• No results found

1. Beschrijf de visie en missie van uw organisatie en voor welk(e) programma(s) de aanvraag wordt ingediend.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1. Beschrijf de visie en missie van uw organisatie en voor welk(e) programma(s) de aanvraag wordt ingediend."

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Aanvraagformulier impactgericht subsidiëren 2021

A. ORGANISATIEGEGEVENS

1. Naam organisatie: Novadic-Kentron 2. Kamer van Koophandel nummer: 18073067 3. Vestigingsnummer

4. Straatnaam: Hogedwarsstraat 5. Huisnummer: 3

6. Huisnummer toevoeging 7. Postcode: 5261 LX 8. Plaats: Vught

9. IBAN/bankrekeningnummer: NL20INGB0685808866

B. CONTACTPERSOON 1. Voorletter(s): M.

2. Tussenvoegsel: van der 3. Achternaam: Heide

4. Telefoonnummer: 0682766321

5. Email adres: milu.van.der.heide@novadic-kentron.nl

C. SAMENVATTING

1. Beschrijf de visie en missie van uw organisatie en voor welk(e) programma(s) de aanvraag wordt ingediend.

Novadic-Kentron

Novadic-Kentron (NK) is dé expert voor verslavingszorg en verslavingskunde in Brabant. Wij zetten onze verslavingsdeskundigheid optimaal in voor een Gezonder, Veiliger en Socialer Brabant. Onze missie ‘Samen Nieuwe Kansen Creëren’ geeft aan dat we daarbij nadrukkelijk samenwerken: in- en extern. Onze richtinggevende waarden – Toonaangevend en Fijn Behandeld – lopen als een rode draad door alles wat we doen: we willen dat iedereen die bij Novadic-Kentron betrokken is, zich fijn behandeld voelt. Met toewijding werken wij aan een herstelondersteunend behandelklimaat, toonaangevende verslavingsdeskundigheid en een inspirerende organisatie.

Vanaf 21 augustus 2019 is Novadic-Kentron onderdeel van het netwerk van Zorg van de Zaak. Samen vormen wij een sterke partij op het gebied van preventie en

herstelondersteuning bij een riskante leefstijl en verslaving.

Preventie, onderdeel van NK, waar deze aanvraag voor wordt ingediend.

Onder verslavingspreventie verstaan we activiteiten die gericht zijn op:

1) het voorkómen van problemen die kunnen ontstaan door het gebruik van alcohol, drugs, medicijnen, gokken en gamen;

2) het vroegtijdige signalering van die problemen en het anticiperen hierop;

3) het beperken van de schade door gebruik;

4) het bereiken van personen die zorg nodig hebben, hen begeleiden en indien nodig toe leiden naar passende zorg. De activiteiten kunnen gericht zijn op de doelgroep zelf of op hun omgeving, bijvoorbeeld naasten en netwerkpartners die betrokken zijn bij de doelgroep.

Visie verslavingspreventie

Alcohol- en ander druggebruik mag nooit vanzelfsprekend zijn; niet-gebruik is altijd de veiligste en meest gezonde keuze. Als burgers al gaan gebruiken (dus ook alcohol), dan bij

(2)

voorkeur op latere leeftijd. Onderzoek toont immers aan dat hoe jonger men met alcohol en andere drugs gaat experimenteren, hoe groter de kans op later probleemgebruik. Preventie- initiatieven voor jongeren zijn daarom vooral gericht op het uitstellen van de beginleeftijd en dus op het bestendigen van niet-gebruik (universele preventie).

Lang niet iedereen krijgt op korte of lange termijn problemen als gevolg van

middelengebruik (of gamen en gokken). Echter, als er problemen komen, dienen deze vroegtijdig aangepakt te worden. Hoe sneller problemen worden opgemerkt en aangepakt (bijvoorbeeld begeleiding van experimenterende jongeren, ondersteunen van ouders), hoe groter de kans op gedragsverandering is. Vroegsignalering is dan ook erg belangrijk! Hierin kan NK een rol vervullen, in samenwerking met bijvoorbeeld wijkgeneralisten, docenten, ouders, huisartsen etc.

