• No results found

* UM * Melk- en fokveebedrijf Graumans

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "* UM * Melk- en fokveebedrijf Graumans"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

* U M 1 2 0 9 5 8 1 *

Melk- en fokveebedrijf Graumans De heer F.P.M. Graumans Oude Heijdijk 8a

4655 SC DE HEEN ons kenmerk : UM1209581

zaaknummer : ZK12000582 uw kenmerk : 522247

uw brief van : 15 augustus 2012 afdeling : Publiekszaken contactpersoon : Chris Franken telefoonnr. : 0167-543 428 bijlage(n) : diverse

onderwerp : Omgevingsvergunning Milieu

15 augus tus 2012

Steenbergen, 30 januari 2013

Geachte heer Graumans,

Op 15 augustus 2012 hebben wij van u een aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen voor het veranderen van een inrichting, zijnde een melk- en fokveebedrijf, gelegen aan de Oude Heijdijk 8a te De Heen, kadastraal bekend gemeente Steenbergen, sectie D, nummers 881, 893 en 894. De aanvraag heeft betrekking op de activiteit milieu.

De aanvraag is geregistreerd onder nummer ZK12000582. Hieronder treft u onze beslissing aan.

Besluit

Wij hebben besloten, gelet op artikel 2.1 en 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), om:

- Aan Melk- en fokveebedrijf Graumans de omgevingsvergunning te verlenen voor het veranderen van een inrichting aan de Oude Heijdijk 8a te De Heen;

- De bijgaande als zodanig gewaarmerkte aanvraag en aanvullende gegevens te verbinden aan deze vergunning, zodat deze deel uitmaken van deze vergunning.

- Aan deze vergunning de volgende voorschriften te verbinden:

1. In afwijking van voorschrift 3.1.1. van de oprichtingsvergunning van 24 november 2009 mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn:

Stal 1A1): - 120 melk-/kalfkoeien, RAV-code A 1.100.2 - 8 melk-/kalfkoeien, RAV-code A 1.100.1

- 55 stuks vrouwelijk jongvee < 2 jaar, RAV-code A 3 Stal 1B2): - 127 melk-/kalfkoeien, RAV-code A 1.100.1

Stal 2: - 20 melk-/kalfkoeien, RAV-code A 1.100.1

- 90 stuks vrouwelijk jongvee < 2 jaar, RAV-code A 3

1) voorste smallere deel van de grote melkrundveestal

2) achterste brede deel van de grote melkrundveestal

(2)

Overwegingen

Bij het nemen van het besluit hebben wij voor de activiteit veranderen van een inrichting (Milieu) het volgende overwogen:

Ligging

De inrichting is gelegen in het buitengebied van de gemeente Steenbergen in de

omgeving van de woonkern De Heen. In de onmiddellijke omgeving van de inrichting zijn woningen van derden gelegen. De kleinste afstand vanaf een bedrijfsonderdeel van de inrichting tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa 105 meter. Ontsluiting vindt plaats via de Oude Heijdijk.

Aanvraag

De aanvraag is op 9 november 2012 aangevuld met een herziene plattegrondtekening, een herziene bijlage "Toelichting milieu" en een schriftelijke toelichting bij de aanvullende gegevens.

De verandering waarvoor vergunning wordt gevraagd betreft een verschuiving in het aantal te houden melk- en kalfkoeien met beweiding en melk- en kalfkoeien permanent op stal om te kunnen voldoen aan het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.

Ontvankelijkheid

De aanvraag (inclusief aanvullingen) voldoet aan de in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de ministeriële Regeling omgevingsrecht (Mor) gestelde eisen. De aanvraag bevat voldoende informatie voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk.

Waterwet

De aangevraagde verandering heeft geen invloed op aspecten die in de Waterwet worden geregeld.

M.e.r.-(beoordelings)plicht

De aangevraagde activiteiten voor het veranderen van een inrichting vallen niet onder onderdeel C of onderdeel D van het Besluit milieueffectrapportage. Met deze aanvraag is geen sprake van activiteiten waarvoor de m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Voor de

aangevraagde activiteiten hoeft ook geen milieueffectrapportage te worden opgesteld.

