• No results found

LAATSTE KANS VOOR DE BIJZONDERE STUIFZANDSOORTEN VAN DE TUN6ELERWALLEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LAATSTE KANS VOOR DE BIJZONDERE STUIFZANDSOORTEN VAN DE TUN6ELERWALLEN"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

290 O K T O B E R 2 0 0 4 l A A I l G A N G li N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

LAATSTE KANS VOOR DE BIJZONDERE STUIFZANDSOORTEN VAN DE TUN6ELERWALLEN

Ivo Raemakers, Van Caldenborghstraat 26, 6247 CG Gronsveld

Toon van den Eijnde, Vereniging Natuurmonumenten, Venboordstraat 6, 6005 Pj Weert

Roy Kleukers, Stichting European Invertebrate Survey (EIS)-Nederland, Postbus 9517, 2300 RA Leiden

De stuifzandvegetaties en het open zand van de Tungelerwallen herbergen veel karakteristieke en bedreigde organismen. Het gebied is extra waardevol omdat soorten als IJslands mos {Cetraria

islándica), Zilveren zandbij {Andrena argentata), Harkwesp {Bembix rostrata) en de keverdoder Tiphia villosa ontbreken in nabijgelegen grote heide- en stuifzandgebieden. Hun voorkomen in de

Tungelerwallen is van nationale betekenis. De afgelopen decennia is het gebied echter sterk verbost en de laatste open plekken verdwij- nen in hoog tempo. De bijzondere soorten staan op het punt te verdwijnen. In dit artikel pleiten w e daarom voor het op korte termijn uitvoeren van herstelmaatregelen, waarbij het verwijderen van bomen en het creëren van open zand in eerste instantie centraal dient te staan.

planten- en diersoorten staan o p het punt t e verdwijnen. Z o hebben de acht broedparen van de B o o m l e e u w e r i k (Lullula arborea) hun nestplek sinds de jaren 1990 eerst verplaatst naar de rand van het gebied e n recent zelfs naar h e t a a n g r e n z e n d e agrarische gebied ( p e r s o o n l i j k e m e d e d e l i n g J . L e u r s ) . M a a r w a a r het verdwijnen van de B o o m l e e u w e r i k op nadonaal niveau misschien van nietzogro- t e betekenis is ( V O G E L , 2 0 0 2 ) , is h e t v e r d w i j - nen van enkele minder in h e t o o g lopende o r g a n i s m e n d a t z e k e r w e l . D i t geldt m e t name v o o r een aantal korstmossen en angel- dragers (bijen, w e s p e n , mieren). A n d e r s dan de B o o m l e e u w e r i k h o u d e n zij v o o r a l s n o g stand o m d a t hun ruimtebehoefte kleiner is.

O o k hun v o o r k o m e n loopt echter gevaar. In dit artikel geven w e een overzicht van deze bedreigde s o o r t e n en pleiten w e v o o r het op korte termijn c r e ë r e n van m e e r open zand en boomloze terreindelen.

I N L E I D I N G

H e t natuurgebied d e Tungelerwallen is e e n voormalig klein stuifzandgebied t e n zuiden van W e e r t Karakteristiek zijn de direct aan een es v a n h e t d o r p T u n g e l r o y grenzende hoge stuifduinen o f t e w e l w a l l e n . T e g e n -

w o o r d i g is het gebied grotendeels begroeid m e t vrij jonge, aangeplante dennenbossen.

Enkele terreindelen zijn echter nooit bebost en hier leven opmerkelijk veel karakteristie- ke soorten van stuifzandgebieden. D o o r suc- cessie groeien o o k deze laatste open delen m o m e n t e e l z e e r snel dicht e n bijzondere

V E G E T A T I E

D e nog resterende o p e n plekken in de T u n - g e l e r w a l l e n bestaan g r o t e n d e e l s uit g o e d o n t w i k k e l d e Buntgrasvegetaties {Spergulo- Corynephoretum) en v o o r een klein deel uit z a n d p l e k k e n , die d o o r r e c r e a t i e w o r d e n opengehouden (figuur I). Struikhei is slechts b i e r e n daar vegetatievormend en w o r d t dan begeleid d o o r de in Limburg schaars v o o r k o - mende Kruip- en Stekelbrem (Genista pilosa, Genista anglica). R e c e n t neemt Heidespurrie (Spergula morisonii) sterk t o e in de Buntgras- vegetaties. D i t is mogelijk een teken van t o e - nemende voedselrijkdom en voortschrijden- de bodemvorming. H e t doorgaans dominan- te bladmos Grijs kronkelsteeltje (Campylopus introflexus) is in de Tungelerwallen echter nog

F I G U U R I

Een open gedeelte van de Tungelen^alten met een goed ontwikkelde Buntgrasvegetatie in 1986. Door het uitgroeien van de jonge dennetjes is dit terreingedeelte nu veranderd in jong bos (foto: Toon van den Bjnde).

(2)

N A T U U U H I S T O R I S C H M A A N D B L A D O K T O B E R 2 0 0 4 l A A f l G í N G 9 3 291

F I G U U R 2

ijslands mos (Cetraria islándica) krimpt bij langdurig droge condities enigszins in en wordt bruin van kleur. Het ondanks zijn grootte toch al weinig opvallende mos wordt zo nog moeilijker zichtbaar in de vegetatie {foto: Ivo Raemakersj.

FIGUUR 3

Topografische kaart van de Tungelerwallen. Zwarte ster Ijslands mos {Cetraria islándica) in 2001: rood: verspreiding Ijslands mos (Cetraria islándica) begin jaren negentig: blauw gemarkeerd: lichenologisch eniof entomologisch belangrijke terreindelen: donkergroen omlijnd: eigendom Natuurmonumenten (© Topografische Dienst, Emmen).

S t e e d s ondergeschikt aan Ruig haarmos (Po- lytrichum piliferum). Grijs kronkelsteeltje o n - d e r d r u k t v o l g e n s B l E R M A N N & D A N I E L S ( 1 9 9 5 ) korstmossen en heeft recent in veel stuifzandgebieden een o v e r h e e r s e n d e posi- tie ingenomen, waarschijnlijk m e d e d o o r e u - trofiëring. M e t de vochtige z o m e r s van d e afgelopen jaren zijn w e l veel jonge G r o v e dennen {Pinus sylvestris) het kiemstadium o n t - groeit en inmiddels als een g r o e n e waas in de r e s t e r e n d e B u n t g r a s v e g e t a t i e s zichtbaar.