De oorzaken van problemen als gevolg van middelengebruik zijn erg complex en verscheiden. Niet alleen het product zelf, maar ook de omstandigheden waarin wordt gebruikt en de kenmerken van de gebruiker zelf spelen een rol. Willen we de problemen die kunnen ontstaan door middelengebruik voorkomen, dan moeten we met al deze factoren rekening houden. Er bestaat geen eenvoudig of kant-en-klaar recept.

De gemeente heeft zich als taak gesteld het zelfoplossend vermogen van burgers verder te versterken en er zo vroeg mogelijk bij te zijn om escalatie (waarbij intensieve vormen van zorg en ondersteuning nodig zijn en de problematiek onnodig complex wordt) te voorkomen. Een belangrijk onderdeel van deze keten is het onderdeel verslavingspreventie. Vroegsignalering en preventie bieden kansen om hulp tijdig in te zetten en problemen ‘klein’ te houden.

Binnen deze subsidieaanvraag richten we ons op de aansluiting bij de Maatschappelijke opgave Preventie, Participatie en Herstel. Echter, ons werk raakt ook andere

maatschappelijke opgaves, zoals de doelen beschreven in de opgave Sociaal werk en preventieve ondersteuning jeugd, en de opgave ‘Voortijdig School Verlaten (VSV), daar wij actief deelnemen aan MBO XP en een doel van vroegsignalering onder andere het

voorkomen van drop-outs is.

2. Voor welk bedrag (excl. BTW) vraagt u bij de Gemeente Tilburg subsidie aan voor uw organisatie?

€ 452.857

D. AANSLUITING MAATSCHAPPELIJKE OPGAVEN GEMEENTE TILBURG

1. Aan welke maatschappelijke opgaven draagt het programma bij?

- Maatschappelijke opgave Preventie, Participatie en Herstel

E. HET PROBLEEM

1. Voor wie lossen jullie welk probleem op binnen het sociale domein in Tilburg?

Alle burgers uit regio Midden Brabant die te maken hebben met alcohol, drugs, gamen en/of gokken:

- gebruikers (jongeren, jongvolwassenen en volwassenen);

- hun omgeving (ouders, partners, kinderen en andere naastbetrokkenen);

- netwerkpartners (professionals, vrijwilligers en (sport-)verenigingsleden).

2. Hoe groot en relevant is dit probleem?

(3)

20% van de Nederlandse bevolking lijdt ooit in zijn of haar leven aan misbruik of afhankelijkheid van alcohol of drugs. Dit komt neer op ongeveer 82.000 inwoners van Midden-Brabant.

Middelen en volwassenen

Van de volwassen Nederlanders drinkt 8,5% overmatig en drinkt 9% zwaar. Overmatig drinken betreft het drinken van meer dan 14 glazen alcohol per week (vrouwen) of meer dan 21 glazen alcohol per week (mannen). Er is sprake van zwaar drinken wanneer minstens één keer per week meer dan vier (vrouwen) of zes (mannen) glazen alcohol op een dag

gedronken worden. Het percentage van de volwassen bevolking dat geen alcohol drinkt of niet meer dan 1 glas per dag, is de afgelopen jaren gestegen van 37,4% in 2014 naar 41,5% in 2019 (Trimbos).

Net als in andere westerse landen is cannabis in Nederland de meest gebruikte illegale drug.

Bijna een kwart (22,9%) van de bevolking van 18 jaar en ouder gaf in 2019 aan ooit wel eens cannabis (hasj of wiet) te hebben gebruikt.

Het XTC-gebruik (minimaal één keer) onder de algemene bevolking van 18 jaar ligt in 2019 op 8,8%. Bijna een kwart van de 20-24-jarigen en bijna één op de vijf 25-29-jarigen heeft ervaring met XTC. Het gebruik in deze leeftijdsgroepen is hoger dan in alle andere leeftijdsgroepen. Lachgas wordt met name onder verschillende groepen jongeren en jongvolwassenen gebruikt (Trimbos).

Middelen en jongeren

Van de 12- t/m 16-jarige scholieren heeft 47 procent weleens alcohol gedronken. Voor het eerst is in 2019 het gebruik van alcoholvrije dranken onderzocht: bijna 1 op de 10 jongeren drinkt dit wekelijks. 17 procent heeft weleens gerookt, 10 procent heeft weleens cannabis gebruikt en 2 procent heeft ervaring met XTC. Lachgas is de laatste jaren toegenomen.

