• No results found

Methodisch Handelen Praktijkleren en Onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Methodisch Handelen Praktijkleren en Onderzoek"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Handleiding

Methodisch Handelen – Praktijkleren en Onderzoek

Opleiding Vaktherapie Differentiatie Dramatherapie

hoofdfase 1 periode 1 - 4

2020 – 2021

(2)

2

(3)

3

Voorwoord

Voor je ligt de handleiding van de OWE (onderwijseenheid) Methodisch Handelen-Praktijkleren en Onderzoek (VTH-2DMHP). De onderwijseenheid omvat het hele studiejaar.

In deze handleiding staat beschreven hoe de stage eruitziet, welke onderdelen van onderzoek hierin geïntegreerd zijn en wat er gedurende dit jaar van je verwacht wordt.

Bestudeer deze handleiding grondig voordat de lessen starten.

We vragen na elke onderwijseenheid om feedback. Dat geeft ons materiaal om het onderwijs te blijven verbeteren en de kwaliteit te verhogen.

Juni 2020,

Docententeam Dramatherapie

(4)

4

Inhoudsopgave

Inhoud

Inleiding ... 5

1. Leeruitkomsten ... 6

2. Planning onderdeel onderzoek: interview en meten ... 7

3. Toetsopdracht Interview ... 9

4. Beoordelingsrubrics onderdeel interview ... 11

5. Toetsopdracht onderdeel meten ... 13

6. Beoordelingsrubrics onderdeel Meten ... 15

7. Planning onderdeel stage ... 17

Organisatie en coördinatie stageplaatsen ... 17

Opzet van de verdiepende stage ... 17

Voorbereiding op de stage ... 18

Stageopdrachten ... 18

De context van je (stage)werk ... 18

Het plan voor een aanbod ... 19

Casusbeschrijving ... 20

Het persoonlijk, professionele leerplan ... 21

Evaluatieverslag ... 21

8. Toetsopdracht onderdeel stage ... 22

9. Beoordelingsrubrics onderdeel stage ... 24

10. Literatuur ... 28

(5)

5

Inleiding

In deze onderwijseenheid staat het handelen in de praktijk centraal. Je loopt stage in de periodes 2 tot en met 4. Periode 1 dient ter voorbereiding. De stage is gericht op het aanbieden van drama activiteiten bij uiteenlopende doelgroepen. Waar in de propedeuse de stage gericht mocht zijn op individueel contact staat in de hoofdfase 1 stage het werken met groepen centraal. Inhoudelijk hebben de drama activiteiten een agogisch karakter, waaronder ook trainingen kunnen vallen. Dit ter voorbereiding op hoofdfase 2, waar de stage therapeutisch van aard is.

Mogelijke stageplekken zijn: speciaal onderwijs, zorginstellingen voor gehandicapten, dagbesteding voor bepaalde doelgroepen en dergelijke. Gedurende de stage werk je aan verschillende opdrachten die je in een portfolio verzamelt. Ter ondersteuning van je stage worden lessen aangeboden. Hier worden de verschillende opdrachten aangestuurd en vindt begeleiding van je proces plaats.

Binnen de stage worden ook deelaspecten van onderzoek geïntegreerd. Je neemt een diepte-interview af en je past een meetinstrument toe. Het deeltentamen interview wordt ingeleverd halverwege periode twee. Het meetinstrument wordt vier keer gedurende het studiejaar afgenomen en eind periode vier verwerkt. Ter aansturing hiervoor worden bijbehorende lessen in periode 1, 2 en 4 aangeboden.

Ter afsluiting van je stage vindt er eind periode 4 een gesprek plaats over je ontwikkeling gedurende het jaar, waarbij je portfolio je inspiratiebron vormt.

(6)

6

1. Leeruitkomsten

Leeruitkomst interview (periode 2) EK 3

De student ontwerpt een passende methode (interviewguide) voor een diepte-interview en analyseert de resultaten door middel van de content analyse (open en axiaal coderen).

Leeruitkomst meten (periode 4) EK 3

De student kiest een relevante uitkomstmaat en hanteert een passend kwantitatief instrument.

Leeruitkomsten portfoliogesprek (periode 4) EK 1

De student communiceert op afgestemde wijze met de (gesimuleerde) cliënt en bij de cliënt betrokken personen, over de werkwijze en het verloop van de training/begeleiding/therapie.

De student vindt op afgestemde wijze balans tussen het bieden van zorg en begeleiding bij de (gesimuleerde) cliënt en het ontwikkelen, dan wel in stand houden van diens autonomie.

EK 2

De student observeert en interpreteert in het perspectief van specifieke trainings-, begeleiding en behandelkaders en doelgroepen.

De student stemt zijn aanbod af op de (gesimuleerde) cliënt en stelt deze zo nodig bij, afgestemd op de draagkracht en sociale en culturele achtergrond

EK 4

De student handelt volgens de beroepscode, de geldende gedragsregels van de betrokken organisatie en binnen de wetgeving.

De student geeft blijk van een visie op het beroep en legt de relatie met matschappelijke ontwikkelingen.

De student werkt actief samen met andere bij de cliënt betrokken professionals en is hierin communicatief, ondernemend, betrouwbaar en reflectief.

