• No results found

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK BIJ HET POORTJE SCHOOL VOOR SO-ZMOK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK BIJ HET POORTJE SCHOOL VOOR SO-ZMOK"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT VAN BEVINDINGEN

KWALITEITSONDERZOEK BIJ

HET POORTJE

SCHOOL VOOR SO-ZMOK

Plaats : Venlo

BRIN-nummer : 22OH

Onderzoek uitgevoerd op : 18 en 19 mei 2010 Rapport vastgesteld te Eindhoven op 30 september 2010

(2)
(3)

1. INLEIDING

De Inspectie van het Onderwijs heeft op 18 en 19 mei 2010 een onderzoek uitgevoerd op het Poortje, school voor so-zmok, om na te gaan of er sprake is van tekortkomingen in de kwaliteit van het onderwijs en de naleving van wet- en regelgeving.

Aanleiding

Voorafgaand aan een gesprek met het bevoegd gezag op 16 september 2009 heeft de inspectie voor school ‘het Poortje’ een risicoanalyse uitgevoerd. Uit deze analyse kwam niet naar voren dat er risico’s en tekortkomingen waren in de kwaliteit van het onderwijs en/of de naleving van wet- en regelgeving, die voor de inspectie directe aanleiding waren het toezicht te intensiveren. De rapportages die de inspectie bij de analyse heeft betrokken, gaven echter onvoldoende concreet zicht op de feitelijke stand van zaken en de effecten van activiteiten die de school onderneemt voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.

De inspectie heeft daarom in overleg met het bevoegd gezag besloten om in schooljaar 2010/2011 in het kader van de vierjarencyclus van het inspectietoezicht een

kwaliteitsonderzoek uit te voeren.

Onderzoeksopzet

Deze rapportage is gebaseerd op:

- Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de school die al bij de inspectie aanwezig waren, waaronder de schoolgids 2009/2010 en het schoolplan 2009/2012.

- Analyse van documenten die de school voorafgaand aan en tijdens het onderzoek aan de inspectie heeft aangereikt. Het betreft het jaarverslag 2009 en de eerste

voortgangsrapportage bij het jaarplan 2009/2010.

- Onderzoek op locatie, waarbij de inspectie:

• leerling-dossiers en handelingsplannen heeft bestudeerd;

• de onderwijspraktijk heeft geobserveerd;

• gesprekken heeft gevoerd met de directie, de commissie voor de begeleiding, leerlingen en leraren.

Uit het waarderingskader is de basisset van indicatoren onderzocht. De indicatoren uit het aspect 'cyclisch proces van kwaliteitszorg' heeft de inspectie aan het onderzoek toegevoegd.

Voor deze uitbreiding is gekozen om het belang van de kwaliteitszorg te benadrukken in relatie tot het borgen en verder ontwikkelen van de gerealiseerde basiskwaliteit.

Toezichtkader

De inspectie heeft zich bij haar onderzoek gebaseerd op het Toezichtkader speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs 2005. Dit document is te vinden op

www.onderwijsinspectie.nl.

(4)

Opbouw rapport

In hoofdstuk 2 staan de bevindingen uit het onderzoek op het gebied van de

onderwijskwaliteit en de wettelijke voorschriften. Daarop volgt een beschouwing met een toelichting op tekortkomingen en waar mogelijk in samenhang een beschrijving van de schoolontwikkeling. Hoofdstuk 3 geeft het toezichtarrangement weer.

(5)

2. BEVINDINGEN het Poortje

2.1 Kwaliteits- en nalevingsprofiel

In onderstaande tabel vermeldt de inspectie welke indicatoren in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader (voortgezet) speciaal onderwijs. De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. De inspectie heeft daarnaast onderzocht of wordt voldaan aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften.

Legenda:

1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed

5. niet te beoordelen (alleen bij opbrengsten) Cyclisch proces kwaliteitszorg

1 2 3 4

1.1 De school heeft inzicht in de verschillen in onderwijsbehoeften van haar

leerlingenpopulatie. 