Jongens hebben vaker ervaring met het gebruik van deze middelen dan meisjes.

Problematisch gamegedrag komt voor bij 2% tot 4% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs. Bij jongens is dit 4% tot 7%. In het voortgezette onderwijs gamet 68% – 75% van de scholieren wel eens. In het voortgezette onderwijs gamet 27% van de scholieren dagelijks (jongens 41%, meisjes 12%; Trimbos).

Jongeren in Midden Brabant

Bij 90% van de jongeren zijn er thuis regels over alcoholgebruik, 38% van de ouders verbiedt alcoholgebruik. Ondanks dat, drinkt een kwart van de jongeren veel te veel (bingedrinken).

De afname in bingedrinken (31% in 2011 en 23% in 2016) zet daarmee niet verder door.

Hetzelfde beeld zien we bij jongeren die recent dronken of aangeschoten zijn geweest.

Naast het niet verder afnemende alcoholgebruik is het zorgwekkend dat jongeren steeds vaker middelen krijgen aangeboden. Onder 16-plussers krijgt de helft wel eens middelen aangeboden en heeft een kwart wel eens middelen gebruikt. Vooral lachgas is populair. Het gebruik van lachgas onder 16-plussers nam toe van 5% in 2016 naar 11% in 2019. 3% van de jongeren tussen de 12 en 18 jaar heeft cannabis gebruikt (GGD HvB).

Kinderen van Ouders met Verslavingsproblematiek (KOV)

In regio Hart van Brabant groeien 15.543 kinderen op met één of twee ouders met

psychische en/of verslavingsproblemen. Opgroeien in zo’n gezin brengt risico’s met zich mee voor het welzijn van het kind, nu en later.

F. VERANDERTHEORIE

1. Wat is jullie impact claim in één zin?

Inwoners (m.n. jongeren) van regio Midden-Brabant leven gezond en veilig door

middelengebruik (alcohol, drugs, gokken en gamen) te voorkomen, uit te stellen, risico's

(4)

hiervan te beperken én door tijdig de juiste zorg in te schakelen, zodat langdurige behandeltrajecten kunnen worden gereduceerd.

2. Wat is jullie verandertheorie om deze problematiek aan te pakken?

Zie bijlage 1. Verandertheorie 3. Licht de verandertheorie toe.

Onze interventies dragen, op zowel individueel als gemeenschappelijk niveau, bij aan kennisverruiming, bewustwording, vroegsignalering, adequaat handelen, voorkoming en/of minimaliseren van (risicovol) middelengebruik, oftewel de directe effecten en dragen op hun beurt bij aan use reduction, harm reduction, destigmatisering, voorkoming van

middelenafhankelijkheid en leveren een bijdrage aan veiligheid en gezondheid van burgers (hogere effecten).

Hieronder, als voorbeeld, een aantal effecten uitgewerkt:

Door gesprekken/contact met (risico-)jongeren over middelengebruik krijgen zij kennis en inzichten in de risico’s van gebruik en bijbehorende keuzemogelijkheden. Hierdoor zijn zij beter in staat weloverwogen keuzes te maken en zodoende controle te krijgen, te behouden op eigen gebruik of te stoppen. Zo kunnen zij optimaal participeren in de maatschappij, hun doelen verwezenlijken en zichzelf gezond en veilig ontwikkelen.

Door begeleiding van ouders en/ of opvoeders zijn zij beter toegerust met kennis,

vaardigheden en overige competenties om in de opvoedingssituatie adequaat (riskant) middelengebruik van hun kinderen bespreekbaar te maken, te voorkomen en/ of te verminderen. Ouders beïnvloeden/ motiveren hiermee de keuzes van hun kind zodat hij optimaal kan participeren, zijn doelen kan verwezenlijken en zichzelf gezond en veilig kan ontwikkelen.

Door het trainen van netwerkpartners (Toegang/wijkteams, docenten, jongerenwerkers, etc.) zijn zij beter in staat om signalen van gebruik (eerder) op te merken en bespreekbaar te maken. Daarnaast weten zij beter waar zij deze signalen neer kunnen leggen. Hoe eerder wordt ingegrepen, hoe

groter de perspectieven op gedragsverandering en de kans op herstel.