Vergunningsituatie

Voor de inrichting is op 24 november 2009 een oprichtingsvergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend voor een melkrundveehouderij. Daarnaast is op 27 mei 2010 een melding op grond van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer geaccepteerd voor het plaatsen van een grotere dieselolietank.

De vergunning wordt per 1 oktober 2010 op grond van het overgangsrecht in de Invoeringswet Wabo aangemerkt als een omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor de gemelde verandering.

Vergunningplicht en bevoegd gezag

De aanvraag betreft een inrichting behorende tot onder andere categorie 8.1, onder a,

‘inrichtingen voor het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren’ van bijlage I, onderdeel C behorende bij het Bor. De inrichting valt onder de

(3)

werkingssfeer van de Wm en de Wabo. De inrichting is vergunningplichtig omdat deze als zodanig is aangewezen in bijlage I, onderdeel B , artikel 1.b "landbouwinrichtingen waarop het Besluit landbouw milieubeheer op grond van artikel 3 of 4 van dat besluit niet van toepassing is" van het Bor en is volgens het Activiteitenbesluit aangemerkt als een inrichting type C. De gemeente Steenbergen is bevoegd gezag voor deze inrichting.

Beoordelingskader

Het beoordelingskader van de aanvraag voor het onderdeel oprichten, veranderen en/of in werking hebben van een inrichting wordt gevormd door artikel 2.14 van de Wabo. In de landelijke uitgangspunten voor milieubeleid, zoals verwoord in de Nationale

Milieubeleidsplannen, zijn voorts aandachtsgebieden aangegeven waarmee bij de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning ten aanzien van het onderhavige onderwerp rekening moet worden gehouden. Wij hebben ook getoetst aan de eis om de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) toe te passen (artikel 5.3 en 5.4 Bor juncto artikel 9.2 en bijlage 1 Regeling Mor). De

omgevingsvergunning voor de activiteit milieu kan op grond van artikel 2.14, derde lid, van de Wabo alleen geweigerd worden in het belang van de bescherming van het milieu.

De aangevraagde verandering heeft geen invloed op de aspecten geluid, bodem, afvalstoffen en afvalwater, energie en grondstoffen, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

Omdat vergunning wordt gevraagd voor het veranderen van een inrichting, zijn hieronder alleen de aspecten opgenomen waarvoor de aangevraagde verandering relevant is.

IPPC en Beste Beschikbare Technieken

In de inrichting moeten ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende BBT worden toegepast (artikel 2.14 Wabo). De aanwijzing van de BBT-documenten is geregeld in het Mor (artikel 9.2 juncto bijlage 1). Hier is aangegeven met welke documenten

rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de BBT. In tabel 1 van deze bijlage zijn zogenaamde BREF-documenten opgenomen. Deze BREF's zijn opgesteld voor bedrijven die onder de IPPC-richtlijn vallen (de gpbv-installaties). De aangevraagde inrichting valt niet onder de IPPC-richtlijn.

Voor alle inrichtingen (ook die niet onder de IPPC-richtlijn vallen) zijn BBT-documenten aangewezen in tabel 2 van de genoemde bijlage. De documenten die relevant zijn voor de betreffende inrichting uit deze tabel 2 worden gebruikt om te bepalen wat onder BBT wordt verstaan. Gelet op de aangevraagde veranderingen zijn geen documenten uit tabel 2 van belang.

Ammoniak

Wet ammoniak en veehouderij

De gevolgen van de ammoniakemissie uit de tot de veehouderij behorende

dierenverblijven moeten wij uitsluitend beoordelen op de wijze die is aangegeven bij of krachtens de artikelen 4 tot en met 7 van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) (artikel 3, lid 1, van de Wav). Dit geldt niet voor de gevolgen voor het milieu die veroorzaakt worden door directe opname uit de lucht van ammoniak door planten en bomen (zie onder 'Directe schade aan gewassen door ammoniak'), het weigeren van de vergunning met toepassing van artikel 2.14 van de Wabo of voor voorschriften die worden gesteld met toepassing van de artikelen 2.22, lid 2 of 3, van de Wabo (zie 'Beste Beschikbare Technieken') of artikel 1.3c of 8.40 van de Wm (zie 'Algemene regels'). Evenmin geldt dit

(4)

artikellid, met uitzondering van artikel 7, als een besluit wordt genomen op een aanvraag, waarbij ter voorbereiding daarvan een MER wordt gemaakt. Hiervan is in dit geval geen sprake.