1.2 De school hanteert een onderwijsconcept dat aansluit bij haar

leerlingenpopulatie. 

1.3 De school evalueert jaarlijks systematisch de kwaliteit van haar

opbrengsten. 

1.4 De school evalueert regelmatig het leren en onderwijzen.  1.5 De school evalueert regelmatig de leerlingenzorg.  1.6 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten.  1.7 De school borgt de kwaliteit van het leren en onderwijzen en de

leerlingenzorg. 

1.8 De school rapporteert aan belanghebbenden inzichtelijk over de

gerealiseerde kwaliteit van haar onderwijs. 

Systeem van leerlingenzorg

1 2 3 4

3.1 De commissie voor de begeleiding bepaalt de onderwijsrelevante

beginsituatie van de leerlingen. 

3.3 De school stelt een handelingsplan vast in overeenstemming met de

ouders. 

3.5 De school gebruikt een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de vorderingen en ontwikkeling van de leerlingen.









3.8 De commissie voor de begeleiding evalueert de uitvoering van het

handelingsplan. 

Functionaliteit handelingsplanning

1 2 3 4

4.1 De leerinhouden komen overeen met de afspraken in de documenten voor

handelingsplanning. 

Leerstofaanbod

1 2 3 4

5.1 De school hanteert een leerstofaanbod voor de schoolse vakken.  5.4 Het leerstofaanbod sluit aan op het uitstroomperspectief van de leerlingen.  5.5 Het leerstofaanbod maakt het mogelijk gericht in te spelen op verschillen

tussen leerlingen. 

(6)

Onderwijstijd

1 2 3 4

6.3 De teamleden maken efficiënt gebruik van de geplande onderwijstijd.  6.4 De school stemt de hoeveelheid tijd af op de onderwijsbehoeften van

(individuele) leerlingen. 

(Ortho)pedagogisch handelen

1 2 3 4

7.2 De teamleden gaan op een respectvolle wijze met de leerlingen om. 

7.4 De teamleden handhaven de gedragsregels. 

7.6 De teamleden stemmen hun (ortho)pedagogisch handelen af op de

onderwijsbehoeften van de leerlingen. 

(Ortho)didactisch handelen

1 2 3 4

8.2 De leraren leggen duidelijk uit. 

8.4 De leraren stimuleren de leerlingen tot denken.  8.5 De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer.  8.7 De leraren stemmen de instructie en verwerking af op de

onderwijsbehoeften van de leerling. 

Actieve en zelfstandige rol leerlingen

1 2 3 4

9.1 De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten.  9.3 De leerlingen hebben verantwoordelijkheid voor de organisatie van hun

leerproces, die past bij hun ontwikkelingsniveau. 

Schoolklimaat

1 2 3 4

10.1 De school heeft inzicht in de beleving van de sociale veiligheid door leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op school voordoen.









10.2 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen van

incidenten in en om de school. 

10.3 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op afhandeling van

incidenten in en om de school. 

10.4 De leerlingen en de teamleden voelen zich aantoonbaar veilig op school.  10.6 De ouders tonen zich betrokken bij de school door de activiteiten die de

school daartoe onderneemt. 

Opbrengsten

1 2 3 4 5

11.4 De resultaten van de leerlingen aan het eind van de schoolperiode liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingen mag worden verwacht.





Wet- en regelgeving

ja nee De school heeft de vastgestelde schoolgids aan de inspectie toegestuurd (WEC, artikel 27).  

De school heeft het vastgestelde schoolplan aan de inspectie toegestuurd (WEC, artikel

27).  

De onderwijstijd voldoet aan de wettelijke voorschriften (WEC, artikel 11). 

(7)

2.2 Beschouwing Algemeen beeld

De inspectie beoordeelt de kwaliteit van het onderwijs op het Poortje met een voldoende. Zij baseert haar oordeel op het aspect ‘systeem van leerlingenzorg’, waarop zij de beslisregel toepast. Alle normindicatoren van dit aspect waardeert de inspectie met een voldoende.