(7)

7

2. Planning onderdeel onderzoek: interview en meten

Om in te kunnen spelen op de veranderende werkelijkheid en op de veranderende kennis om die werkelijkheid te kunnen bestuderen is het belangrijk dat studenten niet alleen leren hoe ze kennis tot zich kunnen nemen, maar ook leren hoe ze zelf op onderzoek uit kunnen gaan.

Tijdens de opleiding kom je op verschillende manieren in aanraking met onderzoek doen, zoals bijvoorbeeld het verzamelen van informatie over een ziektebeeld, het ontwerpen van een passend behandelaanbod en het maken van een analyse om een praktijkvraag te beantwoorden:

In de propedeuse neem je een interview af bij derdejaars studenten om meer zicht te krijgen op het werken met drama en een doelgroep. Je leert ook hoe je een literatuuronderzoek kunt doen.

In het derde jaar voeren studenten een casestudy uit. Hierin bestuderen ze een cliënt tijdens de behandeling (een verschijnsel in zijn natuurlijke omgeving).

In het vierde jaar voeren studenten een onderzoek uit, waarin ze kritisch leren kijken naar een vaktherapeutische interventies of de vaktherapeutische werkomgeving teneinde de werkzame factoren te onderbouwen vanuit de samenhang tussen praktijk, ervaring en literatuur.

In hoofdfase 1 staan de 2 onderdelen van onderzoek, interviewen en meten, in het licht van praktijkleren.

In semester 1 maak je middels een interview kennis met de missie, visie en strategie van op de organisatie waar je stage gaat lopen.

Het onderdeel meten loopt gedurende het hele studie jaar. Je meet middels een vragenlijst, je eigen ontwikkeling m.b.t. de ontwikkeling van je zelfbeeld af. De resultaten verwerk je in een grafiek

Het literatuuronderzoek in semester 2 is gekoppeld aan methodisch handelen.

Periode 1

Les week Stappen Lestijd op de HAN Opmerking

1

2 • Algemene theorie onderzoek

kwalitatief

• Interview (planning) maken

2X 45 minuten

3 • APA

• Interview opfrissen lesstof interviewguide

1X 45 minuten

4 • Definities

5 • Voorbereiden en oefenen

interview

2X 45 minuten Formatief moment

6 • *Uitvoeren interview

7 • Transcriberen

NB *les week 8 start stage na de herfstvakantie, interview kan eventueel in week 7 plaatsvinden.

(8)

8

Periode 2

Les week Stof Lestijd op de HAN Opmerking

1 • Uitleg vragen lijst

• Algemene theorie onderzoek kwantitatief (meten)

2X 45 minuten Eerste meting

2 • Axiaal Coderen 2X 45 minuten

3 • Codeboom maken

4 • Consult 2X 45 minuten

5 • Feedbackgeven op elkaars

concept

2X45 minuten

6 • Verwerken feedback

7 • Bespreken uitvoering

meetinstrument

1X 45 minuten Tweede meting In periode 3 doen we nog 1 meting en in week 2 van periode 4 ook

Periode 4

6 • Verwerken kwantitatieve

gegevens

• Formuleren leerdoelen

2X 45 minuten

(9)

9

3. Toetsopdracht Interview

VTH-2DMHP-1 Interview

Toetscode VTH-2DMHP-1

Toetsnaam Interview

OWE-naam Praktijkleren en Onderzoek

Fase Hoofdfase 1

Periode Periode 2

Ingangseisen Minimaal 45 studiepunten in propedeuse

differentiatie drama behaald.

Soort toets Schriftelijke toets

Individueel/ groep Individueel

Eindkwalificatie(s) Eindkwalificatie 3: Praktijkgericht onderzoeken

Leeruitkomsten De student ontwerpt een passende methode

(interviewguide) voor een diepte-interview en analyseert de resultaten door middel van de content analyse (open en axiaal coderen).

Voorbereiding De toets bestaat uit een interview-guide en een getranscribeerd interview met een passende codeboom. Randvoorwaarde is het hebben van een stage met stagebegeleider. De student neemt het interview namelijk af bij de stagebegeleider en of bij een collega of cliënt van de stageplaats van hoofdfase 1.

Richtlijnen voor de opdracht

Interview-guide: Je maakt een interview-guide ter voorbereiding van een interview met stagebegeleider, cliënt of een andere medewerker. Voor deze interview-guide maak je gebruik van het aangereikte format in de les. Je beschrijft de voorbereiding van het interview en je definieert de belangrijkste begrippen van je onderzoeksvraag met behulp van literatuur. Je noemt vragen/topics, logisch geordend in relatie tot het te houden interview.

Interview: Je houdt een interview van 40-60 minuten waarin je op passende wijze kennismaakt en je onderzoeksvraag (het doel van het interview) toelicht.

Daar waar het nodig is geef je een samenvatting van de antwoorden en vraag je door.

Tijdens het interview geef je sturing en je checkt of alle vragen aan bod zijn geweest.

In het transcript markeer je een moment dat je samenvat, een moment dat je doorvraagt en een moment dat je sturing geeft.

(10)

10

Je maakt een codeboom. Hiertoe voer je de volgende verplichte stappen uit:

1. Transcriberen 2. Open coderen, 3. Axiaal coderen

Deze 3 stappen voeg je toe als drie aparte bijlagen bij de toets.