Door kinderen van ouders met verslavingsproblematiek te ondersteunen, worden zij in hun kracht gezet zodat zij een reëel en positief zelfbeeld krijgen. De coping en zelfredzaamheid wordt vergroot en de kans dat zij op latere leeftijd zelf problematiek ontwikkelen verkleind.

Kortom, NK werkt samen met de inwoners van Midden-Brabant, netwerkpartners en overheden om zorg te dragen dat gebruikers en hun naasten zowel fysiek als mentaal gezond zijn en alcohol, drugs, gamen en/of gokken geen ingrijpende negatieve gevolgen hebben. Daarnaast worden langdurige behandeltrajecten geminimaliseerd dan wel gereduceerd.

4. Welke aannames liggen ten grondslag aan de verandertheorie?

Middelengebruik hangt samen met overlast, agressie en (huiselijk)geweld, schooluitval, financiële problemen, ziekteverzuim en een verstoring van sociale relaties. Daarnaast brengt het ook gezondheidsrisico’s met zich mee. Dat geldt voor volwassenen, maar nog sterker voor jongeren. Middelengebruik op jonge leeftijd vergroot de kans op veelvuldig en

problematisch gebruik in de toekomst. Bij fors alcoholgebruik op jonge leeftijd neemt de kans op hersenbeschadiging en functieverlies toe, ook cannabisgebruik op jonge leeftijd kan

(5)

gebruiken een grotere kans hebben op een psychotische stoornis. Het is dus be¬langrijk om middelengebruik bij jongeren te ontmoedigen, temeer middelengebruik veel voorkomt onder jongeren. Daarnaast krijgt slechts een klein percentage van de mensen met overmatig middelengebruik hulp.

Investeren in verslavingspreventie loont. Dat blijkt uit het onderzoek Prevention pays for everyone van PricewaterhouseCoopers (PwC). Elke geïnvesteerde euro brengt volgens het onderzoek substantieel rendement voor de samenleving met zich mee. De prijs per lid uit de doelgroep is erg afhankelijk van de interventie. Bij de interventie Unity (peereducatie in het uitgaansleven) worden per dance-event gemiddeld 200 bezoekers bereikt. Individuele gesprekken zijn vaak één op één. Het doel van beide interventies is echter totaal verschillend. Preventie heeft meerdere interventies met allen een ander doel en bereik.

Uit het PwC rapport blijkt dat verslavingspreventie leidt tot besparingen. In de berekeningen in dit onderzoek is niet specifiek onderzocht wat de besparingen zijn voor de Wmo. Er wordt gesproken op een besparing op verschillende terreinen:

- preventie leidt tot actiever participeren in scholing, werk en maatschappij;

- preventie bespaart op de zorgkosten (minder kans op kanker, diabetes, hart- en

vaatziekten etc.) en baten in de vorm van langer leven, betere kwaliteit van leven, extra arbeidsdeelname en hogere productiviteit (Vermeend & van Boxtel 2011).

Ondanks dat er geen berekeningen zijn van de besparing van verslavingspreventie is wel duidelijk dat mensen die een indicatie krijgen vaak problemen hebben op de gebieden waar verslavingspreventie aan bijdraagt. Verslavingspreventie zorgt bijvoorbeeld voor minder mensen die een indicatie voor dagbesteding nodig hebben doordat actiever wordt

geparticipeerd in scholing en werk etc.

Tevens is NK aangesloten bij Verslavingskunde Nederland (VKN), waar alle expertise is

gebundeld rondom verslavingskunde in Nederland. Verslavingskunde Nederland (VKN) heeft een basispakket vastgelegd waarmee preventiewerkers methodisch onderlegd en effectief aan de slag kunnen op basis van positieve gezondheid. In ons aanbod houden wij rekening met de wensen van de ketenpartners en gemeenten; deze zijn gestoeld op de landelijke ontwikkelingen op het gebied van verslavingszorg en preventie en wij trachten daarbij waar mogelijk domeinen bij elkaar te brengen (onder andere het sociaal domein en

veiligheidsdomein).

5. Welke contextfactoren kunnen van invloed zijn op de benoemde effecten?

Preventie kent veel contextfactoren, verslavingsproblemen gaan vrijwel altijd samen met andere problemen op de verschillende leefgebieden. Advies, ondersteuning en begeleiding vereist dan ook een investering in het opbouwen van een relatie en een integrale aanpak, waarin verschillende partijen nauw met elkaar samenwerken.