Ontwikkelpunten kent de school met name binnen de aspecten ‘kwaliteitszorg’ , ‘onderwijstijd’

en ‘(ortho)didactisch handelen’.

Thema’s als talentontwikkeling, sociale integratie van leerlingen, thuisnabij onderwijs en bundeling van onderwijsdeskundigheden maken deel uit van de visie van stichting en school.

Vanuit die visie participeert het Poortje actief in de brede onderwijsontwikkeling ‘de

Talentencampus Venlo’ en ‘de droom van Venray’. Het zijn initiatieven die erop gericht zijn om op termijn met scholen voor basis, speciaal basis en speciaal (cluster 3 en 4) onderwijs één team te vormen binnen één organisatie en in één schoolgebouw. In verband met deze initiatieven heeft de inspectie het bestuur gewezen op grenzen en mogelijkheden van de huidige wet- en regelgeving.

De inspectie heeft bij dit onderzoek één tekortkoming vastgesteld op het gebied van naleving van door de wet gestelde deugdelijkheidseisen. Het betreft de onderwijstijd.

Toelichting

Cyclisch proces kwaliteitszorg Planmatig handelen

Met het INK-managementmodel als kwaliteitskader, gekoppeld aan de PDSA (Plan-Do-Study- Act) verbetercirkel, heeft de school een cyclus van kwaliteitszorg in gang gezet heeft. Het schoolplan met de meerjarenplanning 2009/2012, het jaarplan 2009/2010 en de

trajectplannen zijn vanuit dit kader tot stand gekomen. De school verbindt deze plannen nadrukkelijk aan de professionalisering van haar teamleden. Door middel van studiedagen, overleg- en ontwikkelmomenten en het werken in verbeterteams betrekt zij hen actief bij de inhoudelijke verbetering van het onderwijs. Het zijn ook de momenten waarop de directie nagaat of afspraken gericht op het behoud van gerealiseerde kwaliteit worden nagekomen. De school kent geen systeem van groepsbezoeken door de directie. Incidenteel vinden er wel lesbezoeken plaats.

Zelfevaluatie

De school heeft een duidelijke visie op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Op

hoofdlijnen heeft zij een onderwijsconcept vastgelegd, waaruit blijkt wat deze visie betekent voor de verschillende aspecten van het primaire proces. Zij heeft dit concept echter

onvoldoende uitgewerkt in concreet meetbare kwaliteitsdoelen en daar de instrumenten voor zelfevaluatie op afgestemd (indicator 1.4). De tevredenheidsonderzoeken die het bestuur onder personeel en ouders van het Poortje uitvoert, geven slechts een beperkt beeld van de onderwijspraktijk. De school krijgt hiermee zicht op hoofdlijnen en processen, maar veel minder op de effecten van haar beleid en op ontwikkelpunten die voor een verdere verdieping en verbreding van de kwaliteit van het onderwijs noodzakelijk zijn. Bovendien zouden

duidelijke doelen het ontwikkeltraject transparanter maken, wat kan helpen om het draagvlak onder teamleden en ouders te vergroten.

(8)

Ook voor opbrengsten heeft de school nog geen duidelijke doelen geformuleerd, die een systematische evaluatie mogelijk maken (indicator 1.3). Wel is zij begonnen toets- en uitstroomgegevens te verzamelen en grafisch weer te geven. Positief oordeelt de inspectie over de evaluatie van de leerlingenzorg. In een bijlage bij het schoolplan liggen heldere afspraken en procedures vast, die de commissie voor de begeleiding (CvB) maandelijks tegen het licht houdt.

Verantwoording aan ouders

Een derde tekortkoming betreft indicator 1.8. In haar schoolgids publiceert de school cijfers over de door- en uitstroomresultaten van leerlingen. Omdat doelen en normen voor

opbrengsten ontbreken en een relatie met een beoogde verwachting ontbreekt, geven deze getallen echter geen objectieve informatie over de kwaliteit van de resultaten. Ook verstrekt de school geen gegevens over de effecten van eerder uitgevoerde verbeteractiviteiten.