Z o n d e r ingrijpen zullen deze nu enkele c e n - timeters hoge boompjes de Buntgrasvegeta- ties binnen enkele jaren o v e r s c h a d u w e n . D e Buntgrasvegetaties van de T u n g e l e r w a l - len zijn v o o r Z u i d - N e d e r l a n d s e begrippen zeer korstmosrijk (tabel I). In droge perioden is met name het hier algemene Elandgewei- mos {Cladonia foliácea) zeer opvallend a a n w e - zig d o o r d a t de fel zilverwitte onderzijde van het thallus dan o m h o o g krult. Z e k e r zo tal- rijk, maar w a t minder opvallend is de R o d e lijstsoort Ezelspootje {Cladonia zopfii). O o k de in zuidelijk Nederland zeldzame R o d e lijst- s o o r t Stuifzandkorrelloof {Stereocaulon con- densatum) is recent aangetroffen (SPARRIUSet al., 2001). Z o n d e r twijfel is het Ijslands m o s (figuur 2 ) echter het meest bijzondere korst- m o s van d e T u n g e l e r w a l l e n . M o m e n t e e l Is deze s o o r t nog maar bekend van zes N e d e r - landse stuifzandgebieden (APTROOT & V A N H E R K , 2001). H e t v o o r k o m e n in de T u n g e - lerwallen is al lange djd bekend en t o t in de jaren zestig w a s Ijslands m o s hier uitgespro- ken talrijk ( C L E E F & K E R S , 1 9 6 8 ) . N o g steeds is de s o o r t verspreid in h e t g e b i e d aanwezig maar o o k r e c e n t is e r nog sprake van e e n duidelijke afname (figuur 3). Mogelijk is d e

s o o r t w e l w a t m e e r aanwezig dan het kaartje suggereert. D e kaart heeft vooral betrekking op goed o n t w i k k e l d e exemplaren die steeds aan bosranden, bij heidepollen of naast soli- taire b o m e n staan. E c h t e r o o k in d e o p e n Buntgrasvegetaties zijn soms onooglijk klei- ne thallus-stukjes van de s o o r t aanwezig. D i t laatste w e r d pas opgemerkt bij het maken van enkele vegetatie-opnamen m e t de inmiddels o v e r l e d e n mossenkenner A b Masselink. H e t af en t o e opduiken van Ijslands m o s o p o n - v e r w a c h t e plekken binnen de T u n g e l e r w a l - len is waarschijnlijkafhankelijkvan dergelijke thallus-stukjes. Enerzijds kunnen zulke stuk- jes lange tijd o n o p g e m e r k t aanwezig zijn, a n - derzijds w o r d e n ze o o k makkelijk verspreid d o o r w i n d , w a t e r en menselijke activiteit en kunnen zo daadwerkelijk v o o r kolonisatie zorgen. H e t boreo-montane Ijslands m o s is in N e d e r l a n d zeer sterk achteruitgegaan en staat als ernstig bedreigd o p het v o o r s t e l v o o r de R o d e lijst ( A P T R O O T et ai, 1 9 9 8 ) . W a a r s c h i j n l i j k v o r m t d e T u n g e l e r w a l l e n m o m e n t e e l de m e e s t zuidelijke vindplaats in het laagland van N o o r d w e s t - E u r o p a .

FAUNA

B I J E N

M e t zo'n vijftig s o o r t e n zijn d e wilde bijen {Apidae) niet bijzonder talrijk v e r t e g e n w o o r - digd in d e T u n g e l e r w a l l e n (tabel I). D e schaarste aan voedselplanten zal hier debet aan zijn. T e g e n o v e r deze voedselschaarste staat e c h t e r een g r o o t aanbod aan w a r m e en droge nestgelegenheid. H e t g e b i e d herbergt

dan o o k g r o t e kolonies van tientallen t o t h o n d e r d e n nesten van de G r o t e zijdebij {Col- letes cunicularius), de Grijze zandbij {Andrena vaga) en de Pluimvoetbij {Dasypoda hirtipes).

D i t zijn alle drie grote s o o r t e n die in staat zijn het voedsel v o o r hun nakomelingen buiten de Tungelerwallen te verzamelen. D e G r o t e zijdebij en de Grijze zandbij zijn daarvoor aan- g e w e z e n o p wilgen {Salix s p e c ) , d e P l u i m - voetbij o p gele c o m p o s i e t e n {Asteraceae), m e t name havikskruiden {Hieracium s p e c ) . Klein streepzaad {Crepis capillaris) en G e - w o o n Biggekruid {Hypochaeris radicata).

D e meest bijzondere bij van de T u n g e l e r w a l - len is de Z i l v e r e n zandbij (figuur 4 ) . D e z e s o o r t is karakteristiek v o o r duin- en stuif- zandgebieden en is wegens sterke afname als bedreigd o p g e n o m e n in het voorstel v o o r d e

FIGUUR 4

Waarnemingen van de Zilveren zandbij (Andrena argentata) voor (o) en na (i.j 1980. Met A is het voorkomen in de Tungelerwallen aangegeven (bron: EIS- Nederland).

(3)

2 9 2 O K T O B E R 2004 J A A I t G A N G 9 3 N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

TABEL I

in de Tungelerwallen waargenomen korstmossen en insecten met hun Rode lijststatus: £6 = ernstig bedreigd; 6£ = bedreigd; KW = kwetsbaar; GE = gevoelig. De determinaties van de kortstmossen zijn grotendeels gecontroleerd en deels verricht door Ab Masselink. Verder is de lijst aangevuld met enkele soorten die zijn waargenomen door de Br/ologische en Uchenoiogische Werl^roep van de KNNV.

Soort

Korstmossen (Lichenes: 22 soorten) Cetraria aculeata

Cetraria islándica Cladina arbúsculo (=mitis) Cladina portentosa Cladonia cervicornis Cladonia coccifera

Cladonia crispata var. cetrariifolia Cladonia fioerkeana

Cladonia folicaea Cladonia furcata Cladonia glauca Cladonia gracilis

Cladonia grayi (-merochlorophaea) Cladonia macilenta

Cladonia monomorpha (was 'pyxidata') Cladonia ramulosa

Cladonia strepsilis Cladonia subulata

Cladonia uncialis var. biuncialis Cladonia zopfii

Placynthiella icmalea Stereocaulon condensatum

Bijen (Apidae: 57 soorten)

Andrena apicata Andrena argentata Andrena barbilabris Andrena bicolor Andrena carantonica Andrena cineraria Andrena clarkella Andrena dorsata Andrena flavipes Andrena fusdpes Andrena haemorrhoa Andrena nigroaenea Andrena ovatula Andrena pusilla Andrena vaga Andrena ventralis

