• No results found

RAPPORT. Flora- en faunainventarisatie Voorland Stichtse Brug te Blaricum. onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (beschermde soorten)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT. Flora- en faunainventarisatie Voorland Stichtse Brug te Blaricum. onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (beschermde soorten)"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT

Flora- en faunainventarisatie

Voorland Stichtse Brug te Blaricum

onderzoek in het kader van de Wet

natuurbescherming (beschermde soorten)

Klant: Projectbureau De Blaricummermeent, Geesink Beheer

Referentie: AA0719WATRP1811131107 Versie: 0.1/Concept

Datum: 15 november 2018

(2)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 i

HASKONINGDHV NEDERLAND B.V.

Laan 1914 no.35 3818 EX AMERSFOORT Netherlands Water Trade register number: 56515154 +31 88 348 20 00 +31 33 463 36 52 info@rhdhv.com royalhaskoningdhv.com

T F E W

Titel document: Flora- en faunainventarisatie Voorland Stichtse Brug te Blaricum

Onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (beschermde soorten)

Referentie: AA0719WATRP1811131107 Versie: 0.1/Concept

Datum: 15 november 2018 Projectnummer: AA0719

Auteur(s): Tessa van Vreeswijk, Jobert Rijsdijk

Gecontroleerd door: Arne Kijk in de Vegte

Datum/Initialen: 13-11-2018 / AKIDV

Goedgekeurd door:

Datum/Initialen:

Classificatie Projectgerelateerd

Disclaimer

No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The integrated QHSE management system of HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001:2015, ISO 14001:2015 and OHSAS 18001:2007.

(3)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 ii

Inhoud

1 Inleiding 1

1.1 Aanleiding 1

1.2 Doel en scope 1

1.3 Leeswijzer 1

2 Het onderzochte gebied en de gehanteerde methodiek 2

2.1 Onderzoeksgebied 2

2.2 Methodiek 3

2.2.1 Vaatplanten 3

2.2.2 Grondgebonden zoogdieren 3

2.2.3 Vleermuizen 6

2.2.4 Jaarrond beschermde nesten en overige broedvogels 8

2.2.5 Amfibieën 8

2.2.6 Reptielen 10

3 Resultaten 10

3.1 Vaatplanten 10

3.2 Grondgebonden zoogdieren 15

3.3 Vleermuizen 16

3.3.1 Migratieroute 16

3.3.2 Foerageergebied 17

3.3.3 Kraamverblijfplaatsen 18

3.3.4 Paarverblijfplaatsen 18

3.4 Jaarrond beschermde nesten 20

3.5 Amfibieën 21

3.6 Reptielen 22

3.7 Overige waarnemingen 23

4 Conclusie 24

5 Literatuur 25

(4)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 1

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Blaricum heeft de ambitie om het Voorland Stichtse Brug op te waarderen, zodat een aantrekkelijk uitloop- en recreatiegebied ontstaat voor de nieuwe bewoners en ondernemers uit de Blaricummermeent en de rest van de gemeente Blaricum. Daarnaast wenst de gemeente de kwaliteit van het gebied als natuurgebied te behouden en te versterken.

In het voortraject is onderzocht of er ruimte was voor de ontwikkeling van een recreatiegebied met jachthaven aan de oostzijde van het gebied. Hiertoe heeft Oranjewoud een milieueffectrapportage opgesteld (Oranjewoud, 2011). Deze ontwikkeling bleek uiteindelijk economisch niet haalbaar. Als alternatief heeft Geesink beheer in lijn met de gemeentelijke ambitie in 2015 het plan Blaricum aan Zee ingediend. Dit omvat de ontwikkeling van een opgespoten landtong; “een kleine enclave waar natuur, water, recreatie, horeca, ambacht en werken samenkomen”. Deze enclave was voorzien op het meest noordelijke deel van het recreatiestrand, ter hoogte van de accommodatie van de KNRM (Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij).

De voorgenomen ontwikkeling kan leiden tot effecten op onder de Wet natuurbescherming beschermde soorten. Daarnaast liggen de geplande ontwikkelingen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Om deze redenen heeft de provincie Noord-Holland gevraagd om het plan te toetsen aan de vigerende natuurwetgeving. In 2016 is door Royal HaskoningDHV voor dit ontwerpplan een ecologische onderbouwing opgesteld (Royal HaskoningDHV, 2016). Uit deze ecologische onderbouwing bleek dat voor een concretisering van het ontwerp een actualisatie van de inventarisatie naar vleermuizen, ringslang, jaarrond beschermde nesten en vaatplanten gewenst was. Na overleg met de provincie en vanwege de inwerking treding van de Wet natuurbescherming heeft het Projectbureau 'De Blaricummermeent' van gemeente Blaricum Royal HaskoningDHV verzocht om alle beschermde soortgroepen mee te nemen in een gerichte inventarisatie. In voorliggende rapportage worden de gehanteerde methoden en resultaten van dit onderzoek gepresenteerd.

Inmiddels heeft Geesink beheer een tweede ontwerp voor de enclave gemaakt die aan de zuidkant van het recreatiestrand is voorzien, op de grens van de strandzone en het moerasgebied. Ook voor dit ontwerpplan is een natuurtoets opgesteld (Royal HaskoningDHV, 2017). Tegelijkertijd met het opstellen van deze natuurtoets werd voorliggende flora- en faunainventarisatie uitgevoerd. Nog niet alle resultaten waren toen al bekend. Een aanvullende effectbeoordeling is daarom noodzakelijk om alle effecten in beeld te krijgen. Deze effectenbeoordeling is geen onderdeel van de opdracht.

1.2 Doel en scope

De flora- en faunainventarisatie heeft als doel te bepalen welke beschermde vaatplanten of diersoorten in Voorland Stichtse Brug voorkomen.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het onderzochte gebied en de gehanteerde methodiek beschreven. In hoofdstuk 3 zijn per soortgroep de onderzoeksresultaten weergegeven. Waar relevant zijn de waarnemingen en functies op kaarten verbeeld. In hoofdstuk 4 wordt op basis van de onderzoeksresultaten geconcludeerd welke beschermde plant- en diersoorten in het gebied voorkomen.

(5)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 2

2 Het onderzochte gebied en de gehanteerde methodiek

2.1 Onderzoeksgebied

Het onderzoeksgebied betreft het natuur- en recreatiegebied Voorland Stichtse Brug (Figuur 2-1). Het Voorland Stichtse Brug vormt onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het gebied is in de jaren ’70 opgespoten ten behoeve van de bouw van de Stichtse Brug. Het opgespoten materiaal is afkomstig uit het Gooimeer. Hiertoe zijn in het Gooimeer enkele zandwinputten van 30 meter diep aangelegd.

Voorland Stichtse Brug wordt begrensd door het Gooimeer, de A27 en de Gooise Zomerkade. De Gooise Zomerkade vormt de grens tussen het in aanbouw zijnde woon-werkgebied Blaricummermeent en het Voorland Stichtse Brug.

Het gebied bevat twee komvormige zandstranden die van elkaar worden gescheiden door een bosstrook.

De zuidelijke kom vormt een recreatiegebied met direct daarachter het strand en een grasweide. De grasweide wordt door enkele bosschages gescheiden van de parkeerplaatsen en de A27. De noordelijke kom, beter bekend als het Groene Strand, is een natuurgebied. Bij noordwesterstorm wordt water vanuit het Markermeer en IJmeer het Gooimeer ingestuwd, waardoor het hooiland overspoeld wordt en het water een aantal dagen blijft liggen. Deze overstromingen komen enkele keren per jaar voor (Brandjes &

Anema, 2016).

