• No results found

TOEGELICHT DOOR DE RECHTSPRAAK GEBRACHT OP IEDER ARTIKEL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "TOEGELICHT DOOR DE RECHTSPRAAK GEBRACHT OP IEDER ARTIKEL "

Copied!
212
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

(2)

0039 9566

(3)
(4)

• '

tm

(5)

INLANDSCH REGLEMENT

TOEGELICHT DOOR DE RECHTSPRAAK GEBRACHT OP IEDER ARTIKEL

DOOR

Mr. A. S. HIRSCH

O. I. RECHTERLIJK AMBTENAAR

's-GRAVENHAGE — MARTINUS NIJHOFF — 1915

ci

(6)
(7)

Gedurende mijn werkzaamheid als Voorzitter van eenen Landraad bleek het dikwerf, dat er behoefte bestond aan een bewerking van het Inlandsen Reglement, waardoor de Land- raadpresident in staat wordt gesteld, zich vlug een overzicht te verschaffen over de op elk artikel daarvan openbaarge- maakte rechtspraak.

Ik heb daarom gemeend, van het mij verleende buitenland- sche verlof gebruik te moeten maken, om een dergelijke bewer- king van het Inlandsen Reglement te voltooien.

De onder ieder artikel voorkomende uitspraken zijn in chro- nologische volgorde gerangschikt, terwijl, — ten einde den omvang van het werk niet noodeloos te vergrooten — de data der beslissingen zijn weggelaten. In plaats daarvan is opge- nomen een lijst, inhoudende het jaartal waarin elk deel van het Tijdschrift van het Recht en de daarmede correspondee- rende nummers van het Weekblad van het Recht is versche- nen, zoodat met behulp daarvan onmiddellijk het jaar eener uitspraak is te bepalen. De jurisprudentie is bijgewerkt tot het jaar 1915, en de tekst van het Inlandsen Reglement is geheel in overeenstemming gebracht met de jongste daarin aange- brachte wijzigingen, voor zoover die hier te lande bij het af- drukken bekend zijn.

DEN HAAG, Juni 1915.

(8)

Art.

Bat.

B. W.

Hof.

H. M. G.

H. R. der Ned.

I. R.

Ldr.

Mak.

Pad.

Pres. Ldr.

P. G.

R. v. J.

R. v. 0 . R. R.

R. C.

Res. Ger.

Sem.

Soer.

T.

W.

Artikel Batavia.

Burgerlijk Wetboek.

Hoog-Gerechtshof van Nederlandsch-Indië.

Hoog-Militairgerechtshof van Nederlandsch- Indië.

Hooge Raad der Nederlanden.

Inlandsen Reglement.

Landraad.

Makassar.

Padang.

President van den Landraad.

Procureur-Generaal.

Raad van Justitie.

Rechtbank van Omgang.

Regeeringsreglement.

Rechter-commissaris.

Residentiegerecht.

Semarang.

Soerabaja.

Tijdschrift van het Recht in Ned.-Indië.

Indisch Weekblad van het recht.

(9)

REGLEMENT.

Bladz.

Titel I. Van de uitoefening der politie en de opspo- ring van misdrijven en overtredingen in het

algemeen i Titel II. Van de Dorpshoofden en alle verdere onder-

geschikte beambten van politie 3 Titel III. Van de Districtshoofden en de aan deze

toegevoegde beambten 10 Titel IV. Van de Inlandsche Officieren van Justitie

(Hoof ddj aksa's en Dj aksa's) 14 Titel V. Van de Regenten, Onderregenten (Rongo's

en Patti's 17 Titel VI. Van de Residenten en Assistent-Residenten 19

Titel VIL Van de Districtsgerechten 26 Titel VIII. Van de Regentschapsgerechten 30 Titel IX. Van de rechtspleging in burgerlijke zaken,

welke tot de kennisneming der Landraden

behooren 34 ie. Afd. Van de behandeling der zaken op

de terechtzitting 34 2e. Afd. Van het bewijs 63 3e. Afd. Van de beraadslaging en het vonnis 79

4e. Afd. Van het hooger beroep 87 5e. Afd. Van de tenuitvoerlegging van von-

nissen 92 6e. Afd. Van eenige bijzondere rechtsple-

gingen 107 7e. Afd. Van de toelating om kosteloos te

procedeeren 115 Titel X. Vervallen

Titel XI. Van de rechtspleging voor de Landraden

in zaken van misdrijf 117

(10)

ie. Afd. Van de verwijzing naar de terecht-

zitting 117 ze. Afd. Van het onderzoek op de terecht-

zitting 129 3e. Afd. Van de beraadslaging, het bewijs en

het vonnis 148 4e. Afd. Van de revisie der vonnissen 167

Se. Afd. Van de tenuitvoerlegging der von-

nissen 170 Titel XII. Van de rechtspleging in zaken van overtre-

ding, welke tot de kennisneming van de

Landraden behooren 176 ie. Afd. Van het onderzoek op de terechtzit-

ting, de beraadslaging en het vonnis 176

•ze. Afd. Van het hooger beroep 178 3e. Afd. Vervallen

âfi. Afd. Van de tenuitvoerlegging der von-

nissen 180 Titel XIII. Vervallen

Titel XIV. VervaUen

Titel XV. Van het vervallen, ophouden en te niet gaan

van vervolgingen en straffen 181

Titel XVI. Gemengde bepalingen 184 Opgave van het jaartal der deelen van het Tijdschrift,

en de daarmede correspondeerende num-

mers van het Weekblad ., . 194

(11)

Van de uitoefening der politie en de opsporing van misdrijven en overtredingen in het algemeen.

1. Met de uitoefening der politie en de opsporing der misdrijven en overtredingen onder de Inlanders en daarmede gelijkgestelde personen, zijn, volgens de onderscheidingen bij dit Reglement gemaakt, de hierna volgende beambten be- last, elk voor zooveel aangaat de uitgestrektheid van het grondgebied waarover hij is aangesteld:

i°. de Dorpshoofden (Hoofden der desa's en kampongs) en alle verdere ondergeschikte Inlandsche politie- beambten, hoe ook genaamd, die welke over de parti- culiere landerijen gesteld zijn daaronder begrepen;

2°. de Districtshoofden en de aan dezen toegevoegde beambten ;

3°. de Inlandsche Officieren van Justitie (Hoofddjaksa's en Djaksa's);

4°. de Regenten, Onderregenten (Rongo's) en Patti's;

5°. de Residenten en Assistent-Residenten, en voorts alle zoodanige ambtenaren, als daartoe in bijzondere gevallen bevoegd zullen worden verklaard;

6°. alle andere beambten en personen, in zaken bij bijzon- dere wettelijke voorschriften aan hunne waakzaamheid toevertrouwd.

De bevoegdheid tot het opsporen van misdrijven en over- tredingen sluit in zich, het recht om een verdachte aan den lijve te onderzoeken. Hof.T.27-156; R.v.J.Sem.T.37-124.

De Inlandsche Officieren van Justitie zijn alleen belast

(12)

met de uitoefening der rechts- niet met die der preventieve politie. Hof.T.72-537.

2. Met de uitoefening der politie, ieder in zijnen kring, zijn mede belast de Hoofden der Mooren, Arabieren, Chinee- zen en andere vreemde Oostersche volken, mitsgaders de Con- troleurs voor de politie, de Hoofdcommissarissen en Commis- sarissen van politie, de Opzieners voor de politie en Wijk- meesters, welke allen, bij de opsporing der misdrijven en over- tredingen, de bij dit Reglement ten aanzien van de Dorps- hoofden en de Districtshoofden gegeven voorschriften zullen in acht nemen, voorzooverre die bepalingen op hen toepasselijk kunnen zijn, en zich wijders zullen hebben te gedragen over- eenkomstig de voor hen bestaande of later vast te stellen voor- schriften en instructiën. (Stb. 1912 no. 278).

3. Elk ander openbaar beambte, die in de uitoefening zijner bediening kennis bekomt van eenig misdrijf, zal gehouden zijn daarvan dadelijk bericht te geven aan den bevoegden ambtenaar van politie.

4. In geval van misdrijf of overtreding op heeterdaad ont- dekt, is een ieder bevoegd den verdachte aan te houden en te brengen voor eenen der met de uitoefening der politie belaste beambten.

Deze laatsten zijn, in geval van ontdekking op heeterdaad, tot die aanhouding verplicht, alsmede tot de onmiddellijke aanwending van alles wat dienstig kan zijn om het feit tot klaarheid te brengen.

Dit voorschrift strekt zich niet uit, tot het doen van eenig onderzoek aan den lijve van een verdachte, om aldus tot een ontdekking op heeterdaad te komen. Ldr.Berbek.W.764.

5. Ontdekking op heeterdaad heeft plaats, wanneer het feit, terwijl men het pleegt, of terstond nadat het gepleegd is, ontdekt wordt, of wanneer iemand terstond daarna als dader door het openbaar gerucht wordt vervolgd, of bij hem goede- ren, wapenen, werktuigen of andere voorwerpen worden ge- vonden, welke aanduiden, dat hij dader of medeplichtige is.

(13)

6. Een ieder die getuige is geweest van eenen aanslag, het- zij tegen de openbare rust of veiligheid, hetzij tegen iemands leven of eigendom, zal gehouden zijn daarvan kennis te geven aan den naastbij zijnden ambtenaar van politie.

TWEEDE TITEL.

Van de Dorpshoofden en alle verdere ondergeschikte beambten van politie.

7. De Dorpshoofden zijn, onder het toezicht en de bevelen der Districtshoofden, belast met de zorg voor de openbare rust en veiligheid, en de handhaving der goede orde in hunne dor- pen.