Je beantwoordt de onderzoeksvraag aan de hand van de analyse.

Toetsafname Inleveren toets en beoordelingsformulier

De student is verantwoordelijk voor het correct en op tijd plaatsen van de toets in Handin

Zie op Onderwijs Online bij toetsing de inleverdata van de eerste en tweede kans.

Beoordeling en registratie De student wordt beoordeeld op de criteria op het beoordelingsformulier aan de hand van rubrics, met een score van 1, 2, 3 of 4.

De examinator licht eventueel de score toe op het beoordelingsformulier in Handin.

Het totaalaantal punten op de beoordelingscriteria leidt tot een cijfer op een schaal van 1 tot 10.

Het interview is een deeltentamen in de OWE Praktijkleren en Onderzoek en telt een keer mee in de totaalbeoordeling.

De weging is 1-5 waarbij interview 1x meetelt, portfolio 3x1, meetinstrument 1x

(11)

11

4. Beoordelingsrubrics onderdeel interview

VTH-2DMHP-1 Interview Leeruitkomsten / Beoordelingscriteria

Onvoldoende (1) Matig (2) Voldoende (3) Goed (4) Toelichting

(optioneel) De student ontwerpt

een passende methode (interviewguide) voor een diepte-interview.

Je neemt middels een interviewguide, die het niet mogelijk maakt om de onderzoeksvraag te beantwoorden, een interview af,

Je neemt middels een interviewguide, die

het beperkt mogelijk maakt om de onderzoeksvraag te beantwoorden, een interview af,

Je neemt middels een interviewguide, die het mogelijk maakt om de onderzoeksvraag te beantwoorden, een interview af

Je neemt middels een interviewguide, die nauwe samenhang heeft met de onderzoeksvraag, een interview af,

Er zijn topics benoemd en/of vragen

geformuleerd die leiden tot data waarmee de

hoofdvraag na waarschijnlijkheid beantwoord kan worden.

Bij de interviewvragen is goed rekening gehouden met de geïnterviewde (bv.

kind).

D

e begrippen in de

onderzoeksvraag zijn niet

gedefinieerd.

De begrippen in de onderzoeksvraag zijn niet allemaal gedefinieerd.

De begrippen in de onderzoeksvraag zijn gedefinieerd: er is een beperkt aantal bronnen gebruikt

De begrippen in de onderzoeksvraag zijn allemaal gedefinieerd met gebruik van meerdere bronnen.

De student neemt op professionele wijze een interview af

Je neemt een interview af m

aar bent niet

voorbereid

.

Je neemt middels een interviewguide, een interview af, maar geeft geen sturing in het gesprek.

Je neemt middels een interviewguide een interview af en geeft een samenvatting van het gesprek.

Je neemt middels een interviewguide, een interview af.

Hierin geef je sturing aan het gesprek, vraag je door en vat je samen als het nodig is.

(12)

12

De student analyseert de resultaten door middel van de content analyse (open en axiaal coderen).

Je transcribeert het interview en codeert niet

Je transcribeert het interview en past de open codering niet correct toe.

Je transcribeert het interview en past hier een correcte open codering op toe.

Je transcribeert het

interview en past zorgvuldig een correcte open en axiale codering toe.

De student beantwoord de onderzoeks-vraag niet

De student geeft alleen een samenvatting van de analyse

De resultaten leiden tot 1 thema om de

onderzoeks-vraag te kunnen beantwoor-den

De resultaten leiden

tot minimaal drie relevante thema’s om de

onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.

Cesuur

Beschrijf hier de cesuur: Wanneer is het voldoende?

Algemene toelichting

Ruimte voor feedback en

feedforward (gericht op de toekomst)

(13)

13

5. Toetsopdracht onderdeel meten

VTH-2DMHP-2 Meten

Toetscode   VTH-2DMHP-2

Toetsnaam   Meten

OWE-naam  Praktijkleren en Onderzoek

Fase   Hoofdfase 1

Periode Periode 4

Ingangseisen   Minimaal 45 studiepunten in propedeuse differentiatie drama behaald.

Soort toets  Schriftelijke toets, onderdeel Individueel/ groep  Individueel 

Eindkwalificatie(s)  Eindkwalificatie 3: Praktijkgericht onderzoeken

Leeruitkomsten  De student kiest een relevante uitkomstmaat en hanteert een passend kwantitatief instrument.

Voorbereiding 

De opdracht voor de toets is: Verantwoording van de keuze voor het meetinstrument en de uitwerking van de resultaten

Richtlijnen voor de opdracht:

Het logboek bestaat uit 2 delen: een verantwoording en de weergave en uitwerking van de resultaten.

Deel 1: Verantwoording:

In het eerste deel van je logboek beschrijf je het meetinstrument en de theoretische onderbouwing hiervan.

Beschrijf ook op welk onderdeel van je stage je je zelfwaardering wilt meten:

Wat jij wilt leren op je stage m.b.t. je zelfbeeld.

Beschrijf ook wat je wilt leren en op welke manier je hieraan wilt gaan werken.

Tevens noem je hier de door jouw gekozen uitkomstmaat*. Je licht je keuze toe en onderbouwd deze met literatuur.

