• No results found

SALDUZ, DE VERHOORDER VERHOORD?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SALDUZ, DE VERHOORDER VERHOORD?"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

171

Vigiles2011/5 - 2012/1

. . .

1 Cf. eerder in dit nummer het editoriaal voor de volledige referentie van de Salduzwet.

2 Voluit: Omz. COL 8/2011 23 september 2011 van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep - Richtlijn inzake de organisatie van de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van het Belgisch strafprocesrecht.

3 Wat staat voor ‘Provincie Limburg Opleiding en Training’: de opleiding voor het politiepersoneel zit hierin geïncorporeerd.

4 De Salduzwet werd namelijk gevolgd door nog andere regelgeving zodat gesproken kan worden van de ‘Salduzregeling’.

5 Ministeriële richtlijn van 20 februari 2002 tot regeling van de taakverdeling, de samenwerking, de coördinatie en de integratie tussen de lokale en de federale politie inzake de opdrachten van gerechtelijke politie, BS 1 maart 2002.

TER INLEIDING

1 januari 2012. ‘D-Day’. De dag waarop de langverwachte Salduzwet van 13 augustus 20111in werking getreden is. Uiteraard heeft deze nieuwe strafprocedurewet ook voor de federale

gerechtelijke politie (FGP) Hasselt, waar wij als gerechtelijk directeur respectievelijk commissaris werkzaam zijn, een fundamentele hervorming of - om het met de omzendbrief COL 8/20112van het College van procureurs-generaal te zeggen -

‘omwenteling’ teweeg gebracht.

Er kan gerust gesteld worden dat het hele

Salduzgebeuren voor de meeste onderzoekers van de FGP Hasselt - en we vermoeden dat dit niet enkel het geval was voor de operationelen binnen onze dienst - een ver-van-mijn-bed-show was waar weinigen zich echt druk om maakten. Deze min of meer onbekommerde houding veranderde na de uitgebreide toelichting die alle onderzoekers kregen over de praktische toepassing van de Salduzwet.

Over die toelichting merken we op dat de

samenwerking tussen het PLOT3, de parketten van Hasselt en Tongeren, de verschillende politiezones uit Limburg en de FGP’s van Hasselt en

Tongeren, leidde tot een opleiding van vier uur die nagenoeg elke politieambtenaar uit de provincie Limburg tijdens de maanden november en

december van 2011 gevolgd heeft. Wij zijn van mening dat zowel het niveau van deze theoretische opleiding als de wijze waarop ze gegeven werd, er voor gezorgd heeft dat de politiemensen in Limburg maximaal voorbereid werden op de ingrijpende hervorming die de Salduzregeling4 inhoudt.

Wat de praktische uitvoering van de Salduzregeling aan mogelijke problemen (nadelen/voordelen) met zich zal meebrengen, zal blijken uit de toepassing van een en ander in het eerste deel van 2012.

Niettemin willen wij vanuit onze persoonlijke visie in deze bijdrage toch al - en dit voor zover mogelijk - vooruitblikken op een aantal knelpunten dat zich voor de FGP Hasselt in de praktijk vermoedelijk zal voordoen.

EEN GLOBALE INSCHATTING VAN DE SALDUZREGELING

De impact van de Salduzregeling zal ongetwijfeld verschillen tussen enerzijds de zones van de lokale politie en anderzijds de FGP’s: het verschil in taakverdeling tussen beiden, zoals omschreven in de COL 2/2002, is hier debet aan5. Voor de FGP Hasselt denken we alvast aan twee concrete gevolgen van een en ander.

SALDUZ, DE VERHOORDER VERHOORD?

Luc VALKENBORG | Gerechtelijk directeur

Federale gerechtelijke politie Hasselt Walter COENRAETS | Commissaris

Federale gerechtelijke politie Hasselt

(2)

172

Vigiles2011/5 - 2012/1

. . .