Voor een uitgebreidere omschrijving van de kenmerken van het gebied wordt verwezen naar de natuurtoets ten behoeve van ontwerpplan Zuid (Royal HaskoningDHV, 2017).

Figuur 2-1. Het onderzoeksgebied (geel omlijnd). Bron: Globespotter.

(6)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 3

2.2 Methodiek

Voorland Stichtse Brug is in 2017 en 2018 onderzocht op de aanwezigheid van alle beschermde natuurwaarden die er in het gebied mogelijk aanwezig kunnen zijn. Het onderzoek heeft op het land plaatsgevonden. Het Gooimeer maakte geen onderdeel uit van het te inventariseren gebied. Er is gericht onderzoek gedaan naar vaatplanten, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, vogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, amfibieën en reptielen. Er is geen gericht onderzoek naar beschermde vissen of ongewervelden uitgevoerd. In de eerdere natuurtoetsen ten behoeve van beide ontwerpplannen van Geesink beheer is de aanwezigheid van deze soortgroepen in het gebied op basis van verspreidingsgegevens en hun biotoopeisen uitgesloten (Royal HaskoningDHV, 2016; Royal HaskoningDHV, 2017).

Het onderzoek is waar mogelijk uitgevoerd conform de kennisdocumenten van BIJ12 die in opdracht van het voormalig Ministerie van Economische Zaken zijn opgesteld danwel conform de

soortinventarisatieprotocollen zoals opgesteld door het Netwerk Groene Bureaus.

2.2.1 Vaatplanten

In het verleden zijn er meerdere inventarisaties uitgevoerd waarbij vele bijzondere plantensoorten zijn aangetroffen (Bureauw Waardenburg, 2008; Van der Goes en Groot, 2011; Bakker, 2016). Naast beschermde vaatplanten is daarom ook gelet op Rode Lijst soorten (waaronder ronde zonnedauw, moeraswespenorchis, scherpe fijnstraal, stijve ogentroost, groenknolorchis, rode ogentroost, parnassia, moeraskartelblad en rood wintergroen) en soorten die kenmerkend zijn voor kalkrijk, vochtig duinvallei (zoals heelblaadjes, teer guichelheil, groenknolorchis en dwergzegge).

Bij het onderzoek is gezocht naar bloeiende exemplaren op het recreatiestrand en het Groene Strand (i.e.

het natuurgebied in het noordelijk deel van Voorland Stichtse Brug). Het gebied is op meerdere momenten in het jaar bezocht. Door voor meerdere onderzoekrondes te kiezen is de kans op aanwezigheid van bloeiende exemplaren (en daarmee de trefkans) vergroot. De periode is afgestemd op de bloeitijd van de mogelijk aanwezige beschermde vaatplanten in het plangebied. De inventarisaties zijn uitgevoerd op 27 mei 2017, 29 mei 2017, 14 juni 2017, 21 juni 2017 en 13 juli 2017. Tijdens de laatste ronde in 2017 is in het bijzonder gezocht naar aanwezigheid van parnassia in de graslandzone langs de bosrand die het zuidelijk deel van het noordelijk deel scheidt. In 2018 zijn op 14 juni nog aanvullend de groene stroken rond de parkeerplaatsen geïnventariseerd. Voor determinatie is gebruik gemaakt van de Heukels’ Flora en de geïllustreerde flora (Blamey & Grey-Wilson, 1989). Het bosgebied ten zuiden van de parkeerplaatsen maakte geen deel uit van de vaatplanteninventarisatie, omdat deze bij de voorgenomen ontwikkeling ongemoeid wordt gelaten.

2.2.2 Grondgebonden zoogdieren

Het onderzoek naar marterachtigen is gebaseerd op het advies van de Stichting Kleine Marters (SKM) en de handreiking ‘Wezel, Hermelijn en Bunzing’ van het Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN). Beide adviseren het gebruik van een combinatie van meerdere onderzoeksmethoden, waaronder het gebruik van wildcamera’s (eventueel met lokmiddelen) en sporenbuizen.

Cameravallen

De handreiking van de RUD NHN voorziet in de plaatsing van 4 camera’s per hectare, eventueel met lokmiddel. Bij projecten over een groot oppervlak mag hiervan worden afgeweken door alleen de meest kansrijke landschapselementen te onderzoeken. De camera’s dienen daarbij minimaal 4 weken op dezelfde plaats aanwezig te zijn. Het onderzoek kan plaatsvinden van mei tot en met augustus, omdat in die periode de voortplanting plaatsvindt en zo voortplanting in het gebied kan worden aangetoond of

(7)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 4

uitgesloten. SKM hanteert een licht afwijkende onderzoeksmethode voor het plaatsen van wildcamera’s.

Zij baseert zich op ervaringen opgedaan in het veld en heeft vanaf 2010 deze onderzoeksmethode verder ontwikkeld en verfijnd.

SKM hanteert geen minimaal aantal camera’s per hectare, maar adviseert om voor ieder plangebied apart te beoordelen waar en hoeveel camera’s noodzakelijk zijn. Camera’s kunnen bijvoorbeeld het best geplaatst worden langs lijnvormige elementen en in strategisch gelegen bosschages. Naar gelang het aantal camera’s dat wordt ingezet, worden deze om de twee weken verplaatst, zodat op deze manier alle kansrijke locaties in het hele plangebied worden onderzocht. De praktijk leert dat twee weken een voldoende lange periode is om aanwezigheid van marterachtigen in het gebied rond de camera vast te leggen.

Op basis van voorgaande is in huidig gebied een combinatie van beide onderzoeksmethodes gehanteerd.

Het gebied is ongeveer 23 hectare groot. Gezien de grootte van het gebied, zijn conform de handreiking de meest kansrijke landschapselementen onderzocht. Daarbij heeft het onderzoek zich geconcentreerd op het zuidelijk deel van het gebied waar momenteel de mogelijkheden voor de enclave worden

onderzocht. Als lokmiddel is een geperforeerd blikje sardientjes gebruikt.

Sporenbuizen

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van sporenbuizen conform het bouwplan van SKM. Omdat wezel en hermelijn zich zeer snel voortbewegen, zijn deze soorten moeilijk door cameravallen vast te leggen.

Voor deze soorten wordt daarom de inzet van sporenbuizen en Mostela’s aanbevolen. Een sporenbuis is PVC buis met daarin een sporenplank. Dit is een op maat gemaakt plankje met middenin een

stempelkussen doordrenkt met paraffineolie en verzadigd met zeer fijn poederkoolstof (Figuur 2-2). De planken zijn met witte grondverf behandeld. Dieren die door de buis lopen laten zo hun pootafdrukken op de plank achter. De sporenbuizen zijn op enkele meters van elkaar op meerdere locaties in het gebied uitgezet, over verschillende raaien. Per raai zijn 7 tot 9 sporenbuizen neergelegd.

Mostela

De Mostela of ‘marterkist’ is bedoeld om de kleinste marters (wezel en hermelijn) in beeld te krijgen in het veld (Figuur 2-2). De Mostela is bedacht en ontworpen door SKM oprichter Jeroen Mos. De standaard Mostela met 80 mm diameter doorloopbuis is geschikt voor de doorgang van vrouw wezel tot man hermelijn (bron: SKM). De Mostela zou ook nog een vrouw bunzing kunnen toelaten, maar voor grotere dieren is de kist en het beeldbereik van de cameraval waarschijnlijk te klein. De cameravallen zijn voor grotere en minder vlugge dieren (van boommarter tot wolf) beter geschikt.