Deel 2: Resultaten van de metingen met grafiek:

Gedurende het studiejaar vul je 4x een gevalideerde vragenlijst in. Deze vragenlijst zelfwaardering (RSES) krijg je aangereikt in een van de eerste lessen. RSES staat voor Rosenberg Self-Esteem Scale.

In dit deel van je logboek neem je de resultaten van de vier uitgevoerde metingen op.

De resultaten van de 4 uitgevoerde metingen verwerk je in een grafiek

Je maakt een legenda bij deze grafiek en legt beknopt uit wat resultaten die je in de grafiek verwerkt hebt betekenen.

* Uitkomstmaat = Het meetresultaat waarop de interventie wordt beoordeeld/ de afhankelijke variabele.

Toetsafname  De student is verantwoordelijk voor het correct en op tijd plaatsen van de toets in de Handin.

(14)

14

Zie op Onderwijs Online bij toetsing de inleverdata van de eerste en tweede kans.

Beoordeling en registratie 

De student wordt beoordeeld op de criteria op het beoordelingsformulier aan de hand van rubrics, met een score van 1, 2, 3 of 4. De examinator licht eventueel de score toe op het beoordelingsformulier in Handin.

Het totaal aantal punten op de beoordelingscriteria leidt tot een cijfer op een schaal van 1 tot 10.

Het meetinstrument is een deeltentamen van de OWE Praktijkleren en Onderzoek en telt voor een deel mee in de uiteindelijke beoordeling.

(15)

15

6. Beoordelingsrubrics onderdeel Meten

VTH-2DMHP-2 Meetinstrument Leeruitkomsten /

Beoordelingscriteria

Onvoldoende (1) Matig (2) Voldoende (3) Goed (4) Toelichting (optioneel)

De student kiest een

relevante uitkomstmaat

Je kiest een uitkomst- maat die niet past bij het doel van de interventie

Je kiest een uitkomstmaat die niet past bij het doel van de interventie of gebruikt een meetinstrument dat niet

overeenkomt met deze uitkomstmaat

Je kiest een uitkomst-maat die past bij het doel van de interventie.

Je kiest een

uitkomstmaat die past bij het doel van de interventie en gebruikt een meetinstrument dat overeenkomt met deze uitkomstmaat optimaal valide en betrouwbaar is (bij voorkeur

wetenschappelijk gevalideerd) en onderbouwd met bronnen.

De student kiest een passend

kwantitatief instrument.

Je gebruikt een meetinstrument dat niet overeenkomt met de eerder gekozen uitkomstmaat.

Je hebt geen goed passend

meetinstrument gekozen/gebruikt.

De keuze is niet goed toegelicht.

Je hebt een passend kwalitatief

meetinstrument gekozen (gevonden en/of gemaakt). De keuze is toegelicht, maar niet

onderbouwd.

Je hebt een meetinstrument gekozen dat valide is voor uitkomstmaat.

Deze validiteit

onderbouw je ook met bronnen.

(16)

16

De student geeft de resultaten op passende wijze weer

Je beschrijft de resultaten niet geordend.

Je beschrijft de resultaten, geordend, maar visualiseert ze niet.

Je beschrijft de resultaten geordend en verwerkt ze in een grafiek.

Je verwerkt de resultaten in een passende en

overzichtelijke grafiek en ligt de resultaten in de grafiek beknopt toe.

Cesuur

Beschrijf hier de cesuur: Wanneer is het voldoende?

Algemene toelichting

Ruimte voor feedback en feedforward (gericht op de toekomst)

(17)

17

7. Planning onderdeel stage

Organisatie en coördinatie stageplaatsen

De opleiding biedt stageplaatsen aan in organisaties voor onder andere kinderen en volwassenen met een beperking en ontwikkelingsvraagstukken, ouderen met geriatrische vraagstukken, kinderen met speciale uitdagingen op het gebied van binnen schools leren en/of sociaal functioneren en vluchtelingen. Omdat het aanbod per jaar wisselt worden de beschikbare stageplaatsen pas in periode 1 bekend gemaakt.

De organisatie van de stageplaatsen gebeurt door Karin Moonen van het stagebureau VT (Karin.Moonen@HAN.nl). Zij regelt werving en verdeling van de plaatsen. Ook archiveert zij de stagecontracten. Deze moeten vóór begin van de stage bij haar worden ingeleverd, onder andere om verzekeringstechnische redenen.

De coördinatie van de praktijkstage ligt in handen van de coördinator praktijkleren hoofdfase 1: Oliver Schneider (oliver.schneider@HAN.nl).

Opzet van de verdiepende stage

De stageperiode omvat periode twee, drie en vier van het studiejaar. Je start op vrijdag 15 november 2020 en eindigt uiterlijk op 5 juni 2021 (dit moet nog aangepast) of op een ander, met de stageorganisatie afgesproken datum. Je loopt met zijn tweeën stage in één organisatie.

Samen begeleid je met drama therapeutische technieken meerdere personen of groepen richting agogische doelen.