6 De laboratoria voor technische en wetenschappelijke politie.

Vooreerst komt het ons voor dat, zoals meermaals benadrukt werd in de opleiding over de Salduzwet en over de in de inleiding op deze bijdrage

aangehaalde COL 8/2011, het sporenonderzoek gevoelig aan belang zal winnen en nog meer dan vroeger naar het voorplan zal verschuiven door de inwerkingtreding van de Salduzregeling. Denken wij aan een levensdelict waarbij het eerste verhoor van de verdachte, die nog onder de indruk is van de feiten, in een aantal gevallen reeds beslissend is voor het verdere verloop van het onderzoek, niet in het minst door een bekentenis of door concrete aanwijzingen die in dat verhoor naar voren komen.

Nu de verdachte zich sedert 1 januari 2012 maximaal kan voorbereiden op dit verhoor door het voorafgaand vertrouwelijk overleg met en de bijstand tijdens het verhoor door een advocaat, zal het zwijgrecht van de verdachte enkel doorbroken kunnen worden mits hem/haar concrete gegevens zoals bruikbare sporen voorgelegd kunnen worden.

Er valt namelijk te verwachten dat in het nieuwe verhoorregime de verdachte, hierbij vaak aangespoord door zijn/haar raadsman, dankbaar gebruik zal maken van zijn/haar zwijgrecht. Het is dan ook van groot belang om zo snel mogelijk te beschikken over een maximum aan resultaten van het sporenonderzoek. Dit verhoogt de druk op de werking van de labo’s (de LTWP6) binnen de FGP’s waarvan - naast een voortdurende voldoende bezetting - een nog hogere efficiëntie vereist zal worden. Bovendien is het thans

aangewezen om de onderzoekers van het labo nog meer dan voorheen te betrekken bij het dossier. Dit wil zeggen dat zij niet enkel de aanbrengers van sporen dienen te zijn maar tevens - op het

technische vlak - zouden moeten meedenken in het geheel van de gerechtelijke werkzaamheden.

Gedeeltelijk is dit nu al het geval doordat het labo deelneemt aan de eerste ‘briefings’ die plaatsvinden direct na de feiten. Een verruiming van de

betrokkenheid van het labo bij de verdere voortgang van het onderzoek lijkt ons dan ook aangewezen. Dit laatste noodzaakt de FGP’s tot een andere praktische kijk op de inschakeling van de leden van het labo.

Een tweede concrete gevolg dat we zien is dat niet alleen de manier waarop er verhoord wordt zal veranderen: ook de wijze waarop een onderzoek aangevat wordt, zal anders worden. Het lijkt ons dat het verhoor in de tijd zal opschuiven en dit om dezelfde redenen als waarom het sporenonderzoek

op de voorgrond treedt, met name de noodzakelijkheid om eerst over concrete aanwijzingen (bewijzen) te beschikken: de rechercheur zal wachten met het overgaan tot het verhoor van de verdachte totdat er voldoende concrete elementen voorliggen in het dossier;

zonder dergelijke elementen zal het eerste verhoor weinig zoden aan de dijk brengen. De mogelijkheid voor de verdachte om gebruik te maken van het recht zichzelf niet te beschuldigen, het zwijgrecht, de bijstand van de advocaat tijdens het verhoor en de manier waarop er tijdens het verhoor

tussengekomen kan worden door de verdachte of diens advocaat, zal eveneens een aanpassing aan de gehanteerde verhoortechniek(en) tot gevolg

hebben. Zoals reeds eerder gezegd, waren in het verleden de eerste verhoren vaak richtinggevend.

Voortaan zal vanaf de start van het onderzoek duidelijk nagedacht moeten worden over de te hanteren strategie en meer bepaald over de fasering van het onderzoek en het moment waarop het verhoor het best plaatsvindt. Ook moet nagedacht worden over welke persoon het best eerst wordt verhoord en over de wijze waarop het verhoor verloop. Strategie en tactiek worden des te belangrijker. Dit behelst meer dan het enkel tussentijds ‘briefen’ over de stand van zaken en het maken van afspraken over wie wat gaat doen: het impliceert een weldoordachte manier van aanpak.

