• No results found

RAPPORT. Vervolgonderzoek beschermde soorten Plashoeve. Huismussen, vissen en vleermuizen. KondorWessels Vastgoed

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT. Vervolgonderzoek beschermde soorten Plashoeve. Huismussen, vissen en vleermuizen. KondorWessels Vastgoed"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT

Vervolgonderzoek beschermde soorten Plashoeve

Huismussen, vissen en vleermuizen

Klant: KondorWessels Vastgoed

Referentie: RDCBD6077-101-100R001D01 Versie: 01/Finale versie

Datum: 5 november 2015

(2)
(3)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 ii

Inhoud

1 Inleiding 1

1.1 Doel en afbakening 1

1.2 Leeswijzer 1

2 Plangebied en voorgenomen ontwikkeling 2

2.1 Plangebied 2

2.2 Voorgenomen ontwikkeling 5

3 Inventarisatiemethodiek 7

3.1 Huismus 7

3.2 Vleermuizen 7

3.3 Vissen 8

4 Resultaten 10

4.1 Huismus 10

4.2 Vleermuizen 1

4.3 Vissen 3

5 Effectbeoordeling, mitigatie en juridische consequenties 4

5.1 Huismus 4

5.2 Vleermuizen 5

5.3 Vissen 6

5.4 Conclusie 6

6 Literatuur 8

(4)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 1

1 Inleiding

KondorWessels is voornemens om op het terrein van restaurant en hotel de Plashoeve enkele appartementencomplexen te realiseren. Hiervoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. In het kader van deze bestemmingsplanwijziging is een quickscan natuurwetgeving uitgevoerd (Royal HaskoningDHV, 2015). Op grond van deze quickscan konden mogelijke effecten ten aanzien van een aantal beschermde soorten niet worden uitgesloten.

Deze studie betreft een vervolgonderzoek naar enkele soortgroepen die beschermd zijn door middel van de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet. Het gaat om de soort(groep)en huismus, vissen en vleermuizen, beschermd in de Flora- en faunawet en de meervleermuis beschermd in zowel de Flora- en faunawet als de Natuurbeschermingswet.

1.1 Doel en afbakening

Doel van deze studie is het in beeld brengen van de verspreiding en functie van het plangebied voor huismus, vissen en vleermuizen. Nader onderzoek naar deze soorten geeft meer inzicht in de aanwezigheid en functie van het plangebied voor deze drie soort(groep)en.

Op grond van de aanwezigheid en verspreiding van beschermde soorten in het plangebied en de functie van het plangebied voor deze soorten kan exact worden bepaald of, en zo ja welke, negatieve effecten te verwachten zijn. Op basis hiervan kunnen maatregelen getroffen worden waardoor negatieve effecten kunnen worden gemitigeerd en/of gecompenseerd. Wanneer schadelijke effecten niet volledig zijn te mitigeren is tevens een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Er wordt in deze rapportage antwoord gegeven op de vraag of ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is en op hoofdlijnen aan welke voorwaarden deze ontheffing moet voldoen.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een omschrijving van het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling geschetst. In hoofdstuk 3 is de gehanteerde inventarisatiemethodiek beschreven. In hoofdstuk 4 zijn per soortgroep de resultaten beschreven. In hoofdstuk 5 zijn aanbevelingen gedaan voor het vervolg en wordt de vraag beantwoord of een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is en waaraan voldaan moet worden om een ontheffing te kunnen krijgen.

(5)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 2

2 Plangebied en voorgenomen ontwikkeling 2.1 Plangebied

Het plangebied ligt in Vinkeveen, op het perceel Baambrugse Zuwe 167 in de gemeente De Ronde Venen. De locatie ligt aan de noordzijde van de weg, aan de rand van de Vinkeveense Plassen. De Baambrugse Zuwe is aan beide zijden bebouwd met villa’s, die de Vinkeveense Plassen aan weerszijden van de weg aan het zicht onttrekken. Aan de noordzijde ligt een jachthaven. De horecafunctie met hotel ligt midden in het plangebied. Ten oosten van het plangebied ligt op een afstand van circa 300 meter de A2 (Amsterdam – Utrecht). In

Figuur 2.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

Figuur 2.1 Ligging plangebied (rode kader) en restaurant (blauwe kader).