Onderzoeksperiode

Er zijn drie cameravallen geplaatst (locatie 1, 2 en 3 in Figuur 2-3 en Figuur 2-5). Cameraval 1 en 2 zijn operatief geweest van 1 tot 30 augustus. Op 22 augustus 2018 zijn de geheugenkaartjes van de wildcamera’s tussentijds afgelezen en zijn de batterijen van de camera’s verwisseld. Cameraval 3 is operatief geweest van 1 tot 13 augustus. Op 13 augustus is er door de terreinbeheerder een kaartje voor de camera van cameraval 3 geplaatst waardoor de camera geen opnamen meer maakte. Na contact met de terreinbeheerder is deze kaart op de tussentijdse controle verwijderd, maar vervolgens is door een persoon een poging gedaan de camera te verwijderen waardoor deze beschadigd raakte. Deze camera heeft daarom na 13 augustus geen opnamen meer gemaakt.

Op 1 augustus 2018 zijn vier raaien met sporenbuizen in het gebied neergelegd (Figuur 2-5). De raaien hebben tot 30 augustus in het gebied gelegen. Op 22 augustus 2018 zijn de sporenbuizen tussentijds gecontroleerd en zijn er foto’s van de sporenbuizen gemaakt. Daarna zijn de plankjes schoongemaakt en teruggelegd in het veld. Op 30 augustus zijn de raaien nogmaals gecontroleerd en gefotografeerd waarna

(8)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 5

ze uit het veld zijn verwijderd. De analyse van de sporenplankjes is uitgevoerd door een ter zake kundig ecoloog van Royal HaskoningDHV (Tessa van Vreeswijk).

Er zijn in het gebied twee Mostela’s geplaatst op 17 juli 2018 (locatie A en B in Figuur 2-4 en Figuur 2-5).

Deze hebben tot 30 augustus 2018 in het gebied gelegen. Op 1 en 22 augustus 2018 zijn de opnamen van de geheugenkaartjes tussentijds gecontroleerd en de batterijen verwisseld. De foto’s zijn

geanalyseerd door muizen expert John Melis (John Melis Ecologie).

Figuur 2-2. Voorbeeld van sporenplankjes met stempelkussens (links) en de Mostela (rechts). Foto’s: Royal HaskoningDHV 2018.

Figuur 2-3. De cameravallen in het plangebied (van links naar rechts cameraval 1 t/m 3). Foto’s: Royal HaskoningDHV 2018.

(9)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 6 Figuur 2-4. De Mostela’s in het plangebied (links: locatie A, rechts: locatie B). Foto’s: Royal HaskoningDHV 2018.

Figuur 2-5. De locaties van de uitgezette camera’s en raaien (rij sporenbuizen).

2.2.3 Vleermuizen

Er is gericht onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van zomer-, kraam- en paarverblijven, essentieel foerageergebied en essentiële migratie- en vliegroutes. Het onderzoek is uitgevoerd conform het Vleermuisprotocol 2017. In onderstaande alinea’s is per functietype toegelicht waarom het gebied hiervoor potentie heeft en welke onderzoeksinspanning hiervoor is verricht.

Migratieroutes

(10)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 7

De Stichtse Brug kan een belangrijke verbinding vormen tussen het vasteland en de Flevopolder.

Vleermuizen kunnen deze brug gebruiken als vliegroute tussen verblijfplaatsen in de Flevopolder en foerageergebieden op het vasteland of vice versa.

Ook is het niet uit te sluiten dat het gebied onderdeel vormt van een migratieroute van de ruige dwergvleermuis. Een migratieroute is de route tussen een zomerleefgebied en winterverblijfplaats of - leefgebied en vice versa. Over het algemeen gebruiken vleermuizen dezelfde landschapselementen bij zowel vlieg- als migratieroute. Het jaargetijde waarop de route gebruikt wordt verschilt echter. Vliegroutes worden het gehele zomerseizoen gebruikt, terwijl migratieroutes vooral belangrijk zijn in het voor- en najaar wanneer soorten tussen winterverblijfplaatsen en kraam- en zomerverblijfplaatsen migreren.

Het gebruik van migratieroutes door ruige dwergvleermuizen kan worden vastgesteld door gedurende twee momenten in het jaar onderzoek uit te voeren naar het gebruik. Voor ruige dwergvleermuis liggen deze periodes tussen 1 april en 20 april (voorjaar) en 15 augustus en 10 oktober (najaar) (Vleermuisprotocol 2017). De eerste migratieonderzoeksronde is uitgevoerd op 20 april 2017. Deze datum ligt buiten de geadviseerde optimale periode, maar nog wel binnen de sub-optimale periode. Omdat de temperaturen midden april echter zeer laag waren en er daarnaast sprake was van relatief veel dagen met regen en stevige wind, is er voor gekozen om op de eerste, warmere avond na deze periode direct te inventariseren.

De najaarstrek van de ruige dwergvleermuis loopt synchroon met het paarseizoen. Mannetjes van de ruige dwergvleermuis betrekken in het najaar paarverblijfplaatsen langs de trekroutes van vrouwtjes.

Migratieroutes van ruige dwergvleermuizen kunnen goed worden onderzocht door paarverblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis te tracéren. De ruige dwergvleermuis gebruikt zowel watergangen als bomenrijen om te migreren. Het onderzoek naar migratieroutes in het najaar voor de ruige dwergvleermuis is daarom gelijktijdig uitgevoerd met de paarverblijfplaatsonderzoeken.

Ook de meervleermuis is een algemene soort in Noord-Holland en een lange afstand trekker. De meervleermuis gebruikt echter hoofdzakelijk watergangen als migratieroute. Een eventuele migratieroute zou in dat geval van noordwest naar zuidoost en vice versa onder de brug door lopen en ligt haaks op de mogelijke migratie- en vliegroute tussen Flevopolder en vasteland voor de ruige dwergvleermuis en andere vleermuissoorten. In tegenstelling tot de verbinding tussen de Flevopolder en vasteland vormt het Voorland Stichtse Brug daarmee voor deze dieren een obstakel, het is als het ware een doodlopend stuk.

Meervleermuizen op route zullen het gebied dan ook zeer waarschijnlijk links laten liggen en ten oosten het gebied passeren. Het migratieonderzoek heeft zich daarom toegespitst op de ruige dwergvleermuis.

Voor overige vleermuissoorten die voorkomen in Noord-Holland wordt geen onderscheid gemaakt in specifieke migratieroutes en –periodes, omdat de zomer- en winterleefgebieden grotendeels hetzelfde zijn en/of geen lijnvormige structuren worden gebruikt als vlieg- en/of migratieroutes.

Verblijfplaatsen

Het bosgebied bevat zowel dunne als dikkere bomen, met spechtenholen, rottingsgaten, scheuren of loszittende bast die mogelijk als verblijfplaats kunnen dienen voor vleermuizen. De aanwezigheid van zomer-, kraam- en paarverblijfplaatsen van beschermde boombewonende vleermuizen is daarom niet uit te sluiten. Conform het Vleermuisprotocol 2017 zijn twee onderzoeken uitgevoerd in de zomerverblijfplaatsperiode (15 april en 15 augustus) en twee onderzoeken tijdens de paarverblijfplaatsperiode (15 augustus tot 1 oktober). De twee onderzoeken naar zomerverblijfplaatsen zijn beide uitgevoerd in de kraamperiode (1 juni t/m 15 juli), waarvan een keer in de ochtend. Tijdens deze onderzoeken is ook gelet op aanwezigheid van kraamverblijfplaatsen.

