• No results found

Belastingverordeningen en Tarieven 2018

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Belastingverordeningen en Tarieven 2018"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Belastingverordeningen en Tarieven 2018

De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 20 december 2017 de volgende Belastingverordeningen en Tarieven voor 2018 vastgesteld:

• Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018;

• Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2018;

• Verordening op de heffing en de invordering van leges 2018;

• Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2018;

• Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2018;

• Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2018;

• Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2018;

• Tarieventabel 2018 gebruik gemeentelijke sportaccommodaties en zwembad;

• Tarieventabel behorende bij de legesverordening 2018;

• Tarieven grondprijzen 2018.

Inwerkingtreding en inzage

De verordeningen en tarieventabellen treden in werking op de eerste dag na de datum van deze be- kendmaking. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2018.

De Belastingverordeningen en Tarieven 2017, vastgesteld door de gemeenteraad op 21 december 2016, worden per 1 januari 2018 ingetrokken.

De besluiten liggen ter inzage bij de publieksbalie van het gemeentehuis. Een kopie van de besluiten kan tegen betaling van de verschuldigde leges worden verkregen. De verordeningen en tarieven zijn, vanaf de ingangsdatum, ook via internet te raadplegen.

Tarieven

Onroerende-zaakbelastingen

De peildatum voor de waarden is 1 januari 2017.

De tarieven bedragen een percentage van de vastgestelde waarde.

Belastingtarief Tarief 2018

eigenaar woning 0,1266%

eigenaar niet-woning 0,1791%

gebruiker niet-woning 0,1551%

Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten

De tarieven voor 2018 zijn inflatoir gestegen. Het tarief voor een éénpersoonshuishouden wordt

€ 106,32 en voor een meerpersoons-huishouden € 153,96. Het reinigingsrecht wordt € 153,96.

De prijs per inworp in de ondergrondse container blijft € 0,75.

Rioolheffing

Het tarief voor de rioolheffing wordt inflatoir verhoogd naar € 217,00 per directe of indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering.

(2)

Hondenbelasting

De tarieven voor 2018 zijn met 1,4 % inflatie verhoogd:

voor een eerste hond € 82,56 voor elke volgende hond € 113,88 kennel € 382,68.

Leges

De meeste tarieven van de leges zijn gelijk gebleven of met het inflatiepercentage van 1,4 % verhoogd en op vijf hele euro’s naar boven afgerond. Dit met uitzondering van de door het Rijk aangereikte tarie- ven.

Marktgelden

Het tarief marktgelden wordt verhoogd van € 1,60 naar € 1,65 per strekkende meter of gedeelte daarvan per marktdag.

Raadsbesluit

De Raad van de gemeente Druten,

Gelezen het voorstel van het college van dinsdag 28 november 2017;

Gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

1. Vast te stellen de volgende belastingverordeningen en tarieven 2018:

a.) Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018;

b.) Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2018;

c.) Verordening op de heffing en invordering van leges 2018;

d.) Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2018;

e.) Verordening op de heffing en invordering van marktgelden 2018;

f.) Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelasting 2018;

g.) Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018;

h.) Tarieven zwembad en sportaccommodaties 2018;

i.) Tarieventabel behorende bij de legesverordening 2018;

j.) Tarieven grondprijzen 2018.

2. De belastingverordeningen en tarieven 2017, vastgesteld door de gemeenteraad op 21 december 2016, met ingang van 1 januari 2018 in te trekken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van woensdag 20 december 2017;

de raadsgriffier, de voorzitter,

S.A. van der Lugt drs. L.J.E.M. van Riswijk

(3)

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018

Gegevens van de regeling

Overheidsorganisatie Gemeente Druten

Officiële naam regeling Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018

Citeertitel Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018

Besloten door Gemeenteraad

Onderwerp Belastingen: afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Opmerkingen m.b.t. de regeling

Verordening voor het belastingjaar 2018.