(6)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 3

Het plangebied bestaat uit verharde parkeerplaatsen en enkele gebouwen (restaurant, hotel en loods).Rondom het plangebied is slechts spaarzaam groen aanwezig. Ten oosten van het restaurant staat een boom en rondom de loods staan aan weerszijden heesters en lage bomen. In Figuur 2.2 is met wat foto’s een impressie van het plangebied gegeven en in Figuur 2.3 is het plangebied vanuit de lucht te zien..

(7)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 4 Figuur 2.2 Impressie plangebied.

(8)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 5 Figuur 2.3 Luchtfoto plangebied (bron KondorWessels)

2.2 Voorgenomen ontwikkeling

Op de huidige locatie zijn een horecagelegenheid en hotel aanwezig. Het huidige hotel zal worden gesloopt. De horecagelegenheid zal behouden blijven en mogelijk opgeknapt / gerenoveerd worden, met mogelijk een vernieuwd terras en uitzicht op de haven. Aan de linker en rechterzijde van het restaurant zullen twee woonblokken ontwikkeld worden met appartementen in vier bouwlagen. Op onderstaande afbeelding staat een sfeerimpressie van het te ontwikkelen gebied.

Figuur 2.4 Impressie toekomstige inrichting

Door het planvoornemen worden er woningen toegevoegd aan het plangebied en worden enkele vierkante meters hotelfunctie aan het plangebied onttrokken. Er worden maximaal 20 woningen binnen

(9)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 6

het plangebied toegestaan. Door toevoeging van dit aantal woningen en het onttrekken van een deel van de hotelfunctie zal het verkeer niet significant toenemen ten opzichte van de huidige situatie.

Figuur 2.5 Sfeerimpressie van bovenaf herontwikkeling locatie

De bebouwing schuift enkele meters op, richting de jachthaven aan de noordzijde. De watergang langs de Baambrugse Zuwe aan de zuidzijde van het plangebied wordt echter doorgetrokken en er worden vanaf de jachthaven twee insteken gemaakt als aanlegplaats, die in het plangebied komen te liggen. Netto is er zodoende geen verlies van wateroppervlak.

(10)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 7

3 Inventarisatiemethodiek 3.1 Huismus

De inventarisaties zijn uitgevoerd conform de methodiek zoals die is omschreven in de Soortenstandaard huismus (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2014).

Om de aan- of afwezigheid van huismussen te kunnen bewijzen is het noodzakelijk dat tijdens twee gerichte veldbezoeken in de periode 1 april tot en met 15 mei geïnventariseerd wordt. De inventarisatie moet tijdens goede weersomstandigheden plaatsvinden, op geluidsluwe momenten (bijvoorbeeld de zondagmorgen in stedelijk gebied), rond 1 à 2 uur na zonsopkomst en met een tussenperiode van minimaal 10 dagen.

De veldinventarisaties zijn uitgevoerd op dinsdag 10 maart 2015, zondag 31 mei 2015 en vrijdag 19 juni 20151. Naast inventarisatie van het plangebied is ook een ronde gemaakt in de ruimere omgeving om de aanwezigheid van huismussen in de directe omgeving te bepalen. De weersomstandigheden waren op 10 maart, droog, halfbewolkt en rond de 10 °C. Op 31 mei was het droog, geheel bewolkt en rond de 14 °C op 19 juni was het geheel bewolkt, droog en 13 °C.

Er is tijdens de veldbezoeken gelet op nestindicatieve waarnemingen:

 nest of nestbouw;

 bezoek van een huismus aan een waarschijnlijke nestplaats (het nest is zelf vaak niet zichtbaar) of transport van voedsel of ontlastingpakketjes;

 bedelende jongen in nest (vlak voor uitvliegen goed te horen, steken kopjes uit nestopening).

 zingende mannetjes;

 aanwezigheid van een paartje bij een potentiele nestplaats;

 balts.