De artikelen 4 tot en met 7 hebben allen betrekking op veehouderijen, die zijn gelegen in of binnen een afstand van 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied. Alle dierenverblijven van de inrichting liggen op meer dan 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied. Artikel 3 kent nog een weigeringsgrond voor veehouderijen waartoe een gpbv-installatie behoort (IPPC- veehouderijen). De veehouderij valt niet onder de reikwijdte van de IPPC-richtlijn.

Uit het bovenstaande blijkt dat de vergunning op grond van de Wav niet kan worden geweigerd.

Directe schade aan gewassen door ammoniak

Bij veehouderijen moeten ook de mogelijke effecten van directe schade aan gewassen door ammoniak worden beoordeeld. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van het rapport 'Stallucht en Planten'. Hierin is opgenomen dat een afstand van 50 meter tot coniferen en 25 meter tot overige gevoelige gewassen (waaronder fruitbomen) voldoende is om directe schade te voorkomen.

Binnen een straal van 50 meter rondom de inrichting bevinden zich geen percelen gelegen waarop fruitbomen, coniferen of andere gevoelige gewassen worden gekweekt. Daarom treedt er geen ontoelaatbare schade aan gewassen in de omgeving van de inrichting op.

Besluit huisvesting

In het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting) worden maxima gesteld aan de ammoniakemissie uit huisvestingssystemen. Deze worden aangeduid met maximale emissiewaarden. Als voor een bepaalde diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld, is het Besluit huisvesting hierop niet van toepassing. De maximale emissiewaarden gelden als generieke normen, zodat op dit aspect geen individuele afweging plaatsvindt. Als bepaalde stallen niet aan de maximale emissiewaarden voldoen kan de inrichting als totaal toch nog voldoen aan het gestelde in het Besluit huisvesting, als wordt voldaan aan het emissieplafond door intern salderen.

Deze bevoegdheid is ook opgenomen in artikel 3, lid 3 van de Wav. Hierbij worden diercategorieën waarvoor geen maximale emissiewaarde is vastgesteld niet

meegenomen, of geldt voor deze diercategorieën de feitelijke emissiewaarde van het betreffende stalsysteem als maximale emissiewaarde.

De maximale emissiewaarde van de diercategorieën waarop de verandering betrekking heeft, hebben wij in onderstaande tabel aangegeven. Ook hebben wij daarin het

aangevraagde aantal dieren per diercategorie en het aangevraagde huisvestingssysteem weergegeven.

(5)

Tabel 1. Emissiewaarden

Diersoort stalsysteem

(RAV-code)1)

Aantal dieren

Emissiewaarde stalsysteem3

Maximale emissie- waarde2,3

Voldoet aan maximale emissiewaarde

Melk-/kalfkoeien A 1.100.1 155 9,5 9,5 ja

Melk-/kalfkoeien A 1.100.2 120 11,0 (9,5)4 nvt (art. 3, lid1)

Vr. jongvee < 2jr A 3 145 3,9 - nvt

1) RAV-code zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij.

2) Maximale emissiewaarde zoals opgenomen in het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.

3) in kg NH3/dierplaats/jaar

4) bestaand huisvestingssysteem

Stal 1A (voorste smallere deel van de grote melkrundveestal) en stal 2 zijn bestaande huisvestingssystemen (gebouwd en vergund voor 1 april 2008). Stal 1B is gebouwd na 1 april 2008 (bouwvergunning verleend op 7 mei 2009). Op 1 april 2008 had de inrichting vergunde rechten voor 100 melk-/kalfkoeien en 70 stuks vrouwelijk jongvee, Op grond van artikel 3, lid 1, van het Besluit huisvesting mag een bestaand huisvestingssysteem worden uitgebreid met niet meer dan 20 dierplaatsen voor melk-/kalfkoeien zonder aan de

maximale emissiewaarden als bedoeld in artikel 2 van het Besluit huisvesting te hoeven voldoen. Het aanvragen van 120 melk-/kalfkoeien met permanent opstallen (RAV-code A.1.100.2) in stal 1A kan daarom worden vergund. De overige melk-/kalfkoeien in stal 1A en 1B moeten worden beweid.