Bombus cryptarum Bombus hypnorum Bombus lucorum Bombus pascuorum Golletes cunicularius Colletes sucdnctus Dasypoda hirtipes Epeolus crudger Halictus confusus Halictus tumulorum Hylaeus communis Hylaeus hyalinatus Lasioglossum albipes Losioglossum calceatum Lasioglossum fulvicorne Lasioglossum leucopus Lasioglossum leucozonium Lasioglossum morio Lasioglossum punctatissimum Lasioglossum quadrinotatulum Lasioglossum sabulosum Lasioglossum sexnotatum Lasioglossum sexstrigatum Lasioglossum villosulum Megachile versicolor Nómada alboguttata Nómada fucata Nómada lathburiana Nómada leucophtbaima Nómada ruficornis Nómada rufipes Nómada signata Nómada zonata Panurgus coJcorotus

Nederlandse naam Kraakloof IJslands mos Gebogen rendiermos Open rendiermos Gewoon stapel bekertje Rood bekermos Open heidestaartje Rode heidelucifer Elandgeweimos Gevorkt heidestaartje Bruin heidestaartje Girafje

Bruin bekermos Dove heidelucifer Wrattig bekermos Rafelig bekermos Hamerblaadje Varkenspootje Ezelspootje Stuifzandkorreiloof Donkere wilgenzandbij Zilveren zandbij Witbaardzandbij Tweekleurige zandbij Meidoornzandbij Asbij

Zwartrosse zandbij Wimperflankzandbij Grasbij

Heidezandbij Roodgatje Zwartbronzen zandbij Bremzandbij Breedbanddwergzandbij Grijze zandbij

Roodbuikje 1 Wilgenhommel

Boomhommel Veldhommel Akkerhommel Grote zijdebij Heizijdebij Pluimvcetbij Heideviltbij Heidebronsgroefbi) Parkbronsgroefbij Gewone maskerbij Tuinmaskerbij Berijpte geurgroefbij Gewone geurgroefbij Slanke groefbij Gewone smaragdgroefbij Matte bandgroefbi) Langkopsmaragdgroefbij Fijngestippelde groefbij Steilrandgr oefbij Glanzende franjegr oefbij Zesvlekkige groefbij Gewone franj eg roefbij Biggenkruidgroefbij Gewone behangersbij Bleekvlekwespbij Korts pri etwespb ij Roodharige wespbij Vroege wespbij Gewone dubbeltand Heidewespbij Signaalbij Variabele wespbij Kleine roetbij

Status

EB K W

K W

BE

K W K W K W BE

K W K W BÉ

K W

K W K W

GE

Soort

Sphecodes albilabris Sphecodes ferruginatus Sphecodes gibbus Sphecodes longulus Sphecodes miniatus Sphecodes monilicornis Sphecodes pellucidus

Mieren {Formicidae: 20 soorten)

Formica cunicularia Formica fusca Formica pratensis Formica rufibarbis Formica sanguínea Lasius alienas Lasius brunneus Lasius fuliginosus Lasius niger s.1.

Lasius platytborax Leptothorax acervorum Leptothorax nylanderi Myrmica ruginodis Myrmica rugulosa Myrmica sabuleti Myrmica scabrinodis Myrmica schencki Solenopsis fugax Strongylognathus tesioceus Tetromorium caespitum

Nederlandse naam Grote bloedbij Roestbruine bloedbij Pantserbloedbij Kleine spitstandbloedbij Gewone dwergbloedbij Dikkopbloedbij Schoffelbloedbij Bruine baardmier Grauwzwarte mier Zwartrugbosmier Rode baardmier Bloedrode roofmier Zandmier Bruine houtmier Glanzende houtmier Zwarte wegmier Humusmier Behaard slankmiertje Bosslankmiertje Bossteekmier Schraallandsteekmier Zandsteekmier Ruwknoopmier Kokermier Diefmier Sabelmier Grasmier

Status K W

Graafwespen (Sphecidae: 24 soorten)

Ammophila sabulosa Bembix rostrata Cerceris arenaria Cerceris quadricincta Cerceris quadrifasciata Cerceris rybyensis Crabro cribarius Crabro peltarius Crossocerus palmipes Crossocerus quadrimaculatus Crossocerus wesmaeli Dryudella pinguis Ectemnius continuus Lestica subterránea Mellinus an/ensis Mimesa equestns Alimeso lutaria Miscophus concoior Oxybelus bipunctatus Oxybeius mandibularis Philanthus triangulum Tachysphex nitidus Tachysphex obscuripennis Tachysphex pompiliformis

Grote rupsendoder Harkwesp

Gewone snuittordoder Groefbijendoder Grote zeefwesp

Gewone vlinderdoder Gewone vliegendoder

Bijenwolf I Kakkerlakkendoder \

Keverdoders (Tipbndae: 3 soorten)

Methocha ichneumonides Gladde mierwesp

Tiphia femorata Roodpotige keverdoder

Tiphia villosa

Sprinkhanen (Orthoptera: 12 soorten) Chorthippus biguttulus

Chorthippus brunneus Chorthippus mollis Chorthippus paralellus Gryllus campestris Meconema tbalassinum Myrmeleotettix maculatus Oedipoda caerulescens Omocestus rufipes Phaneroptera falcata Tetrix undulata TetXigonia viridissima

Ratelaar Bruine sprinkhaan Snortikker Krasser Veldkrekel Boomsprinkhaan Knopsprietje Blauwvleugelsprinkhaan Negertje

Sikkelsprinkhaan Gewoon doorntje Grote groene sabelsprinkhaan_

BE

K W GE

R o d e lijst ( P E E T E R S etal., 1 9 9 9 ; P E E T E R S & R E E -

M E R . 2 0 0 3 ) . In de Tungelerwallen nestelt de Zilveren zandbij in open, rul zand. Bij d r o o g w e e r zijn e r dan o o k g e e n nestingangen zicht- baar o m d a t de gangen tijdens h e t in- en uit-

gaan van de bijen meteen w e e r dicht zakken.

H e t verzamelen van stuifmeel is in principe niet gebonden aan specifieke plantensoorten.

In dit gebied is de s o o r t echter vooral aange- w e z e n o p W i l d e lijsterbes {Sorbus aucupaha)

vanwege het geringe voorjaarsaanbod. V o l - gens de literatuur heeft de Zilveren zandbij t w e e generaties p e r jaar, maar in de T u n g e - lerwallen is ondanks gericht zoeken alleen de voorjaarsgeneratie w a a r g e n o m e n . D e z e ge-

(4)

N A T U U I Ï H I S T O R I S C H M A A N D B L A D O K T O B E R 2 0 0 4 J A A R G A N G li 293

F I G U U R 5 Een Harkwesp fBemblx rostrata) (foto: ¡. Hermans).

neratie is meestal redelijk talrijk; het zien van m e e r dan tien dieren o p één dag is dan geen probleem. O p bijna alle andere Nederlandse vindplaatsen w o r d t v r i j w e l uitsluitend d e t w e e d e generade w a a r g e n o m e n . H e t lokaal ontbreken van de eerste generatie is al lange tijd bekend, maar tot dusverre niet afdoende v e r k l a a r d ( V A N D E R V E C H T , 1 9 2 8 ; V E G T E R , 1 9 7 7 ) . Vermeldingen o v e r het ontbreken van de t w e e d e generatie zijn ons niet bekend.