8. Zijn zij verplicht éénmaal 's weeks op eenen gezetten dag voor hun Districtshoofd te verschijnen, en aan dezen zoo mogelijk een schriftelijk bericht te overhandigen, of anders mondeling verslag te doen van het voorgevallene in de laatst- verloopen week, voor zooverre zij daarvan niet reeds vroeger, overeenkomstig de volgende bepalingen van dezen titel, heb-' ben moeten kennis geven.

Bij wettige verhindering zullen zij zich door een hun onder- geschikt beambte, of bij diens ontstentenis, door een ander be- kwaam persoon kunnen doen vervangen.

Ter plaatsen waar eene wekelijksche verschijning der Dorps- hoofden te bezwarend mocht zijn, zal het Districtshoofd door den Resident gemachtigd kunnen worden, om de Dorpshoof- den slechts ééns in de veertien dagen of ook maandelijks voor zich te doen verschijnen.

9. De Dorpshoofden moeten stiptelijk nakomen de bevelen die hun van hooger hand gegeven worden.

10. Zij zullen zooveel mogelijk beletten dat van andere, of meer dan de gewone wapenen voorziene personen, inzonder- heid des nachts, zonder een blijkbaar geoorloofd doel,vereenigd

(14)

met de uitoefening der rechts- niet met die der preventieve politie. Hof.T.j2-!)3j.

2. Met de uitoefening der politie, ieder in zijnen kring, zijn mede belast de Hoofden der Mooren, Arabieren, Chinee- zen en andere vreemde Oostersche volken, mitsgaders de Con- troleurs voor de politie, de Hoofdcommissarissen en Commis- sarissen van politie, de Opzieners voor de politie en Wijk- meesters, welke allen, bij de opsporing der misdrijven en over- tredingen, de bij dit Reglement ten aanzien van de Dorps- hoofden en de Districtshoofden gegeven voorschriften zullen in acht nemen, voorzooverre die bepalingen op hen toepasselijk kunnen zijn, en zich wijders zullen hebben te gedragen over- eenkomstig de voor hen bestaande of later vast te stellen voor- schriften en instructiën. (Stb. içi2 no. 2j8).

3. Elk ander openbaar beambte, die in de uitoefening zijner bediening kennis bekomt van eenig misdrijf, zal gehouden zijn daarvan dadelijk bericht te geven aan den bevoegden ambtenaar van politie.

4. In geval van misdrijf of overtreding op heeterdaad ont- dekt, is een ieder bevoegd den verdachte aan te houden en te brengen voor eenen der met de uitoefening der politie belaste beambten.

Deze laatsten zijn, in geval van ontdekking op heeterdaad, tot die aanhouding verplicht, alsmede tot de onmiddellijke aanwending van alles wat dienstig kan zijn om het feit tot klaarheid te brengen.

Dit voorschrift strekt zich niet uit, tot het doen van eenig onderzoek aan den lijve van een verdachte, om aldus tot een ontdekking op heeterdaad te komen. Ldr.Berbek.W.764.

5. Ontdekking op heeterdaad heeft plaats, wanneer het feit, terwijl men het pleegt, of terstond nadat het gepleegd is, ontdekt wordt, of wanneer iemand terstond daarna als dader door het openbaar gerucht wordt vervolgd, of bij hem goede- ren, wapenen, werktuigen of andere voorwerpen worden ge- vonden, welke aanduiden, dat hij dader of medeplichtige is.

(15)

6. Een ieder die getuige is geweest van eenen aanslag, het- zij tegen de openbare rust of veiligheid, hetzij tegen iemands leven of eigendom, zal gehouden zijn daarvan kennis te geven aan den naastbij zijnden ambtenaar van politie.

TWEEDE TITEL.

Van de Dorpshoofden en alle verdere ondergeschikte beambten van -politie.

7. De Dorpshoofden zijn, onder het toezicht en de bevelen der Distnctshoofden, belast met de zorg voor de openbare rust en veiligheid, en de handhaving der goede orde in hunne dor- pen.

8. Zijn zij verplicht éénmaal 's weeks op eenen gezetten dag voor hun Districtshoofd te verschijnen, en aan dezen zoo mogelijk een schriftelijk bericht te overhandigen, of anders mondeling verslag te doen van het voorgevallene in de laatst- verloopen week, voor zooverre zij daarvan niet reeds vroeger overeenkomstig de volgende bepalingen van dezen titel, heb-' ben moeten kennis geven.

Bij wettige verhindering zullen zij zich door een hun onder- geschikt beambte, of bij diens ontstentenis, door een ander be- kwaam persoon kunnen doen vervangen.

Ter plaatsen waar eene wekelijksche verschijning der Dorps- hoofden te bezwarend mocht zijn, zal het Districtshoofd door den Resident gemachtigd kunnen worden, om de Dorpshoof- den slechts ééns in de veertien dagen of ook maandelijks voor zich te doen verschijnen.

9. De Dorpshoofden moeten stiptelijk nakomen de bevelen die hun van hooger hand gegeven worden.

10. Zij zullen zooveel mogelijk beletten dat van andere, of meer dan de gewone wapenen voorziene personen, inzonder- heid des nachts, zonder een blijkbaar geoorloofd doel, vereenigd

(16)

rondgaan, en in allen gevalle van hetgeen te dien aanzien plaats heeft, kennis geven aan het Districtshoofd.

11. Zij zullen voorzoover de noodzakelijkheid daartoe ge- bleken is, ter beoordeeling van den Resident, in hunne dorpen eene nachtwacht oprichten en daartoe alle ingezetenen, tot de waarneming van dien dienst geschikt, bij beurten op- roepen. (Stbl. igoy no. 156).

Het is den Dorpshoofden uitdrukkelijk verboden van het waarnemen dier wacht, zonder wettige redenen, vrijstelling te verleenen.

12. De gestelde nachtwachten zullen alle lieden, die door het dragen of vervoeren van verdachte goederen, het drijven van buffels of ander vee, waarvan zij het bezit niet kunnen rechtvaardigen, of om eenige andere reden, grond geven tot het vermoeden, dat zij een strafbaar feit hebben gepleegd of voor- nemens zijn te plegen, moeten aanhouden en onverwijld voor het Dorpshoofd brengen.

13. Het Dorpshoofd zal de aldus aangehouden personen, binnen vier en twintig uren, met de in hun bezit gevonden goe- deren aan het Districtshoofd overgeven, tenzij hem ten stellig- ste blijke, dat er geenerhande grond van vermoeden tegen den aangehoudene bestaat.

In geval van invrijheidstelling zal hij daarvan onverwijld, onder opgave der omstandigheden, zoo mogelijk door een schriftelijk verslag, en anders mondeling, aan het Districts- hoofd kennis geven.

Buiten dit eenig geval mogen de Dorpshoofden nimmer een in hechtenis genomen persoon op eigen gezag in vrijheid stellen.

14. De Dorpshoofden zullen de aangiften en aanklachten ontvangen van begane misdrijven en overtredingen.

Zij zullen naar de strafbare feiten, die aldus of op eenige an- dere wijze tot hunne kennis komen, met den meesten ijver on- derzoek doen, ten einde de omstandigheden en de daders daar-

(17)

behulpzaam te zijn.

Van alle te hunner kennis gebrachte misdrijven en overtre- dingen, en van hetgeen door hen te dien aanzien is ver- richt, doen zij ten spoedigste verslag aan het Districtshoofd.

15. De wapenen, werktuigen of andere voorwerpen, welke tot het plegen van eenig misdrijf gediend hebben, gelijk mede de gestolen goederen, en in het algemeen alle zoodanige zaken, welke door middel van misdrijf of overtreding zijn verkregen of voortgebracht, of uit anderen hoofde tot overtuiging kunnen dienen, zullen door hen in beslag genomen en aan het Districts- hoofd overhandigd worden.

16. Behoudens het bepaalde'bij artikel 12, mogen de Dorps- hoofden nimmer op eigen gezag iemand in hechtenis nemen, dan alleen bij ontdekking op heeterdaad, of wanneer er ge- gronde vrees bestaat, dat verdachte personen zich door de vlucht aan de vervolging zullen ontrekken.

In alle gevallen van gevangenneming zullen zij den ver- dachte, binnen vier en twintig uren na de aanhouding, voor het Districtshoofd doen brengen, met de getuigen en al wat tot be- wijs van het gepleegde feit kan dienen.

17. Wanneer een lijk gevonden wordt, zal het betrokken Dorpshoofd, indien de oorzaak van den dood onbekend is of verdacht voorkomt, zich terstond begeven naar de plaats waar zoodanig lijk zich bevindt, en na den staat van hetzelve voor- loopig onderzocht te hebben, dadelijk van zijne bevinding ken- nis doen geven aan het Districtshoofd, terwijl hij tot aan diens komst het lijk zal doen bewaken, opdat alles zoolang onveran- derd blijve in den staat waarin het gevonden is; behoudens evenwel het bepaalde bij artikel 19.

Indien het gevonden lijk dat van eenen onbekende is, zal hij de Hoofden der naburige dorpen dadelijk doen kennis dragen van de plaats gehad hebbende ontdekking en van de kentee- kenen van het lijk.

18. In afwachting der komst van het Districtshoofd, of

(18)

van eenen beambte die hem vervangt, zal het Dorpshoofd op de plaats zelve en elders, waar dit met vrucht schijnt te kunnen geschieden, alle mogelijke inlichtingen omtrent de toedracht der zaak trachten in te winnen, en zich niet slechts in het bezit stellen van alle voorwerpen, welke dienstig kunnen zijn om de waarheid aan het licht te brengen, maar zich ook verzekeren van de verdacht voorkomende personen, en deze tot aan de komst van het Districtshoofd in dier voege doen bewaken, dat zij niet met elkander, noch met andere personen in overleg of verstandhouding kunnen treden.