(11)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 8

Foerageergebied

Het gebied heeft meerdere plaatsen open plekken waar in de luwte tussen de bomen en boven het maaiveld gejaagd kan worden op insecten. Het Vleermuisprotocol 2017 schrijft een minimale onderzoeksinspanning van twee inventarisatierondes voor. Deze onderzoeken zijn gecombineerd met het onderzoek naar zomer- en kraamverblijfplaatsen in de kraamperiode (1 juni t/m 15 juli). Voor de ruige dwergvleermuis dient ook één onderzoek te worden uitgevoerd tussen 15 augustus en 1 oktober. Het gebied is daarom voor deze soort en functie in het najaar een derde keer bezocht. Dit bezoek is gecombineerd met één van de onderzoeken naar paarverblijfplaatsen en migratie- en vliegroutes.

Tabel 2-1. Overzicht van de uitgevoerde inventarisaties voor vleermuizen.

Datum Tijdstip Doel Onderzocht gebied Temp. Wind Weer

20-04-2017 21.15 – 00.00u Migratie- en vliegroute Gehele gebied (2p) 9-10º C ~4 Bft Lichte regen en bewolkt 12-06-2017 22.00 – 00.30u Kraam- en zomerverblijfplaats

Foerageergebied

Recreatiegebied &

Groene Strand (2p)

17-19º C ~0-1 Bft Droog en bewolkt

14-07-2017 03.00 – 05.15u Kraam- en zomerverblijfplaats Foerageergebied

Recreatiegebied &

Groene Strand (2p)

12-14º C ~2 Bft Droog en bewolkt

30-08-2017 22.00 – 02.00u Migratie- en vliegroute Paarverblijfplaatsen Foerageergebied

Recreatiegebied &

Groene Strand (1pen Batlogger)

14-16º C ~3-4 Bft Lichte regen en bewolkt

28-09-2017 22.00 – 01.30u Migratie- en vliegroute Paarverblijfplaatsen

Recreatiestrand (1pen Batlogger)

16º C ~1 Bft Droog en half bewolkt

2.2.4 Jaarrond beschermde nesten en overige broedvogels

In 2017 zijn tijdens de verschillende veldbezoeken voor de andere soortgroepen enkele waarnemingen van een buizerd gedaan. De buizerd werd foeragerend boven de schraalgraslanden van het Groene Strand waargenomen. Het was daarom niet uit te sluiten dat in de bosschages in het gebied een buizerdhorst. In theorie kan het gebied daarnaast fungeren als essentieel foerageergebied voor roofvogels die in directe omgeving een nest hebben. Het nest (horst) van een buizerd is jaarrond beschermd onder de Wet natuurbescherming.

Doordat de start van de flora- en faunainventarisatie in 2017 plaatsvond op een moment dat de bomen reeds vol in blad stonden, was het niet mogelijk om in dat jaar nog potentiële jaarrond beschermde nesten vooraf in kaart te brengen en nog volgens protocol onderzoek te doen naar jaarrond beschermde nesten.

Om deze reden is dit onderzoek in 2018 uitgevoerd.

Het onderzoek naar jaarrond beschermde nesten is uitgevoerd conform het Kennisdocument Buizerd, zoals opgesteld door BIJ12 in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (BIJ12, 2017a). In de periode dat er nog geen blad aan de boom zat is éénmaal gericht naar nestlocaties gezocht (20 april 2018). Vervolgens is in de periode maart tot half mei gericht onderzoek gedaan bij deze potentiële nestlocaties (op 9 april 2018 en 26 april 2018). Bij de onderzoeken is gelet op de aanwezigheid van (roepende of alarmerende) volwassen exemplaren of paartjes, territorium indicerend gedrag (balts e.d.) en nest indicerend gedrag nabij het nest. Tussen de onderzoeken is een minimale tussenperiode van 10 dagen aangehouden.

2.2.5 Amfibieën

Binnen het gebied zijn enkele moerassige delen aanwezig. Deze kunnen mogelijk fungeren als voortplantingsbiotoop voor beschermde amfibieën. Om deze reden is het gebied onderzocht op de aanwezigheid van beschermde amfibieën. Ook is de poel in het noordoosten van het plangebied onderzocht.

(12)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 9

Gezien de locatie van het gebied, eerder uitgevoerd onderzoek in de omgeving (Van der Goes en Groot, 2011) en de verspreidingsgegevens van beschermde amfibieën is het nader onderzoek toegespitst op de heikikker en rugstreeppad. Het onderzoek naar deze soorten is uitgevoerd conform de Kennisdocumenten die BIJ12 in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken voor deze soorten heeft opgesteld (BIJ12, 2017b; BIJ12, 2017c).

Voor de rugstreeppad worden drie onderzoeken voorgeschreven in de periode van half april t/m mei en half juni tot begin augustus, waarvan minimaal 1x in de periode half april t/m mei. Op 20 april 2017, 27 mei 2017, 29 mei 2017, 21 juni 2017 en 13 juli 2017 is in het gebied gezocht naar aanwezigheid van de rugstreeppad (Tabel 2-2).

Binnen het gebied zijn geen permanente voortplantingswateren voor deze soort aanwezig. In het noordelijk deel van het natuurgebied is in het verleden in het noordoosten in de hoek nabij de Stichtse Brug een compensatiepoel voor de rugstreeppad aangelegd. Deze is echter vrijwel volledig dichtgegroeid met riet en omgeven door bomen en daardoor niet langer functioneel voor de rugstreeppad. Er is daarom in het gebied vooral gezocht naar volwassen exemplaren op het land en in tijdelijk gevormde poeltjes door regenwater. Hierbij is geluisterd naar kooractiviteit en zijn stenen en stukken hout in het gebied omgedraaid om te zoeken naar weggekropen rugstreeppadden.

Tabel 2-2. Overzicht van de weersomstandigheden tijdens de uitgevoerde inventarisaties voor de rugstreeppad.

Datum Tijdstip Doel Temp. Wind Weer

20-04-2017 Avond Kooractiviteit en volwassen individuen 9-10º C ~4 Bft Lichte regen en bewolkt 27-05-2017 Middag en avond Kooractiviteit en volwassen individuen 22-30º C ~1-2 Bft Droog en helder 29-05-2017 Middag en avond Kooractiviteit en volwassen individuen 23-25º C ~0-1 Bft Droog en licht bewolkt 21-06-2017 Ochtend, middag, avond Kooractiviteit en volwassen individuen 16º C ~3 Bft Regen en bewolkt 13-07-2017 Middag en avond Kooractiviteit en volwassen individuen 18-20º C ~1-2 Bft Droog en licht bewolkt

Voor de heikikker worden twee tot drie onderzoeken voorgeschreven in de periode van eind februari tot begin april. Door het tijdstip van de opdrachtverlening is er in 2017 eenmaal een onderzoek naar de heikikker in april uitgevoerd en zijn de overige onderzoeksronden in maart 2018 uitgevoerd. Het voorjaar in 2018 begon echter koud. Begin maart was een zeer koude periode en zat er op veel plaatsen nog vorst in de grond. Na een korte dooiperiode keerde medio maart de winter nog een keer kortstondig terug. Eind maart en begin april werd het pas langzaamaan zachter en kwam de amfibieëntrek eindelijk op gang.