Maar ook maatschappelijke actualiteiten, trends en ontwikkelingen spelen een belangrijke rol. Hieronder voorbeelden van positieve contextfactoren:

- Media-aandacht zoals de landelijke publieke campagnes NIX18 en IKPas, die gericht zijn op alcoholmatiging en ondersteunend zijn aan onze doelstellingen en interventies;

- Wetgeving: ontmoedigingsbeleid en beschikbaarheidsbeperkingen als accijnsverhogingen, rookverbod, invoering NIX18, Drank- en Horecawet en lokale APV’s (bijv. verbod alcohol en wiet in een park) dragen onder andere bij aan uitstellen van gebruik onder jongeren en de gezondheid van burgers;

- Samenwerking netwerkpartner: onderwijsinstelling die werkt met Helder op School, wijkagent die signalen uit de buurt doorgeeft, een ouder die verwezen wordt door een wijkteam. Omdat gebruik invloed heeft op alle leefgebieden, is een goede samenwerking essentieel voor een effectieve aanpak;

- Het Nationaal Preventieakkoord vanuit de Rijksoverheid heeft het terugdringen van (overmatig) alcoholgebruik, roken en overgewicht als speerpunt genomen. Samen wordt hiermee een krachtig statement gemaakt om een maatschappelijke beweging te starten die Nederland gezonder en vitaler maakt.

(6)

Voorbeelden van negatieve contextfactoren:

- Social Media onder jongeren: posten van foto’s waarop gebruikt wordt, bijvoorbeeld een glas bier in de hand, zet aan tot gebruik. Dit met name door de peer pressure die hierdoor ontstaat;

- Wetgeving: lachgas verkocht in ballonnen valt sinds juli 2016 onder de Warenwet en niet meer onder de Geneesmiddelenwet. Gaspatronen waren hierdoor makkelijk bij de groothandel legaal verkrijgbaar en het gebruik werd ook legaal. Lachgasballonnen

waren/zijn soms te koop op feestjes of in het uitgaansleven. Er ontstond een forse toename in gebruik;

- Op de drugsmarkt wordt steeds gezocht naar de mazen in de wet. Er worden dan ook nieuwe stoffen met een psychoactieve werking ontwikkeld, die dan als drug op de

gebruikersmarkt worden aangeboden en/of gebruikt. Deze middelen worden ook wel NPS of wel research chemicals, designer drugs of legal highs genoemd. Deze stoffen zijn (nog) niet opgenomen in de Opiumwet, de drempel tot handel en gebruik wordt hierdoor verlaagd.

Van deze nieuwe stoffen zijn risico’s en effecten minder bekend wat voorlichting hierover bemoeilijkt;

- Media: beeldvorming door tv-programma’s kan een negatief effect hebben op stigmatisering. In programma’s worden vaak de extremen in beeld gebracht;

- Beschikbaarheid: alcohol is iedere week in de reclame en een grote sponsor bij

sportevenementen. Daarnaast zijn drugs in Nederland makkelijk verkrijgbaar, bijvoorbeeld ook via het darkweb.

G. PLAN VAN AANPAK

1. Wat is jullie activiteitenplan wat zal leiden tot de in de verandertheorie geformuleerde outputs?

Zie bijlage 2. Activiteitenplan

2. Hoe scoren jullie de aanpak op een schaal van 1 (totaal niet innovatief) tot 10 (zeer innovatief)? Licht het antwoord toe.

Een 8: binnen Preventie zijn we altijd bezig met innovatie en effectiviteit van het werk. We moeten wel omdat we te maken hebben met een steeds veranderende drugsmarkt en doelgroep. Onze kennis moet up-to-date blijven en structureel moeten interventies omgezet en/of ontwikkeld worden naar de dan geldende trends, (wetenschappelijke) onderzoeken en inzichten.

Behaalde resultaten echter zijn niet altijd aan te tonen, daar we werken op anonieme basis en zonder dossiervorming. Landelijk bundelen we onze krachten met andere

verslavingsinstanties om er zorg voor te dragen dat we gebruik maken van elkaars innovatie, onderzoeken en resultaten.