Grondslagen

Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, artikel 149 en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum

inwerking- treding

Terug- werkende kracht

Betreft Ontstaansbron:

datum ondertekening;

bron bekendmaking

Inwerkingtreding:

datum ondertekening;

bron bekendmaking 28 december

2017 n.v.t. Nieuwe regeling Raad: 20 december 2017 Publicatie elektronisch Gemeenteblad op 27 december 2017 De raad van de gemeente Druten,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017,

en gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, artikel 149 en artikel 229, eerste lid, aanhef en onder- delen a en b, van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018

(4)

Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

a afvalstoffenheffing;

b reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, die af- komstig zijn van bedrijven en instellingen en door aard, samenstelling, omvang of hoeveelheid verglijk- baar zijn met huishoudelijke afvalstoffen en periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

1 Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

2 De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

1 De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

a degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

b ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting waarvoor een jaartarief is vastgesteld, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

1 De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

2 De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2. van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van mondelinge dan wel schriftelijke gedagtekende kennisgeving.

(5)

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1 De belasting als bedoeld in artikel 7, lid 1, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4 Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2 In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

a aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

b aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3 In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één

aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

4 Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

5 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Kwijtschelding wordt alleen verleend voor de tarieven genoemd in artikel 1.1.1.1 of 1.1.1.2 van de tarie- ventabel behorende bij deze verordening.

Indien men voor deze kwijtschelding in aanmerking komt, kan ook voor inworpen in de

ondergrondse container, genoemd in artikel 1.1.3.1 of 1.1.3.2. van de bijbehorende tarieventabel, kwijt- schelding worden verleend tot een maximum van € 12,00.

(6)

Hoofdstuk III Reinigingsrechten Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeen- tebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebe- zittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 14 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalender- jaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

1 De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

2 De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel schriftelijke gedagtekende kennisgeving.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

1 De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4 Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

Artikel 17 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2 In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afge- geven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

a aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een

(7)

maximum van acht;

b aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3 In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één

aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

4 Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

5 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 18 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rechten als bedoeld in artikel 11 wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 19 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

1 De ‘Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2017’

van 21 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

4 Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2017.

de raadsgriffier, de voorzitter,

S.A. van der Lugt drs. L.J.E.M. van Riswijk

(8)

Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2018’.

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

HOOFDSTUK 1 MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing 1.1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

1.1.1.1 indien het perceel wordt gebruikt door één persoon € 106,32 1.1.1.2 indien het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon € 153,96 1.1.2 De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1.1 en 1.1.1.2 wordt

vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt):

1.1.2.1 container van 140 liter, bestemd voor gft-afval, per container € 56,04 1.1.3 onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1.1.1 en 1.1.1.2

bedragen de rechten per aanbieding aan een container voor ondergrondse opslag:

1.1.3.1 per inworp € 0,75

1.1.3.2 per inworp indien geen gft-voorziening aanwezig is € 0,65 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

1.2.1 Voor het door particulieren gescheiden aanleveren van grof huisafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, wordt het voor de betreffende categorie van toepassing zijnde geldende tarief gehanteerd.

1.2.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot:

1.2.2.1 het verstrekken van een nieuwe pas voor de ondergrondse

containers € 10,00

1.2.2.2 het verstrekken van een nieuwe pas voor de ondergrondse containers, eenmalig binnen 3 maanden na de verhuizing, indien

er geen afvalpas in de nieuwe woning wordt aangetroffen € 0,00

1.2.2.3 het omwisselen van rolcontainers € 17,50

1.2.2.4 het omwisselen van rolcontainers eenmalig binnen drie

maanden na de verhuizing € 0,00

HOOFDSTUK 2 MAATSTAVEN EN TARIEVEN REINIGINGSRECHTEN 2.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten 2.1.1 Het recht bedraagt voor het periodiek verwijderen van

bedrijfsafval per bedrijfspand per belastingjaar € 153,96

(9)

2.1.2 De belasting als bedoeld in onderdeel 2.1.1 wordt

vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra:

2.1.2.1 container van 140 liter, bestemd voor gft-afval, per container € 56,04 2.1.3 onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.1.1 bedragen de

rechten per aanbieding aan een container voor ondergrondse opslag:

2.1.3.1 per inworp € 0,75

2.2 Maatstaven en overige tarieven reinigingsrechten 2.2.1 Voor het gescheiden aanleveren van grof huisafval op een

daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, wordt het voor de betreffende categorie van toepassing zijnde geldende tarief gehanteerd.