Je bent twee dagdelen per week bezig met je stage inclusief voorbereiding en evaluaties. De precieze afspraken zijn afhankelijk van de mogelijkheden en wensen van de stageorganisatie. Eventuele ziektedagen worden in overleg met de stagebegeleider ingehaald. De begeleidende SOL-lessen vinden plaats in periode 2, 3 en 4. Je werkt in de lessen met je medestudenten aan de voorbereiding en evaluatie van stageactiviteiten zoals een activiteitenplan maken, werkvormen kiezen,

begeleidingsmomenten voorbereiden en deze evalueren. Daarnaast worden activiteiten en

begeleidingsmomenten geoefend en coacht de docent bij het vinden en toepassen van een passende attitude, kennis en vaardigheden. De docent zal gericht feedback geven op je handelen en

functioneren. Regelmatig zal tijdens intervisiemomenten in de lessen op leermomenten gereflecteerd worden. De stageopdrachten, die bedoeld zijn om je te helpen bij je leerproces, mag je gebruiken om je portfolio te vullen. In het afsluitende portfolio gesprek in periode 4 gebruik je het portfolio om aan te tonen dat je de eindkwalificaties op niveau 2 beheerst. Het is verder aan jou welk bewijsmateriaal je wilt gebruiken om de beheersing van de eindkwalificaties aan te tonen (zie ook toets opdracht en rubrics portfoliogesprek).

(18)

18

Voorbereiding op de stage

Ter voorbereiding op de stage worden in periode 1 een hoorcollege aangeboden over doelen en opzet van de stage. Daarnaast is er een eerste SOL les waarin je kennis maakt met de docent en de opzet van de lessen. Tevens worden dan de indeling van de stageplaatsen bekend gemaakt.

Contact stageorganisatie en docent

Bij vragen, problemen of andere zaken kan de stagebegeleider te allen tijde contact opnemen met de coördinator praktijkleren Oliver Schneider, Karin Moonen van het praktijkbureau VT of de SOL docent. Ook kan de docent contact opnemen met de stagebegeleider.

Stageopdrachten

De context van je (stage)werk

Schrijf een verslag over de context waarin je werkt (max. 3 A4). Je levert het verslag bij het begin van je stage in bij je SOL docent en je begeleider op stage. De context wordt gevormd door de organisatie waar je stageloopt, haar geschiedenis, cultuur, missie, visie en doelen. Je moet bijvoorbeeld weten welke visie de organisatie heeft op de begeleiding van de deelnemers. Jouw doelen relateren zich immers daaraan. Zo kun je op een school voor kinderen met een autisme spectrum stoornis aan doelen werken die het kind helpen om beter te leren, beter in zijn vel te zitten in de klas of extra te oefenen met de fijne motoriek. In een instelling voor dementerende ouderen heb je daarentegen misschien doelen om met de deelnemers levensboeken te maken die hen helpen om herinneringen op te halen en met mensen in gesprek te kunnen blijven.

Een ander aspect van de context is de afdeling en het team waar je werkt. Welke disciplines hebben mensen en hoe kun je hierbij aansluiten of hierop aanvullen? Hoe werkt je stagebegeleider en wat is zijn/haar visie op de begeleiding van de deelnemers? Wordt van jou verwacht dat je iets nieuws introduceert of dat je meedoet met wat er al is? Hoe werk je samen met je medestudent?

Ook is er de context van de samenleving en de gezondheidszorg in Nederland in zijn geheel. Zo ontstaan er bijvoorbeeld nieuwe doelgroepen waar je mogelijk mee in aanraking komt maar waar nog weinig literatuur over te vinden is zoals ouderen met ADHD of verschuiven de accenten van de

begeleiding door nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Denk bijvoorbeeld ook aan de situatie waarin de vluchtelingen zich bevinden door de maatschappelijke discussie over mogen blijven of uitzetting en wat berichten hierover betekenen op de dag dat jij er werkt.

Zoek informatie over de context van je stage op de website van de instelling, ga met mensen op je stage hierover in gesprek en zoek extra bronnen Uiteraard mag je de informatie van je diepte-interview voor dit verslag gebruiken.

(19)

19

Het plan voor een aanbod

Ontwikkel een agogisch aanbod uitgaande van drama therapeutische werkvormen.

Zoek informatie over de doelgroep waarmee je werkt tijdens de stage. Vooral ook over hoe drama therapeuten hierover schrijven. Welke methoden, technieken en werkvormen worden bij welke doelen bij deze doelgroep gebruikt? Aan welke doelen kan een drama therapeut eigenlijk werken?

Vraag eventueel je methodiekdocent om hulp hierbij.

Pas de in de propedeuse verworven observatie- en gespreksvaardigheden toe. Wat kun je waarnemen bij de deelnemers? Wat valt je op in hun belevingswereld? Hebben mensen fantasie en

verbeeldingskracht? Hoe zit het met de praktische, motorische, sociale of cognitieve vaardigheden?

Welke materialen en technieken spreken aan? Wat is men gewend? Wat zijn de wensen van de deelnemers? Bespreek met je stagebegeleider wat belangrijk is in de begeleiding van mensen. Probeer tot slot een helder beeld te hebben van mogelijke agogische doelen waar je een aanbod voor kunt ontwikkelen en de mogelijkheden en beperkingen hierin. Maak een helder onderbouwd, doelgericht, uitnodigend en op de doelgroep afgestemd activiteitenplan van minimaal vijf samenhangende bijeenkomsten voor de deelnemers van je aanbod. Inclusief de wijze waarop je wilt evalueren op het behalen van de doelen en de effectiviteit van je aanbod. Verdiep je hiervoor opnieuw in de

(ortho)agogische werkwijze, haar uitgangspunten en erbij passende drama werkvormen en op het formuleren van SMART doelen. Zorg dat je aanbod past binnen de context waarin je werkt.