3. Wat maakt de activiteiten duurzaam?

De duurzaamheid van onze activiteiten zijn moeilijk te meten. Enerzijds omdat het niet te achterhalen is of uitsluitend onze activiteit heeft gezorgd voor duurzame gedragsverandering (vaak zijn meerdere factoren hierbij van invloed), anderzijds zijn onze activiteiten inspelend op actualiteiten en daardoor onderhevig aan de trends en wetgeving van het moment. Een activiteit kan over een aantal jaar verouderd zijn en niet meer aansluiten bij de doelgroep.

Een derde aspect is dat we steeds een nieuwe doelgroep hebben. Kinderen groeien op tot jongeren, jongvolwassenen worden nieuwe ouders enz. Ieder jaar komt er een nieuwe groep van 18-jarigen bij die dan wettelijk alcohol mogen kopen, ook hier is duurzaamheid niet te

(7)

NIX18 een aantal jaar (4 à 5 jaar) nodig heeft om ingebed te worden in de manier hoe de burgers aankijken tegen dit nieuw gedrag. We zien dit in de manier hoe men aankijkt tegen bijvoorbeeld onder de 18 niet drinken of de acceptatie van rookvrije scholen en

verenigingen. De bereidwilligheid nu is groter dan bijvoorbeeld twee jaar geleden.

Als we kijken naar duurzaam als milieu aspect, dan is preventie minder duurzaam door de vele reisbewegingen (veelal met auto) die we maken omdat we in de gehele regio actief zijn. We werken outreachend en gaan dus veelal op huisbezoek, naar organisaties toe en naar andere vindplaatsen toe. Te gaan waar onze doelgroep ons nodig heeft, is ook meteen de kracht van onze werkmethode, het is laagdrempelig en snel. Deze locaties zijn vaak in een voor de doelgroep vertrouwde omgeving en niet binnen onze verslavingsorganisatie. Dit is altijd in overleg met de doelgroep, de ouders en/of de netwerkpartner die onze inzet vraagt. Hierdoor hebben we een laag no-show gehalte.

4. Zijn de activiteiten schaalbaar? En zo ja, hoe?

Preventie wordt ingedeeld aan de hand van het stadium waarin de doelgroep zich bevindt:

van de gezonde bevolking (universele preventie) tot mensen met een probleem

(casefinding). Daartussenin bevinden zich nog selectieve en/of geïndiceerde preventie die zich richten op personen met één of meerdere risicofactoren en/of problemen. Preventie is in alle stadia actief doordat ze complementair aan elkaar zijn. Elke vorm van preventie kent zijn eigen interventies. Bijvoorbeeld KOPP/KOV is een vorm van geïndiceerde preventie,

aangezien kinderen van ouders met verslavingsproblemen (KOV) een grotere kans hebben later ook een verslaving te ontwikkelen. De interventie KOPP/KOV verkleint de kans op latere problemen bij deze kinderen en biedt ondersteuning en handvatten waar nodig. Er zijn echter ook interventies die afhankelijk van de doelgroep betrekking kunnen hebben op meerdere vormen van preventie. Zo kan een deskundigheidsbevordering zich richten op docenten met als doel het voorkomen van problemen (universele preventie), maar een training kan ook tot doel hebben om beginnende verslavingsproblemen te signaleren (bijvoorbeeld een training vroegsignalering aan medewerkers van de Toegang). De vragen van burgers, ketenpartners en maatschappelijke ontwikkelingen bepalen welke interventies uiteindelijk worden ingezet. Door aan te sluiten op de doelgroep worden interventies zo efficiënt en effectief als mogelijk ingezet. En door het inzetten van preventie zien we een vermindering bij het aangaan van langdurige behandeltrajecten.

H. VAN CRISIS NAAR PREVENTIE

1. Sluit jullie aanpak aan op de visie van de Gemeente Tilburg? En zo ja, hoe?

Preventie begint in onderste deel van de piramide: ‘versterken van een sociaal en veerkrachtig Tilburg’ en sluit aan bij de visie van de gemeente.