2.2.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot:

2.2.2.1 het verstrekken van een nieuwe pas voor de ondergrondse

containers € 10,00

2.2.2.2 het verstrekken van een nieuwe pas voor de ondergrondse containers, eenmalig binnen 3 maanden na de verhuizing, indien

er geen afvalpas in het nieuwe bedrijfspand wordt aangetroffen € 0,00

2.2.2.3 het omwisselen van rolcontainers € 17,50

2.2.2.4 het omwisselen van rolcontainers eenmalig binnen drie maanden

na de verhuizing € 0,00

Behorende bij raadsbesluit van 20 december 2017, de raadsgriffier,

S.A. van der Lugt

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2018

Gegevens van de regeling

Overheidsorganisatie Gemeente Druten

Officiële naam regeling Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2018

Citeertitel Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2018

Besloten door Gemeenteraad

Onderwerp Belastingen: hondenbelasting

(10)

Opmerkingen m.b.t. de regeling Verordening voor het belastingjaar 2018.

Grondslagen

Artikel 149 en 226 Gemeentewet.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum

inwerkingtreding Terug- werkende kracht

Betreft Ontstaansbron:

datum onder- tekening; bron bekendmaking

Inwerkingtreding:

datum ondertekening;

bron bekendmaking 28 december 2017 n.v.t. Nieuwe regeling Raad: 20 december

2017

Publicatie elektronisch Gemeenteblad op 27 december 2017 De raad van de gemeente Druten,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017, en gelet op artikel 149 en artikel 226 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2018 Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

1 Belastingplichtig is de houder van een hond.

2 Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

3 Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

1 In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

2 De belasting wordt niet geheven voor honden:

a. die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

(11)

b. die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

c. die in opleiding zijn tot blindengeleidehond of gehandicaptenhond (hulp hond) als bedoeld onder a. en b. onder de voorwaarde dat de opleiding wordt verzorgd door erkende organisaties;

d. die verblijven in een hondenasiel;

e. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

f. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

g. waarvan de houder in het bezit is van een geldend certificaat van de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging en zich heeft verbonden de honden op aanvraag aan de politie ter beschikking te stellen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

1 De belasting bedraagt per belastingjaar:

a. voor de eerste hond € 82,56;

b. voor elke volgende hond € 113,88.

2 In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels per belastingjaar, € 382,68 per kennel. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

3 Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschul- digde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2 Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalender- maanden overblijven.

(12)

Artikel 9 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2 In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

a. aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

b. aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3 In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

4 Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

5 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting kan alleen voor de eerste hond kwijtschelding worden ver- leend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

1 De ‘Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2017’ van

21 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2018’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2017.

de raadsgriffier, de voorzitter,

S.A. van der Lugt drs. L.J.E.M. van Riswijk

(13)

Verordening op de heffing

en invordering van leges 2018

Gegevens van de regeling

Overheidsorganisatie Gemeente Druten

Officiële naam regeling Verordening op de heffing en invordering van leges 2018

Citeertitel Legesverordening 2018

Besloten door Gemeenteraad

Onderwerp Belastingen: leges

Opmerkingen m.b.t. de regeling Verordening voor het belastingjaar 2018.

Grondslagen

Artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h van de Gemeentewet, en artikel 7 in samenhang met artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen.