Daarom is ook in 2018 pas in april onderzoek gedaan naar kooractiviteit en eiklompen. Het gebied is in totaal vier keer bezocht: op 10 april 2017, 6 april 2018, 9 april 2018 en 23 mei 2018 (Tabel 2-3). In april is

’s avonds naar roepende exemplaren en eiklompen gezocht. In mei is in de poel in het noordelijke natuurgebied overdag gezocht naar larven. Focus van het onderzoek was het enige waterlichaam in het plangebied; de poel aan de noordoostzijde nabij de Stichtse Brug. De open delen van het plangebied zijn daarnaast verder te voet doorkruist, waarbij met enige regelmaat werd stil gestaan om te luisteren of kooractiviteit te horen was.

Tabel 2-3. Overzicht van de weersomstandigheden tijdens de uitgevoerde inventarisaties voor de heikikker

Datum Tijdstip Doel Temperatuur Wind Weer

10-04-2017 Avond Kooractiviteit en eiklompen 15 - 12º C ~0-1 Bft Droog en helder 06-04- 2018 Avond Kooractiviteit en eiklompen 4º C ~1-2 Bft Droog en helder 09-04-2018 Avond Kooractiviteit en eiklompen 12º C ~3 Bft Droog en bewolkt

23-05-2018 Overdag Larven 19º C ~2-3 Bft Droog en bewolkt

(13)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 10

2.2.6 Reptielen

Het gebied bevat delen die kunnen fungeren als leefgebied voor de ringslang. Om deze reden is het gebied onderzocht op aanwezigheid van mogelijke broeihopen en is daarnaast een inventarisatie naar ringslangen uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd conform het soortinventarisatieprotocol van het Netwerk Groene Bureaus (versie juli 2017). Van overige reptielensoorten zijn geen waarnemingen bekend (NDFF). Voor deze soorten is dan ook geen inventarisatie uitgevoerd. Tijdens de inventarisaties is de grootste van de twee broeihopen omgelegd en zijn zomerbiotopen en eventuele migratieroutes (oevers en watergangen) geïnventariseerd. Hierbij zijn structuurovergangen, in dit geval voornamelijk bosranden, afgelopen en gecontroleerd op aanwezigheid van zonnende ringslangen. In onderstaande tabel is de benodigde onderzoeksinspanning en de uitgevoerde onderzoeksinspanning weergegeven.

Tabel 2-4. Overzicht van de weersomstandigheden tijdens de uitgevoerde inventarisaties voor de ringslang.

Datum Tijdstip Doel Temperatuur Wind Weer

10-04-2017 Middag en avond Volwassen individuen 12-15º C ~0-1 Bft Droog en helder 14-06-2017 Ochtend en middag Volwassen individuen 21-24º C ~0-1 Bft Droog en helder 13-07-2017 Middag en avond Volwassen individuen 18-20º C ~1-2 Bft Droog en licht bewolkt

19-10-2017 Overdag Eierschalen in broeihoop n.v.t. n.v.t. n.v.t.

3 Resultaten

3.1 Vaatplanten

Tijdens de verschillende inventarisatierondes is een groot aantal (bijzondere) plantensoorten aangetroffen. In Figuur 3-1 is een aantal van de aangetroffen soorten weergegeven. Van de Rode Lijst soorten zijn o.a. valse kamille (Anthemis arvensis), ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), moeraswespenorchis (Epipactis palustris), stijve ogentroost (Euphrasia stricta), parnassia (Parnassia palustris), moeraskartelblad (Pedicularis palustris) aangetroffen.

Overige, niet bedreigde soorten die kenmerkend zijn voor kalkrijke vochtige duinvalleien waren echte koekoeksbloem (Silene flos-cuculi), gevleugeld hertshooi (Hypericum tetrapterum), grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius), heelblaadjes (Pulicaria dysenterica), strandduizendguldenkruid (Centaurium littorale) en teer guichelheil (Anagallis tenella).

(14)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 11 Figuur 3-1. Van linksboven naar rechtsonder: brede wespenorchis, heelblaadjes, parnassia, moeraswespenorchis, rietorchis en ronde zonnedauw. Foto’s: RHDHV, 2017.

Andere soorten die in het gebied zijn aangetroffen, zijn akkerwinde (Convolvulus arvensis), muizenoor (Hieracium pilosella), echte kamille (Matricaria chamomilla), smalle weegbree (Plantago lanceolata), grote weegbree (Plantago major subsp. Major), riet (Phragmites australis), braamsoort (Rubus spec.), grote brandnetel (Urtica dioica), hazenpootje (Trifolium arvense), rode klaver (Trifolium pratense), witte klaver (Trifolium repens) en grote lisdodde (Typha latifolia). Dit zijn in Nederland algemeen voorkomende soorten.

In het bosgebied ten zuiden van het recreatiestrand zijn op 26 april 2018 tijdens de laatste onderzoeksronde naar de buizerdhorst (zie hiervoor paragraaf 3.4) tevens op veel plekken exemplaren van de grote keverorchis (Neottia ovata) in de ondergroei aangetroffen. Uit een eerdere inventarisatie (Bakker, 2016) zijn daarnaast waarnemingen bekend van een beschermde soort, te weten de groenknolorchis. Ondanks een uitgebreide inventarisatie-inspanning is deze soort in 2017 en 2018 niet meer teruggevonden. Op het groene strand zijn tevens brede wespenorchis (Epipactis helleborine subsp.

Helleborine) en rietorchis (Dactylorhiza majalis subsp. Praetermissa) aangetroffen (Figuur 3-2 en Figuur 3-3). Deze plantensoorten waren eerder onder de Flora- en Faunawet beschermd, maar hun beschermde status is komen te vervallen met de inwerking treding van de Wet natuurbescherming op 1 januari 2017.

(15)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 12

Geen van bovengenoemde soorten hebben een beschermde status. Beschermde vaatplanten zijn tijdens de inventarisatie niet aangetroffen.

Vermeldenswaardig is de dichtheid van enkele soorten. Zo bereikt de moeraswespenorchis ter plaatse dichtheden tot wel 100 exemplaren per vierkante meter (Figuur 3-4). Ook parnassia is lokaal in hoge dichtheden aanwezig. In totaal zijn er van beide soorten zeker 10.000 exemplaren in het gebied aanwezig (Figuur 3-6).

Figuur 3-2. De groeiplaats van brede wespenorchis (ca. 10 exemplaren).

(16)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 13 Figuur 3-3. De groeiplaatsen van rietorchis (honderden tot duizenden exemplaren).

Figuur 3-4. De groeiplaatsen van moeraswespenorchis, Rode Lijst soort – kwetsbaar (zeker 10.000 exemplaren).

(17)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 14 Figuur 3-5. De groeiplaatsen van ronde zonnedauw, Rode Lijst soort - gevoelig (enkele tientallen tot honderden exemplaren).

Figuur 3-6. De groeiplaatsen van parnassia, Rode Lijst soort – kwetsbaar (zeker 10.000 exemplaren).

(18)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 15 Figuur 3-7. De groeiplaatsen van heelblaadjes (enkele tientallen tot honderden exemplaren).