Het Dorpshoofd zal de aldus aangehouden personen onder- vragen aangaande hunne tegenwoordigheid op de plaats des misdrijfs, en hunne schuld of deelneming aan hetzelve ; indiener ooggetuigen ter plaatse aanwezig zijn, zal hij hen aan deze ter herkenning voorstellen, en wanneer zij hun aanwezen op eene andere plaats, dan die des misdrijfs, of wel het wettig verkrijgen van de bij hen gevonden verdachte goederen beweren mochten, zal hij reeds aanstonds zooveel mogelijk onderzoek doen naar de waarheid dier opgaven.

Indien de verdachte personen of sommige hunner niet heb- ben kunnen worden aangehouden, zal het Dorpshoofd zijne ambtgenooten in de naburige dorpen onverwijld doen kennis dragen van alle omstandigheden, die tot de opsporing der schuldigen kunnen leiden.

Zoodra het Districtshoofd of een ambtenaar van zijnent- wege op de plaats is aangekomen, zal het Dorpshoofd zich on- der diens bevelen stellen.

19. Indien de mogelijkheid schijnt te bestaan, dat er nog leven is in het zich als levenloos voordoende lichaam, zullen de naar den aard der omstandigheden meest gepaste middelen en voorzorgen worden aangewend, en zoo mogelijk de hulp van eenen geneeskundige dadelijk worden ingeroepen.

20. In het water bevonden menschelijke lichamen zullen daaruit onverwijld worden opgehaald en, wanneerdezelvegeene gewisse kenteekenen des doods vertoonen, op de voorschreven wijze behandeld worden.

(19)

Tot de aanwending van de te dezen bedoelde middelen en voorzorgen zal terstond worden overgegaan, niettegenstaande er nog geen Dorpshoofd of ander politie-beambte op de plaats tegenwoordig zij.

21. Het Dorpshoofd is mede verplicht om zich naar de plaats van het gebeurde te begeven, en het Districtshoofd daarvan onmiddellijk bericht te doen toekomen, in geval van moord, doodslag, zware verwonding, brandstichting, roof, dief- stal met braak, en alle andere misdrijven welke zichtbare spo- ren achterlaten.

Het bepaalde bij artikel 18 is in alle die gevallen toepasselijk.

22. Ook bij het ontstaan van brand, die niet aan kwaad- willigheid is toe te schrijven, zal het Dorpshoofd daarvan on- verwijld kennis geven aan het Districtshoofd.

In ieder geval zal hij alle middelen aanwenden om den brand meester te worden.

23. De Dorpshoofden zullen stiptelijk toezien, dat de bewo- ners der dorpen geene personen, niet tot hun dorp behoorende, des nachts herbergen zonder hunne voorkennis en toestem- ming.

Bij ontdekking dat zulks heeft plaats gehad, zal hiervan door de Dorpshoofden dadelijk worden kennis gegeven aan het Districtshoofd.

24. De Dorpshoofden zijn gehouden om, daartoe verzocht, de goederen van reizigers onder hunne bewaring te nemen, en zijn voor de hun alzoo toevertrouwde goederen aansprakelijk.

25. Zij zullen zich beijveren om onder hunne onderhoorigen rust en eensgezindheid te bewaren, en alle aanleiding tot on- eenigheid en twist uit den weg te ruimen.

Geringe geschillen, blootelijk bijzondere belangen der dorp- bewoners ten onderwerp hebbende, zullen zij zooveel mogelijk, met onpartijdigheid en in overleg met de oudsten van het dorp, in der minne trachten bij te leggen.

(20)

26. Indien de geschil hebbende personen niet bewogen kun- nen worden om in eene minnelijke schikking te treden, of wan- neer de geschillen van zulk eenen ernstigen aard zijn, dat de oplegging van eenige straf of vergoeding te pas zoude kunnen komen, zullen de Dorpshoofden de partijen verwijzen naar het Districtshoofd.

27. Zij zullen op een of meer daartoe bestemde registers nauwkeurig aanteekening houden van de namen, het beroep en, zooveel mogelijk, van den ouderdom van alle inwoners die tot hunne dorpen behooren ; mitsgaders van de veranderingen in den staat der bevolking ten gevolge van geboorte, huwelijk, overlijden, vertrek en andere oorzaken.

Van deze registers zullen zij op den vastgestelden verschijn- dag een uittreksel, betreffende het sedert de laatste verschijn- ning voorgevallene, aan het Districtshoofd overhandigen.

28. Indien het Dorpshoofd tot het houden van die registers niet in staat is, zorgt hij dat zulks door den dorps-priester of schrijver gedaan worde. {SM. i8yo no. 165).

29. De Dorpshoofden mogen aan niemand toestaan zich, buiten verlof van het Districtshoofd, onder het gebied hunner dorpen neder te zetten, dan wanneer twee der meest gegoede ingezetenen verklaren degenen die zich onder hen wenschen te vestigen, te kennen voor goede en onschadelijke perso- nen.

Van de ter inwoning toegelaten personen zal melding worden gemaakt op de bij artikel 27 omschreven registers.

30. De Districtshoofden zullen hebben te waken, dat nie mand zich buiten den omtrek der dorpen vestige, zonder voor- af daartoe hunne vergunning te hebben bekomen, welke niet zal worden verleend dan nadat het betrokken Dorpshoofd door hen zal zijn gehoord.

Indien het nuttig of noodig mocht voorkomen de aldus ont- stane gehuchten onder een afzonderlijk bestuur te brengen, zal het Districtshoofd, na het betrokken Dorpshoofd te hebben

(21)

gehoord, deswege eene schriftelijke voordracht doen aan den Regent, die dit stuk, onder mededeeling van zijn gevoelen, zal doen toekomen aan den Resident.

31. Daar waar de bepalingen der beide voorgaande artike- len uit hoofde van plaatselijke of andere omstandigheden niet kunnen worden nageleefd, zal de Resident de meest gepaste maatregelen nemen ter voorkoming der nadeelen, welke voor het richtige beheer der politie uit het verspreid wonen der in- gezetenen zouden kunnen ontstaan.

32. Ten aanzien van de toelating en nederzetting der Chi- neezen, Arabieren en andere niet tot de eigenlijk gezegde Inlandsche bevolking behoorende personen, zullen de bijzon- dere daaromtrent bestaande of later uit te vaardigen verorde- ningen worden in acht genomen.

Hetzelfde geldt met opzicht tot het zich met der woon neder- zetten van Inlanders en daarmede gelijkgestelde personen op particuliere landerijen.

33. In de districten waar politie-beambten zijn aangesteld, welke onder het Districtshoofd, doch boven de Dorpshoofden staan, zullen de laatstgemelden de bevelen van de Districts- hoofden, en deze de berichten en verslagen, en wat verder vol- gens de bepalingen van dezen titel aan de Districtshoofden moet worden opgezonden, door tusschenkomst dier beambten ontvangen.

De Dorpshoofden blijven in allen gevalle verplicht tot per- soonlijke verschijning voor het Districtshoofd ingevolge ar- tikel 8.

34. De Dorpshoofden zijn in het algemeen verantwoorde- lijk voor de nadeelige gevolgen der feiten, welke zij ambtshalve hadden behooren voor te komen of tegen te gaan, voor zoo- verre zij daartoe bij machte zijn geweest.

35. Zij zullen in overleg treden met de oudsten van hunne dorpen omtrent alle zaken, waarin de Inlandsche zeden en ge- bruiken zoodanige raadpleging vereischen.

(22)

DERDE TITEL.

Van de Districtshoofden en de aan deze toege- voegde beambten.

36. De Districtshoofden zijn, onder toezicht en de bevelen van den Regent, belast met de richtige uitoefening der politie in hun gebied, en daarvoor verantwoordelijk.

Zij zullen ook de bevelen, die hun door den Resident of den Assistent-Resident, hetzij onmiddellijk, hetzij door tusschen- komst van den Regent worden gegeven, stiptelijk nakomen en ten uitvoer brengen.

37. Zij zijn verplicht om, betreffende de geregelde handha- ving der politie, duidelijke en volledige voorschriften en beve- len te geven aan de hun ondergeschikte Dorps- en andere po- litie-hoofden, alsmede om deze nauwkeurig bekend te maken met, en gedurig te herinneren aan de verplichtingen, die inge- volge dit Reglement op hen rusten.

38. Zij zullen zoo vaak doenlijk de verschillende deelen van hunne districten bezoeken, ten einde na te gaan of de hun on- dergeschikte beambten, bepaaldelijk ook de Dorpshoofden, in allen opzichte aan hunnen plicht voldoen. De daarin nalatige Hoofden zullen door hen vermaand, of indien het plichtver- zuim van eenen ernstigen aard is, bij den Regent verklaagd worden.

39. De Districtshoofden zorgen voor de behoorlijke plaat- sing van wachthuizen, en voor de billijke verdeeling en stipte waarneming der wachten langs de wegen; alles overeenkomstig de voorschriften, die hun door den Regent, in overeenstem- ming met de bevelen van den Resident of, in de afdeelingen, van den Assistent-Resident gegeven worden.

De bepalingen van artikel 12 zijn op de te dezen bedoelde wachten en de door hen gedane aanhoudingen toepasselijk.

40. Zij zuilen met den meesten ijver onderzoek doen naar

(23)

alle misdrijven en overtredingen, die tot hunne kennis komen, de daders trachten op te sporen, en alle verzamelde inlichtin- gen schriftelijk aan den Regent mededeelen.

41. Zoodra het Districtshoofd kennis heeft bekomen van het plegen van eenig misdrijf hetwelk zichtbare sporen achter- laat, zal hij,of bij wettige verhindering, het hem in gezag onmid- dellijk opvolgend Hoofd, zich dadelijk begeven naar de plaats waar zoodanig misdrijf is gepleegd, en van zijne bevinding re- laas opmaken, hetwelk aan den Regent zal worden opgezonden.