Datum inwerk-

ingtreding Terugw- erkende kracht

Betreft Ontstaansbron:

datum ondertekening;

bron bekendmaking

Inwerkingtreding: datum ondertekening;

bron bekendmaking 28 december

2017 n.v.t. Nieuwe

regeling Raad: 20 december 2017 Publicatie elektronisch Gemeen- teblad op 27 december 2017 De raad van de gemeente Druten,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017,

en gelet op de artikelen 149 van de Gemeentewet, artikel 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h van de Gemeentewet, en artikel 7 in samenhang met artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet,

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2018 (Legesverordening 2018)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder:

a. ’dag’: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

b. ’week’: een aaneengesloten periode van zeven dagen;

c. ’maand’: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de

(14)

volgende kalendermaand, met dien verstande dat als de ne dag in een kalendermaand 30 of 31 januari is, de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand altijd de laatste dag van de maand februari is;

d. ’jaar’: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

e. ‘kalenderjaar’: de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Belastbaar feit

1. Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:

a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument.

2. Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een

Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

a. diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grond- exploitatie) zijn of worden verhaald;

b. diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend;

c. diensten die op grond van het Besluit vrijstellingen leges zijn vrijgesteld.

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennis- geving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

(15)

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Vermindering of teruggaaf

1. Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeen-

komstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.

2. Voor de toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de teruggaaf van leges, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een vermindering van de belastingaanslag.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

a. van zuiver redactionele aard zijn;

b. een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft:

1. onderdeel 1.1.7 (akten burgerlijke stand);

2. hoofdstuk 2 (reisdocumenten);

3. hoofdstuk 3 (rijbewijzen);

4. hoofdstuk 5 (verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens);

5. onderdeel 1.6.1.1 (verklaring omtrent het gedrag);

6. hoofdstuk 9 (kansspelen);

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.

Artikel 12 Overgangsrecht en slotbepalingen

1. De “Legesverordening 2017”, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2016, wordt ingetrok- ken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 13, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

3. De in de Tarieventabel in Titel 2, Hoofdstuk 1, onderdeel 2.1.1.1 en 2.1.1.2. genoemde UAV worden

(16)

bekendgemaakt door terinzagelegging op het gemeentehuis.

4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening op de heffing en de invordering van leges 2018’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2017.

de raadsgriffier, de voorzitter,

S.A. van der Lugt drs. L.J.E.M. van Riswijk

Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2018

Gegevens van de regeling

Overheidsorganisatie Gemeente Druten

Officiële naam regeling Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezor- gingsrechten 2018

Citeertitel Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezor- gingsrechten 2018

Besloten door Gemeenteraad

Onderwerp Belastingen: lijkbezorgingsrechten Opmerkingen m.b.t. de regeling

Verordening voor het belastingjaar 2018.

Grondslagen

Artikel 149 en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerking-

treding Terugwerken-

de kracht Betreft Ontstaansbron:

datum onderte- kening; bron bekendmaking

Inwerkingtreding:

datum ondertekening;

bron bekendmaking 28 december 2017 n.v.t. Nieuwe regeling Raad:

20 december 2017

Publicatie elektronisch Gemeenteblad op 27 december 2017 De raad van de gemeente Druten,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017,

(17)

en gelet op artikel 149 en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet, besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2018 Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a begraafplaats: de algemene begraafplaats gelegen aan de Koningstraat 93 te Druten;

b algemeen graf: een graf niet zijnde een particulier graf;

c particulier graf (voorheen eigen graf): een graf, kindergraf en grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde tijd aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

- het doen begraven en begraven houden van lijken;

- het doen bijzetten en bijgezet houden van een urn of een asbus;

d particulier urnengraf (voorheen eigen urnengraf): een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van een urn of asbus;

e asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

f urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

g urnennis: een nis, waarvoor voor bepaalde tijd het recht is verkregen tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of urnen;

h verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats of het crematorium.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor:

a het lichten van een lijk, asbus, urn op gerechtelijk gezag;

b het begraven van doodgeboren kinderen of van zuigelingen die tezamen met de overleden moeder worden begraven in één particulier graf.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1 De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2 Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

1 Voor zover in de bij deze verordening behorende tarieventabel rechten zijn opgenomen die per jaar worden geheven, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

2 De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 4, sub 4.2.1. tot en met 4.2.4. van de tarieventabel,

(18)

worden geheven naar de toestand op 1 januari van elk jaar.