Systeem van leerlingenzorg en functionaliteit van de handelingsplanning Het systeem onder regie van de CvB

De inspectie concludeert dat de kwaliteit van het systeem van leerlingenzorg voldoende is.

Bovendien voert de commissie voor de begeleiding (CvB) in voldoende mate de regie over de ontwikkeling van de leerlingen. Wel zou het formuleren van ontwikkelingsperspectieven gekoppeld aan leerroutes en door- en uitstroommogelijkheden, steviger gestalte moeten krijgen. De school geeft aan zich op dit punt te oriënteren, waarbij zij op zoek is naar de relatie tussen de sociaal-emotionele ontwikkeling en de pedagogische doelen op de

onderwijskundige ontwikkeling van kinderen. Dit om het beoogde perspectief zo betrouwbaar mogelijk te kunnen vaststellen.

Alle leerlingen beschikken over een individueel handelingsplan. Daarnaast werkt de school met pedagogische groepsplannen en groepsplannen voor rekenen. Het geheel aan plannen komen in overeenstemming met de ouders tot stand. Ze gaan in op alle vak- en vormingsgebieden, aangevuld met een overzichtsformulier waarop de methodes staan aangeduid. De CvB houdt zicht op de kwaliteit van de uitvoer van de handelingsplannen. Ook garandeert de school de betrokkenheid van ouders bij de evaluatie van de plannen. Uit de neerslag op papier blijkt bovendien dat leraren de doelen regelmatig evalueren en waar nodig bijstellen. Daarbij betrekken zij de resultaten van methodegebonden en methodeonafhankelijke toetsen en van een instrument voor sociaal-emotionele ontwikkeling. Zij worden daarin bijgestaan door de intern begeleider en waar nodig door andere deskundigen. Welke factoren aan het al of niet bereiken van de doelen ten grondslag liggen, staat in de verslagen van didactische evaluatie- besprekingen en in kortlopende incidentele reken-, lees- en logopedische plannen.

De functionaliteit met betrekking tot leerinhouden

Bij de lesbezoeken heeft de inspectie vastgesteld dat de leerinhouden die in de

handelingsplannen staan, in de meeste gevallen overeenkomen met het aanbod in de praktijk.

De didactische planner die de leraren vier maal per jaar bijstellen, draagt hier in belangrijke mate aan bij.

Primaire proces Leerstofaanbod

Met haar overwegend methodisch onderwijsaanbod kan de school aansluiten op de

perspectieven van vele, maar niet van alle leerlingen. Om die reden beoordeelt de inspectie

(9)

Daarnaast plaatst de inspectie twee kanttekeningen bij het aspect leerstofaanbod. Ten eerste is onduidelijk welke afspraken de school gemaakt heeft over het aanbod voor begrijpend lezen bij die groepen die geen methode gebruiken. Ten tweede zijn er bij een enkele les te weinig boeken, waardoor leerlingen noodgedwongen moeten samenwerken of werken met kopieën.

Onderwijstijd

De teamleden maken tijdens de lessen onvoldoende efficiënt gebruik van de geplande

onderwijstijd (indicator 6.3). Ten eerste kenmerken veel lessen zich door een trage opstart en een laag werktempo. Ten tweede zijn vrijwel alle leerlingen ruim voor het einde van de les klaar met hun opdrachten en mogen dan ‘iets uit de kast doen’. Volgens de leraren gaan achter deze activiteiten doelen schuil voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals het leren samenwerken. Ook geven deze momenten hen de gelegenheid met leerlingen in gesprek te gaan of hen te observeren. De standaard wijze waarop de activiteiten plaatsvinden en de beperkte sturing die leraren eraan geven, leiden echter eerder tot gewoontevorming dan tot leerontwikkeling. Ten derde is op het rooster buiten de legitieme pauzemomenten veel tijd ingeruimd voor eten, drinken en extra pauze zonder dat hieraan duidelijke onderwijsdoelen ten grondslag liggen. Hierdoor ontstaat tevens een tekortkoming in het kader van wet- en regelgeving, die de inspectie verderop nader toelicht.