Naast het inventariseren van de mussen en het nestindicatieve gedrag is ook onderzocht welke belangrijke elementen aanwezig zijn in het plangebied. Belangrijke onderdelen van het leefgebied van de huismus bestaan uit dekking in de vorm van altijd groene struiken, bomen of gevelbeplanting (liguster, conifeer of klimop), foerageergebied in de vorm van open ruigte (insecten en zaden) en rommelerven.

Ook de aanwezigheid van drinkwater en water om in te badderen is van belang.

3.2 Vleermuizen

De vleermuisinventarisaties zijn uitgevoerd conform het meest recente vleermuisprotocol (Vleermuisprotocol, 2013) van het Netwerk Groene Bureaus (NGB) en de Zoogdiervereniging. Dit vleermuisprotocol is de standaard voor onderzoek naar soorten, aantallen en gebiedsfuncties van vleermuizen. Het beschrijft het onderzoek dat nodig is om aanwezigheid van vleermuizen vast te stellen.

Het protocol is aangepast naar de meest recente wetenschappelijke inzichten, na evaluatie in de periode december 2012 tot maart 2013. Het protocol voldoet aan de eisen die het bevoegd gezag stelt en biedt eenduidigheid over het begrip “gedegen onderzoek’’ uit de uitvoeringsregeling Flora- en faunawet. Het toepassen van het protocol geeft grote mate van zekerheid dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bij een ontheffingsaanvraag geen aanvullend inventarisatieonderzoek verlangt en dat een onderzoek stand houdt in een eventuele juridische procedure. In het bijzonder als de aanwezigheid van gebiedsfuncties voor vleermuizen volgens het protocol kan worden uitgesloten.

1 Door de late opdrachtverstrekking (12 juni 2015) zijn voor de huismus 3 ipv. 4 bezoeken aan het plangebied gebracht. Voor de resultaten maakt dit geen verschil er zijn broedgevallen vastgesteld op 31 mei en

(11)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 8

Om een volledige inventarisatie uit te voeren volgens de regels van het vleermuisprotocol is het noodzakelijk van half mei t/m eind september een vijftal inventarisaties uit te voeren tijdens verschillende momenten van de nacht omdat vleermuizen gedurende het seizoen gebruik maken van verschillende verblijfplaatsen op verschillende locaties. Er wordt onderscheid gemaakt in kraam- en zomerverblijfplaatsen, paarverblijfplaatsen en winterverblijfplaatsen. In Figuur 3.1 is weergegeven in welke periode vleermuizen gebruik maken van welk type verblijfplaats. Zomerverblijfplaatsen worden niet apart vermeld in de figuur, dit zijn verblijfplaatsen van hoofdzakelijk mannetjes, die worden gebruikt in de periode april t/m oktober.

Een nauwkeurige visuele inspectie van de gebouwen in de winterperiode is niet mogelijk. Vleermuizen zijn heel klein en kunnen in allerlei kieren en spleten wegkruipen zodat ze nauwelijks opgemerkt kunnen worden. Een indicatie van het gebruik als (massa)winterverblijfplaats kan onderzocht worden door in de nazomer een bezoek te brengen aan het gebouw rond middernacht. In de periode eind juli / begin augustus zwermen vleermuizen rondom winterverblijfplaatsen om de winterverblijven te inspecteren en aan hun jongen te tonen.

Figuur 3.1 Jaarcyclus van vleermuizen (bron: www.vleermuizenindestad.nl)

De eerste twee bezoeken betreffen inventarisaties naar de aanwezigheid van kraamverblijfplaatsen in de periode half mei tot half juli. Deze twee bezoeken zijn uitgevoerd in de avond/nacht van 18 juni 2015 en de avond/nacht van 15 juli 2015 en nacht/ochtend van 16 juli. De weersomstandigheden op 18 juni waren droog, vrijwel geheel bewolkt, 13 °C en windkracht 4. Het veldbezoek op 15 en 16 juli is uitgevoerd in de avond vanaf 21.30 – 0.00 uur en van 3.00 uur – 5.45 uur. Op de avond van 15 juli was het geheel bewolkt, ca. 16 - 17 °C en was de windkracht 3 Beaufort. Op de ochtend van 16 juli was de windkracht 2 Beaufort, was het half bewolkt en was de temperatuur 15 °C.

