikt werd om naar een breder spectrum van betekenissen te verwijzen, waaronder Takhsis. Zoals Dr. Jamal Badawi

schrijft:

Elke bewering van Naskh moet

definitief zijn, en niet gebaseerd op

louter opinievorming of speculatie. Het moet opgemerkt worden dat vroege Moslims de term Naskh gebruikten om ook naar Takhsis te verwijzen of dat ze de regelgeving specificeerden en

beperkten eerder dan het af te schaffen.

Sheikh Abu Ammar Yasir Qadhi

bespreekt voornamelijk de verwarring over het vers 9:5 en nadat hij de

(94)

verschillende beweringen geciteerd heeft, concludeert hij het volgende:

Uit de geciteerde voorbeelden en

categorieën blijkt dat in werkelijkheid de meeste van de verzen niet worden beschouwd als zijnde afgeschaft in het verleden. Sommige ervan zijn

voornamelijk van toepassing op andere situaties dan die waarvoor ze werden geopenbaard. Bijna al deze ‘Mansukh’

(afgeschafte) verzen kunnen nog toegepast worden wanneer Moslims zich bevinden in een situatie die leek op de situatie waarin ze zich bevonden.

Bijgevolg worden door de ‘Vers van het Zwaard’ geen groot aantal verzen afgeschaft; in feite concludeert Az- Zarqani dat geen enkel vers erdoor

(95)

wordt afgeschaft! (fn. Az-Zarqani, v.2, pps. 275-282) (Qadhi, Een Inleiding op de Wetenschappen van de Koran; UK Al-Hidayah Uitgave en Verdeling, 1999, p. 254)

Sheikh Sami AlMajid beweert hetzelfde in zijn artikel:

Sommige mensen – vooral een paar hedendaagse niet-Moslimse critici van de Islam – hebben geprobeerd te

beweren dat dit vers het vers ‘Laat er geen dwang zijn in de religie’ teniet doet. Ze beweren dat de algemeenheid van deze bewering impliceert dat elke ongelovige die de Islam weigert te

aanvaarden bestreden moet worden. Ze ondersteunen hun bewering door aan te

(96)

stippen dat dit vers een van de laatste verzen is die geopenbaard werd over het vechten. Dit vers schaft echter op geen enkele manier het principe af in de Islamitische Wet dat er geen dwang is in de religie. Het kan algemeen

klinken in de bewoording, maar de mening ervan is heel specifiek

gebaseerd zowel op andere verzen van de Koran die hiermee verband houden als op basis van een aantal relevante Hadith.

Sheikh Jamal Al-Din Zarabozo behandelt deze kwestie ook in zijn geschriften op het vers: ‘Er is geen dwang in de godsdienst.’ Hij vermeldt de visie dat dit vers afgeschaft werd als volgt:

(97)

Al-Dausiri verwerpt deze bewering wegens het volgende: Een vers kan niet afgeschaft worden tenzij het de regelgeving van een vorig vers

volledig teniet doet en er is geen

sprake dat de tegengestelde meningen van de verzen met elkaar verzoend

kunnen worden. (Zarabozo, Er is Geen Dwang in de Godsdienst, Al-Bashir) Dit was de visie van de grote geleerden en Mufasirin (Koranische

commentatoren), zowel klassieke als recente, zoals Ash-Shanqiti of Ibn Jarir At-Tabari. Sheikh Muhammad S. Al- Awa becommentarieert deze kwestie ook in zijn discussie over de

bestraffing voor afvalligheid:

(98)

Tezelfdertijd kan men zeggen dat de doodsstraf voor afvalligheid – vooral als het beschouwd wordt als een Hadd (voorgeschreven) bestraffing – het Koranische principe (wet) in Surah II, vers 256 tegenspreekt, waarin staat :’Er is geen dwang in de godsdienst.’

Ibn Hazm beweerde, om deze vorm van kritiek te vermijden, dat dit vers was afgeschaft en dat dwang wel

toegestaan is in religie: bijgevolg is de bestraffing voor afvalligheid volgens hem niet tegenstrijdig met de Koran (fn. Muhalla, vol. XI, p. 195). Deze bewering is echter ongeldig aangezien Koranische geleerden de afgeschafte verzen vastgelegd hebben en dit vers behoort daar niet toe. (fn. Suyuti,

Itqan, vol. II, p. 22-24). Bijgevolg kan

(99)

men in -aansluiting met de

Encyclopedie van de Islam- zeggen dat

‘In de Koran de afvallige enkel met afstraffing in de volgende wereld bedreigd wordt.’ (fn. Heffening,

Encyclopedie van de Islam, vol. III, p.