De melk-/kalfkoeien in stal 2 worden beweid.

Conclusie

Gelet op het voorgaande voldoen de huisvestingssystemen aan BBT voor wat betreft het aspect ammoniak.

Geur

Toetsingskader geurbelasting vanwege dierenverblijven

Door een veehouderij wordt geur geëmitteerd, die aanleiding kan geven tot geurhinder. De geurhinder vanwege de dierenverblijven moet worden getoetst volgens het gestelde in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).

De geurhinder vanuit de dierenverblijven moet worden getoetst conform de systematiek (artikelen 3 tot en met 9) van de Wgv. Voor de invulling van de beoordeling moet de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) worden toegepast. De Wgv maakt onderscheid in dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld (in de Rgv) en dieren waarvoor wel een geuremissiefactor is vastgesteld. In het eerste geval wordt uitsluitend getoetst aan afstandseisen. De vergunning wordt geweigerd als ter plaatse van geurgevoelige objecten niet wordt voldaan aan de geurnorm of als niet wordt voldaan aan de afstandseisen die op grond van de Wgv gelden. De toetsing aan de geurnormen en afstanden worden

onafhankelijk van elkaar uitgevoerd. Voor hetgeen wordt verstaan onder dierenverblijven en geurgevoelige objecten verwijzen wij naar het gestelde in deze wet.

(6)

De gemeente Steenbergen heeft voor de kern “De Heen” een gemeentelijke verordening als bedoeld in artikel 6 van de Wgv vastgesteld. Voor de woningen die in dit gebied zijn gelegen gelden de geurnormen zoals opgenomen in deze verordening. Voor de overige woningen gelden de algemene, wettelijke vastgestelde geurnormen.

Dieren zonder geuremissiefactoren

Binnen de inrichting is sprake van het houden van melk-/kalfkoeien en vrouwelijk jongvee.

Voor deze diercategorieën gelden geen geuremissiefactoren. Daarom moet worden getoetst aan vaste minimaal aan te houden afstanden. De vaste minimaal aan te houden afstand bedraagt 100 meter voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en 50 meter voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom. Deze afstand wordt gemeten vanaf een emissiepunt van de betreffende overdekte stalruimten tot het dichtstbijzijnde punt van de gevel van een geurgevoelig object. Zoals in onderstaande tabel is aangegeven wordt aan de vereiste afstanden voldaan.

Tabel 2. Minimaal vereiste en werkelijke afstanden tot geurgevoelige objecten

Categorie Minimaal aan te houden

afstand (m)

Werkelijke afstand (m) (bedoelde object)

Binnen bebouwde kom 100 >> 100 meter (kom De Heen

en Nieuw-Vossemeer)

Buiten bebouwde kom 50 105 m (Oude Heijdijk 53B te

Nieuw-Vossemeer)

Gevel-gevel afstand

Ook moet een minimale afstand worden aangehouden tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en een geurgevoelig object (artikel 5 van de Wgv). Dit duiden wij aan met de

‘gevel-gevel afstand’. De uitloop valt onder het begrip dierenverblijf, zodat de afstandseis ook voor de grens van de uitloop geldt. Deze minimale gevel-gevel afstand bedraagt 50 meter voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en 25 meter voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

De dichtstbijzijnde woning van derden is gelegen op een afstand van 105 meter (Oude Heijdijk 53B) van de gevel van een stal. Daarmee wordt voldaan aan de gevel-gevel afstand.

Conclusie

Gelet op het voorgaande wordt voldaan aan het gestelde in de Wgv. De vergunning kan voor wat betreft de geurhinder vanuit dierenverblijven niet worden geweigerd.

Toekomstige ontwikkeling

Er zijn ons geen toekomstige ontwikkelingen bekend, waarmee voor de procedure rekening moet worden gehouden.