(Voordat je het plan gaat uitvoeren lever je het in bij je SOL docent en bespreek je dit met je stagebegeleider! Dit vindt plaats aan het begin van je stage, in periode 2).

(20)

20

Casusbeschrijving

Gedurende je stage schrijf je verslagen waarin je je focust op een van de deelnemers. Dit is te vergelijken met de sessieverslagen die je uit de propedeuse kent. Deze verslagen worden gedurende de SOL-lessen besproken en van feedback voorzien. Voor de verslagen mag je het volgende format gebruiken.

Format casusbeschrijving:

Deelnemer/klant/bewoner/cliënt

Korte schets van gedrag/problematiek Doel van de organisatie

Doel van jouw activiteit Beschrijving van de activiteiten

Beschrijving van de les/bijeenkomst Observaties deelnemer

Beschrijving van houdingsaspecten en interventies Waar ben je trots op?

Wat wil je aanpassen?

Op welke literatuur baseer je je?

(21)

21

Het persoonlijk, professionele leerplan

Hoewel de stage langdurig en intensief is kun je niet alles. Maak daarom voor jezelf een leerplan met twee of drie haalbare leerdoelen die gerelateerd zijn aan je ontwikkeling tot drama therapeut tijdens deze stage. Wat is wenselijk en passend om te leren zodat je niveau 2 van de opleiding goed kunt afsluiten en volgend jaar aan de therapiestage kunt beginnen? Gebruik onder andere de uitkomsten van je toetsen ‘performance assessment’ en de eindpresentatie van de propedeuse als input hiervoor en de leerdoelen voor deze stage in hoofdstuk 1. In het begin van je stage bespreek je je leerdoelen met je SOL docent en je stagebegeleider. Reflecteer regelmatig op je functioneren en evalueer je vorderingen (met je stagebegeleider, SOL docent en medestudenten). Houd vorderingen in je portfolio bij.

Evaluatieverslag

Schrijf een evaluatieverslag van het uitvoeren van het aanbod (max. 4 A4).

Tijdens het uitvoeren van het activiteitenplan houd je wekelijks aantekeningen bij zoals je in de propedeuse ten aanzien van sessies hebt geleerd. Maak daarbij duidelijk onderscheid tussen jouw functioneren (dat in het persoonlijk, professionele leerplan hoort) en de evaluatie van de vorderingen van de deelnemers. Wat is het effect van jouw aanbod op de deelnemers? Sluit je voldoende aan (overvraging of ondervraging?) of moet je bijstellen? Is er sprake van spelplezier en creativiteit? Is een ontwikkeling op gang gekomen? Wat kun je nu over je aanbod stellen? Wat zou je een volgende keer hetzelfde of anders doen? Wat zijn de sterke kanten van je aanbod en wat de valkuilen? Je gebruikt hiervoor ook de casusbeschrijvingen. Onderbouw je bevindingen met concrete observaties

(voorbeelden), je tussentijdse evaluaties en indien relevant met literatuur.

(22)

22

8. Toetsopdracht onderdeel stage

VTH-2DMHP-3 Portfoliogesprek

Toetscode VTH-2DMHP-3

Toetsnaam Portfoliogesprek

OWE-naam Methodisch Handelen – Praktijkleren en Onderzoek

Fase 2

Ingangseisen Minimaal 45 studiepunten in propedeuse differentiatie drama behaald.

Soort toets Mondelinge Verantwoording Individueel/ groep Individueel

Eindkwalificatie(s) Eindkwalificatie 1

Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden Eindkwalificatie 2

Ervaringsgericht interveniëren Eindkwalificatie 4

Professionaliseren en profileren Leeruitkomsten EK 1

De student communiceert op afgestemde wijze met de (gesimuleerde) cliënt en bij de cliënt betrokken personen, over de werkwijze en het verloop van de

training/begeleiding/therapie.

De student vindt op afgestemde wijze balans tussen het bieden van zorg en begeleiding bij de (gesimuleerde) cliënt en het ontwikkelen, dan wel in stand houden van diens autonomie.

EK 2

De student observeert en interpreteert in het perspectief van specifieke trainings-, begeleiding en behandelkaders en doelgroepen.

De student stemt zijn aanbod af op de (gesimuleerde) cliënt en stelt deze zo nodig bij, afgestemd op de draagkracht en sociale en culturele achtergrond.

EK 4

De student handelt volgens de beroepscode, de geldende gedragsregels van de betrokken organisatie en binnen de wetgeving.

De student geeft blijk van een visie op het beroep en legt de relatie met

matschappelijke ontwikkelingen. De student werkt actief samen met andere bij de cliënt betrokken professionals en is hierin communicatief, ondernemend,

betrouwbaar en reflectief.