736 onder ‘Murtadd’). (El-Awa,

Bestraffing in de Islamitische wet, US American Trust Publicaties, 1993, p.

51, voetnoot van de auteur)

Bijgevolg, als de we genadevolle en liefdevolle verzen van de Koran

bespreken en we krijgen te horen dat deze verzen ongeldig zijn door de specifieke verzen aangaande het strijden, kunnen we gerust een

dergelijke bewering weerleggen als zijnde puur speculatief en ongeldig.

(100)

Vrede en gerechtigheid zijn de

fundamenten van de godsdienst van de Islam en kunnen er nooit uit

verwijderd worden.

Verkeerd geciteerd Vers#9

“Zij vragen u omtrent het vechten in de heilige maand. Zeg: "Het vechten

hierin is een ernstige zaak, maar de mensen van de weg van Allah af te houden en Hem te ontkennen, en (de toegang tot) de Heilige Moskee (te verhinderen) en haar mensen er van te verdrijven en polytheïsme zijn bij

Allah grotere zondes dan afslachting.

En zij zullen niet ophouden, u te

bevechten, totdat zij u van uw geloof

(101)

hebben afgebracht, als zij kunnen.

Maar wie onder u zich van zijn geloof afkeert en sterft als een ongelovige - diens werken zullen tevergeefs zijn in deze wereld en in de toekomende.

Dezulken zijn de bewoners van het Vuur en zij zullen daarin verblijven.

Zij, die geloven en zij die voor de zaak van Allah hun land verlaten en er voor ijveren, zijn het, die Allah's

barmhartigheid verwachten en Allah is Vergevensgezind, Genadevol.” (Edele Koran 2:217-218)

Eens te meer werd de vertaling veranderd en alvorens we een

antwoord geven op het citaat, zouden we een duidelijke vertaling moeten geven:

(102)

‘Zij vragen u omtrent het vechten in de heilige maand. Zeg: "Het vechten

hierin is een grote overtreding, maar de mensen van de weg van Allah af te

houden en Hem te ontkennen en (de toegang tot) de Heilige Moskee (te verhinderen) en haar mensen er van te verdrijven, is bij Allah een grotere

zonde; en vervolging en onderdrukking zijn erger dan doden." En zij zullen

niet ophouden, u te bevechten, totdat zij u van uw geloof hebben afgebracht, als zij kunnen. Maar wie onder u zich van zijn geloof afkeert en sterft als een ongelovige - diens werken zullen

tevergeefs zijn in deze wereld en in de toekomende. Dezulken zijn de

bewoners van het Vuur en zij zullen daarin verblijven.’ (Edele Koran

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doch Amos, door Gods Geest versterkt, verdedigde niet alleen bij deze valse priester de autoriteit van zijn Goddelijke zending en profetie, en bedreigde hem de schrikkelijkste

Door deze specerijen verstaat de bruid niet anders, dan die edele en schone vruchten van de Heilige Geest, die men vindt in een bloeiende en geestelijke kerk van Christus, gelijk

Want in het vierde jaar van Jojakims regering, even om dezelfde tijd van deze profetie aan Baruch, zond God Nebucadnezar, de koning van Babel, met een geweldig krijgsleger in het

Op deze manier staan de wet en de beloften niet tegenover elkaar, ten eerste omdat de belofte niet op de wet steunt, maar op de waarachtigheid van God, ten tweede omdat

b) Het staken van of niet beginnen aan een zinloze behandeling bij een fataal verlopende ziekte op verzoek van de patiënt (ten onrechte passieve euthanasie genoemd), maar dit is

Hier verzekert onze Heer Jezus ons dat het Oude Testament, dat veel gebruikt werd door de Joden tijdens Zijn aardse bediening, een ABSOLUUT BETROUWBARE REPRO- DUCTIE was VAN

Galileo’s beroemde gevecht met de kerk was niet tegen de Bijbel gericht, maar tegen kerkleiders die volgden wat de meeste wetenschappers van hun tijd ophielden als

Dans ce contexte, les membres du Conseil de sécurité ont appelé toutes les parties prenantes de la RDC, le président Kabila, la Majorité présidentielle et l’Op- position,