Ook indicator 6.4 beoordeelt de inspectie met een onvoldoende. Weliswaar heeft de school

‘keuzewerk’ en ‘afmaakdagen’ op het rooster staan, maar schoolbeleid ontbreekt om aan deze momenten een doelgerichte invulling te geven in het kader van afstemming van tijd en verwerking. Het zijn nu vooral initiatieven van individuele leraren. Overigens kan de school deze momenten ook beter benutten om het zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren van leerlingen te bevorderen (indicator 9.3). Een tweede opmerking bij indicator 6.4 betreft de handelingsplannen van leerlingen die minder uren onderwijs ontvangen dan het wettelijke vereiste minimum. De plannen geven geen inzicht in de keuzes die de school bij deze leerlingen maakt voor het aanbod in relatie tot de beschikbare tijd.

Pedagogisch handelen

Het pedagogisch klimaat is op het Poortje ruim voldoende. Leraren kennen de kenmerken van hun leerlingen en stemmen hun handelen daar met respect op af. Om positief gedrag te stimuleren maakt de school gebruik van een ‘smiley systeem’. De school beoogt hiermee leerlingen op eigen handelen te laten reflecteren. In de ogen van de leerlingen is het echter vooral een beloningssysteem. Door het systeem niet elke les toe te passen en de toepassing duidelijker af te stemmen op de leeftijd van de leerlingen zouden leraren misschien ook in dit geval gewoontevorming kunnen tegengaan.

In het verlengde van het pedagogisch klimaat is ook het schoolklimaat ruim voldoende.

Leerlingen en leraren met wie de inspectie gesproken heeft, bevestigen dit beeld. Wel vragen de leerlingen aandacht voor de impact die incidenten met gedragsmoeilijke leerlingen op hen hebben. Kwetsbare leerlingen voelen zich op die momenten onveilig, wat niet betekent dat ze de school als geheel onveilig vinden. In het kader van kwaliteitszorg beschikt de school over protocollen voor veiligheid die preventieve en curatieve maatregelen beschrijven. Op bovenschools niveau is het veiligheidsbeleid verder in ontwikkeling. De inspectie voegt daaraan de verplichting toe het welbevinden van leerlingen en personeel minimaal eens per twee jaar objectief te peilen. Van zo’n peiling is op dit moment slechts beperkt sprake (indicator 10.1).

Didactisch handelen

(10)

Leraren beschikken over voldoende didactische basiskwaliteit en hebben zeker de potentie om zich verder te ontwikkelen. Desondanks beoordeelt de inspectie de indicatoren 8.2, 8.4 en 8.7 met een onvoldoende. Hoewel de school volop bezig is het didactisch handelen te versterken door onder andere leerlijnen te implementeren en bij rekenen in niveaugroepen te werken, is het in deze fase te vroeg om de effecten van deze ontwikkelingen positief te beoordelen. De toepassing van een instructiemodel en de afstemming op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen vraagt om verdere versterking. Aandachtspunten zijn daarbij onder andere ook de activering van voorkennis en de reflectie op didactische doelen, die door de veelvuldige reflectie op gedrag enigszins in de verdrukking komt. Ook het stimuleren van denken kan beter. Leraren stellen regelmatig (open) vragen, maar leggen onvoldoende nadruk op denk- en handelwijzen waarmee leerlingen tot oplossingen komen.

Opbrengsten

De inspectie kan niet beoordelen of de leerlingen zich aan het eind van de schoolperiode naar verwachting ontwikkeld hebben. Hiervoor is nodig dat de school voor elke leerling een toekomstperspectief formuleert, waaraan zij de handelingsplanning en het systeem van leerlingenzorg relateert. Daar komt bij dat noch bij de school noch bij de inspectie normen beschikbaar zijn om de eindresultaten van leerlingen te wegen en er een oordeel aan te verbinden.