Met opzicht tot het door hen te bewerkstelligen onderzoek, zullen de Districtshoofden zich gedragen overeenkomstig de voorschriften van den vorigen titel, voor zooverre die op hen toepasselijk kunnen zijn.

42. Bericht ontvangende, dat er een lijk gevonden, of dat iemand eenen gewelddadigen dood gestorven is, waarvan de oorzaak onbekend is of verdacht voorkomt, zal het Districts- hoofd, en bij wettige verhindering van dezen, het op hem vol- gend Hoofd, zich terstond, vergezeld van twee Dorpshoofden als getuigen, en zoo mogelijk van eenen geneeskundige, begeven naar de plaats waar zich het lijk bevindt, ten einde dit met de meeste nauwkeurigheid te schouwen. Hij zal van deze schou- wing opmaken en met de getuigen onderteekenen een relaas, waarin zullen worden opgegeven de staat van het lijk, de wonden en andere beleedigingen aan hetzelve zichtbaar, en alle verdere omstandigheden, die eenig licht over de oorzaak van den dood verspreiden kunnen. Dit relaas zal, zoo spoedig mogelijk, onder overlegging eener schriftelijke, door hem onderteekende op- gave van de door het betrokken Dorpshoofd gegeven, of van elders bekomen inlichtingen, en met de in beslag genomen stukken van overtuiging, zoo die er zijn, den Regent worden toegezonden.

Indien een geneeskundige bij de schouwing tegenwoordig is geweest, zal deze een afzonderlijk verslag {visum repertum) op- maken en door zijne handteekening bekrachtigen. Hetzelve zal met het relaas van het Dorpshoofd aan den Regent worden ingezonden.

(24)

43. Indien bij de schouwing reeds voldoende aanwijzing van schuld tegen iemand bestaat, zal het Districtshoofd den verdachten persoon in verzekerde bewaring nemen, en den- zelven gelijktijdig met de bij het vorige artikel vermelde stukken aan den Regent opzenden.

44. Buiten het geval bij het vorige artikel voorzien, en in het algemeen van ontdekking op heeterdaad, en behoudens het bepaalde bij het volgende artikel, mogen de Districtshoofden niemand op eigen gezag in hechtenis nemen, doch zullen zij onverwijld, onder overlegging der tot de zaak betrekkelijke relazen en andere stukken, een nauwkeurig verslag aan den Regent doen toekomen en diens bevelen vragen en inwachten.

45. Wanneer eenig misdrijf is gepleegd, en er reden is om te vreezen, dat de als daders of medeplichtigen verdachte per- sonen, op vrije voeten blijvende, ontvluchten zouden, zullen zij die personen kunnen in bewaring nemen en voor den Regent doen geleiden. De Districtshoofden zullen in het gebruik maken van deze bevoegdheid met omzichtigheid moeten te werk gaan.

46. De Districtshoofden, van het boven hen gesteld gezag een schriftelijk bevel ontvangende tot het doen eener inhech- tenisneming, zullen daaraan zonder verwijl gevolg geven.

47. Tot het vatten der in hechtenis te nemen personen kun- nen zij zich bedienen van de tusschenkomst der Dorpshoofden en, zoo noodig, den bijstand vorderen der inwoners van het dorp, binnen welks omtrek of in welks nabijheid de aanhouding moet geschieden.

48. De Districtshoofden zullen bij elke gevangenneming daarvan een relaas opmaken, en aanteekening houden van den naam en de woonplaats der personen, die in de zaak als getui- gen kunnen dienen, en van den zakelijken inhoud hunner ver- klaringen.

Dat relaas en die aanteekening zullen door hen met den ge- vangene aan den Regent worden opgezonden, aan wien zij te-

(25)

vens, wanneer de opzending daarvan niet reeds vroeger heeft plaats gehad, zullen doen toekomen de bij hen ingekomen en de door hen opgemaakte relazen benevens alle voorwerpen die tot bewijs van het misdrijf kunnen dienen, zoo als gestolen en geroofde goederen, wapenen en dergelijke.

Wanneer het belang der Justitie zulks vordert, zullen de Districtshoofden de voorloopig door hen ondervraagde getui- gen, gelijktijdig met den gevangene, voor den Regent kunnen doen verschijnen.

De aldus opgezonden getuigen hebben recht op reis- en ver- blijfkosten, ingevolge het deswege bestaande of nader vast te stellen tarief.

De Districts- en Onder districtshoofden zijn, als belast met het voorloopig onderzoek in strafzaken, bevoegd daarbij ge- tuigen onder eede te hooren. IIof.T.go—238.

49. Wanneer het district van waar een gevangene moet worden opgezonden, niet grenst aan het district waarin de woonplaats van den Regent gelegen is, zal de gevangene, ter verdere opzending aan den Regent, worden overgegeven aan het Hoofd van het naastbij gelegen district, en zoo vervolgens, totdat hij de hoofdplaats van het regentschap bereikt zal hebben.

50. Geen gevangene mag langer dan driemaal vier en twin- tig uren door het Districtshoofd worden aangehouden alvorens te worden opgezonden, dan alleen in geval van ziekte of on- mogelijkheid van vervoer.

51. De Districtshoofden zullen nimmer op eigen gezag eenen gevangene ontslaan, maar de redenen van ontslag, onder opzending van den gevangene, aan den Regent moeten voor- dragen.

52. Zij zijn verplicht ééns in de veertien dagen, op eenen daartoe gestelden dag, voor den Regent te verschijnen, ten einde diens bevelen te ontvangen, en aan denzelven verslag te doen van al het voorgevallene in de twee laatst verloopen weken,

(26)

voor zooverre dit betrekking heeft op het beheer der politie, en daarvan niet reeds vroeger, overeenkomstig de bepalingen van dezen titel, aan den Regent is kennis gegeven.

Indien de afgelegenheid van enkele districten de geregelde persoonlijke verschijning van derzelver Hoofden te bezwa- rend mocht doen zijn, zal de Regent, met voorkennis en be- williging van den Resident, aan zoodanige Districtshoofden kunnen vergunnen om het veertiendaagsch verslag schriftelijk in te zenden.

53. Zij zullen de opgaven welke hun, ingevolge artikel 27 en 28, door de Dorpshoofden aangaande den staat der bevol- king worden gedaan, zorgvuldig verzamelen, daaruit voor elk afgeloopen jaar eenen algemeenen staat voor hun district op- maken, en dien binnen de drie eerste maanden van het inge- treden jaar aan den Regent toezenden.

54. Daar waar geene Regenten noch Onder-regenten zijn, staan de Districtshoofden onder het onmiddellijk toezicht van den Resident of Assistent-Resident, op welke laatsten het hiervoren bepaalde omtrent de Regenten alsdan toepasselijk is.

VIERDE TITEL.

Van de Inlandsche Officieren van Justitie (Hoofddjaksa's en Dj aksa's).

55. In elk regentschap, en waar geene regentschappen be- staan, bij eiken Landraad, zal een Inlandsch Officier van Justitie worden aangesteld.

Deze ambtenaren voeren den titel van Hoofddjaksa, voor zooverre zij op de hoofdplaatsen der residentiën zijn gevestigd, en elders dien van Djaksa.

Aan de Hoofddjaksa's en Djaksa's kunnen adjuncten wor- den toegevoegd, die alsdan bevoegd zijn om hen in alle hunne ambtsverrichtingen te vertegenwoordigen.

Waar thans buiten de hoofdplaatsen Inlandsche Officieren van Justitie gevestigd zijn, welke den titel van Hoofddjaksa

(27)

voeren, zullen die ambtenaren deze benaming kunnen behou- den; hunne bevoegdheid en ambtsplichten zullen daardoor geene verandering ondergaan, maar volkomen gelijk blijven aan die der overige Djaksa's.

In de residentie Djokjakarta kan aan de adjuncten door het Hoofd van gewestelijk bestuur eene standplaats buiten de re- sidentie van den Landraad doch binnen diens ressort aange- wezen worden ter plaatse, waar een Assistent-Resident ge- vestigd is, ten einde onder de bevelen van dezen de functiën van Inlandsch Officier van Justitie uit te oefenen. (Stb. IÇ03 no. 136).

Een schrijver van den Hoofddjaksa, is niet bevoegd om bij afwezigheid, belet of ontstentenis van dien Hoofddjaksa, diens functies waar te nemen. Hof.T.3-244.

56. De Hoofddjaksa's zijn onmiddellijk ondergeschikt aan de Residenten, en ontvangen van en door dezen de tot de uit- oefening hunner bediening betrekkelijke bevelen.

Op de plaatsen waar afzonderlijke Assistent-Residenten voor de politie zijn aangesteld, zijn de Hoofddjaksa's ook aan deze ondergeschikt.

57. De Djaksa's zijn, behoudens het hooger gezag van den Resident, ondergeschikt aan de Regenten, en verplicht de be- velen na te komen welke hun door laatstgenoemden, hetzij uit eigenen hoofde, hetzij op last van den Resident, gegeven worden.

58. De Hoofddjaksa zal, binnen de vier en twintig uren na- dat een beklaagde ter hoofdplaats der residentie gevankelijk is overgebracht, denzelven verhooren, en daarvan een schriftelijk verbaal opmaken ; te dien einde zal de Regent hem onmiddellijk van de aankomst van den gevangene verwittigen, en hem de tot diens zaak betrekkelijke stukken in handen geven.

59. Bij dit verhoor zal aan den gevangene worden afge- vraagd of hij getuigen tot zijne ontlasting wenscht te doen hooren, en zoo ja, welke die zijn.

(28)

Van deze vraag en het daarop gegeven antwoord wordt door den Hoofddjaksa aanteekening gehouden in het proces-verbaal.

De verklaringen der met den gevangene opgezonden getui- gen, zullen mede onverwijld door hem worden ingenomen en in geschrifte gebracht.

