• No results found

2 Tweede Kamer der Staten-Generaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2 Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2

Vergaderjaar 2014–2015

33 988 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet SZW 2015)

Nr. 29 AMENDEMENT VAN HET LID VERMEIJ C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 231

Ontvangen 6 november 2014

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In de beweegreden wordt na «Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» ingevoegd:, van het Ministerie van Financiën.

II

In artikel IXA wordt onderdeel C als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door «Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het achtste lid komt te luiden:».

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

12. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van dit artikel wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat.

De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspen- sioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 62, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

1Vervanging in verband met een wijziging in de ondertekening.

kst-33988-29 ISSN 0921 - 7371

’s-Gravenhage 2014 Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 988, nr. 29 1

(2)

III

In artikel XXXI wordt onderdeel F als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door «Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het achtste lid komt te luiden:».

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

12. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van dit artikel wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen, ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat.

De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspen- sioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

IV

Na artikel XXXVID worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

ARTIKEL XXXVIE. INVOERINGS- EN AANPASSINGSWET PENSI- OENWET

De Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «28, eerste, tweede en derde lid,» vervangen door: 28, eerste, tweede, derde en vierde lid,.

2. In het derde lid wordt «28, vierde, vijfde en zesde lid,» vervangen door: 28, vijfde, zesde, zevende en achtste lid,.

B

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot het vijfde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van het tweede lid wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen, ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat.

De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspen-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 988, nr. 29 2

(3)

sioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 62, eerste lid, van de Pensioenwet is van overeenkomstige toepassing.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van het zesde lid wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat.

De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspen- sioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XXXVIF. WET OP DE LOONBELASTING 1964 Aan artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt een lid toegevoegd, luidende:

13. In afwijking in zoverre van het vierde lid hoeft een ouderdomspen- sioen niet eerder in te gaan dan op de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip waarop de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, zolang het pensioen blijft binnen de in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet opgenomen begrenzing.

Toelichting

De pensioenuitvoerder heeft op grond van artikel 66 van de Pensi- oenwet en artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling het recht om een klein pensioen af te kopen. In veel gevallen gebeurt dat op of rond de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Daarbij kan een probleem ontstaan als de ingangsdatum voor ouderdomspen- sioen ligt vóór de AOW-gerechtigde leeftijd (die vanaf 2013 na 65 jaar ligt).

Er kan dan samenloop ontstaan met inkomensafhankelijke regelingen en toeslagen. Daarnaast is het mogelijk dat er AOW-premie verschuldigd is over het afkoopbedrag.

Dit probleem is niet nieuw, maar treft op dit moment meer mensen doordat de reguliere ingangsdatum van ouderdomspensioen (vaak nog 65 jaar) en de AOW-gerechtigde leeftijd uiteen zijn gaan lopen als gevolg van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Om nadelige financiële gevolgen te voorkomen krijgen gewezen deelnemers het recht om ervoor te kiezen om het kleine pensioen uit te stellen tot na de AOW-gerechtigde leeftijd. De afkoop vindt dan ook later plaats en dat voorkomt nadelige financiële gevolgen voor gewezen deelnemers. Het gaat om een keuzerecht, er is geen sprake van een verplichting.

Dit amendement regelt dat het kleine pensioen kan worden uitgesteld tot de maand volgend op de datum waarop een gewezen deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en dat het pensioen ook meteen in die maand wordt afgekocht. Door de ingangsdatum en afkoop op dit moment te stellen, wordt samenloop van het afkoopbedrag met inkomensafhanke- lijke regelingen en toeslagen voorkomen. Artikel 62, eerste lid, van de Pensioenwet en artikel 74 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling,

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 988, nr. 29 3

(4)

die een aantal waarborgen regelen met betrekking tot uitstel van pensioen, worden van overeenkomstige toepassing verklaard op het keuzerecht.

Het recht om ervoor te kiezen het kleine pensioen uit te stellen, zal ook worden opgenomen in de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet.

Daarmee is het ook van toepassing op pensioenen die zijn opgebouwd voor 2007 (onder de Pensioen- en spaarfondsenwet).

Om te voorkomen dat (de afkoop van) een klein pensioen niet zou kunnen worden uitgesteld tot (de eerste dag van de maand na het

bereiken van) de AOW-gerechtigde leeftijd omdat niet wordt gewerkt, is in dit amendement tevens een aanpassing van het doorwerkvereiste

opgenomen door toevoeging van een dertiende lid aan artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964.

Gevolgen voor pensioenuitvoerders

De administratieve lasten en kosten voor pensioenuitvoerders als gevolg van dit amendement zijn beperkt. Op grond van artikel 66 van de Pensioenwet of artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt op de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen bepaald of de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis minder zal bedragen dan het in dat artikel genoemd grensbedrag. Indien een (gewezen) deelnemer kiest voor uitstel van het kleine pensioen, zullen enkele administratieve handelingen en een actuariële herrekening moeten worden uitgevoerd. Pensioenuitvoerders kunnen de afkoopsom op het reguliere betaalmoment in die maand uitbetalen. Dit voorkomt adminis- tratieve lasten.

Budgettaire gevolgen

De budgettaire gevolgen van dit amendement zijn nagenoeg nihil.

Indien dit amendement wordt aangenomen wordt in het opschrift van het wetsvoorstel na «Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid»

ingevoegd:, het Ministerie van Financiën.

Vermeij Lodders Van Weyenberg Omtzigt

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 988, nr. 29 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

overwegende dat de keuzes die onderwijsbestuurders hebben gemaakt op basis van de hun gegunde vrijheid van besteding die de lumpsumbekos- tiging met zich meebrengt, een daling van

constaterende dat het kabinet in de zogenoemde coronaroutekaart geen enkel scenario heeft opgenomen waarin de scholen in het funderend onderwijs weer gesloten moeten

verzoekt de regering, tevens om in dit kader het bestaande aanbod extra onder de aandacht te brengen bij leraren en in overleg met het onder- wijsveld te bezien of dit aanbod

verzoekt de regering, zo snel als mogelijk plannen naar de Kamer te sturen voor het wegwerken van onderwijsachterstanden als gevolg van de coronacrisis, bijvoorbeeld door

4 Alle energie die door deze mensen wordt ingezet om steeds meer kinderen en jongeren op school te krijgen of goede zorg te laten ontvangen is echter helaas nog niet genoeg om

Kunt u aangeven hoeveel scholen moeten betalen voor deze zzp-ers en of de inhuur van bureau’s die zzp-ers verhuren en of dat meer is dan de CAO’s voor primair onderwijs en

Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen

Voornoemde leden vragen de regering nader aan te geven waarom hiervoor wordt gekozen terwijl in het hoger onderwijs er wel voor wordt gekozen dat het bevoegd gezag strijdig met de