Deugdelijkheidseisen

De inspectie heeft een opmerking geplaatst op het gebied van de naleving van wet- en regelgeving. Het betreft de onderwijstijd.

De school heeft het wettelijk vereiste minimum aantal uren onderwijs ingepland. In het lesrooster heeft zij echter eten, drinken, extra pauzetijd en activiteiten als ‘keuzewerk’

opgenomen, terwijl onvoldoende vast staat en in de praktijk zichtbaar is welke

onderwijsdoelen de school daarmee beoogt. Zij voldoet hierdoor niet aan artikel 11, vierde lid van de WEC.

(11)

3. TOEZICHTARRANGEMENT

Geen belangrijke tekortkomingen in de onderwijskwaliteit

De Inspectie van het Onderwijs kent aan school het Poortje op basis van de beslisregel het basisarrangement toe. De tekortkomingen die de inspectie constateert met betrekking tot kwaliteitszorg, aanbod en didactisch handelen hebben al voor een groot deel de aandacht van de school in het kader van actuele verbetertrajecten. Dit betekent dat de inspectie op dit moment geen reden heeft om het toezicht te intensiveren. Het basistoezicht bestaat uit een jaarlijkse risicoanalyse en, eventueel een themaonderzoek.

Tekortkomingen in de naleving

De inspectie heeft één tekortkoming geconstateerd in de naleving van wettelijke voorschriften.

Deze tekortkoming is weergegeven in paragraaf 2.1 bij het onderdeel wet- en regelgeving en bij de toelichting in paragraaf 2.2 onder het kopje ‘deugdelijkheidseisen’. De Inspectie van het Onderwijs geeft het bevoegd gezag in verband hiermee de volgende opdracht:

Het bevoegd gezag dient de wettelijke voorschriften met betrekking tot de onderwijstijd na te komen. Om dit te garanderen zorgt het bevoegd gezag ervoor dat:

- de school met ingang van het schooljaar 2010-2011 waarborgt dat zij voldoende onderwijstijd realiseert door niet meer dan 15 minuten pauzetijd als onderwijstijd mee te rekenen en te zorgen voor een planmatig aanbod voor sociaal-emotionele

ontwikkeling, keuzewerk en dergelijke. Ook kan de school ervoor kiezen meer

onderwijstijd in te plannen. Aan de hand van lesroosters en concrete leerlijnen kan de school aantonen dat de tekortkoming is opgeheven.

Bij het eerstvolgend gesprek of onderzoek zal de inspectie nagaan of het bevoegd gezag bovenstaande opdracht heeft uitgevoerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van signalen over mogelijke tekortkomingen in de kwaliteit van de voorschoolse educatie en naar aanleiding van het feit dat sinds janauri 2017 een nieuwe

Indien de school in het kader van zelfevaluatie over een bepaalde indicator of over een bepaald kwaliteitsaspect voldoende betrouwbare en valide gegevens heeft verzameld kan

Op grond van het kwaliteitsprofiel van de school dat naar aanleiding van een vorig inspectiebezoek is opgemaakt, op basis van risicofactoren die bij de inspectie bekend zijn

Doordat de pedagogisch medewerkers geen gestandaardiseerd instrument voor observatie gebruiken, kunnen ze hun bevindingen niet spiegelen aan wat verwacht mag worden gezien

De pedagogisch medewerkers zijn ervaren in het werken met peuters en ze hebben kennis van wat peuters in hun ontwikkeling nodig hebben.. • Momenteel leren de pedagogisch

Bovendien hebben we tijdens het onderzoek geen redenen gevonden het onderzoek uit te breiden naar één of meer andere standaarden die van toepassing kunnen zijn voor een onderzoek

De procedure Terugmeldingen is bekend, papieren dossiervorming mogelijk belemmering voor centrale regie.. De 5-dagen termijn wordt door een

Met alle besturen gaat de Inspectie van het Onderwijs regelmatig de kwaliteit van de scholen en de kwaliteitszorg van het bestuur bespreken, mede aan de hand van de informatie van