We verwijzen in deze context graag naar de aanbevelingen in het eindverslag van het Vast Comité P betreffende de moord op Annick Van Uytsel en de zaak ‘Ronald Janssen’, waarin gepleit wordt voor het verhogen van de kwaliteit van de opsporing. Ten slotte moet ook meer aandacht besteed worden aan het verbeteren van de processen: het uitwerken van een planmatige aanpak op het vlak van het te voeren onderzoek en een goede verhoorstrategie (inclusief een

aangepaste opleiding ‘verhoortechnieken’) vallen hierin te situeren.

KNELPUNTEN INZAKE DE SALDUZREGELING

Nu de Salduzregeling voorligt en in werking getreden is, rest uiteraard de praktische toepassing van een en ander. Vanuit onze weekdienstploeg die de eerste week van januari 2012 met dienst was en de - twijfelachtige - eer had om binnen de FGP

(3)

173

Vigiles2011/5 - 2012/1

. . .

7 Zie artikel 2bis, § 1, derde lid van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 14 augustus 1990, zoals ingevoerd door artikel 4 van de Salduzwet. Volgens die bepaling moet het vertrouwelijk overleg met de advocaat

plaatsvinden binnnen de twee uur vanaf het contact met de gekozen advocaat of met de permanentiedienst van de balies.

8 Salduz-gedragscode 7 december 2011 Orde van Vlaamse Balies na afkondiging van de Wet Consultatie- en Bijstandsrecht van 13 augustus 2011. Zie ter zake ook de tekst van Dirk Allaerts verder in dit nummer.

Hasselt als eerste ervaring te mogen opdoen met de Salduzregeling kwam de terechte vraag naar concrete praktische richtlijnen. Hetgeen we thans aanhalen, geeft aan dat het geen sinecure is om alle potentiële problemen te kunnen ondervangen.

De infrastructuur

Vermits de FGP Hasselt verdeeld is over twee sites, dient er op elke site een lokaal voorzien te worden waarin het vertrouwelijk overleg kan plaatsvinden.

Ondanks een acuut plaatsgebrek werden hiervoor dan ook twee lokalen zo goed als mogelijk vrijgemaakt. In tegenstelling tot bij vele lokale politiezones is er bij de FGP’s te weinig budget voorhanden om deze contactplaatsen in te richten zoals gewenst. Zo wordt een scheidingswand tussen verdachte en advocaat of een

camerasysteem om het bedoelde gesprek gade te slaan vooropgesteld: dit is te begrijpen nu het vertrouwelijk overleg uiteraard een zeker veiligheidsrisico in zich draagt dat nog vergroot wordt door het feit dat de rechercheurs niets mogen horen van het voormelde onderhoud. De voormelde situatie is problematisch nu de

verantwoordelijkheid op het vlak van veiligheid ligt bij de dienst waar het vertrouwelijk overleg

plaatsvindt. Vanuit de federale politie wordt de mogelijkheid geboden om gebruik te maken van een ‘meeting box’, dit is een glazen cabine met een oppervlakte van 5, 36 m²: de inrichting van de oude gebouwen van de FGP Hasselt laat de plaatsing hiervan evenwel niet toe. Ter zake kan een aantal vragen opgeworpen worden. Wat als de advocaat aangevallen wordt door de verdachte en de politie kan maar tussenkomen als het al te laat is? Wat als de advocaat, die van het voormelde risico op de hoogte gebracht wordt, vraagt om de deur geopend te laten opdat het vertrouwelijk overleg vanaf gehoorsafstand gevolgd kan worden door de politie? Bijkomende infrastructurele problemen zijn het aanpassen van de lokalen ter vermijding van vluchtgevaar en het voorzien van een telefoniesysteem waarlangs de verdachte het vertrouwelijk overleg met zijn advocaat kan hebben, maar dat tegelijkertijd niet misbruikt kan worden door deze verdachte.