Preventie streeft ernaar problemen ten aanzien van de zelfredzaamheid ten gevolge van problemen door verslavingen en gezondheid te voorkomen, de schade te beperken en indien nodig op te schalen naar passende zorg. De aandacht voor preventie wordt

ingegeven uit de noodzaak om de gezondheid van burgers te verbeteren, door in te zetten op het voorkomen van problemen en bij beginnende problematiek al in te grijpen. De kans op herstel is dan het meest succesrijk. Preventie doet dit door snel te reageren op signalen van burgers of netwerkpartners en de hulp bij de mensen thuis aan te bieden. Door zo min mogelijk drempels voor ondersteuning op te werpen (geen financiële drempels en niet de drempel om een kantoor van een instelling binnen te moeten stappen) kan er snel

gereageerd worden.

De verschillende vormen van preventie (universeel, selectief/ geïndiceerd en casefinding) zijn complementair aan elkaar. Ze lopen in elkaar over en bekrachtigen elkaar. De inzet van de ene vorm van preventie zorgt ervoor dat er minder van de andere vorm van preventie nodig is.

(8)

I. ORGANISATIE

1. Hoe sluit jullie project/programma aan bij het werk van andere organisaties, instituten en bedrijven die werkzaam zijn binnen hetzelfde probleemgebied binnen de

gemeente Tilburg?

Preventie kent een breed werkveld, waarin ketenaanpak essentieel is. Het uitgangspunt bij preventie is om ondersteuning zo dicht mogelijk bij de burger (hangplek, school, thuis, wijk) te organiseren. Preventie probeert zoveel mogelijk uit te gaan van de eigen kracht van burgers en hun eigen netwerk. Zo worden bij ons ouders (indien mogelijk) standaard betrokken als een minderjarige jongere beginnende verslavingsproblemen heeft. Bij meerderjarigheid bevelen we betrokkenheid met ouders sterk aan. Naarmate de ernst van de problematiek toeneemt wordt deze standaard in samenhang met een samenwerkend netwerk (wijkteams, schoolmaatschappelijk werker of zorg coördinator, (jeugd-hulpverlener, jongerenwerk) aangepakt.

2. Wie zijn jullie partners en hoe werken jullie samen?

Slim samenwerken is nodig om enerzijds vroegtijdig in te kunnen grijpen bij beginnende verslavingsproblemen en anderzijds om die organisaties te laten doen waar zij goed in zijn en elkaar zo te versterken. Organisaties waarmee preventie samenwerkingsverbanden (in welke vorm ook) heeft zijn alle regiogemeenten, GGD Hart voor Brabant, Indigo, alle organisaties voor jongerenwerk in de betrokken gemeenten (R-Newt, Contour de Twern, Mainframe, Tavenu), het sociale domein (Toegang), Expertiseteams, Zorg- en Veiligheidshuis, Veilig Thuis, HALT, de jeugdhulpverlening (o.a. Sterk Huis en het samenwerkingsverband SJS), de (L)VB- instellingen, onderwijsinstellingen (Speciaal-, Voortgezet- en Middelbaar Beroeps Onderwijs) in het bijzonder de ROC’s en de Rooi Pannen, Welzijnsinstellingen, Sport-, wijk- en

buurtverenigingen, horeca, jeugdreclassering, justitie, politie, horeca, GHOR, centra voor ouderen. Ook werkt preventie samen met SGGZ, Kentra24, MSS en Bemoeizorg. Op het gebied van universele preventie is onze grootste samenwerkingspartner GGD Hart voor Brabant.

3. Geef de rollen & verantwoordelijkheden aan binnen de interventie.

Zie bijlage 3. Visualisatie rollen en verantwoordelijkheden

J. ONDERZOEKSPLAN & LEREN

1. Hoe gaat u uw impact onderzoeken?

Zie bijlage 4. Onderzoeksplan

2. Geef desgewenst een toelichting op het onderzoeksplan.

Het aantonen van de effectiviteit van verslavingspreventie is lastig. We zijn continu bezig met de verbetering van de kwaliteit en de (kosten-)effectiviteit van onze interventies. We werken veel samen met het Trimbos-Instituut en is Novadic-Kentron, zoals eerder aangegeven, aangesloten bij Verslavingskunde Nederland (VKN). In het VKN is alle expertise gebundeld rondom verslavingskunde in Nederland. Binnen dit samenwerkingsverband hebben ook de afdelingen verslavingspreventie van de instellingen voor verslavingszorg in Nederland zich verenigd. Zij houden zich onder meer bezig met het uitwisselen van kennis, het ontwikkelen