Voorbereiding Gedurende zijn stagejaar verzamelt de student bewijsmateriaal in zijn portfolio waarmee hij in het afsluitende gesprek aan kan tonen de beschreven leeruitkomsten te beheersen. Als bewijsmateriaal dienen schriftelijke producten (stageplekanalyse, verslagen over planning, uitvoering en evaluatie van drama activiteiten, evaluatie persoonlijke leerdoelen) maar ook verzamelde feedbackformulieren (bijvoorbeeld de tussenevaluatie) en beeldmateriaal (zo mogelijk). In de handleiding Methodisch Handelen – Praktijkleren en Onderzoek zijn de producten en opdrachten verder

(23)

23

uitgewerkt. De student is vrij om ander materiaal te gebruiken om de beheersing van de leeruitkomsten aan te tonen.

Een week voor het gesprek levert de student zijn portfolio in Handin in.

In de stage ondersteunde lessen (SOL) wordt de student in zijn proces begeleid en worden de schriftelijke producten gedurende het jaar aangestuurd en formatief getoetst. Hiernaast vinden er intervisiebijeenkomsten plaats waarin de student eigen succeservaringen en dilemma’s kan inbrengen en behandelen.

Na de helft van de stage (week 3/4 periode 3) vindt een tussenevaluatie plaats, waarbij de leeruitkomsten door de praktijkbegeleider formatief getoetst worden. In de stage ondersteunende lessen worden de uitkomsten hiervan besproken en kan de student, zo nodig, aanpassingen voor zijn leertraject voornemen.

Voorafgaand aan het portfoliogesprek (minimaal een week van tevoren) stuurt de praktijkbegeleider een adviesbeoordeling aan de docent stage ondersteunende lessen die ook de beoordelende docent is. Deze adviesbeoordeling is door de praktijkbegeleider met de student besproken en transparant voor hem.

Toets afname Het gesprek duurt 30 minuten en vindt (bij voorkeur) op de stageplek plaats.

Aanwezig zijn hierbij de student, de praktijkbegeleider en de docent stage

ondersteunende lessen. Gedurende het gesprek neemt de student een leidende rol in met behulp van de bewijsstukken in zijn portfolio en zorgt hij ervoor dat alle leeruitkomsten besproken worden. De praktijkbegeleider en de beoordelende docent vullen hierbij aan en ondersteunen/confronteren, zo nodig.

Beoordeling en registratie

De student wordt beoordeeld op de beoordelingscriteria en de bijbehorende indicatoren met een score van 1, 2, 3 of 4. De beoordelaar licht de score toe op het beoordelingsformulier in Handin. Het totaalaantal punten op de beoordelingscriteria leidt tot een cijfer op de schaal van 1 tot 10. De beoordeling is uiterlijk 15

werkdagen na de vastgestelde toets datum of inleverdatum van de toets bekend in Handin en Alluris.

De stage met het portfoliogesprek als toets telt voor drie delen mee in de beoordeling van de OWE Praktijkleren en Onderzoek.

(24)

24

9. Beoordelingsrubrics onderdeel stage

VTH-2DMHP-3 Portfoliogesprek

(25)

25

Leeruitkomsten / Beoordelingscriteria

Onvoldoende (1) Matig (2) Voldoende (3) Goed (4) Toelichting

(optioneel) De student communiceert op

afgestemde wijze met de (gesimuleerde) cliënt en bij de cliënt betrokken personen, over de werkwijze en het verloop van de training/begeleiding/therapie.

Je toont geen

bewijsmateriaal. In het gesprek wordt niet helder hoe je communicatie over je werkwijze/verloop van je activiteiten verliep.

Je bewijsmatrial is niet specifiek. Ook je toelichting blijft te algemeen en is weinig concreet omtrent je communicatie over je werkwijze/verloop van je activiteiten.

Je bewijsmateriaal is ondersteunend voor je toelichting in het gesprek.

Je maakt duidelijk hoe je afgestemd over je werkwijze/verloop van je activiteiten hebt gecommuniceerd.

Op afgestemde wijze over de

werkwijze/verloop van je activiteiten communiceren is vanzelfsprekend voor je.

Daar waar het nodig is kun je gedurende het gesprek je houding bijstellen.

Dit komt ook in het gesprek tot uiting.

De student vindt op afgestemde wijze balans tussen het bieden van zorg en begeleiding bij de (gesimuleerde) cliënt en het ontwikkelen, dan wel in stand houden van diens autonomie.

Je toont geen bewijsmateriaal.

In het gesprek blijkt dat jij geen balans kunt vinden tussen zorg bieden en autonomie van de cliënt. (je hebt bijv. moeite met een prof. relatie, grenzen bewaken, afstand – nabijheid).

Je bewijsmateriaal is niet specifiek. In het gesprek toon je aan met de balans tussen zorg bieden en autonomie van de cliënt bezig te zijn.

Je signaleert het dilemma, maar bent niet in staat om hier een oplossing voor bieden

Je bewijsmateriaal is ondersteunend voor je toelichting in het gesprek.

Je kunt aantonen hoe je balans tussen zorg bieden en autonomie van de cliënt

gevonden hebt.

Dit is nog niet

vanzelfsprekend voor jou.

Je hebt een heldere, kloppende visie over zorg bieden en autonomie van de cliënt. Dit verwoordt je overtuigend.

(26)

26

De student observeert en interpreteert in het perspectief van specifieke trainings-,

begeleidings- en behandelkaders en doelgroepen.