Indien de gevangene zich tot zijne verdediging beroept op zijn aanwezen elders ten tijde dat het misdrijf is gepleegd ge- worden, of beweert dat hij de in zijn bezit gevonden verdachte voorwerpen op eene wettige wijze heeft verkregen, zal hij be- paaldelijk worden uitgenoodigd om de getuigen op te geven, die zijne opgaven zouden kunnen staven, en zal naar de ge- grondheid dier opgaven het vereischte onderzoek gedaan worden.

60. Na het bij het vorige artikel bedoelde verhoor zullen de stukken van het voorloopig onderzoek worden ingediend aan den Resident, en zal, bij diens eerstkomende in artikel 80 ver- melde zitting, de gevangene voor denzelven gebracht worden.

61. De ter hoofdplaats der residentie-af deelingen geves- tigde Dj aksa's zullen de aldaar gevatte of derwaarts gevan- kelijk overgebrachte beklaagden op gelijke wijze verhooren, als ten aanzien der Hoofddjaksa's bij artikelen 58 en 59 is bepaald.

Vervolgens doen zij de door den Regent in hunne handen gestelde stukken, met de processen-verbaal van de gehouden verhooren, aan den Assistent-Resident toekomen, ten einde door dezen worde gehandeld overeenkomstig artikel 80.

62. De niet ter hoofdplaats der residentie of van eene der af deelingen gevestigde Dj aksa's zijn verplicht, de bij het laatste lid van het vorige artikel bedoelde stukken onverwijld te stellen in handen van den Regent, ter verdere opzending overeenkomstig het bepaalde bij het tweede lid van artikel 68.

63. Onverminderd de verplichtingen te dien aanzien rus- tende op de overige politie-beambten, zijn de Djaksa's mede bevoegd en verplicht tot de nasporing van alle misdrijven en

«

(29)

overtredingen, voor zooverre die gepleegd zijn in de plaatsen waar die Officieren gevestigd zijn.

Zij zijn bovendien verplicht om zich, tot het bewerkstelligen van een gerechtelijk onderzoek, buiten de plaats waar zij ge- vestigd zijn te begeven, indien hun daartoe door den Regent de last wordt opgedragen.

64. De Hoof ddj aksa's en Dj aksa's hebben het dagelijksch toezicht over de gevangenissen op de plaatsen waar zij geves- tigd zijn; zij zorgen voor de goede bewaring en behandeling der gevangenen.

Zij zullen een nauwkeurig register houden van de gevan- genen, en daarop dagelijks en zonder het minste verwijl, aan- teekenen alle personen die in de gevangenis gebracht worden, met vermelding op wiens last en uit welken hoofde zulks ge- schiedt.

Zij zullen gelijkerwijs op hetzelfde register aanteekening houden van de gevangenen die ontslagen of naar elders over- gebracht worden, met vermelding van de autoriteit die daar- toe last gegeven heeft.

Van al hetgeen te dien aanzien voorvalt geven zij dagelijks kennis aan den Regent, gelijk mede op de hoofdplaatsen der residentiën aan den Resident, en op die der residentie-afdee- lingen aan den Assistent-Resident.

VIJFDE TITEL.

Van de Regenten, Onderregenten (Rongo's) en Patti's.

65. De Regenten zijn, onder de bevelen van den Resident, belast met de zorg voor de handhaving der politie in hunne regentschappen, en met het toezicht over de Districtshoofden en verdere ondergeschikte beambten.

Zij zullen diensvolgens nauwkeurig nagaan of de politie in hun regentschap behoorlijk werkt, en of de hun ondergeschikte beambten zich in allen deele van hunnen plicht kwijten.

2

(30)

66. Zij ontvangen alle aan hen ingediende verzoekschriften en klachten.

Alle bezwaren der ingezetenen over onrechtmatige of eigen- dunkelijke handelingen der politie-hoofden, worden bij hen ingebracht en door hen onderzocht; inzonderheid zullen zij zorgvuldig hebben toe te zien, dat in geen geval eenige beken- tenis door dwangmiddelen worde afgeperst.

Naar gelang van zaken nemen zij dadelijk de vereischte voorzieningen, of doen zij de noodige voorstellen aan den Re- sident, aan wien zij van alles behoorlijk verslag geven.

67. Zij ontvangen alle rapporten en relazen van de Districts- hoofden, en zenden die, behoudens het bepaalde bij het vol- gende artikel, zonder vertraging aan den Resident.

In het geval voorzien bij artikel 44, doen zij onverwijld aan de Districtshoofden de noodige bevelen toekomen, doch in belang- rijke zaken vragen zij vooraf de instructiën van den Resident.

68. Bij de aankomst van eenen gevangene ter hoofdplaats der residentie of van de residentie-afdeeling, geeft de Regent daarvan dadelijk kennis aan den Hoofddjaksa of Djaksa, met gelijktijdige toezending der stukken, welke tot de zaak betrek- king hebben, ten einde daarvan worde gebruik gemaakt bij het verhoor in artikel 58 vermeld.

De niet ter hoofdplaats der residentie of van eene der af- deelingen gevestigde Regenten zijn verplicht de voor hen ge- bracht wordende gevangenen, met de tot de zaak betrekkelijke stukken, vergezeld van hun schriftelijk bericht en advies en de door den Djaksa gehouden verhooren, dadelijk op te zenden aan den Resident, of indien hun regentschap in eene afdeeling is gelegen, aan den Assistent-Resident.

69. De staten, welke de Regenten ingevolge artikel 53 van de Districtshoofden ontvangen, worden door hen, zooveel noo- dig van hunne bedenkingen voorzien, aan den Resident inge- zonden.

70. De Regenten hebben het toezicht over alle gevange-

(31)

nissen in hun regentschap; zij zijn gehouden die nu en dan te bezoeken, en van hunne bevinding aan den Resident verslag te geven.

71. De Onder-regenten (Rongo's) staan onder dezelfde ver- plichtingen, en hebben dezelfde bevoegdheid en macht als de Regenten.

72. De Regenten worden in alle hunne dienstverrichtingen, over het geheele regentschap, vertegenwoordigd door hunne Patti's, welke verplicht zijn, namens de Regenten, alle zoo- danige werkzaamheden op zich te nemen, als hun door laatst- genoemden worden opgedragen.

73. Waar geen Regent of Onder-regent bestaat, zullen de verplichtingen, bij de voorgaande artikelen aan de Regenten opgedragen, door den Resident of Assistent-Resident worden nagekomen, voor zooverre de bepalingen dier artikelen op deze toepasselijk kunnen zijn.

74. Behoudens de gelijke ondergeschiktheid van alle Re- genten in elke residentie aan den Resident, treden in de af- deelingen de Assistent-Residenten, met opzicht tot de in dezen titel vervatte bepalingen, in de plaats van den Resident dien zij vertegenwoordigen.

ZESDE TITEL.

Van de Residenten en Assistent-Residenten.

75. De Resident staat aan het hoofd der politie in zijne residentie, en is bevoegd om tot derzelver handhaving den bij- stand der gewapende macht te vorderen.

De Residenten zijn elkander te dien aanzien wederkeerig hulp en bijstand schuldig.

76. Niemand mag zonder schriftelijk bevel van den Resi-

(32)

dent, of namens dezen van den Assistent-Resident, in hechtenis worden genomen, dan alleen in de gevallen, bij dit Reglement voorzien, waarin de bevoegdheid tot het doen van aanhou- dingen uitdrukkelijk aan anderen is toegekend.

77. De Residenten zijn verplicht, om op schriftelijke vor- dering, hetzij van den Procureur-Generaal, hetzij van den Officier bij eenen der Raden van Justitie, of ook van eenen an- deren Resident, de als verdacht opgegeven personen, die zich in hunne residentiën bevinden, in hechtenis te doen nemen, in welk geval de aanhouding geschiedt op de verantwoordelijk- heid van hem, die haar gevorderd heeft.

78. De Residenten zullen zonder verwijl kennis nemen van de hun door de Regenten, ingevolge artikel 67, toegezonden rapporten der Districtshoofden, en van de verdere daartoe be- trekkelijke stukken, en daarop naar bevind van zaken beschik- ken, na het gevoelen van den Regent geraadpleegd en den Hoofddjaksa gehoord te hebben.

Indien de zaak een nader onderzoek vereischt, stellen zij tot dat einde de stukken in handen van den Hoofddjaksa, of van zoodanigen anderen beambte, als zij oordeelen daarmede te moeten belasten behoudens het geval, voorzien in het volgend artikel. (Stb. 1900 no. 243).

78a. (1). Wanneer het nader onderzoek, bedoeld bij het laatste lid van het vorige artikel, betreft een vermoeden, dat valschheid in geschrifte gepleegd is, kan de Resident de open- bare bewaarders bevelen, dat zij de onder hunne bewaring zijnde authentieke stukken, welke vermoed worden valsch of vervalscht te zijn dan wel ter vergelijking moeten strekken, te zijnen kantore inzenden. Indien een door hem voor het onder- zoek noodig geacht stuk een gedeelte uitmaakt van een regis- ter, waarvan het niet kan worden gescheiden, kan hij bevelen, dat het geheele register voor den tijd, bij het bevel te bepalen, te zijnen kantore ter inzage worde overgebracht. Het bevel van den Resident wordt tegen ontvangstbewijs aan den bewaarder uitgereikt of per aangeteekenden brief toegezonden.

(33)

(2). De inzending geschiedt tegen door den Resident af te geven ontvangstbewijs. Heeft zij zonder geldige redenen niet binnen den bij het bevelschrift te bepalen termijn plaats ge- had, dan kan de Resident gelasten dat de bewaarder door middel van lijfsdwang tot de inzending worde genoodzaakt.