(9)

verslavingspreventie in Nederland ontwikkeld. Dit basisaanbod bestaat uit een pakket op

‘evidence’ beoordeelde interventies en producten voor verslavingspreventie. Om deze interventies vervolgens uit te kunnen voeren, krijgen de preventiewerkers meerdere

trainingen al dan niet met afsluitende toets. Jaarlijks zijn er verplichte opfristrainingen om de kennis en vaardigheden actueel te houden. Alle preventiewerkers zijn minimaal HBO- geschoold en SKJ-geregistreerd. Daarnaast is er intervisie en werken we met persoonlijke evaluaties van zowel in- als externe (samenwerkings-)collega’s.

Een preventiewerker streeft in zijn werk altijd naar het leveren van een zo hoog mogelijke kwaliteit. Dat wat voor de ene doelgroep werkt, hoeft nog niet voor een andere doelgroep te werken. Het is de kunst om met een interventie de vooraf vastgestelde doelstellingen bij de doelgroep te bereiken. De medewerker levert werk op maat en sluit telkens aan bij de doelgroep. Dit vraagt constante ontwikkeling, verbetering en actueel houden van

informatie, visie, werkwijze en interventies. Doelgroepen selecteren en ervoor zorgen dat je ze op de juiste plek aantreft, vergroot de effectiviteit van verslavingspreventie. De

verslavingsproblematiek of het misbruiken van een middel is niet voor iedereen en overal even groot. Ook zijn er verschillen tussen personen en niet iedereen loopt hetzelfde risico op de ontwikkeling van problemen met middelen. Effectieve preventie maakt een duidelijke keuze voor doelgroepen en sluit aan op de leefwereld en de motivatie van deze

doelgroepen. Interventies worden geëvalueerd op tevredenheid.

Novadic-Kentron heeft het HKZ-kwaliteitscertificaat en het keurmerk PSO-trede 2 (Prestatieladder Sociaal Ondernemen).

3. Formuleer 1-3 leerprioriteiten

Zoals aangegeven kent elke vorm van preventie zijn eigen interventies en zijn deze juist effectief omdat ze complementair aan elkaar zijn. Prioritering is dan ook lastig omdat de interventies en doelgroepen niet los van elkaar te koppelen zijn. En daarnaast zijn we constant in beweging als het gaat om nieuwe inzichten, dit hoort onlosmakelijk bij het werkveld van preventie. Waar we wel prioriteit aan willen geven is de doelgroep Kinderen van Ouders met Verslavingsproblemen.

K. BEGROTING

Zie bijlage 5. Begroting

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Datum aanvraag: 11 mei 2018 Aanvraagnummer: 3665665 Bevoegd gezag: Gemeente Amsterdam Pagina 1

Datum aanvraag: 16 december 2013 Aanvraagnummer: 949311 Bevoegd gezag: Gemeente Boxtel Pagina 2 van 4 6 Oppervlakte bebouwd terrein. Verandert de bebouwde oppervlakte van het terrein

voorgenomen werkzaamheden in strijd zijn met de regels voor ruimtelijke ordening.. Het aantal m2 van het hoofdgebouw wordt vergroot

Datum aanvraag: 31 juli 2018 Aanvraagnummer: 3833331 Bevoegd gezag: Gemeente Schiermonnikoog Pagina 2 van3 6 Oppervlakte bebouwd terrein. Verandert de bebouwde oppervlakte van

Op 29 september 2016 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen.. ter Harmsel,

Datum aanvraag: 28 december 2017 Aanvraagnummer: 3390289 Bevoegd gezag: Gemeente Midden-Drenthe Pagina 2 van3 6 Bruto inhoud bouwwerk. Verandert de bruto inhoud van het bouwwerk door

Datum aanvraag: 9 oktober 2015 Aanvraagnummer: 2008085 Bevoegd gezag: Gemeente Valkenswaard Pagina 3 van 3 11 Mondeling toelichten. Ik wil mijn bouwplan mondeling toelichten voor

Datum aanvraag: 30 april 2015 Aanvraagnummer: 1614407 Bevoegd gezag: Gemeente Achtkarspelen Pagina 1 van 1.