3 Het belastingtijdvak voor de rechten als genoemd in hoofdstuk 4, sub 4.3 en 4.4 van de tarieventabel is gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 7 Wijze van heffing

1 De in hoofdstuk 4, sub 4.2.1. tot en met 4.2.4. van de tarieventabel bedoelde onderhoudsrechten worden geheven door oplegging van een aanslag.

2 De overige rechten worden geheven door het versturen van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving in de vorm van een factuur.

Artikel 8 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 4 sub 4.2.1. tot en met 4.2.4. van de tarieventabel worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2 In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, onderhoudsrechten of andere heffingen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

a aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

b. aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3 In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

4 Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

5 De overige rechten moeten worden betaald binnen 60 dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.

6 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de lijkbezorgingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

1 De ‘Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2017’ van 21 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de

(19)

heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

4 Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2018’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2017, de raadsgriffier, de voorzitter,

S.A. van der Lugt drs. L.J.E.M. van Riswijk

TARIEVEN BEHORENDE BIJ DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN DE LIJKBEZORGINGSRECHTEN 2018

Hoofdstuk 1: Verlenen van het sluiten van het uitsluitend recht en bouwen van grafkelders

1 Het tarief bedraagt ter zake van:

1.1 Het verlenen van het uitsluitend recht tot het doen begraven en begraven houden voor een:

1.1.1 particulier graf voor een periode van 20 jaar € 1000,00

1.1.2 particulier graf voor een periode van 30 jaar € 1495,00

1.1.3 particulier kindergraf voor een periode van 20 jaar € 500,00 1.1.4 particulier kindergraf voor een periode van 30 jaar € 760,00 1.2. Het verlenen van het uitsluitend recht tot het doen bijzetten en

bijgezet houden van een urn of een asbus voor een:

1.2.1 particulier urnengraf incl. keldertje voor een periode van 20 jaar € 500,00 1.2.2. particulier urnengraf incl. keldertje voor een periode van 30 jaar € 760,00 1.3. Voor het verlenen van het recht op een gesloten urnennis wordt per nis

geheven voor een periode van:

1.3.1. 10 jaar € 425,00

1.3.2 20 jaar € 850,00

1.4 Voor het verlengen van het uitsluitend recht met een periode van 5 jaar wordt geheven voor een:

1.4.1 particulier graf € 255,00

1.4.2 particulier kindergraf € 140,00

1.4.3 particulier urnengraf € 140,00

1.4.4 gesloten urnennis per nis € 140,00

1.5. Voor het verlengen van het uitsluitend recht met een periode van 10 jaar wordt geheven voor een:

1.5.1. particulier graf € 500,00

(20)

1.5.2. particulier kindergraf € 255,00

1.5.3. particulier urnengraf € 255,00

1.5.4. gesloten urnennis per nis € 255,00

1.6 Voor het verlengen van het uitsluitend recht met een periode van 20 jaar wordt geheven voor een:

1.6.1 particulier graf € 1000,00

1.6.2 particulier kindergraf € 500,00

1.6.3 particulier urnengraf € 500,00

1.6.4 gesloten urnennis per nis € 500,00

1.7 In de onder 1.1 tot en met 1.6.4 vermelde rechten is tevens begrepen het over de gehele periode te heffen onderhoudsrecht als bedoeld in hoofdstuk 4, sub 4.2 tot en met 4.4.