De laatste twee bezoeken betreffen inventarisaties gericht op de aanwezigheid van paarverblijven en eventueel laat ‘winterverblijfplaats indicerend’ zwermgedrag. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd op dinsdag 18 augustus en zaterdag 19 september 2015. De weersomstandigheden op 18 augustus waren droog, geheel bewolkt, 13 °C en windkracht 4. Op 19 september was het droog, vrijwel geheel bewolkt, 13°C en windkracht 2. Beide onderzoeken zijn rond middernacht uitgevoerd van 23.00 uur tot 01.00 uur.

3.3 Vissen

Onderzoek naar de beschermde rivierdonderpad, kleine modderkruiper en bittervoorn is uitgevoerd door op twee manieren het plangebied te inventariseren. Gelijktijdig met het vleermuisonderzoek op 18 juni, 15 juli en 19 september is met behulp van een sterke zaklamp (960 lumen) het heldere water van de

jachthaven onderzocht op het voorkomen van beschermde vissen. Daarnaast zijn gelijktijdig met het onderzoek naar de huismus op 19 juni met behulp van een RAVON schepnet de oeverzones van de jachthaven bevist.

(12)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 9

Er is dus in totaal op 4 momenten onderzoek naar beschermde vissoorten uitgevoerd. Omdat het water van de jachthaven al direct bij de oeverzone vrij diep is, is ervoor gekozen ook met behulp van een zaklamp te inventariseren. Dit is zeker voor de rivierdonderpad een zeer effectieve methode. Op een aantal locaties langs de oevers waren veel waterplanten aanwezig waardoor ook met het schepnet resultaten zijn behaald.

(13)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 10

4 Resultaten 4.1 Huismus

Tijdens de verschillende inventarisaties is de aanwezigheid van broedende huismussen vastgesteld. Er zijn 4 broedparen vastgesteld onder de dakpannen van het te slopen hotel en in het dak van het restaurant, in beide gebouwen waren twee broedparen aanwezig. In Figuur 4.1 zijn de gebouwen weergegeven waarin zich de nestlocaties van de huismus bevinden.

Figuur 4.1 Broedlocatie van de huismus, zowel in het restaurant (links) als het hotel (rechts) bevinden zich onder de dakpannen nestlocaties van de huismus.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de functionele leefomgeving van de nesten van de huismus. Tot de functionele leefomgeving van de huismus(nesten) behoren vooral de plekken waar gefoerageerd en geslapen wordt, zoals struiken, hagen, klimop en kruidenrijke vegetaties. Ook de plekken waar gedronken of gebaad kan worden of waar een stofbad genomen kan worden, behoren tot de functionele leefomgeving.

In Error! Reference source not found. is een schets van het leefgebied van de huismus gemaakt en zijn elementen binnen het plangebied weergegeven die tot de functionele leefomgeving van de huismus behoren. Tot deze functionele leefomgeving behoren de parkeerplaatsen en het terras van het restaurant dat als foerageergebied dient. Daarnaast wordt ook in tuinen buiten het plangebied gefoerageerd, deze gebieden zijn niet op kaart aangegeven. Op de parkeerterreinen zijn na regenval tijdelijke plassen

aanwezig, met name in het westelijk deel van het plangebied. Deze waterplassen worden gebruikt door de huismus om te drinken en zich te wassen. Er is geen gebruik van overige wateren geconstateerd,

vermoed wordt dat deze watergangen te diep zijn om gebruikt te worden als bad, in tijden van droogte wordt hier vermoedelijk wel uit gedronken. Op de parkeerterreinen zijn ook her en der stoffige stukken aanwezig (bij droogte) die gebruikt kunnen worden om een stofbad te nemen, daarnaast kunnen hiervoor droge onbegroeide terreindelen onder struiken en bomen gebruikt worden die her en der aanwezig zijn.