De tolken

In heel wat FGP-acties krijgen wij te maken met meerdere gearresteerden die verhoord dienen te worden: veelal mondt dit uit in voorleidingen bij de onderzoeksrechter. Indien de betrokken verdachten onze taal niet machtig zijn, wordt een tolk

gevorderd. De situatie is niet denkbeeldig dat er slechts één tolk voorhanden is voor meerdere verdachten, zoals dat bijvoorbeeld het geval is bij het verhoor van verdachten komende uit het Indische milieu (waarbij gedacht kan worden aan mensensmokkel). Vooraleer tot een verhoor overgegaan kan worden, dient eerst elke verdachte, wanneer hij of zij op dit recht een beroep willen doen, in de gelegenheid gesteld te worden een vertrouwelijk overleg te hebben met zijn advocaat en dit met een tolk. Vervolgens kunnen de verhoren aanvatten. Rekening houdende met het feit dat voor de eerste verdachte de advocaat misschien juist binnen de twee uur aanwezig is7, is de periode van twee uur veelal verlopen vooraleer het vertrouwelijk overleg met de tolk voor wat betreft de andere verdachten kan doorgaan. De reeds in de inleiding aangehaalde COL 8/2011 bepaalt dat het inzetten van de tolk voorrang heeft voor de politiediensten. De volgende vraag zal beantwoord moeten worden. Zetten wij de tolk prioritair in bij het verhoor en laten wij zodoende dan de aanwezigheid van de tolk bij het

vertrouwelijk overleg achterwege waardoor dit recht voor de verdachten dan betekenisloos wordt?

In de Salduz-gedragscode8, uitgaande van de Orde van Vlaamse Balies, staat vermeld dat als er geen tolk voorzien kan worden voor de consultatie vóór het verhoor, de verzetprocedure die in de code beschreven wordt van toepassing is. Ongetwijfeld gaat de inzet van de tolk voor de operationele politieman die op het terrein met situaties als deze hiervoor geschetst geconfronteerd wordt, voor problemen zorgen. In dergelijke gevallen zal, zoals de COL 8/2011 het voorschrijft, contact

opgenomen worden met de leidinggevende magistraat. Wij krijgen hier een duidelijk

spanningsveld. Enerzijds moet de onderzoeker er voor zorgen dat de termijn van 24 uur niet in het gedrang komt, waarbinnen zowel verhoord dient te worden als de voorleiding voor en het verhoor door

(4)

174

Vigiles2011/5 - 2012/1

. . .

9 Wet 5 augustus 1992 op het politieambt, BS 22 december 1992.

de onderzoeksrechters plaats dienen te vinden.

Anderzijds moeten de rechten van de verdachten gerespecteerd worden, waaronder het recht op een vertrouwelijk overleg met en de bijstand van een advocaat bij het verhoor.

Een ander mogelijk probleem inzake de inzet van de tolk doet zich voor wanneer deze tijdens het vertrouwelijk overleg verneemt dat de dader de feiten inderdaad begaan heeft (bijvoorbeeld een moord op een kind, waarbij de tolk vervolgens tijdens het navolgende verhoor getuige is van de staalharde ontkenning door de verdachte).

Aangezien de tolk gehouden is tot geheimhouding van de informatie tijdens het vertrouwelijk overleg en dus hierover niets mag meedelen aan de onderzoekers, wordt hij of zij derwijze voor een onmenselijk gewetensprobleem geplaatst. Wat indien de tolk een en ander toch meedeelt aan de rechercheur? In dat geval mag de rechercheur van de derwijze bekomen informatie geen gebruik maken. Wat evenwel als de kindermoordenaar vrijgelaten wordt bij gebrek aan enig bewijs en de dag nadien opnieuw een kind het slachtoffer wordt van zijn wandaden? Dit is uiteraard een extreem voorbeeld, maar het illustreert de situatie die kan ontstaan wanneer men gebruik maakt van dezelfde tolk bij zowel het vertrouwelijk overleg als bij het eigenlijke verhoor. Voorts is het niet denkbeeldig dat er onbewust via de tolk vertrouwelijke informatie uit het overleg met de advocaat ‘lekt’

naar het verhoor: dit voorkomen is een zeer moeilijke oefening waarvoor de tolk allerminst getraind is.

De omgang met de advocaat

In de eerste versie van de in het vorige punt aangehaalde Salduz-gedragscode, uitgaande van de Orde van Vlaamse Balies, stond als premisse vermeld dat de advocaat niet onderworpen mag worden aan een fouillering voorafgaand aan het vertrouwelijk overleg met zijn cliënt dan wel aan het verhoor van deze laatste. Gebeurde dit toch, dan diende de advocaat toepassing te maken van de zogenaamde ‘verzetprocedure’ en de plaats van het verhoor te verlaten. Het probleem zal zich voornamelijk stellen bij gearresteerde verdachten.