1.8. Voor het verkrijgen van de bevoegdheid tot het bouwen van een graf- kelder wordt voor elke grafruimte, die onder de grafkelder wordt inge- nomen, geheven voor een:

1.8.1. particulier graf € 380,00

1.8.2. particulier kindergraf € 200,00

Hoofdstuk 2 Begraven, bijzetten en bijplaatsen

2.1. Het tarief bedraagt voor het begraven van een lijk indien het betreft:

2.1.1. een persoon van 13 jaar of ouder € 250,00

2.1.2. een kind tot 13 jaar € 135,00

2.2. Het tarief bedraagt voor het bijzetten of bijplaatsen van een urn of een asbus:

2.2.1. op of in een particulier urnengraf € 135,00

2.2.2. in een urnennis € 105,00

2.2.3. op of in een bestaand graf € 135,00

2.3. Bij het plaatsvinden van begraven, bijzetten en bijplaatsen van een lijk, urn of asbus op een zaterdag wordt het tarief als genoemd in 2.1.1., 2.1.2., 2.2.1., 2.2.2. en 2.2.3. verhoogd met een bedrag, zijnde voor:

2.3.1. een persoon van 13 jaar of ouder € 330,00

2.3.2. een kind tot 13 jaar € 170,00

2.3.3. op of in een particulier urnengraf € 170,00

2.3.4. in een urnennis € 170,00

2.3.5. op of in een bestaand graf € 170,00

(21)

Hoofdstuk 3 Opgraven, herbegraven en verstrooien 3 Het tarief bedraagt ter zake van het:

3.1. opgraven van een lijk € 160,00

3.2. na opgraven weer begraven in hetzelfde graf € 160,00

3.3. na opgraven weer begraven in een ander graf als vermeld in hoofdstuk 2 van deze tabel

3.4 het lichten van een urn of asbus uit een:

3.4.1. particulier graf € 160,00

3.4.2. particulier urnengraf € 160,00

3.4.3. Urnennis € 120,00

3.4.4 na het lichten weer terugplaatsen van de urn of asbus in hetzelfde graf € 105,00 3.4.5. na het lichten weer terugplaatsen van de urn of asbus in een ander graf € 135,00 3.4.6. na het lichten weer terugplaatsen van de urn of asbus in dezelfde nis € 85,00 3.4.7. na het lichten weer terugplaatsen van de urn of asbus in een andere nis € 105,00 3.5. Voor het verstrooien van as op de asverstrooiplaats wordt per asbus ge-

heven, inclusief het verstrekken van een blanco gedenkplaatje

€ 135,00 3.6. Voor het verlenen van toestemming tot het verstrooien van as op een

andere plaats dan de asverstrooiplaats op de algemene begraafplaats

€ 135,00 3.7. Bij het plaatsvinden van opgraven, herbegraven, lichten, verstrooien en

terugplaatsen op een zaterdag wordt het tarief genoemd in 3.1., 3.2.,

3.4.1. tot en met 3.4.7. en 3.5. verhoogd met een bedrag van € 330,00 Hoofdstuk 4 Grafbedekking en onderhoud

4.1. Voor het verkrijgen van toestemming tot het plaatsen van een gedenk- teken, een zerk, of andere voorwerpen niet zijnde beplantingen of enige tijdelijke versiering wordt geheven voor een:

4.1.1. particulier graf € 160,00

4.1.2. particulier kindergraf € 95,00

4.1.3. particulier urnengraf € 95,00

4.2. Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de graven, daaronder niet begrepen de daarop geplaatste voorwerpen en beplan- tingen wordt per jaar geheven voor een:

4.2.1. algemeen graf € 80,00

4.2.2. particulier graf € 80,00

4.2.3. particulier kindergraf € 55,00

4.2.4. particulier urnengraf € 55,00

(22)

4.3 De lijkbezorgingsrechten als bedoeld in 4.2 tot en met 4.2.4 kunnen over een periode van maximaal de resterende uitgiftetermijn worden afge- kocht. De afkoopsom bedraagt de op het tijdstip van afkoop nog te ver- schijnen belastingbedragen, vermenigvuldigd met de hierna te noemen factor:

1 tot en met 5 jaar: het aantal jaren x het jaarlijks tarief

6 tot en met 15 jaar: het aantal jaren x het jaarlijks tarief minus 2 x het jaarlijks recht

16 tot en met 29 jaar: het aantal jaren x het jaarlijks tarief minus 3 x het Jaarlijks recht.