3.2 Grondgebonden zoogdieren

In de nacht van 28 augustus 2018 is een bunzing eenmalig door cameraval 2 gefotografeerd. De nacht erna is een bunzing eenmalig gefotografeerd door cameraval 1. Met de cameravallen zijn verder muis (soort onbepaald), konijn, haas, egel, kat en vogels van bos en struweel (roodborst, zanglijster, merel, winterkoning) vastgelegd. Cameraval 3 heeft daarnaast ook wandelaars en honden gefotografeerd. De camera’s in de Mostela’s hebben geen marterachtigen geregistreerd. Ook de sporenbuizen hebben geen prenten van kleine marterachtigen opgeleverd. Er zijn enkel foto’s en prenten van niet beschermde (of vrijgestelde) bosmuis, huisspitsmuis, rosse woelmuis en veldmuis aangetroffen. De beschermde Noordse woelmuis, grote bosmuis, water- en veldspitsmuis en ondergrondse woelmuis zijn uitgesloten.

Figuur 3-8. De bunzing op cameraval 2 (28 augustus 2018) en cameraval 1 (29 augustus 2018). Foto: Royal HaskoningDHV, 2018.

(19)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 16 Figuur 3-9. Eén van de sporenbuizen met muizen prenten. Foto: Royal HaskoningDHV, 2018.

Interpretatie

In het plangebied is gedurende de onderzoeksperiode met beide cameravallen één keer een bunzing vastgelegd. Waarschijnlijk betreft dit één individu dat zich door het plangebied bewoog, aangezien het dier op twee achtereenvolgende dagen is vastgelegd. Het feit dat het dier de ene dag met de ene cameraval en de volgende dag met de andere cameraval is vastgelegd, indiceert tevens dat het dier in het

plangebied een verblijfplaats heeft waar het overdag heeft gerust en geschuild. Het betreft waarschijnlijk een solitair mannetje, want in de periode dat de bunzing is vastgelegd hebben de meeste vrouwtjes al zodanig grote jongen dat deze meegaan, samen met het vrouwtje op jacht (dan zouden ze samen op de camera moeten staan). Het plangebied heeft een grote dichtheid aan konijnen en muizen en staat in verbinding met de Eempolder aan de andere kant van de A27 (onder de Stichtse Brug loopt een groene strook die de gebieden met elkaar verbindt). Dit zijn zeer gunstige omstandigheden voor een bunzing. Het is daarom waarschijnlijk dat het plangebied onderdeel is van het leefgebied van het dier dat op camera is vastgelegd. Gezien het dier maar één keer is vastgelegd gedurende de onderzoeksperiode is het

aannemelijk dat het plangebied een klein onderdeel is van een groter leefgebied (de bunzing kan een groot leefgebied hebben, deze varieert van 8 tot 1000 hectare).

Conclusie

Het plangebied is zeer waarschijnlijk onderdeel van het leefgebied van een bunzing. Het is aannemelijk dat het dier een verblijfplaats heeft binnen het plangebied.

3.3 Vleermuizen

3.3.1 Migratieroute

Migratieronde 1 ruige dwergvleermuis

Op 20 april is een eerste migratieonderzoeksronde uitgevoerd. Gedurende de avond zijn meerdere foeragerende vleermuizen waargenomen. Rond 21.15 uur werden twee rosse vleermuizen waargenomen boven het terrein van de reddingsbrigade. Tot 21.33 uur zijn ca. vijf gewone dwergvleermuizen en één laatvlieger waargenomen op dezelfde locatie.

(20)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 17

Boven het Groene Strand zijn vanaf 21.40 uur één laatvlieger, twee rosse vleermuizen en twee gewone dwergvleermuizen waargenomen. De dieren waren op doortocht of foerageerden kortstondig boven het Groene Strand.

Op de parkeerplaatsen zijn vanaf 21.50 uur tussen de 10 en 20 foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Vanaf ca. 22.15 uur zijn er in de bomenlaan richting de reddingsbrigade ook ca. 10 tot 20 foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Deze grote aantallen houden mogelijk verband met de stevige wind uit het westen. De bosschages die het recreatiestrand scheiden van de parkeerplaatsen zorgen voor windluwe zones waar dan ook veel foeragerende vleermuizen werden waargenomen.

Er zijn deze avond geen migrerende ruige dwergvleermuizen vastgesteld.

Migratieronde 2

Op 30 augustus is een tweede migratieronde uitgevoerd. Hoewel er deze avond af en toe sprake was van lichte motregen en er redelijk wat wind stond, was er veel vleermuisactiviteit. Boven het recreatiestrand zijn grote aantallen ruige dwergvleermuizen waargenomen. Exacte aantallen zijn niet te geven, maar het zijn zeker enkele tientallen en mogelijk zelfs enkele honderden dieren geweest. Over vrijwel het gehele recreatiestrand zijn roepende en overvliegende dieren waargenomen. Daarnaast zijn meerdere roepende mannetjes waargenomen in de bosschages naast de parkeerplaats. Op deze waarnemingen wordt nader ingegaan in het paarverblijfonderzoek.

Migratieronde 3

Op 28 september is een aanvullende derde migratieronde uitgevoerd. Gedurende de avond stond er een zeer lichte wind en was het droog. Dit zijn ideale omstandigheden voor vleermuizen. Boven het recreatiestrand zijn enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Ook zijn er twee overvliegende rosse vleermuizen vastgesteld en is er kortstondig een watervleermuis waargenomen. Er zijn ca. 10 ruige dwergvleermuizen waargenomen. Deze dieren waren op doortocht. Er zijn geen roepende of baltsende ruige dwergvleermuizen waargenomen. Het lijkt erop dat de migratie reeds grotendeels voorbij was.

Conclusie

Boven het water en de gehele lengte van het recreatiestrand (zuidelijke kom) is een migratieroute van ruige dwergvleermuizen aanwezig (Figuur 3-10).

3.3.2 Foerageergebied

In het plangebied zijn op vrijwel alle (half)open plekken gedurende de verschillende onderzoeksmomenten foeragerende vleermuizen waargenomen, namelijk op het recreatiestrand, het groene strand, bij de reddingsbrigade, in de luwte boven de parkeerplaatsen en in de bomenlaan richting de reddingsbrigade (Figuur 3-11). Vooral aan de zuidkant langs de bosschages die het recreatiestrand scheiden van de parkeerplaatsen foerageerden op meerdere momenten tientallen gewone dwergvleermuizen (zie

migratieronde 1 en kraamverblijfronde 2). De periode waarin deze waarnemingen zijn gedaan (in april en juli) en de grote aantallen individuen suggereert dat dit zeer waarschijnlijk een groep zogende vrouwtjes betreft die in de nabije omgeving in een gebouw een kraamkolonie hebben. Dat de groep individuen meerdere keren op deze locatie is waargenomen, laat zien dat deze bosschages een belangrijke, essentiële foerageerfunctie hebben in het plangebied.

Conclusie

(21)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 18

In het plangebied zijn op vrijwel alle (half)open plekken gedurende de verschillende onderzoeksmomenten foeragerende vleermuizen waargenomen. De bosschages die het recreatiestrand scheiden van de

parkeerplaatsen hebben een belangrijke, essentiële foerageerfunctie binnen het plangebied.

3.3.3 Kraamverblijfplaatsen

Kraamverblijfronde 1

Op 12 juni is de eerste kraamverblijfronde uitgevoerd. Aan het begin van de avond zijn meerdere rosse vleermuizen waargenomen boven het Groene Strand. De dieren kwamen uit noordelijke richting en lijken afkomstig te zijn uit Flevoland. Op de landtong zijn aan de zijde van het Gooimeer enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Rond 22.30 uur is een groot aantal foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen tussen de grauwe abelen bij het recreatiestrand. Er zijn geen uitvliegende vleermuizen waargenomen.