Conclusie toets onderdeel milieu

Toetsing van de activiteit, het veranderen van een inrichting, leidt tot het oordeel dat de omgevingsvergunning voor dit onderdeel niet geweigerd hoeft te worden. Ons is niet van andere zienswijzen gebleken, die verlening van de gevraagde vergunning in de weg zouden staan. Binnen de inrichting worden de toepasselijke BBT toegepast dan wel is BBT voorgeschreven. De mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden

(7)

voorkomen dan wel tot een acceptabel niveau worden beperkt door aan de vergunning milieuvoorschriften te verbinden.

Voorwaarden

Op de veranderingen zijn de voorschriften uit de oprichtingsvergunning van 24 november 2009 van toepassing. In voorschrift 3.1.1 van de oprichtingsvergunning is het aantal te houden dieren per stalsysteem genoemd. Met het verlenen van deze veranderingsvergunning is voorschrift 3.1.1 niet meer correct. Daarom is aan deze vergunning een voorschrift verbonden waarin het aantal te houden dieren per stalsysteem is genoemd dat mag worden gehouden op grond van de

oprichtingsvergunning en onderhavige veranderingsvergunning.

Bij besluit behorende documenten

De volgende documenten maken onderdeel uit van het besluit en zijn als zodanig gewaarmerkt:

522247_1345033653346_02197-

010_ontvangstbevestiging_Oude_Heijdijk_8a_S_BEM1203982_1_BEM1203982 522247_1352381072616_02197-A009_milieuvergunning_08-11-

12_A0_S_BEM1205458_1_BEM1205458 522247_1352371434115_02197-

A009_Aanvullende_gegevens_S_BEM1205459_1_BEM1205459 522247_1352371483791_02197-

A009_Herziening_toelichting_milieu_S_BEM1205460_1_BEM1205460 522247_1345033914420_papierenformulier_BEM1203979

Procedure

De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanvraag is getoetst aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet milieubeheer. Voorts is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht.

Gebleken is dat de aanvraag voldoet en daarom verlenen wij de gevraagde omgevingsvergunning.

Beroepclausule

De beschikking treedt in werking na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepschrift. Tegen de beschikking kan binnen zes weken na de dag van

terinzagelegging beroep worden aangetekend door belanghebbenden bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team Bestuursrecht, Postbus 90006, 4800 PA Breda. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist, kunnen belanghebbenden een voorlopige voorziening vragen bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Wanneer een voorlopige voorziening is gevraagd treedt de beschikking pas in werking nadat de voorlopige voorziening is afgewezen of, indien deze is toegekend, is vervallen.

Publicatie

De verlening van de vergunning publiceren wij op de gemeentelijke website

www.gemeente-steenbergen.nl, onder Bekendmakingen en in de Steenbergse Bode.

Tot slot

Heeft u nog vragen? Neem dan gerust contact met mij op. U kunt mij bereiken via telefoonnummer (0167) 543 428.

(8)

Hoogachtend,

Namens burgemeester en wethouders van Steenbergen,

C. Franken

Omgevingsmanager

In afschrift aan:

- ONDdiv - Aanvrager

- Pubverg (MM, AFvO) - WBD

- De Roever - Brandweer

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze situatie kan op drie manieren gekarteerd worden, waarbij de ene manier niet per se beter is dan de andere: (A) Als 95% kalkgrasland en 5% Jeneverbesstruweel, (B) als

Uit beide experimenten blijkt wel duidelijk het verband tussen kraaifrequentie en parings- frequentie: hanen uit een foklijn met een hoge paringsfrequentie kraaien op bijna

z °danig i n te werken dat hij alle eventuele vragen van de.. Door het toenemen van de te verwerken stukken bleek dit allengs nauwelijks meer mogelijk. Besloten werd toen de

'Onze vereniging, die onder zijn ruim 600 leden vrijwel alle artsen telt die 'full-ti- me' in zuigelingen-, kleuter- en schoolge- zondheidszorg werkzaam zijn, heeft in de

Uit tekstkader 2.1 is af te leiden dat de Natuurverkenning en met name de kijkrichtingen vooral inzicht moeten geven (onder andere aan hoe er invulling gegeven kan worden aan

STEP DRAWDOWN TEST DATA PLOT.. = Drawdown

[r]

Domzal (Department of Soil Science, Academy of Agriculture, Lublin; bezocht in 1977 de Stichting voor Bodemkartering).. Het laboratorium omvat 3 afdelingen: soil physics, plant