Met dien verstande dat de rechten over het lopende jaar geheven blijven.

4.4 De lijkbezorgingsrechten als bedoeld in 4.2 tot en met 4.2.4 kunnen, in het geval de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrust- termijn afloopt, op verzoek van de rechthebbenden eveneens worden afgekocht over de extra periode waarmee de uitgiftetermijn verlengd dient te worden teneinde de alsdan resterende uitgiftetermijn gelijk te laten eindigen met de wettelijke minimum grafrusttermijn; in dat gevªl kan eveneens de uitgiftetermijn ter zake van de bijbehorende verwant met een gelijke periode worden verlengd. De afkoopsom bedraagt de op het tijdstip van afkoop nog te verschijnen belastingbedragen, vermenig- vuldigd met de hierna te noemen factor:

1 tot en met 5 jaar: het aantal jaren x het jaarlijks tarief

6 tot en met 9 jaar: het aantal jaren x het jaarlijks tarief minus 2 x het jaarlijks recht

Met dien verstande dat de rechten over de reeds afgekochte jaren gehe- ven blijven.

Behorende bij raadsbesluit van 20 december 2017, de raadsgriffier,

S.A. van der Lugt

(23)

Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2018

Gegevens van de regeling

Overheidsorganisatie Gemeente Druten

Officiële naam regeling Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2018 Citeertitel Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2018

Besloten door Gemeenteraad

Onderwerp Belastingen: marktgelden

Opmerkingen m.b.t. de regeling

Verordening voor het belastingjaar 2018.

Grondslagen

Artikel 149 en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwer-

king- treding

Terugwer-

kende kracht Betreft Ontstaansbron:

datum ondertekening;

bron bekendmaking

Inwerkingtreding datum ondertekening;

bron bekendmaking 28 december

2017

n.v.t. Nieuwe

regeling

Raad: 20 december 2017 Publicatie elektronisch Gemeenteblad op 27 december 2017 De raad van de gemeente Druten,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017, en gelet op artikel 149 en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet, besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2018 Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘marktgelden’ wordt in de gemeente een recht geheven voor het innemen van een standplaats op de als marktterrein aangewezen plaatsen gedurende de voor de te houden weekmarkt aangewezen tijd.

(24)

Artikel 2 Belastingplicht

De marktgelden worden geheven van degene die, hetzij voor zichzelf hetzij voor een andere, een stand- plaats inneemt.

Artikel 3 Tarieven en maatstaf van de heffing

Het marktgeld bedraagt per marktdag of gedeelte daarvan: voor een kraam of tafel, voor uitstalling op wagens, auto’s e.d., alsmede de voor alle op de grond staande of liggende koopwaren, uitgezonderd dieren, per strekkende meter of gedeelte daarvan € 1,65.

Artikel 4 Wijze van heffing

Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 5 Ontstaan van belastingschuld

Het marktgeld is verschuldigd op de dag waarop een standplaats wordt ingenomen.

Artikel 6 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 7 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de marktgelden.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

1 De ‘Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2017’ van 21 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening op de heffing en de invordering van markt- gelden 2018’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2017.

de raadsgriffier, de voorzitter,

S.A. van der Lugt drs. L.J.E.M. van Riswijk

(25)

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2018

Gegevens van de regeling

Overheidsorganisatie Gemeente Druten

Officiële naam regeling Verordening op de heffing en de invordering van onroeren- de-zaakbelastingen 2018

Citeertitel Verordening op de heffing en de invordering van onroeren- de-zaakbelastingen 2018

Besloten door Gemeenteraad

Onderwerp Belastingen: onroerende-zaakbelastingen Opmerkingen m.b.t. de regeling

Verordening voor het belastingjaar 2018.