Wanneer het door den Resident verlangde stuk niet uitmaakt een gedeelte van een register, vervaardigt de bewaarder een afschrift, ten einde het afschrift tot na de terugontvangst van het oorspronkelijke stuk in de plaats daarvan te doen treden.

Aan den voet van het afschrift teekent hij de aanleiding tot de vervaardiging aan, welke aanteekening op de af te geven gros- sen en afschriften vermeld wordt.

(3). De kosten van inzending of overbrenging van het stuk en van het maken van een afschrift daarvan door den bewaar- der, worden onder de Justitie-kosten begrepen.

(4). De Resident houdt het onderzoek persoonlijk en kan zich daarbij door één of meer deskundigen doen voorlichten, die vooraf den eed zullen afleggen dat zij hun gevoelen geheel naar waarheid, immers naar hun beste weten, zullen uitbren- gen. Van zijn onderzoek maakt hij proces-verbaal op. (Stb.

içoo no. 243).

De Resident kan aan geen wetsbepaling de bevoegdheid ontleenen, om de overlegging te gelasten van de minuut van een reeds verzonden, en aan den geadresseerde uitgereikt telegram. Pres.Ldr.Buitenzorg. T.yg-462.

79. Wanneer de Resident in de bij het vorige artikel1) be- doelde rapporten, relazen en verdere bescheiden, of in de stuk- ken van het nader daarop gedane onderzoek, genoegzamen grond vindt om een bepaald persoon rechtens verdacht te houden van zich te hebben schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, hetwelk gevangenis of eene zwaardere straf ten gevolge kan hebben, kan hij diens gevangenneming en opzending beve- len, en zal in zoodanig geval verder gehandeld worden over- eenkomstig het bepaalde bij artikel 58 en 59, terwijl, na afloop van het aldaar vermelde verhoor, de algemeene voor- schriften van de volgende artikelen zullen worden opgevolgd.

x) Lees artike) 78.

(34)

Wanneer tegen het feit geldboete is bedreigd, zoomede wan- neer in het geval bij de voorgaande alinea bedoeld, gevangen- neming niet wordt noodig geacht, kan de Resident zoo noodig de oproeping van den verdachte bevelen tegen een door hem te bepalen dag, en kan hij, ingeval van niet verschijning, ge- lasten dat de verdachte vóór hem worde gebracht. (Stb.

I8Q5 no. go).

80. De Resident doet wekelijks op een of meer bepaalde dagen, na kennis genomen te hebben van de ter zake betrek- kelijke stukken, de gevangenen, die laatstelijk ter hoofdplaats zijn opgevat of derwaarts overgebracht, vóór zich brengen en ondervraagt hen in tegenwoordigheid van den Inlandschen Officier van Justitie, evenzeer als de in de laatste alinea van het voorgaand artikel bedoelde personen, wier oproeping is be- volen, en de getuigen, zoo deze aanwezig zijn. (Stb. i8g$ no. go).

81. Wanneer de Resident van oordeel is dat er genoegzame grond bestaat tot vervolging van den verdachte, handelt hij in voege als bij de vier volgende artikelen is voorgeschreven.

(Stb. i8gs no. go ; igi4 no. 317).

82. Indien naar zijn oordeel de zaak voldoende is onder- zocht en behoort tot de kennisneming van den Landraad, zendt hij de stukken ten spoedigste aan den voorzitter der rechtbank, die hij bevoegd acht. (Stb. 1885 no. 81 ; igoi no. 320 j° no. 465).

Indien het onderzoek geloopen heeft over verschillende strafbare feiten en de Resident van oordeel is dat er slechts ten aanzien van sommige daarvan genoegzame grond bestaat tot vervolging, geeft hij bij de toezending der stukken aan den voorzitter schriftelijk kennis ter zake van welke der feiten de toezending geschiedt. (Stb. i8g8 nos. 66 j° 6y).

De ten laste gelegde feiten behoeven niet in de beschikking der administratieve autoriteiten vermeld te worden. Hof.

T.4o~5g, W.1002.

Ter zake van feiten voor welke de beklaagde door de ad- ministratieve autoriteit niet naar den rechter is overgewezen, kan geen veroordeeling worden uitgesproken. Hof.T.41-440.

(35)

Dit artikel verhindert niet, dat de Resident of Assistent- Resident de stukken zendt aan den voorzitter van een buiten zijne af deeling gevestigden Landraad. Hof.T.58-377.

Waar eenmaal de administratieve autoriteit bij één be- schikking niet samenhangende feiten van verschillende ver- dachten in handen heeft gesteld van den Landraadpresident, is die ambtenaar niet meer bevoegd om alsnog zijn beschik- king eigener autoriteit te vernietigen en die zaken te splitsen, hetwelk zal moeten geschieden door den Landraadpresident.

Ldr. Soekaboemi. T.69—412.

Indien de Resident of Assistent-Resident uitdrukkelijk bij de toezending der stukken van het voorloopig onderzoek, schriftelijk hetzij in de beschikking, of bij een af zonderlijken brief, heeft kennis gegeven, dat hij, ter zake van een bepaald feit de vervolging niet wenscht, kan de terechtstelling ter zake van dat uitdrukkelijk uitgezonderde feit, niet geschieden.

R.v.J .Soer.T.82-iQ.

83. In het geval, bij het voorgaand artikel voorzien, kan de Resident gelasten dat de verdachte, wanneer deze reeds is aangehouden, in voorloopige hechtenis zal blijven, of anders daarin zal worden gesteld, indien het feit strafbaar is met eene der straffen, omschreven in artikel 5 no. 1 tot en met 4 van het Wetboek van Strafrecht voor Inlanders, zoomede in zake van diefstal, oplichting, misbruik van vertrouwen, verwonding, bedelarij en landlooperij.

In alle andere gevallen mag geen bevel van gevangenhou- ding of gevangenneming worden gegeven en zal de verdachte, als hij in hechtenis is, dadelijk op vrije voeten worden ge- steld.

De Resident is echter, zoolang hij de stukken niet heeft ge- zonden aan den voorzitter eener door hem bevoegd geachte rechtbank, steeds bevoegd de verdachten, in het eerste lid be- doeld, in vrijheid te doen stellen, wanneer hij de aanhouding of voorloopige hechtenis niet meer noodig acht en verdachten, wier inhechtenisstelling kan worden bevolen, doch die voor- loopig op vrije voeten zijn gelaten, alsnog in preventieve

hechtenis te stellen. (Stb. 1912 no. 455).

(36)

83bis. Wanneer de Resident van oordeel is dat de zaak voldoende is onderzocht en behoort tot de kennisneming van het Landgerecht, handelt hij als bij de desbetreffende bepa- lingen van het Landgerecht-reglement is voorgeschreven. (Stb.

1914 no. 317).

84. % Wanneer de Resident van oordeel is, dat het feit behoort tot de bevoegdheid van een Regentschaps- of Dis- trictsgerecht, kan hij zoo noodig een nader onderzoek be- velen.

Zoodra de zaak naar zijn gevoelen voorloopig voldoende onderzocht is, gelast hij het door hem bevoegd geachte Regent- schaps- of Districtsgerecht om van de zaak kennis te nemen en daarin uitspraak te doen.

Na deze beslissing wordt de beklaagde, indien de zaak niet tenzelfden dage kan worden berecht, zoo hij voorloopig is aan- gehouden, terstond in vrijheid gesteld, met last om op een be- paalden of hem nader aan te zeggen dag, voor het Gerecht te verschijnen. (Stb. 19x4 no. 317).

85. (Vervallen ingevolge Stb. 1876 no. 25).

86. Wanneer het den Resident blijkt, dat tegen den be- klaagde geene voldoende bezwaren ter verdere vervolging be- staan, of dat denzelven verkeerdelijk als misdrijf of overtre- ding is ten laste gelegd een feit, niet vatbaar voor gerechte- lijke vervolging, zal hij zoodanigen beklaagde terstond op vrije voeten doen stellen.

87. Wanneer de Resident, alvorens de beslissingen te ne- men, bedoeld in de artikelen 82, 84 of 86 van dit Reglement, een nader onderzoek noodig oordeelt, zal hij den Hoofddjaksa of een ander politiehoofd daarmede belasten, en den dag be- palen op welken de verdachte opnieuw voor hem zal moeten verschijnen of worden gebracht. (Stb. 1883 no. 81).

Artikel 78a is ook op het bij het eerste lid van dit artikel be-

1 doelde nader onderzoek van toepassing. (Stb. 1900 no. 243).

(37)

88. Van alle de krachtens de voorgaande artikelen door den Resident genomen beslissingen, wordt nauwkeurig aanteeke- ning gehouden in een daartoe bestemd register.

Afschriften van het in dit artikel bedoeld register moeten om bewijskracht te hebben, geteekend zijn door den Resident of Assistent-Resident door wien dit register wordt gehouden;

door den Djaksa geteekend, leveren zij geen bewijs op.

(R.v.J.Sem.W.1503).

89. In de afdeelingen der residentiën zijn de Assistent- Residenten, als vertegenwoordigende den Resident, belast met, en bevoegd tot de werkzaamheden en verrichtingen, welke bij artikel 78 en volgende aan de Residenten zijn opge- dragen; zulks evenwel met dien verstande, dat zij, in plaats van zelve omtrent de wijze van afdoening der zaken te beslis- sen, dienaangaande na raadpleging van den Regent, en met vermelding van diens gevoelen, eene schriftelijke voordracht doen, welke door hen met de ter zake betrekkelijke stukken ter beschikking aan den Resident wordt opgezonden.

Nochtans kunnen de Assistent-Residenten in de afdeelingen en op de hoofdplaatsen waar zoodanige ambtenaren voor de politie zijn aangesteld, door den Resident gemachtigd worden om, namens hem, aangaande de bij het vorige lid bedoelde onderwerpen te beslissen, doch steeds onder verplichting om geregeld, op bepaalde tijdstippen, en ten minste éénmaal 's maands, het register van hunne beslissingen, voor zooverre noodig vergezeld van een schriftelijk verslag dienaangaande, aan de Residenten te doen toekomen. (Stb. IÇ14 no. 317.)