G R A A F W E S P E N

D e graafwespen (Spfieddoe) van de Tungeler- wallen zijn t o t d u s v e r r e niet systematisch geïnventariseerd. D e soortenlijst in tabel I is dan o o k v e r r e van volledig, met name de klei- ne soorten zijn slecht vertegenwoordigd. Eén van d e interessantste s o o r t e n is d e H a r k - w e s p (figuur 5). D e z e grote graafwesp maakt haar nest in het onbegroeide, rulle zand van stuifzandgebieden en duinen, soms in grote kolonies. D e harkachtig b e d o o r n d e voortar- sen w o r d e n gebruikt als belangrijkste graaf- instrument. Als één van de weinige graafwes- pen kent de H a r k w e s p broedzorg. In eerste instantie w o r d t het nest voorzien van slechts één vlieg w a a r o p een ei w o r d t gelegd. In d e d a a r o p v o l g e n d e dagen i n s p e c t e e r t h e t v r o u w t j e h e t nest regelmatig en brengt d e larve naar behoefte verse vliegen. P e r larve w o r d e n zo t o t 5 0 vliegen aangesleept ( W i T T , 1 9 9 8 ) . D e H a r k w e s p is een snelle, w e n d b a r e vliegster die haar prooien in de vlucht w e e t te verschalken. V a a k zijn zweefvliegen h e t slachtoffer, m a a r d e p r o o i s a m e n s t e l l i n g weerspiegelt toch vooral het lokale aanbod.

In N e d e r l a n d w a s de H a r k w e s p tot in de e e r - ste helft van de 2 0 ^ e e u w vrij algemeen (figuur 6). T e g e n w o o r d i g bevinden zich alleen in d e duinen nog enkele g r o t e kolonies. U i t h e t binnenland is d e s o o r t vrijwel v e r d w e n e n .

F I G U U R 6 Waarnemingen van de Harkwesp (Bembix rostrata) voor ( ) en na

(®) 1980. Met A is het voorkomen in de

Tungeter/zallen aangegeven (bron: EIS-

Nederlanöj.

Buiten d e Tungelerwallen is e r in Limburg alleen een recente waarneming uit de Maas- duinen. In de Tungelerwallen is de s o o r t zeer schaars. T o t d u s v e r r e zijn maximaal drie e x e m p l a r e n o p é é n dag w a a r g e n o m e n e n nestplekken zijn onbekend. Mogelijk v o r m t de intensieve recreatie een extra bedreiging.

Volgens L E F E B E R ( 1 9 7 9 ) is de s o o r t zeer ver- storingsgevoelig, w a t gezien d e b r o e d z o r g niet verwonderlijk Is.

M I E R E N

M e t de Diefmier {Solenopsis fugax) en de Sa- belmier {Strongylognathustestaceus) herbergt de Tungelerwallen t w e e bijzondere m i e r e n - soorten {Formicidae). M e t e e n werksterleng- t e van 1,5 ä 2,5 m m is de Diefmier één van d e kleinste inheemse mieren. O n d a n k s , of e i - genlijk deels dankzij haar kleine afmeting kan ze behoorlijk agressief zijn. K o m e n e r in d e buurt van het eigen nest kolonies van andere mieren v o o r , dan o n d e r n e e m t d e Diefmier vaak rooftochten. D a a r t o e w o r d e n gangen naar het buurnest gegraven die d o o r hun ge- ringe g r o o t t e ontoegankelijk zijn v o o r d e g r o t e r e b u u r m i e r e n . W o r d t een broedka- m e r van d e buurmier gevonden dan dringt een g r o o t aantal Diefmieren deze ruimte bin- nen waarbij ze m e t hun gifklier een afschrik- wekkendegeurstofafgeven. Meestal verdrijft deze geurstof de rechtmatige b e w o n e r s z o - dat de Diefmieren zonder vechten het b r o e d kunnen leegzuigen. O o k in het gevecht zijn Diefmieren echter geduchte tegenstanders.

H u n angel is z e e r effectief en hun geringe g r o o t t e w o r d t g e c o m p e n s e e r d d o o r h e t grote aantal w e r k s t e r s . Eén volk kan uit e n - kele honderdduizenden dieren bestaan. O v e - rigens d o e t de Diefmier haar naam lang niet altijd eer aan. In veel gevallen leeft een k o l o - nie uitsluitend van kleine bodemdieren, aas

en h e t melken v a n o n d e r g r o n d s e blad- en schildluizen ( S E I F E R T , 1 9 9 6 ) . In d e T u n g e l e r - wallen k o m t d e Diefmier veel v o o r . N e s t e n zijn overal te vinden in de Buntgrasvegetades en o n d e r bladstrooisel langs bosranden. In N e d e r l a n d is de s o o r t zeldzaam ofschoon ze in L i m b u r g een w a t r u i m e r e v e r s p r e i d i n g kent.

D e Sabelmier is een parasiet van de algeme- ne G r a s m i e r {Tetramorium caespitum). Z e dankt haar naam aan de sikkelvormige, onge- tande kaken. W a n n e e r een Sabelmiervrouw- tje een G r a s m i e r n e s t is binnengedrongen, d o o d t ze d e Grasmierkoningin niet, maar o n d e r d r u k t d o o r middel van f e r o m o n e n d e productie van Grasmiermannetjes en v r o u w - tjes. Zelf p r o d u c e e r t ze juist veel geslachts- dieren en slechts kleine aantallen w e r k s t e r s ( S E I F E R T , 1 9 9 6 ) . D e G r a s m i e r w e r k s t e r s zijn van g r o o t van belang v o o r d e Sabelmieren o m d a t ze zelf m e t hun sikkelvormige kaken w e l goed kunnen d o d e n , maar niet in staat zijn prooien fijn te kauwen t o t geschikt v o e d - sel v o o r hun larven en zichzelf. Z e m o e t e n dus v o o r voedsel bedelen bij hun 'slaven'.

O o k de Sabelmier is in de Tungelerwallen vrij gemakkelijk t e vinden. D a t duidt op een ge- schikt leefgebied v o o r deze soort. D e para- siteringsgraad van Grasmiernesten ligt name- lijk meestal o n d e r de I % , o n d e r gunstige o m - standigheden oplopend t o t 4 % ( V A N B O V E N ,

1 9 8 6 ) . D e Grasmiernesten zijn vaak t e vin- den o n d e r Buntgras- en Schapegraspolletjes.