Grondslagen

Artikel 149 en de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum

inwer- kingtre- ding

Terug- werkende kracht

Betreft Ontstaansbron:

datum onderte- kening; bron be- kendmaking

Inwerkingtreding:

datum ondertekening;

bron bekendmaking 28 decem-

ber 2017

n.v.t. Nieuwe regeling Raad: 20 decem- ber 2017

Publicatie elektronisch

Gemeenteblad op 27 december 2017

De raad van de gemeente Druten,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017, en gelet op artikel 149 en de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2018 Artikel 1 Belastingplicht

1. Onder de naam ‘onroerende-zaakbelastingen’ worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak

(26)

die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenaren- belasting.

2. Bij betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:

a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven,

aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

b het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

3 Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 2 Belastingobject

1 Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

2 Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

1 De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.

2 Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofd- stuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20 tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Vrijstellingen

1 In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmer- king gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

a ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voe- dingsbodem te gebruiken;

b glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen,

(27)

voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel 1 bedoelde grond;

c onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

d één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

e natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

f openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

g waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

h werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

i werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadi- ging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

j onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

k straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, stand- beelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

l plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de ge- meente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

m begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroe- rende zaken die dienen als woning.

n onroerende zaken die feitelijk worden gebruikt als dorpshuis waaronder begrepen het wijk- centrum De Doorkijk, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor sociale en culturele activiteiten.

2 De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

3 In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de

gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

(28)

Artikel 5 Belastingtarieven

1 Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf.

Het percentage bedraagt voor:

a de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1266%;

b de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1791%;

c de gebruikersbelasting 0,1551%.

2 Indien de heffingsmaatstaf beneden € 5.000,00 blijft, wordt geen belasting geheven

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2 In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenig de aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

a aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

b aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3 In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

4 Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

5 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

1 De ‘Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2017’ van 21

(29)

december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2018’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2017.

de raadsgriffier, de voorzitter,

S.A. van der Lugt drs. L.J.E.M. van Riswijk

(30)

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018

Gegevens van de regeling

Overheidsorganisatie Gemeente Druten

Officiële naam regeling Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2018 Citeertitel Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2018

Besloten door Gemeenteraad

Onderwerp Belastingen: rioolheffing

Opmerkingen m.b.t. de regeling Verordening voor het belastingjaar 2018.

Grondslagen

Artikel 149 en artikel 228a Gemeentewet.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum in-

werking- treding

Terug werkende kracht

Betreft Ontstaansbron:

datum ondertekening;

bron bekendmaking

Inwerkingtreding:

datum ondertekening;

bron bekendmaking 28 decem-

ber 2017

n.v.t. Nieuwe regeling

Raad: 20 december 2017 Publicatie elektronisch

Gemeenteblad op 27 december 2017 De raad van de gemeente Druten,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017, en gelet op artikel 149 en artikel 228a van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2018 Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor

inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of opper- vlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.7 Indien de aanvraag terzake een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het bouwen in afwijking van een verleende omgevingsvergunning, het bouwwerk waarvoor vergunning

Door efficiënter gebruik te maken van reeds bestaande mogelijkheden voor de passieve detectie van indicatoren lijkt er al veel te win- nen bij het voorkomen van terrorisme door

Het leek de redactie daarom gewenst om – tien jaar later – stil te staan bij de vraag of 9/11 inderdaad hét keerpunt voor Nederland en de Nederlandse krijgsmacht is geworden,

In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen C 45,- of minder bedraagt en een machtiging is

In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaal bedrag van de op één aan- slagbiljet verenigde aanslagen ë 45,- of minder bedraagt en een machtiging

In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen C 45,- of minder bedraagt en een machtiging is

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het

De aanslagen moeten worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.. In