Voor plaatsen en in de gevallen, bij ordonnantie te bepalen is het in dit artikel bepaalde ten aanzien van Assistent-Resi- denten toepasselijk op den ter plaatse bescheiden Controleur bij het Binnenlandsch Bestuur, die dan mede de bevoegdheid heeft, omschreven in artikel 76. (Stb. i8gy no. 63).

Indien meer dan één Controleur bij het Binnenlandsch Bestuur ter plaatse bescheiden is, geldt het in de vorige zinsnede bepaalde voor den uit dezen door het Hoofd van gewestelijk bestuur aan te wijzen Controleur. (Stb. i8gy no. 63).

(38)

Een Controleur bij het Binnenlandsch Bestuur, die door den Resident, krachtens artikel 36 zijner instructie (Stb.

i86y no. 114) tijdelijk belast is met de functie van Assistent- Resident, kan door diezelfde autoriteit gemachtigd worden, zaken naar den Landraad te verwijzen. Hof.T.44-367 en 37I.W.II5I.

90. De Resident heeft het oppertoezicht over de gevan- genissen in zijne Residentie, en is gehouden om die op de hoofdplaats elke maand in persoon te bezoeken, ten einde den toestand en de behandeling der gevangenen na te gaan. Te- vens zal hij zich de registers doen vertoonen, en onderzoeken of dezelve behoorlijk zijn aangehouden.

De gevangenissen in de overige regentschappen zullen op dezelfde wijze om de maand moeten bezocht worden, hetzij door den Assistent-Resident, of door een ander daartoe aan te wijzen Europeesch ambtenaar.

91. {Vervallen ingevolge Stb. i8ç2 no. 83).

92. Met opzicht tot het houden der registers van veroor- deelden tot dwangarbeid in of buiten den ketting, voor welke door de Regeering in'hunne residentiën straf plaatsen zijn aan- gewezen, en hetgeen daarbij moet worden in acht genomen, zullen de Residenten zich hebben te gedragen overeenkomstig de bijzondere daaromtrent bestaande of nader te geven voor- schriften.

ZEVENDE TITEL.

Van de Districtsgerechten.

93. De Districtsgerechten zullen éénmaal 's weeks, op eenen vastgestelden dag, gehouden worden tot afdoening der zaken, welke bij het Reglement op de Rechterlijke Organisatie en het beleid der Justitie aan derzelver kennisneming zijn opgedragen.

(39)

94. Wanneer iemand, ingevolge artikel 79 van dat Regle- ment, eene burgerlijke rechtsvordering voor het Districtsge- recht brengt, en de aangesprokene niet tegenwoordig is, zal aan beide partijen, voor zooveel den aangesprokene betreft door eenen politiebediende, worden gelast om met hare getui- gen op den volgenden rechtdag te verschijnen.

Wanneer op dien dag de eischer afwezig blijft, zal de zaak gehouden worden voor vervallen, behoudens het recht van den eischer om de vordering opnieuw voor te brengen.

Wanneer de verweerder, hoezeer behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, en er van geene wettige verhindering blijkt, zal de vordering van den eischer worden toegewezen, tenzij die be- vonden worde ongegrond te zijn, in welk geval dezelve zal worden ontzegd.

95. Indien beide partijen verschenen zijn, worden dezelve benevens de getuigen, indien zij die hebben voorgebracht, ge- hoord en wordt vervolgens door het Districtshoofd uitspraak gedaan.

96. De bepalingen der beide voorgaande artikelen zijn mede toepasselijk in geval van ingebrachte klachten ter zake van het uiten van scheldwoorden en andere mondelinge belee- digingen, waarvan de kennisneming aan de Districtsgerechten is opgedragen ; met dien verstande, dat de beklaagde, wanneer hij wordt bevonden schuldig te zijn aan het hem ten laste ge- legde feit, zal worden veroordeeld tot eene geldboete, overeen- komstig het bepaalde bij artikel 80 van evengemeld Regle- ment, en dat, indien daarentegen de schuld niet is bewezen, de beklaagde van de tegen hem gedane klachte zal worden vrij- gesproken.

De door de Districtsgerechten opgelegde boeten komen ten bate van, en zullen gestort worden in 's Lands kas.

97. Het wordt aan het doorzicht van het Districtshoofd overgelaten om, zoowel in burgerlijke als in strafzaken, de voorgebrachte getuigen al of niet onder eede te hooren.

(40)

98. Alvorens eene beslissing wordt genomen is het Districts hoofd verplicht het gevoelen in te winnen van de personen, die ingevolge de algemeene voorschriften als raadslieden of als adviseurs de zitting bijwonen. (Stb. igoi no. 306 j° Stb IQ02 no. 85).

99. Van de uitspraken der Districtsgerechten zal nauw- keurige aanteekening worden gehouden in een daartoe be- stemd register, van hetwelk elke veertien dagen, voor zooveel betreft de zaken, in dat tijdsverloop behandeld, door het Dis- trictshoofd een afschrift zal worden gezonden aan den Regent, die het vervolgens, voor zooveel noodig met zijne bedenkingen voorzien, aan den Resident en, in de afdeelingen, aan den As- sistent-Resident zal opzenden.

100. Hij die zich wil bedienen van het middel van hooger beroep, waaraan de vonnissen der Districtsgerechten in bur- gerlijke zaken, onderworpen zijn, zal zulks binnen acht dagen na de uitspraak van het vonnis moeten kenbaar maken aan den Regent, die daarvan aanteekening zal houden of doen houden.

Na verloop van dien termijn zal geen hooger beroep meer worden toegelaten, en het vonnis van het Districtsgerecht kunnen worden ten uitvoer gelegd.

101. Het Districtshoofd zal, binnen acht dagen nadat hem het ingesteld beroep door den Regent is kenbaar gemaakt, aan dezen schriftelijk kennis geven van de toedracht der zaak en van de daarin gedane uitspraak, onder vermelding der gevoe- lens, door de raadslieden en den priester geuit.

102. De uitvoering van de uitspraken der Districtsgerech- ten in burgerlijke zaken, waarvan geen hooger beroep is inge- steld, of die in hooger beroep geheel of ten deele zijn bevestigd geworden, zal door de Districtshoofden aan de Dorpshoofden, of andere hun ondergeschikte beambten worden opgedragen!

103. Het Dorpshoofd, of elk ander met de tenuitvoerleg- ging van zoodanige uitspraak belast beambte, zal den veroor-

(41)

deelde vooraf aanmanen om, binnen de eerstvolgende acht da- gen, aan de tegen hem uitgesproken veroordeeling te voldoen.

Indien na verloop van deze acht dagen daaraan niet is vol- daan, zal het Districtshoofd, tenzij hij redenen vinde om eenig uitstel te verleenen, gelasten dat zooveel roerende goederen van den veroordeelde worden in beslag genomen, als vermoe- delijk noodig zijn zal om de uitvoering van het vonnis te ver- zekeren.

104. De inbeslagneming geschiedt in tegenwoordigheid van twee getuigen, en zoo mogelijk in het bijzijn van den veroor- deelde, door den met de tenuitvoerlegging belasten beambte, die gehouden zal zijn de in beslag genomen goederen stuk voor stuk te waardeeren.

105. Indien twee dagen na de inbeslagneming nog niet aan het vonnis is voldaan, zullen de in beslag genomen goederen, tot het beloop van de uitgesproken veroordeeling, door den met de tenuitvoerlegging belasten beambte, in tegenwoordig- heid van twee getuigen, in het openbaar, om gereed geld, aan den meest biedende worden verkocht, tenzij de geboden som beneden die der waardeering mocht zijn; in welk geval de goe- deren aan den schuldeischer te wiens behoeve de executie plaats heeft, naar de geschatte waarde zullen worden overge- geven.

De veroordeelde is bevoegd om de orde aan te wijzen, naar welke de in beslag genomen goederen zullen verkocht worden.

De goederen, welke niet hebben behoeven verkocht te wor- den, zullen weder aan den veroordeelde worden overgegeven.

106. De inbeslagneming mag zich niet uitstrekken tot het vee en de gereedschappen, welke volstrekt benoodigd zijn tot de uitoefening van het persoonlijk bedrijf van den veroor- deelde.

107. De uitvoering van de uitspraken der Districtsgerech- ten in strafzaken geschiedt door of op bevel van de Districts- hoofden. (Stb. igoy no. 136).

(42)

Krachtens de uitspraken der Districtsgerechten kan geene gevangenzetting noch lijfsdwang plaats hebben.

Bij onwil of onvermogen van eenen ingevolge artikel 96 tot eene geldboete veroordeelden beklaagde, zal het Districts- hoofd daarvan kennis geven aan den Regent, die alsdan, na zich overtuigd te hebben dat de veroordeelde vruchteloos tot betaling is aangemaand, de straf van geldboete zal doen ver- vangen door gevangenzetting voor niet langer dan drie dagen.

108. De rechtsbedeeling bij de Districtsgerechten ge- schiedt kosteloos.

ACHTSTE TITEL.

Van de Regentschafsgerechten.

109. De Regentschapsgerechten zullen op door de Resi- denten nader vast te stellen dagen en plaatsen binnen hun ressort gehouden worden tot afdoening der zaken, welke bij ar- tikel 83 en 84 van het Reglement op de Rechterlijke Orga- nisatie en het beleid der Justitie in Nederlandsch-Indië aan hunne kennisneming zijn opgedragen. (Stb. igi4nos. 317,512).

110. Burgerlijke vorderingen zullen aan den Regent in ge- schrifte worden ingediend; zoo de belanghebbende niet schrij- van kan, zal de Regent van de vordering aanteekening houden of doen houden.