Buiten Limburg is d e Sabelmier m o m e n t e e l alleen van d e V e l u w e bekend (figuur 7).

K E V E R D O D E R S

In de Tungelerwallen k o m e n in elkgeval drie van de vijf inheemse keverdoders {Tiphiidae) v o o r . T w e e van deze soorten zijn karakteris- tiek v o o r stuifzandgebieden.

(5)

294 O K T O B E R 2 0 0 4 l A A R G A N G 9 3 N A T U U I Ï H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

F I G U U R 7

Waarnemingen van de Sabelmier fStrongylognathus testaceus) voor (cj en na (f:) 1980. Met A is bet voorkomen in Tungelerwallen aangegeven (bron: EIS-Nederland).

D e Gladde mierwesp (Methocha ichneumoni- des) parasiteert o p larven van zandloopke- vers {Clcindelidae). A l rondlopend o v e r h e t zand, s p e u r e n d e o n g e v l e u g e l d e G l a d d e m i e r w e s p v r o u w t j e s m e t behulp v a n h u n reukzin naar keverlarven. D e z e zandloopke- verlarven leven namelijk in verticale holen in de grond. H u n harde kop en halsschild sluit de holen precies af. M e t hun grote, scherpe kaken zijn d e keverlarven zelf geduchte ja- gers. Bovendien zijn d e keverlarven t o t vier keer zo g r o o t als de Gladde mierwesp. Bij het benaderen van een loopkeverhol w o r d t het Gladde m i e r w e s p v r o u w t j e dan o o k als prooi beschouwd en d o o r de keverlarve gegrepen.

D o o r haar slanke mierachtige lichaamsbouw kan h e t G l a d d e m i e r w e s p v r o u w t j e e c h t e r niet d i r e c t w o r d e n d o o d g e b e t e n . Z e b e - w e e g t zich snel naar d e achterzijde van d e kop van d e keverlarve w a a r o p deze in reac- tie zijn kop o m h o o g steekt. O p dat m o m e n t steekt ze t o e in d e o n b e s c h e r m d e keel of b o r s t w a a r n a d e k e v e r l a r v e v r i j w e l direct verlamd raakt (WiTT, 1 9 9 8 ) . In N e d e r l a n d is de Gladde mierwesp net zo schaars als haar biotoop maar nog niet echt bedreigd. M e e s t - al k o m t ze in lage aantallen v o o r , zo o o k in d e T u n g e l e r w a l l e n . D e zelden w a a r g e n o m e n mannetjes van de G l a d d e m i e r w e s p zijn g r o - t e r en gevleugeld. Z e zijn in staat de v r o u w - tjes tijdens d e paring m e e d e lucht in t e n e - men. Z o dragen ze waarschijnlijk bij aan d e verbreiding van d e soort; d e vrouwtjes zijn immers vleugelloos.

D e t w e e d e k e v e r d o d e r s o o r t , Tiphia villosa, is zeer zeldzaam in heel N o o r d w e s t - E u r o p a . D e laatste waarneming in N e d e r l a n d stamde uit 1 9 5 5 , totdat d e s o o r t in 1 9 9 7 in de T u n -

gelerwallen w e r d w a a r g e n o m e n (figuur 8 en 9). D e s o o r t k o m t hier verspreid v o o r en is vrij talrijk. Tiphia villosa parasiteert op de lar- v e n v a n b l a d s p r i e t k e v e r s (Scarabaeldae) (SCHUMACHER, 1 9 1 7 ) . D e z e keverlarven eten w o r t e l s van b o m e n en kruiden en leven dus ondergronds. Laag o v e r de grond vliegend e n rondlopend w e t e n de k e v e r d o d e r v r o u w t j e s deze larven o p basis van geurstoffen t e loka- liseren. N a lokalisatie graven ze zich ernaar t o e en leggen e e n ei in d e larve. D i t klinkt eenvoudiger dan het is. Éénmaal hebben w e de plek gemarkeerd w a a r een v r o u w t j e b e - gon t e graven. T o e n w e ruim een u u r later terugkwamen, troffen w e het v r o u w t j e n o g steeds i n d e grond aan, naar later bleek op de t e r u g w e g . V e r d e r gravend, v o n d e n w e o p ruim 1 5 c m diepte vervolgens een Bladspriet- keverlarve die, o n d e r de binoculair, een eitje in zich bleek te dragen (persoonlijke w a a r n e - ming I. Raemakers & T. Peeters). T o t op h e - den is d e keverlarve niet g e d e t e r m i n e e r d , maar het betreft waarschijnlijk de Junikever {Amphimallon solstitialis) die algemeen v o o r - k o m t in de Tungelerwallen.

S P R I N K H A N E N

D e lijst m e t sprinkhanen {Orthoptera) van d e Tungelerwallen bevat drie R o d e lijstsoorten:

de Veldkrekel (Gry//us campestris), de B l a u w - vleugelsprinkhaan {Oedipoda caerulescens) en de in Limburg inmiddels vrij algemene Sikkel- sprinkhaan {Phaneroptera falcata). D e lande- lijk bedreigde V e l d k r e k e l (figuur 10) k o m t d o o r het geringe voedselaanbod doorgaans slechts in lage dichtheden v o o r in Buntgras- vegetades. T o c h is het juist deze vegetatie die in de Tungelerwallen een belangrijk biotoop v o r m t v o o r de overleving van deze soort. D e Veldkrekel kent in dit gebied namelijk grote populadeschommelingen die synchroon l o - pen m e t de aanwezigheid van jonge kapvlak- ten. O p jonge kapvlakten vinden de V e l d k r e - kels veel voedsel m e t als gevolg dat het aan- tal krekels een aantal jaren sterk t o e n e e m t . M e t het dichtgroeien van de kapvlakten w o r - den de klimatologische omstandigheden t e r plekke ongunstiger en verdwijnen de krekels w e e r . In goede jaren, zoals eind jaren tachtig en begin jaren negentig van d e vorige eeuw, t o e n e r m e e r d e r e jonge en deels grote kap- vlakten w a r e n , w a r e n e r honderden dieren in hetgebied aanwezig. In jaren m e t weinig of geen kapvlakten zijn e r slechts enkele tiental- len t e vinden. D e z e weinige dieren bevinden zich dan specifiek in d e Buntgrasvegetaties w a a r d e s o o r t d e 'magere' jaren overleeft.