Kraamverblijfronde 2

Op 14 juli is de tweede kraamverblijfronde uitgevoerd. In deze ochtendronde is een groot aantal foeragerende gewone dwergvleermuizen aangetroffen boven de parkeerplaatsen naast het recreatiestrand. Boven het Groene Strand zijn 2 passerende rosse vleermuizen waargenomen. De dieren vlogen in noordelijke richting. Er zijn geen zwermende of invliegende vleermuizen waargenomen.

Conclusie

Er zijn geen kraamverblijfplaatsen waargenomen.

3.3.4 Paarverblijfplaatsen

Paarverblijfonderzoek ronde 1

Op 30 augustus is de eerste paarverblijfronde uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd na afronding van het tweede migratierouteonderzoek. Tijdens het onderzoek zijn meerdere ruige dwergvleermuizen waargenomen boven het recreatiestrand. Ook zijn er op vier plaatsen roepende mannetjes van ruige dwergvleermuis waargenomen in de bosschages tussen het recreatiestrand en de parkeerplaatsen. De globale locaties van deze roepende mannetjes is weergegeven in Figuur 3-12. Er zijn geen exacte verblijfplaatsen van ruige dwergvleermuizen vastgesteld. De aanwezigheid van roepende mannetjes wijst echter uit dat er sprake is van meerdere paarterritoria binnen de grenzen van het plangebied.

Naast bovengenoemde waarnemingen zijn er meerdere foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen boven het pad in het bos richting de reddingsmaatschappij.

Paarverblijfonderzoek ronde 2

Op 28 september is het tweede paarverblijfonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd na afronding van het derde migratierouteonderzoek. Tijdens het onderzoek zijn enkele gewone dwergvleermuizen, rosse vleermuizen en ruige dwergvleermuizen waargenomen boven het recreatiestrand. Er zijn geen roepende mannetjes ruige dwergvleermuis waargenomen. Er zijn geen paarterritoria of -verblijven vastgesteld.

Conclusie

Er zijn vier baltsterritoria van ruige dwergvleermuizen waargenomen.

(22)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 19 Figuur 3-10. De globale ligging van de migratieroute van ruige dwergvleermuizen langs het recreatiestrand (zuidelijke kom) in het plangebied. De dieren werden waargenomen over vrijwel de gehele lengte van het recreatiestrand. Kaart: Cyclomedia.

Figuur 3-11. Globale ligging van de foerageergebieden (gele omlijning) waar enkele tot tientallen individuen van verschillende vleermuissoorten zijn waargenomen. Kaart: Cyclomedia.

(23)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 20 Figuur 3-12. Globale ligging van de baltsterritoria van de ruige dwergvleermuizen (rode ster). Kaart: Cyclomedia.

3.4 Jaarrond beschermde nesten

In het bosgebied in het zuiden van het plangebied werd tijdens het eerste veldbezoek op 20 maart een nest in een berk gevonden die, gezien de grootte van het nest en de locatie in de boom (hoogte en positie in oksel van tak), als potentiele buizerdhorst werd aangemerkt (rode ster, Figuur 3-13). Tijdens dit veldbezoek werd op meerdere momenten op verschillende plekken in het plangebied een volwassen individu van een buizerd waargenomen (ronde cirkels, Figuur 3-13). Het dier zat daarbij op een tak of in een boom waarvandaan het de grassige zone afspeurde naar prooidieren of werd foeragerend in de lucht boven het recreatiestrand waargenomen.

Tijdens het tweede veldbezoek op 9 april werd een buizerd opvliegend waargenomen aan het eind van de grasstrook die het bosgebied in het zuiden van het plangebied doorkruist. Er werden geen contact- of alarmroepen gehoord. Op de potentiële horst was geen vogel zichtbaar.

Tijdens het derde bezoek op 26 april werden bij start twee individuen van buizerds in de lucht waargenomen die vrij snel in het bosgebied in het zuiden van het plangebied uit het zicht verdwenen.

Vanaf de locatie waar tijdens het veldbezoek op 9 april de buizerd opvloog, werd een buizerd op tak waargenomen. Bij het naderen van de horst vloog een buizerd op vanaf de nestlocatie. Na een uurtje kwam de buizerd terug en nestelde zich in de horst in broedhouding.

Omdat er maar op één locatie in het gebied een potentieel nest voor de buizerd was gevonden en op de daaropvolgende bezoeken duidelijke waarnemingen werden gedaan die aantoonden dat het nest bezet was, is besloten dat een vierde onderzoek niet nodig was.

Tijdens de veldbezoeken zijn tevens op meerdere locaties ekster-, zwarte kraai-, fuut- houtduif- en merelnesten gevonden (gele cirkels, Figuur 3-13).

(24)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 21

Conclusie

Er is een jaarrond beschermd nest in het plangebied aanwezig. Het betreft een horst dat wordt bebroed door een buizerd paar.

Figuur 3-13. Locatie van de buizerdhorst (rode ster), zichtwaarnemingen van buizerd (rode cirkels) en overige vogelnesten (gele cirkels) in het plangebied. Kaart: Cyclomedia.

3.5 Amfibieën

De heikikker en rugstreeppad zijn niet in het plangebied waargenomen. Tijdens de inventarisaties in 2017 is enkel de bruine kikker waargenomen. Tijdens de avondbezoeken in 2018 zijn geen roepende amfibieën in het plangebied waargenomen. Wel zijn op 9 april overdag bij het naderen van de poel in het noordoosten van het plangebied enkele plonzen gehoord, wat duidt op aanwezigheid van groene kikker spec.. Tijdens het onderzoek naar larven van de heikikker op 23 mei 2018 is bij de poel een meerkikker gehoord en een volwassen poelkikker gevangen. In de poel zijn geen eiklompen of larven aangetroffen.

De poelkikker is beschermd onder artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming. De poelkikker zet haar eieren verdeeld over meerdere legsel af. De piek hiervan loopt door tot half juni, wat de afwezigheid van eieren en larven tijdens het onderzoek op 23 mei 2018 kan verklaren. Als voortplantingswater heeft de poelkikkert een voorkeur voor onbeschaduwde wateren, maar de oeverzone moet wel goed begroeid zijn (BIJ12, 2017d). Hoewel de poel is omgeven door bomen en hogere vegetatie en daardoor voor een deel van de dag in de schaduw zal liggen, is de poel wel sterk begroeid en heeft het ondiepe oeverzones.

Hoewel voortplanting niet is aangetoond middels de aanwezigheid van eieren, larven en/of juvenielen, kan op basis van de biotoopkenmerken van de poel en de aanwezigheid van de poelkikker worden aangenomen dat deze poel door de poelkikker wel als voortplantingswater in gebruik is.

(25)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 22

Conclusie

De aanwezigheid van de heikikker en rugstreeppad kan worden uitgesloten. In de poel in het noordoosten van het plangebied is de beschermde poelkikker aangetroffen. De poel is voor deze poelkikker een (suboptimale) voortplantingsplaats.

3.6 Reptielen

Tijdens de verschillende inventarisatierondes in 2017 zijn meerdere ringslangen waargenomen. Op 14 juni 2017 zijn twee zonnende dieren (vermoedelijk vrouwtjes) in de directe omgeving van de broeihopen bij het Groene Strand waargenomen. Op 13 juli 2017 is een zonnende ringslang waargenomen aan de rand van het bosgebied direct ten zuiden van het recreatiestrand.