In de meest recente versie van de Salduz- gedragscode wordt niet langer gesproken van het woord ‘fouille’. Ook is uit de tekst de voormelde premisse verdwenen: thans is er uitdrukkelijk vermeld dat de advocaat zich op verzoek onderwerpt aan een controle met een scanner of aan een veiligheidscontrole opdat de politie zich ervan kan vergewissen dat de advocaat niet in het bezit is van voorwerpen of stoffen die gevaarlijk zijn of die een ontvluchting kunnen

vergemakkelijken. In de bedoelde code wordt echter niet aangegeven wat er verstaan wordt onder de notie ‘veiligheidscontrole’. Uiteraard moeten wij hier onmiddellijk denken aan de

veiligheidsfouillering uit artikel 28 van de Wet op het Politieambt (Wet Politieambt)9. Op bladzijde 53 van de reeds in de inleiding aangehaalde COL 8/2011 wordt echter gesteld dat de

veiligheidscontrole absoluut niet gelijkgesteld mag worden met een veiligheidsfouillering: ze dient beperkt te blijven tot het gebruik van een scanner of tot het in tijdelijke bewaring geven van bepaalde zaken zoals communicatiemiddelen, waarvan de code eveneens expliciet melding maakt. Met de advocatuur werd inderdaad de afspraak gemaakt om de bedoelde veiligheidscontrole niet te laten gebeuren door fysieke aanraking maar door gebruik te maken van een scanner, met de bijkomende mogelijkheid om bepaalde voorwerpen tijdelijk in bewaring te geven voor de duur van de bijstand.

Zoals hoger weergegeven zijn wij als ontvangende politiedienst evenwel verantwoordelijk voor de veiligheidsaspecten die gepaard gaan met het vertrouwelijk overleg en met de bijstand van de advocaat tijdens het verhoor. Eén aspect van dat veiligheidsgebeuren is net het onderwerpen van een advocaat aan een veiligheidscontrole alvorens deze contact heeft met de verdachte. Wij denken bij dit alles niet enkel aan het eventuele vluchtgevaar maar ook aan de persoonlijke veiligheid van de advocaat, de eigen politiemensen of derden. Wanneer wij te maken krijgen met een zware crimineel kan het zijn dat een loutere scan met een draagbare

metaaldetector niet voldoende is en dat mogelijk toch een veiligheidsfouillering vereist is in de zin van artikel 28 Wet Politieambt. Wat als de scan via een signaal aangeeft dat er zich onder de kledij een metalen voorwerp bevindt en de advocaat beweert dat het signaal toch enkel het kledingstuk zelf betreft?

(5)

175

Vigiles2011/5 - 2012/1

. . .

10 Cf. ook supra (in het bijzonder noot 7).

Indien de advocaat in een dergelijk geval weigert een grondigere controle dan de handscan te ondergaan en de plaats van het verhoor verlaat, zal er alleszins door de politiedienst contact

opgenomen worden met de leidinggevende

magistraat. Gelet op de lopende termijn van 24 uur willen de onderzoekers natuurlijk wel verder met het onderzoek. De COL 8/2011 voorziet, bij gebreke aan het tijdig aanwezig zijn van een advocaat binnen de voorziene twee uur (na de mogelijkheid tot telefonisch overleg door de verdachte met de permanentiedienst)10, dat er overgegaan kan worden tot het eigenlijke verhoor.

Kan de situatie waarin de advocaat opstapt gelijkgesteld worden met het niet opdagen van een advocaat binnen de termijn van twee uur?