De Regent zendt een afschrift van de vordering of van de deswege gehouden aanteekening aan den verweerder, met vrij- lating om binnen eene week daarop te antwoorden.

Nadat het antwoord ingekomen of de gestelde termijn ver- loopen is, bepaalt de Regent den dag waarop de zaak ter te- rechtzitting van het Regentschapsgerecht zal dienen, en doet de partijen en de getuigen, door partijen, hetzij bij de schrif- telijke vordering of het antwoord, hetzij bij monde opgegeven, tegen dien dag oproepen.

(43)

111. Wanneer de eischer niet verschijnt, zal de zaak ge- houden worden voor vervallen, behoudens het recht van den eischer om zijne vordering opnieuw voor te brengen.

Wanneer de verweerder, behoorlijk opgeroepen zijnde, ten bepaalden dage afwezig blijft, en er van geene wettige reden van verhindering blijkt, zal de vordering aan den eischer wor- den toegewezen, tenzij dezelve bevonden worde ongegrond te zijn, in welk geval zij zal worden ontzegd.

112. Wanneer ten bepaalden dage partijen verschenen zijn, worden deze, na voorlezing van den eisch en van het ant- woord, indien dit is ingekomen, benevens de getuigen gehoord, en wordt daarna uitspraak gedaan.

113. In geval van kennisneming in hooger beroep van de uitspraken der Districtsgerechten in burgerlijke zaken, zal de Regent aan partijen den dag doen aanzeggen, op welken de zaak bij het Regentschapsgerecht zal behandeld worden.

Ten dage dienende wordt het vonnis van het Districtsge- recht voorgelezen, en wijders zoodanig onderzoek gedaan, als tot toelichting der zaak dienstig kan zijn, waarna de uitspraak geschiedt.

Deze uitspraak wordt door of vanwege den Regent aan het Districtshoofd schriftelijk kenbaar gemaakt.

114. In strafzaken worden de beklaagde en de getuigen, te- gen eenen door den Regent te bepalen rechtdag, door den Hoofddjaksa of den Djaksa opgeroepen. Te dien dage worden de beklaagde en de getuigen gehoord over het aan den eerstge- noemde te laste gelegde feit en over alle omstandigheden, die tot zijn bezwaar of te zijner ontlasting kunnen strekken.

115. Wanneer de beklaagde bevonden wordt schuldig te zijn aan het hem te laste gelegde feit, zal hij worden veroor- deeld tot geldboete of gevangenisstraf, overeenkomstig artikel 83 van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie en het beleid der Justitie.

(44)

116. Indien de schuld niet is bewezen, wordt de beklaagde van de tegen hem gedane klachte vrijgesproken.

117. Bij veroordeeling tot eene geldboete zal bij het vonnis bepaald worden de gevangenisstraf, niet te boven gaande den tijd van zes dagen, welke de veroordeelde, in geval van niet- betaling der opgelegde geldboete, zal ondergaan.

De bepaling van het laatste lid van artikel 96 is toepasselijk op de geldboeten, welke door de Regentschapsgerechten wor- den opgelegd.

118. Alvorens eene beslissing wordt genomen is de Regent verplicht om het gevoelen in te winnen van den Inlandschen Officier van Justitie en van de personen, die ingevolge de alge- meene voorschriften als raadslieden of als adviseurs de zitting bijwonen. {Stb. 1901 no. 306 f Stb. 1902 no. 85).

De bepaling van artikel 97 geldt mede ten aanzien van de Regenten.

119. Van al het verhandelde bij de Regentschapsgerech- ten, bepaaldelijk ook van de door den Djaksa, den Panghoeloe en de raadslieden geuite gevoelens, en van de gedane uitspra- ken, zal behoorlijk aanteekening geschieden in een register, waarvan iedere week, voor zooveel betreft de zaken in dat tijds- verloop behandeld, een uittreksel wordt gezonden aan den President van den Landraad.

De aanteekeningen zullen op de terechtzitting worden ge- houden door een der adviseerende leden, daartoe door den Regent aan te wijzen.

De President van den Landraad is bevoegd om op de behan- deling der zaken, voorzooveel niet in hooger beroep is gegaan, aan het betrokken Gerecht zoodanige op — of aanmerkingen te maken als hij nuttig en noodig oordeelt.

Hij houdt van zijne op — en aanmerkingen aanteekening op het hem toegezonden afschrift van het register.

Het Hoog-Gerechtshof is bevoegd om zich dit afschrift ten allen tijde te doen voorleggen. (Stb. 1908 no. 536 j° Stb. igio no. 499).

(45)

120. Het voornemen om van een door het Regentschaps- gerecht in eersten aanleg gewezen vonnis in hooger beroep te komen, zal, behoudens het derde lid van artikel 121, binnen tien dagen na de uitspraak aan den President van den Land- raad moeten worden bekend gemaakt, waarvan aanteekening zal worden gehouden. (Stb. igo8 no. 536 f Stb. igio no. 4çç).

Van het appel tegen een vonnis van het Regentschapsge- recht moet blijken, door een schriftelijke onderteekende ken- nisgeving, dan wel door een mondelinge mededeeling van den belanghebbende, afgelegd voor den Ldr.voorzitter. Ldr.

Tjandjoer. T. 74-404.

121. De Regent zal, binnen acht dagen nadat hem het in- gestelde beroep door den President van den Landraad is ken- baar gemaakt, de beklaagde uitspraak of een afschrift daarvan, met de tot de zaak betrekkelijke stukken, zoo er die zijn, aan denzelven opzenden.

Na verloop van den bij het voorgaande artikel bepaalden termijn, zal geen hooger beroep meer worden toegelaten, en zal de uitspraak van het Regentschapsgerecht kunnen worden ten uitvoer gelegd.

De tenuitvoerlegging van strafvonnissen zal onmiddellijk kunnen plaats hebben, wanneer de veroordeelde dadelijk bij de uitspraak aan den Regent verklaart niet in hooger beroep te willen gaan. Van die verklaring, die onherroepelijk is, wordt door den Regent terstond kennis gegeven aan den President van den Landraad, alsmede aanteekening gehouden in het bij artikel 119, eerste lid, bedoelde register. (Stb. igo8 no. 536 j°

Stb. igio no. 4gg).

122. (1) De artikelen 102 tot en met 106 zijn mede toepas- selijk op de uitvoering van alle uitspraken der Regentschaps- gerechten in burgerlijke zaken, alleen met dit onderscheid, dat de uitvoering van die uitspraken door den Regent wordt op- gedragen aan het Districtshoofd, welke beambte een hem on- dergeschikt politiehoofd daarmede kan belasten, behoudens zijne verplichting om aan den Regent verslag te doen van den afloop der tenuitvoerlegging.

3

(46)

(2) De uitvoering van de uitspraken der Regentschapsge- rechten in strafzaken, waarvan geen hooger beroep is inge- steld, alsmede van de vonnissen, door de Landraden gewezen in hooger beroep van zoodanige uitspraken, geschiedt door of op bevel van den Regent. (Stb. 1907 no. 156).

122a. De rechtsbedeeling bij de Regentschapsgerechten geschiedt kosteloos. (Stb. igoy no. 156).

NEGENDE TITEL.

Van de rechtspleging in burgerlijke zaken, welke tot de kennisneming der Landraden behooren.

EERSTE AFDEELING.

Van de behandeling der zaken of de terechtzitting.

123. In burgerlijke zaken, waarvan de Landraad in hooger beroep kennis neemt, doet de President, tengevolge van de aan hem, overeenkomstig artikel 120, gedane kennisgeving, aan partijen den dag aanzeggen waarop de zaak voor den Land- raad zal dienen, met last om de getuigen, die zij alsnog zouden willen doen afhooren, op dien dag voor te brengen.

124. Op den bepaalden dag zal de Landraad de zaak op- nieuw onderzoeken.

Tot dat einde zullen de uitspraak van het Regentschaps- gerecht en de stukken van het eerste geding (zoo die bestaan) gelezen, de getuigen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 142 en volgende gehoord, en zoowel de reeds vroeger voorge- brachte, als de nieuwe bewijzen in overweging genomen worden.

De Landraad doet hierop uitspraak, met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 164 en 183, eerste lid; en zullen voorts worden opgevolgd de voorschriften, vervat in de ar- tikelen 188 en 190.

Indien de gedaagde voor het Regentschapsgerecht niet is

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het verzoek om advies betreft een ontwerp van koninklijk besluit dat de gemeenten ertoe verplicht om via het Rijksregister van de natuurlijke personen aan de Minister tot

98. In de klacht die neergelegd is bij de Gegevensbeschermingsautoriteit, formuleert de klager het verzoek dat zijn persoonsgegevens moeten “ verwijderd ” worden, niet alleen in

Het ligt voor de hand dat, evenals bij mentorschap (artikel 452, eerste lid) en, zoals ook wordt voorgesteld bij curatele (artikel onderdeel C, onder 1), de rechter zich,

Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is ontstaan als gevolg van een scheiding voor 1 januari 2021 heeft de pensioenuitvoerder tot 1 januari 2023 het recht om

Zoodra het districtshoofd of een ambtenaar van zij- nentwege op de plaats is aangekomen, zal het dorpshoofd zich onder diens bevelen stellen.. mendjaga majafc itoe sampai

Gravad lax • gerookte forelfilet • in look gemarineerde scampi’s • Kempische ham en Serranoham met meloen • gevulde eitjes • romige brie • vleessalade • russisch ei

U kunt mogelijk ook informatie over een misdrijf inwinnen bij de bevoegde organisaties (Police Scotland, de Crown Office and Procurator Fiscal Service, de Scottish Courts and

In afwijking van het eerste lid wordt voor het houden van verblijf aan vaste ligplaatsen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze verordening, de belasting geheven naar