M o m e n t e e l is e r al enkele jaren niet m e e r gekapt en o o k het oppervlak aan Buntgras- vegetades is in d e loop der jaren sterk v e r - minderd. H e t resultaat is dat bij een inventa- risatie in 2 0 0 2 ten behoeve van het B e s c h e r - mingsplan Sprinkhanen en Krekels in Limburg ( K L E U K E R S & V A N H O O F , 2 0 0 3 ) n o g slechts vier nestholletjes w e r d e n gevonden en dat e r geen enkel tsjirpend mannetje m e e r w e r d g e h o o r d . H e t v o o r k o m e n van de Veldkrekel is dus ernstig bedreigd en d e populatie is al- leen t e behouden als o p zeer k o r t e termijn maatregelen w o r d e n g e n o m e n . In h e t B e - schermingsplan is d e populatie van d e T u n - gelerwallen dan o o k o p g e n o m e n in d e lijst van 2 5 meest bedreigde sprinkhanenpopula- ties w a a r v o o r gedetailleerde beheersmaat- regelen zijn aangegeven.

D e Blauwvleugelsprinkhaan is geen vaste b e - w o n e r van de Tungelerwallen. In 1 9 9 7 heeft deze s o o r t zich gevestigd op de laatst ontsta- ne kapvlakte. In 2 0 0 1 w a r e n n o g e n k e l e exemplaren aanwezig, maar bij herinventari- satie in 2 0 0 2 , leek de s o o r t a l w e e r v e r d w e - n e n ( K L E U K E R S & V A N H O O F , 2 0 0 3 ) . D e Blauwvleugelsprinkhaan is echter een goede vlieger, zodat hervestiginggoed mogelijk is bij het ontstaan van nieuwe geschikte biotopen.

H E R S T E L M A A T R E G E L E N

H o e w e l hetgebied te klein is v o o r herstel van a c t i e v e verstuiving, lijkt ingrijpen o n s o m t w e e r e d e n e n t o c h r u i m s c h o o t s g e r e c h t - vaardigd. Allereerst betreft dit het d o o r d e overheid onderschreven principe van biodi- v e r s i t e i t s b e h o u d ( M I N I S T E R I E V A N L N V , 2 0 0 0 ) . D i t principe rechtvaardigt extra aan- dacht v o o r d e in dit gebied v o o r k o m e n d e s o o r t e n van nationale betekenis. Een t w e e - de, minstens z o belangrijke reden is h e t f e i t dat de Tungelerwallen ten aanzien van deze bijzondere s o o r t e n als brongebied zou kun- nen fungeren. M o m e n t e e l o n t b r e k e n d e b e - treffende s o o r t e n goeddeels in enkele nabij- gelegen grote natuurterreinen w a a r het hei- de- e n stuifzandlandschap w e l t o e k o m s t heeft, zoals de Boshoverheide, de W e e r t e r - en Budelerbergen, de G r o o t e heide, de Stra- brechtse heide en d e Beegderheide.

H e t b e h o u d v a n d e b e s p r o k e n s o o r t e n is echter niet gemakkelijk. O p de eerste plaats w o r d t dit behoud bemoeilijkt d o o r d e v e r - snipperde eigendomssituatie van d e T u n g e - lerwallen. N a t u u r m o n u m e n t e n heeft sinds

1 9 8 3 circa 5 0 ha aan verspreid liggende per- celen aangekocht (figuur 3). V o o r zover van

(6)

N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D O K T O B E R 2 0 0 4 lAAIlGANG 9 ! 295

F I G U U R 8 Een Tiphia villosa vrouwtje op de voor haar goede kant van een insectennet (foto: Ivo Raemakers).

toepassing is het belieer hier al gericht op het behoud van open zand- en Buntgrasvegeta- ties ( V A N D E R P L O E G & V A N B E L L E , 1 9 9 4 ) . D e meest waardevolle terreindelen, gelegen aan de n o o r d w e s t k a n t van het gebied, zijn e c h - t e r in bezit van particulieren. V o o r h e t b e - houd en herstel van deze stuifzandplekken biedt versnelde aankoop d o o r N a t u u r m o n u - m e n t e n v e r r e w e g d e beste perspectieven.

Maar zelfs bij prioritering blijft aankoop een zaak van de w a t langere termijn, nog afgezien van eventuele moeilijkheden rond d e subsi- diëring van de aankoop. H e t is d a a r o m raad- zaam o m o o k t e kijken naar mogelijkheden v o o r particulier natuurbeheer. D e openstel- lingvoor publiek en het niet beplanten van d e nu nog o p e n terreindelen lijkt t e duiden o p welwillendheid ten aanzien van h e t behoud van de bijzondere w a a r d e n van de stuifzand- delen. H e t o v e r w i n n e n van d e bureaucrati- sche hobbels o m t o t particulier n a t u u r b e - heer te k o m e n , t e w e t e n het zich eventueel verenigen van particulieren, het zoeken van financiële steun én het organiseren van h e t juiste beheer, vereist echter veel tijd en i n - zet. Mogelijkzou de Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen ( I K L ) hier een rol in kunnen spelen, analoog aan d e wijze w a a r o p Stichting I K L momenteel een belang- rijke bijdrage l e v e r t aan d e effectieve b e - scherming van bijzondere soorten, zoals de Knoflookpad {Pelobates fuscus) en d e Rosse sprinkhaan (Gomphocerippus rufus) ( A N O N Y - M U S , 2 0 0 4 ; J A N S E N & K L E U K E R S , 2 0 0 0 ) . M o c h t het tot herstelbeheer komen dan die- nen de maatregelen zich allereerst te richten op het verwijderen van bomen, het behoud van korstmosrijke Buntgrasvegetaties en het creëren van open zand op de nu nog w a a r d e - volle plekken (figuur 3, zie o o k K L E U K E R S &

V A N H O O F , 2 0 0 3 ) . O p plekken waar vliegden- nen de Buntgrasvegetatie nog niet geheel ver-

FIGUUR9 Waarnemingen van Tiphia villosa voor ( ) en na (<<^)

1980. Met A is het voorkomen in de

Tungetenvallen aangegeven (bron: EIS-

Nederland).

drongen hebben, kan het simpelweg verwijde- ren van d e bomen al voldoende zijn v o o r het behoud van deze vegetaties ( D A N I É L S & K R Ü - G E R , 1996). Verschoond van bosopslag kunnen korstmosrijke Buntgrasvegetaties in principe tientallen jaren stand houden. O p veel plekken zijn ze echter geheel verdwenen. O m deze v e - getaties w e e r terug t e krijgen, is het creëren van open zand noodzakelijk ( K E T N E R - O O S T R A