Handelen wij - als we in een dergelijk geval het verhoor toch aanvangen - niet in strijd met de Salduzfilosofie gezien hier de advocaat wel aanwezig is maar zijn taak niet kan uitoefenen omdat deze een grondige veiligheidscontrole weigert te ondergaan? Wat indien het verhoor toch plaatsvindt (mits goedkeuring van de magistraat) met belangrijke onderzoekselementen als resultaat, dit terwijl de verdachte eigenlijk een advocaat wenste voor zowel het vertrouwelijk overleg als voor de bijstand? Om problemen in deze of gene zin te vermijden, valt mogelijks te overwegen de advocaat een formulier te laten ondertekenen waarbij deze bewust weigert een

veiligheidsfouillering te ondergaan en hierbij aanvaardt om de verantwoordelijkheid met betrekking tot het gecreëerde veiligheidsrisico op zich te nemen. Ook indien men deze hypothese als oplossing zou overwegen (en die enkel dienstig is als de advocatuur ‘handtekeningsbereid’ gevonden wordt, wat geen evidentie is) is het aan de

magistratuur om de knoop door te hakken als zich een situatie als de bedoelde voordoet. Het is daarnaast evident dat het van belang is een en ander adequaat in het betreffende proces-verbaal te vermelden.

Een ander prominent probleem zien we in de mogelijke toepassing van het tussenkomstrecht dat de advocaat heeft tijdens het verhoor en dan meer bepaald betreffende de invulling van het begrip

‘ongeoorloofde dwang’. Het spreekt voor zich dat de rechercheur zich dient te onthouden van handelingen zoals luid roepen, schelden en

misleiding. De eerste versie van de reeds hoger aangehaalde code van de Orde van Vlaamse Balies poneerde dat het beëindigen van een vraag met de woorden “niet waar?” aanzien kan worden als een ongeoorloofde retorische vraag. Deze passage is verdwenen in de huidige versie van de code. Nu staat er vermeld dat de advocaat tijdens het verhoor waakt over de wijze waarop de ondervraagde persoon behandeld wordt, inzonderheid op het al dan niet kennelijk

uitoefenen van ongeoorloofde druk of dwang. De nota geeft terecht als voorbeeld van een en ander het doen van een misleidende belofte. Het is nagenoeg onmogelijk om het begrip ‘ongeoorloofde dwang’ te definiëren (de invulling ervan binnen het kader van de Salduzregeling zal ongetwijfeld verder door de rechtspraak verduidelijkt worden).

Enerzijds het ontbreken van een goede

omschrijving van het bedoelde begrip en anderzijds de vroegere versie van de hiervoor vermelde code van de Orde van Vlaamse Balies doen vragen rijzen over de invulling van de notie door de advocatuur en doen vrezen voor een voortdurend onderbreken en zelfs onmogelijk maken van doorgedreven verhoren in de toekomst doordat de advocaat bij gebreke aan een juiste visie over wat ongeoorloofde druk nu al dan niet is te pas en te onpas zal tussenkomen. Is het niet eigen aan een verhoor van een verdachte dat deze - dit binnen de grenzen voorzien door de Salduzregeling en derhalve binnen het kader van de rechten van de mens -

‘aan de tand wordt gevoeld’ over de feitelijkheden waarvan hij verdacht wordt? Mag er überhaupt nog aangedrongen worden tijdens een verhoor of wordt dit louter herleid tot het overlopen van een steriele vragenlijst met het aanvinken van een ‘ja of neen’- antwoord? De praktijk zal moeten uitwijzen waar de balans ligt tussen het achterhalen van de waarheid door het verhoren van de verdachte en het respecteren van de rechten van deze verdachte zoals betracht wordt door de Salduzregeling.

Wanneer de verdachte tijdens het verhoor zijn standpunt wenst aan te passen, dan is de regel in de praktijk dat deze vraag tot aanpassing of

verduidelijking toegevoegd wordt aan de verklaring, terwijl dat wat oorspronkelijk verklaard werd niet geschrapt wordt uit het verhoor. Zowel de oorspronkelijke verklaring als de wijziging hiervan zijn beide een belangrijk onderdeel van de

(6)

176

Vigiles2011/5 - 2012/1

verklaring, die bepalend kunnen zijn voor een correcte interpretatie van wat gezegd werd. In de Salduz-gedragscode van de Orde van Vlaamse Balies staat echter uitdrukkelijk gestipuleerd dat de advocaat bij de controle van de inhoud van het proces-verbaal van verhoor, de verbalisant, wanneer nodig, zal verzoeken het verhoor aan te passen in functie van zijn opmerkingen. Wordt dit niet gedaan, dan wordt de verzetprocedure toegepast, dient het verhoor beëindigd te worden en stapt de advocaat op. De nota geeft niet aan wat er onder ‘aanpassing’ verstaan dient te worden.