Je toont geen

bewijsmateriaal. In het gesprek blijkt dat jij

nauwelijks in staat bent om observaties - interpretaties van elkaar te scheiden.

Je bewijsmateriaal is niet specifiek. In het gesprek kun je aantonen observaties en interpretaties te kunnen scheiden, maar er is weinig samenhang.

Je bewijsmateriaal is ondersteunend voor je toelichting in het gesprek. Je

interpretaties komen logisch voort uit de observaties. Je kunt dit plaatsen in het kader waarin je werkt.

Je bent in staat je opgedane observaties en interpretaties te vertalen naar andere begeleidingskaders.

De student stemt zijn aanbod af op de (gesimuleerde) cliënt en stelt deze zo nodig bij, afgestemd op de draagkracht en sociale en culturele achtergrond.

Je toont geen

bewijsmateriaal. Je kunt nauwelijks aantonen dat je je aanbod afstemt op de cliënt. Je redeneert voornamelijk vanuit eigen belevingswereld, bijstelling ontbreekt.

Je bewijsmateriaal is niet specifiek. In het gesprek kun je aantonen dat je je aanbod afstemt op de cliënt. Er ontbreekt echter flexibiliteit om bij te stellen als dit nodig is.

Je bewijsmateriaal is ondersteunend voor je toelichting in het gesprek. Je toont aan dat je je aanbod bij kunt stellen, zo nodig.

Hier ben je mee aan het experimenteren.

Je toont aan flexibel te kunnen zijn in je aanbod en, zo nodig, makkelijk te kunnen bijstellen.

De student handelt volgens de beroepscode, de geldende gedragsregels van de betrokken organisatie en binnen de wetgeving.

Je toont geen

bewijsmateriaal. Je kunt nauwelijks aantonen dat je zicht hebt op wat een beroepscode en de gedragsregels binnen de organisatie/wethouding inhouden.

Je bewijsmateriaal is niet specifiek. In het gesprek word je niet concreet omtrent beroepscode,

gedragsregels binnen de

organisatie/wetgeving.

Je bewijsmateriaal is ondersteunend voor je toelichting in het gesprek. Je toont aan zicht te hebben op de beroepscode,

gedragsregels binnen de

organisatie/wetgeving.

Je bent in staat vanuit een eigen blik kritisch naar de beroepscode, de gedragsregels binnen de

organisatie/wetgeving te kijken en dit te verwoorden.

(27)

27

De student geeft blijk van een visie op het beroep en legt de relatie met matschappelijke ontwikkelingen.

Je toont geen

bewijsmateriaal. Je kunt nauwelijks aantonen een visie over dramatherapie te hebben. Van

matschappelijke

ontwikkelingen ben je niet op de hoogte.

Je bewijsmateriaal is niet specifiek. Uit het gesprek blijkt dat je een beeld hebt wat dramatherapie inhoudt en wat matschappelijke ontwikkelingen op dit moment inhouden. Dit is echter globaal en je kunt dit niet concreet maken.

Je bewijsmateriaal is ondersteunend voor je toelichting in het gesprek. Je kunt je visie over

dramatherapie linken aan matschappelijke ontwikkelingen. Hier ben je zoekend in.

Je hebt innoverende ideeën hoe je met dramatherapie in kunt spelen op de matschappelijke ontwikkelingen.

(28)

28

10. Literatuur

Bakker, E., & Van Buuren, H. (2019). Onderzoek in de gezondheidszorg (3e druk). Groningen: Noordhoff.

Bekijk dit boek online (HANQuest)

Doorewaard, H., Kil, A. J., & Ven, A. (2019). Praktijkgericht kwalitatief onderzoek: Een praktische handleiding (2e druk). Amsterdam: Boom.

Bekijk dit boek online (Boomportaal)

Hulshof, M. (2016). Leren interviewen (7e druk). Groningen: Noordhoff.

Bekijk dit boek online (HANQuest)

Vane, S. (2012). Werken met drama (6e druk). Den Haag: Boom Lemma.

Bekijk dit boek online

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Project Intensieve Begeleiding Alternerend Leren (IBAL) Extra ondersteuning (bovenop de ondersteuning door de trajectbegeleider) voor leerlingen bij de zoektocht naar een werkplek

Er vindt een toespitsing plaats naar de betreffende interventie: hoe passen de middelen bij de theoretische achtergrond, welke doelen worden met de inzet van deze middelen beoogd

VERZEKERINGSARTS LINDA BATTES VERTELT DAT STRESSFACTOREN ZOALS SOCIALE PROBLEMEN DE BELASTBAARHEID VAN KLANTEN VERKLEINEN. UWV stemt beleid en uitvoering af op het

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

Bijna alle voorzitters en leden van het gemeentelijk stembureau geven aan dat ze goed toezicht kon den houden (95%). Alleen in de gemeente Heerlen en Rhenen werd door een lid van

Tevens heeft het kabinet nu de besluitvorming afgerond over de voorstellen die de commissie Elektronisch stemmen in het stemlokaal (commissie Van Beek) heeft gedaan met betrekking

Om het programma VPT optimaal in te zetten binnen het onderwijs heeft het ministerie van BZK behoefte aan diepgaand inzicht in welke relaties in het netwerk van