& HuijSMAN, 1 9 9 8 ) . Dit open zand is sowieso een belangrijke levensvoorwaarde v o o r veel van de karakteristieke diersoorten. Daarbij is het v o o r zowel de fauna als de vegetatie van belang dat deze open grond zo 'oorspronke- lijk' mogelijk is. D a t wil zeggen grond die niet teveel verrijkt is met organisch materiaal en waarin niet teveel uitioging of inspoeling heeft plaatsgevonden. D e bovenlaag van de bodem m o e t dus verwijderd w o r d e n . H e t onderploe- gen van de bovenlaag is w a t dit betreft een r e - latief simpele ingreep. D e maatregel heeft een beperkte herhaalbaarheid als nadeel omdat de bovenlaag, nu weliswaar op diepte, aanwezig blijft. D e optie plaggen en afvoeren is financieel meestal onaantrekkelijk, ofschoon tuinders soms nog w e l geïnteresseerd zijn in de strooi- sellaag. Naast het creëren zelf, is o o k het be- houd van open zand lastig. Z o n d e r verstuiving w o r d t open zand binnen enkele jaren vastge- legd. Zoals o o k nu het geval is, kan recreatie een rol spelen bij het openhouden. Mogelijk zou o o k begrazing m e t r u n d e r e n uitkomst kunnen bieden. G r a z e r s zouden bovendien o o k nieuwe zandplekjes in d e vegetatie kun- nen opleveren omdat hun betreding zich uiter- aard niet t o t het bestaande open zand beperkt.

Recente ervaringen leren echter dat begrazing meestal slecht uitpakt v o o r korstmossen, in elk geval o p korte termijn ( A P T R O O T & V A N H E R K , 2 0 0 1 ) . Bij het i n v o e r e n van begrazing zouden korstmosrijke terreindelen dus v o o r - lopig moeten w o r d e n ontzien.

H e t mag duidelijk zijn dat het behoud van d e hier besproken levensgemeenschap veel i n - spanning vereist, nog afgezien van d e tegen- w o o r d i g vanuit natuuroogpunt vaak contra- productief w e r k e n d e B o s w e t . A l s b e h o u d van de beschreven s o o r t e n echter belangrijk w o r d t geacht, is snelle actie h o e dan o o k noodzakelijk. O m nog lang van de besproken s o o r t e n t e kunnen genieten m o e t o p zeer k o r t e termijn tenminste begonnen w o r d e n m e t het kappen van boomopslag in de e n t o - mologisch en lichenologisch belangrijke ter- reindelen.

DANKWOORD

johan Leurs stelde zijn vogelwaarnemingen be- schikbaar, Laurens Sparrius van de Bryologische en Lichenologische Werkgroep van de KNNV zorgde voor korstmosgegevens, Pieter van Breu- gel,Jan Hermans en René Krekels stelden foto's ter beschikking en André van Loon van EIS-Ne- derland voorzag ons van entomologische gege- vens en verspreidingskaartjes. Hiermee leverden zij een belangrijke bijdrage aan dit artikel, waar- voor onze hartelijke dank.

S U M M A R Y

L A S T C H A N C E F O R T H E R A R E D R I F T - S A N D S P E C I E S A T T H E T U N G E L E R W A L L E N

T h e T u n g e l e r w a l l e n near t h e t o w n of W e e r t , in the western part of the province of Limburg, is an inland drift-sand area, n o w largely afforested. T h e remaining bare and sparsely vegetated sand areas still offer a habitat t o many characteristic organisms, especially terrestrial lichens, bees, wasps and ants. S o m e of the species, like the lichen Ce- traria islándica, the sphecid wasp Bembix ros-

(7)

296 O K T O B E R 2 0 0 4 UARGJNG 9 3 N A T U U I Ï H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

trata and the tiphiid wasp Tiphia villosa, have become rare in the Netherlands and their presence at the Tungelerwallen is of nation- al importance. Y e t their survival is severely threatened, as the remaining open areas are increasingly being encroached upon, espe- cially by natural establishment of Scots pine.

P r o m p t action is required t o safeguard their survival. T h e first measures t o be taken are the removal of young invading trees and the redevelopment of bare sand patches in a r e - as w h e r e valuable species still occur.

L I T E R A T U U R

FIGUUR 10

Een Vei(ll<.rel<.elmannetje (Gryllus campestris) zingend voor zijn liol (foto: René Krefce/s).

ANONYMUS, 2004. Poelen voor zeldzame knoflookpad in hieythuijsen. Dagblad De Limburger 5 maart 2004.

AFTROOT, A. & C M . VAN HERK, 2001. Veranderingen in de korstmosflora van de Nederlandse heiden en stuifzanden.

De Levende Natuur 102 (4): 150-155.

APTROOT, A., C M . VAN HERK, H.F. VAN DOBBEN, P.P.G.

VAN DEN BOOM, A . M . BRAND & L. SPIER, 1998. Bedreigde en kwetsbare korstmossen in Nederland, Basisrapport met voof3tel voor de Rode Lijst, Buxbaumiella 46: I -101, BlERMANN. R. & F.J.A. DANIELS, 1995. Campylopusintmflexus

{Dicranaceae, BryopSida) in flechtenreichen Silbergrasfluren Mitteleuropas. In: Daniels. F.J.A.. M. Schulz &J, Peine (eds), Flechten, Contributlons to Lichenology in Honour of Gerhard Follmann, Geobotanical and Phytotaxonomical Study GnDup, Cologne: 493-500.

BOVEN, J . VAN, 1986. De mierenfauna van de Benelux (Hymenoptera: Fonnicidae). Wetenschappelijke Mede- deling KNNV nr 173. Koninklijke Nederlandse Natuur- historische Vereniging, Hoogwoud,

CLEEF, A . M . & J . KERS, 1968. Stuifzand- en heidevegetaties in Noord-Limburg oostelijk van de Maas tussen Nijmegen en het Geldersch Kanaal. Doctoraal verslag. Instituut voor Systematische Plantkunde. Rijksuniversrtert Utrecht, Utrecht DANIELS, F.J.A. & O. KRÜGER, 1996. Veranderingen m droge

stuifzandbegroeiingen bij Kootwijk na kappen en verwijde-

ren van Grove dennen, Stratiotes 13: 37-56.

JANSEN, W . & R. KLEUKERS, 2000. Project Rosse sprinkhaan:

monitoringsverslag 1999. Stichting European Invertebrate Suivey - Nederiand. Leiaen.

K E T N E R - O O S T R A , R. & W . HuiJSMAN, 1998. Heeft het stuifzandlandschap in Nederiand toekomst? De Levende Natuur 99 (7): 272-277,

KLEUKERS, R.M.J.C. & P.H. VAN HOOF. 2003. Beschermings- plan sprinkhanen en krekels In Limburg. Stichting European Invertebrate Survey (EIS)/Bureau Natuurbalans - Limes Divergens BV. Leiden/Nijmegen.

LEFEBER, V., 1979. Verspreidingsatlas van 64 soorten Neder- landse Graafwespen (Hymenoptera: Sphecidae p.p.). Ne- deriandse Faunistische Mededelingen 2. Stichting European Invertebrate Sun/ey (EIS)-Nederiand. Leiden.

MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ, 2000. Natuur voor mensen, mensen voor natuur Nota natuur bos en landschap in de 21 ^ eeuw. Ministerie van Landbouw. Natuurbeheer en Vissenj, Den Haag, PEETERS, T.M.J., LP. RAEMAKERS & J . SMIT, 1999. Vooriopige

atlas van de Nederiandse bijen (Apidoe). Stichting European Invertebrate Sun/ey (EIS). Leiden.

PEETERS, T.M.J. & M. REEMER, 2003. Bedreigde en ver- dwenen bijen in Nederiand (Apldae s,/.). Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Stichting European

nvertebrate Sun/ey (EIS) - Nederiand, Leiden.

PLOEG, N . VAN DER & F. VAN BELLE, 1994. Beheerplan 1994 Weert / Stramproy Intem rapport Natuurmonumenten.

's-Graveland,

SEIFERT, B., 1996. Ameisen, beobachten, bestimmen, Naturbuch Veriag, Augsburg,

SCHUMACHER, 1917. Sitzungsberichte. Deutsche Entomologische Zeitschrift, 1917: 164-169,

SPARRIUS, L.B., C M . VAN HERK, A . APTROOT & H.F. VAN DOBBEN, 2001. Landelijk Meetnet Korstmossen. Inhoude- lijke rapportage 1999, Buxbaumiella 56: 1-32.

VECHT, J . VAN DER, 1928. Hymenoptera Anthophila (Q Xlllm) A, Andrena, Fauna van Nederiand 4, A,W, Sijthoffs Uitgeversmij, Lelden,

VEGTER, K., 1977. Bijen in Drenthe vóór en na 1970. I.

Andrena en Nomada (Hymenoptera. Apidae).

Entomologische Berichten. Amsterdam 37: 177-181.

VOGEL R.L, 2002. Boomleeuwenk Lullula arixrea. In:

SOVON Vogelondercoek Nederiand. Atlas van de Ne- deriandse broedvogels 1998-2000. Nederiandse Fauna 5, Nationaal Natuurhistonsch Museum Naturalis. KNNV Uitgevenj en European Invertebrate Suivey Nederiand, Leiden.

WITT, R., 1998. Wespen: beobachten, bestimmen. Naturbuch Veriag. Augsbui^.

M E D E D E L I N G

K R A N S W I E R W A A R N E M I N G E N UIT K A L K S T E E N G R O E V E N IN Z U I D - L I M B U R G

Z o n d e r d a t e r sprake is van systematisch o n - derzoek naar het v o o r k o m e n van kranswie- ren in groeven in Zuid-Limburg, zijn e r sinds 1994 in het waarnemingenarchief van de a u - teur 1 6 meldingen van deze soortgroep o p - genomen. D a t is ongeveer e e n d e r d e van alle w a a r n e m i n g e n in Zuid-Limburg. V a n t w e e vondstmeldingen w o r d t herbariummateriaal bewaard in het Nationaal H e r b a r i u m in L e i - den, het overige materiaal bevindt zich in het Natuurhistorisch M u s e u m Maastricht. H e t ligt v o o r d e hand dat e r kranswieren in d e Zuid-Limburgse groeves gevonden w o r d e n : ze maken vaak deel uit van pioniervegetaties

en sommige s o o r t e n hebben een uitgespro- ken v o o r k e u r v o o r kalkrijk w a t e r .

Alle vondsten zijn gedaan in de E N C I - g r o e v e en in groeve 't R o o t h . V o o r een beschrijving van deze groeven w o r d t v e r w e z e n naar P E - T E R S et al. (2004). A a n d e hand van d e infor- matie op de herbariumetiketten w o r d e n d e vindplaatsen zo goed mogelijk beschreven.

E N C I - G R O E V E

Van Brokkelig kranswier {Chara contraria var.

contraria) zijn t w e e v o n d s t e n b e k e n d ( A m e r s f o o r t c o ö r d i n a t e n : 175,3-315,3 e n

176,39-3 14,86). Eén vindplaats w o r d t nader beschreven: een tamelijk kleine (240 m^), erg diepe (circa 4 m diep) plas in het noordelijk deel van de groeve. D e vinder v e r m e l d t dat

de planten o o k dieper in d e poel g r o e i e n . T e n g e r fonteinkruid {Potamogeton pusillus ) w o r d t als begeleidende s o o r t genoemd.

Van G e w o o n kransblad {Chara vulgaris) zijn alle drie in N e d e r l a n d v o o r k o m e n d e varië- teiten gezien, zelfs vaak in hetzelfde w a t e r . H e t betreft: var. papillata, var. longibracteata en var. vulgaris. In het noordelijk deel van d e g r o e v e (175,3-3 15,3) zijn t w e e vindplaatsen bekend: een grote (3200 m^) e n een kleine plas, beide erg ondiep (tot 40 cm). Er zijn geen a n d e r e s o o r t e n planten aangetroffen. Bij coördinaat 175,8-315,4 is G e w o o n kransblad gevonden in een regenwaterplasje op de b o - d e m van de groeve, op pure mergel. Vlak bij de westelijke visvijver (175,9-314,2) staat G e w o o n kransblad in een plas van 1200 m^

en 20 c m diep. D e plas w o r d t gevoed m e t

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze woningbouw is hard nodig voor onze eigen inwoners die op zoek zijn naar een woning, maar op deze manier profiteren alleen de verenigingen die “iets in te leveren” hebben

Het grasveld tussen snelweg A73 en, op de achtergrond, woonwijk Weezenhof in Nijmegen waar acht chalet-wo- ningen komen voor bewoners die in een woonwijk en daklozenopvang niet

Bewoners die daar aan toe zijn kunnen in aanmerking komen voor een woning die door het Leger, via de Stedelijke Woningdienst, van een woningcorporatie wordt

Zolang deze dingen niet voldoende bekend zijn kan K eigenliik niet goed bepaald worden. Met effect van verschillende waarden van K op de waterbalans is niet. bepaald. Met is echter

Onderzoeksvraag: Hoe kunnen kinderen worden gestimuleerd tot redeneren over kans.. Werken met materialen en

Nu ik in dit m·tikel, op verzoek van de redactie, het vraagstuk van de kunstmatige inseminatie als humanist zal belichten - zij het ook dat de gegeven

Het verschil tussen deelnemersgroepen vertaalt zich niet in een structureel andere begeleiding: de begeleiding - hoewel afgestemd op de individuele cliënt zodat deze per

Ook dit is een voor het ministerie van Justitie belangrijk kennisgebied, omdat ken- nis over factoren die prosociaal gedrag zoals samenwerking of het naleven van sociale