In oktober 2017 waren twee broeihopen in het plangebied aanwezig (locatie B en C in Figuur 3-14). De grootste hiervan is omgezet (locatie C). In deze broeihoop zijn zes klompen met in totaal ongeveer 60 eierschalen aangetroffen (Figuur 3-14). Gezien het waarnemen van meerdere dieren op korte afstand van beide broeihopen, is het aannemelijk dat ook de broeihoop op locatie B fungeert als voortplantingsplaats van de ringslang. In 2018 zijn verder tijdens de veldbezoeken voor de andere soortgroepen op twee nieuwe locaties broeihopen aangetroffen (locatie A en D in Figuur 3-14). Ook voor deze broeihopen geldt dat het aannemelijk is dat deze kunnen gaan fungeren als voortplantingsplaats van de ringslang (en mogelijk al dit jaar hebben gedaan).

Figuur 3-14. Locaties van de waargenomen ringslangen (gele ster), de globale ligging van de broeihopen (rode cirkel) en de aangetroffen eierschalen in broeihoop C (inzet). Kaart: Cyclomedia.

(26)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 23

3.7 Overige waarnemingen

Tijdens de verschillende uitgevoerde inventarisaties zijn geen waarnemingen gedaan van overige beschermde soorten (vissen of ongewervelden). Deze soorten verlangen specifieke habitats die binnen het plangebied niet aanwezig zijn. De aanwezigheid van overige beschermde soorten wordt dan ook uitgesloten.

(27)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 24

4 Conclusie

In het plangebied zijn diverse algemene (niet-beschermde) soorten aanwezig. Verder zijn beschermde soorten aanwezig waarvoor de provincie Noord-Holland een vrijstelling heeft afgegeven in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast is het plangebied onderdeel van het leefgebied van de bunzing, wordt het plangebied gebruikt als migratieroute, voortplantingsplaats en (essentieel) foerageergebied door verschillende vleermuissoorten, komen er algemene broedvogels tot broeden en is er een buizerdhorst aanwezig, is het plangebied leefgebied van de poelkikker en ringslang en zijn er minimaal twee broeihopen van de ringslang die fungeren als voortplantingsplaats. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de beschermde soorten die in het plangebied voorkomen.

In een nadere effectbeoordeling dient te worden bepaald of er bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde natuurwaarden en of daarbij sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming.

Tabel 4-1. De beschermde soorten die in het plangebied voorkomen.

Soortgroep Soort (naam) Functie leefgebied Beschermingsregime Wnb

Vaatplanten Niet aanwezig N.v.t. N.v.t.

Zoogdieren Bunzing Allesomvattend leefgebied (incl verblijfplaats)

art. 3.10 Wnb

Vleermuizen Gewone dwergvleermuis Laatvlieger

Ruige dwergvleermuis Rosse vleermuis Myoot spec.

Essentieel foerageergebied Paarverblijfplaatsen Migratieroute

art. 3.5 Wnb

Amfibieën Poelkikker Allesomvattend leefgebied (incl voortplantingsplaats)

art. 3.5 Wnb

Reptielen Ringslang Allesomvattend leefgebied (incl voortplantingsplaats)

art. 3.10 Wnb

Vissen Niet aanwezig N.v.t. N.v.t.

Broedvogels zonder jaarrond beschermd nest

Fuut, ekster, houtduif, merel, winterkoning, zwartkop, tjiftjaf etc.

Verondersteld broedterritorium en leefgebied

art. 3.1 Wnb

Broedvogels met jaarrond

beschermd nest

Buizerd Allesomvattend leefgebied

(incl voortplantingsplaats)

art. 3.1 Wnb

Ongewervelden Niet aanwezig N.v.t. N.v.t.

(28)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 25

5 Literatuur

BIJ12 (2017a). Kennisdocument Buizerd. Buteo buteo. BIJ12, Utrecht.

BIJ12 (2017b). Kennisdocument Heikikker. Rana arvalis. BIJ12, Utrecht.

BIJ12 (2017c). Kennisdocument Rugstreeppad. Bufo calamita. BIJ12, Utrecht.

BIJ12 (2017d). Kennisdocument Poelkikker. Rana lessonae. BIJ12, Utrecht.

Bakker, P. (2016). Natuurwaarde van het Voorland bij de Stichtse Brug. Vereniging van Vrienden van het Gooi.

Blamey, M & C. Grey-Wilson (1989). De geïllustreerde flora: het meest complete naslagwerk met 2400 Europese plantensoorten. Thieme, Baarn.

Brandjes & Anema (2016). SNL Monitoring Gooi- en Eemmeerkust 2015; Inventarisatie dagvlinders, libellen en sprinkhanen in vijf verschillende beheertypen.

Bureau Waardenburg (2008). Vegetatiekartering Zuidelijke randmeren 2007. Rapportnr. 08-062. Bureau Waardenburg, Culemborg.

van der Meijden, R. (1996). Heukels Flora van Nederland. Wolters-Noordhoff bv, Groningen.

Netwerk Groene Bureaus, Werkgroep “Standaarden en protocollen” (2017). Soortinventarisatieprotocollen in het kader van de Wet natuurbescherming. Versie juli 2017. https://www.netwerkgroenebureaus.nl/

Netwerk Groene Bureaus (2017). Vleermuisprotocol 2017. https://www.netwerkgroenebureaus.nl/

Oranjewoud (2011). Recreatiegebied Voorland Stichtsebrug. Milieueffectrapport. Versie 1 december 2011.

Royal HaskoningDHV (2016). Ecologische onderbouwing Blaricum aan Zee. Referentie WATBE5467R002D03. Versie 29 augustus 2016. Royal HaskoningDHV, Zwolle.

Royal HaskoningDHV (2017). Natuurtoets Blaricum aan Zee – Ontwerpplan Zuid. Referentie WAT_AA0719_R001_907548_F1.0. Versie 4 september 2017. Royal HaskoningDHV, Amersfoort.

Van der Goes en Groot (2011). Blaricummermeent. Inventarisatie beschermde flora en fauna. Rapportnr.

2011-16. Van der Goes en Groot, Alkmaar.

Internet:

(29)

15 november 2018 AA0719WATRP1811131107 26

 www.ndff.nl

 www.netwerkgroenebureaus.nl

 www.ravon.nl

 www.stichtingkleinemarters.nl

 www.verspreidingsatlas.nl

 www.zoogdiervereniging.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens het onderzoek naar zomer- en kraamverblijven van vleermuizen zijn de soorten gewone dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis

Als uit de voortoets blijkt dat de realisatie van de in het plan opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden wel leidt tot een toename van stikstofdepositie op één of meer in

Bij aanwezigheid van beschermde soorten wordt ingeschat wat mogelijk nadelige effecten zijn bij uitvoering van de plannen en hoe deze voorkomen of verkleind kunnen worden.. Bij de

Op basis van het uitgevoerde vleermuizenonderzoek wordt geconcludeerd dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op essentiële gebruiksfuncties van het leefgebied van

Omdat het leefgebied van de huismus (Figuur 4.2) door de voorgenomen ontwikkeling minder geschikt wordt als er geen maatregelen worden genomen kan het zo zijn dat de

In het projectgebied zijn geen bomen met holtes of gebouwen met holtes of scheuren aangetroffen. De aanwezigheid van rust- en/of verblijfplaatsen van vleermuizen in

Er zijn bij beide locaties geen exemplaren of voortplantings- en/ of verblijfplaatsen van soorten aangetroffen die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of van soorten die niet

Concluderend kunnen we stellen dat in het plangebied verschillende soorten vleermui- zen zijn waargenomen tijdens de veldbezoeken; Gewone en Ruige dwergvleermuizen, Rosse