Indien dit effectief het schrappen van een deel van de verklaring is (de verdachte zou iets zo niet hebben gezegd of bedoeld), dan druist dit

regelrecht in tegen de gangbare verhoorpraktijk en zal dit, indien zo rigoureus toegepast, eveneens voor ongewenste conflicten zorgen bij het verhoor.

CONCLUSIE

De knelpunten die te maken hebben met de toepassing van de nieuwe Salduzwet zullen ongetwijfeld talrijker en gevarieerder zijn dan deze die in het voorliggende actueel geschetst werden.

Als politiedienst hebben we getracht ons maximaal voor te bereiden op de invoering van de nieuwe Salduzwet, wat gebeurde op 1 januari 2012. Door de snelle invoering van de toch wel verregaande wijzigingen zullen wij echter ongetwijfeld nog te maken krijgen met praktische problemen, waaronder deze die in de voorliggende bijdrage aangehaald werden.

Het spreekt voor zich dat de advocaat en de verhoorder elk de grenzen van hun vernieuwde werking in het kader van de Salduzregeling nog dienen af te toetsen. Wij hopen dat het verhoren van verdachten tijdens de eerste 24 uur van de arrestatie in de toekomst niet onmogelijk gemaakt zal worden door een verkeerde toepassing van de Salduzregeling. Uiteraard wordt - en dit geheel terecht - van ons politiemensen een open en flexibele houding verwacht. Deze manier van werken zal zich grotendeels dienen te vertalen in een soepele opstelling naar de advocatuur toe.

Toch hopen we tevens - en we gaan er graag van uit dat dit het geval is - op een correcte benadering vanwege de advocatuur, erin bestaande dat er opgetreden wordt vanuit een goed evenwicht tussen enerzijds het respecteren van de rechten van de verhoorde en anderzijds de betrachting van de verhoorder, zijnde het aan het licht brengen van de waarheid. Wij houden er eveneens rekening mee dat deze nieuwe manier van werken ook voor de advocatuur de nodige aanpassingstijd zal vergen.

Een wederzijds respect en een goede communicatie tussen politie en advocatuur, die er onder andere uit zouden moeten bestaan dat beide partijen op de werkvloer goede afspraken met elkaar maken, zal volgens ons al heel wat mogelijke conflicten kunnen vermijden. Het is aan de wetgever om eventuele mistoestanden te remediëren door navolgende wetgeving tot stand te brengen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat verhoorders een verdachte die zich beroept op zijn zwijgrecht, niet zouden mogen overtuigen om toch een verhoor te ondergaan of toch te antwoorden op de gestelde vragen,

In de Kamer van volksvertegenwoordigers werd een amendement ingediend teneinde het verhoor te definiëren in een voorgesteld artikel 47bis, § 3bis 6 luidend als volgt: “Voor

Als de cognitieve belasting, als kenmerk van liegen, en de score van other monitoring, als invloedrijke factor hiervan, door meer interactie – bijvoorbeeld door met twee

Wordt door de jongste dochter van 21jaar meer dan deze norm verdient dan is er voor het hele gezin geen recht op bijstand.. Er gelden wel een

Hoewel onze resultaten grotendeels in lijn zijn met onze verwachtingen, zijn alleen op het geven van (gedeeltelijk) juiste informatie significante verschillen gevonden tussen

De hypothese wordt getoetst door middel van drie condities in het onderzoek, namelijk (1) geen bekentenis en geen kennis over de schuld van de verdachte (controleconditie), (2)

Het wordt tijd om terug te gaan naar de journalistieke waarden, maar dat kan naar mijn oordeel niet met de huidige lichting mainstream journalisten.. Mochten wij ooit uit deze

• Recht op bijstand advocaat tijdens elk officieel verhoor door politionele of gerechtelijke autoriteiten. • Actieve rol van