De parkeerterreinen worden zowel aan de westzijde als oostzijde afgeschermd door een altijdgroene ligusterhaag, die gebruikt wordt om te schuilen en slapen. Aan de oostzijde van het hotel is een aantal coniferen aanwezig die tevens gebruikt worden om te schuilen en te slapen.

(14)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 1

Figuur 4.2 Nesten huismus en functionele leefomgeving van deze nesten.

(15)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 1

Er is een omgevingscheck gedaan, waarbij in de ruimere omgeving van het plangebied broedgevallen van huismus zijn geïnventariseerd. Er is circa 400 meter in westelijke richting gekeken en circa 250 meter in oostelijke richting langs de Baambrugse Zuwe. Dit is nodig om het belang van de populatie aan bij de Plashoeve te kunnen bepalen. Wanneer in de ruimere omgeving geen broedgevallen van de huismus aanwezig zijn, zal het lastiger zijn de gunstige staat van instandhouding te waarborgen. De verspreiding van de huismus mag op lokaal niveau als gevolg van de te nemen activiteiten niet minder worden. Om het effect van de uit te voeren activiteit op de gunstige staat van instandhouding van de huismus aan te geven, is in beeld gebracht hoe groot de populatie van de huismus ter plekke is en op hoeveel exemplaren van de huismus de activiteit effect zal hebben.

Naast de broedgevallen in het plangebied zijn ook huismussen vastgesteld op meerdere locaties in de nabije omgeving tijdens de broedperiode. In Figuur 4.3 is aangegeven waar deze huismussen zijn waargenomen.

Figuur 4.3 Waarnemingen van de huismus in het plangebied en de ruimere omgeving tijdens het broedseizoen (elke rode stip is een afzonderlijke waarneming).

Omdat aan de Baambrugse Zuwe voornamelijk villa’s staan met grote achtertuinen die niet vrij toegankelijk zijn, is geen compleet beeld gekregen van de huismussen in de omgeving. Veel locaties konden niet worden overzien het aantal weergegeven huismussen is vermoedelijk een onderschatting van de daadwerkelijke aantallen.

4.2 Vleermuizen

Tijdens de verschillende vleermuisinventarisaties zijn in totaal drie vleermuissoorten waargenomen. De gewone dwergvleermuis is tijdens alle onderzoeken aangetroffen, de rosse vleermuis is aangetroffen in de nacht van 15 op 16 juli hoog overvliegend over het plangebied en van de derde soort, de ruige dwergvleermuis, is een paarverblijfplaats aangetroffen net westelijk van het plangebied.

(16)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 2

Kraam-/zomerverblijfplaatsonderzoek

In het plangebied zelf zijn geen in- of uitvliegende vleermuizen aangetroffen. Wel is oostelijk van het plangebied een kolonie gewone dwergvleermuizen aangetroffen. In de ochtend van 16 juli tussen 05.00 uur en 05.30 zijn 15 invliegers waargenomen in de villa aan de Baambrugse Zuwe 171 op een afstand van ruim 20 meter van het hotel in het plangebied.

Het is onduidelijk of het een zomerverblijfplaats of kraamkolonie betreft. Kraamkolonies van gewone dwergvleermuizen hebben een gemiddelde grootte van 35 tot 50 dieren, zomerverblijfplaatsen bestaan meestal uit kleine groepjes dieren (RvO, 2014a). Omdat het invliegen al bezig was toen de locatie werd ontdekt, is onbekend hoeveel dieren op dat moment al ingevlogen waren.

Er zijn in het plangebied zelf nauwelijks foeragerende beesten aangetroffen. Alleen aan de zuidzijde van het hotel is één foeragerende gewone dwergvleermuis aangetroffen. Verder zijn ten zuiden van de Baambrugse Zuwe in een stuk openbaar groen met een parkachtige inrichting, maximaal 10 foeragerende dieren aangetroffen. In Figuur 4.4 is het gebruik van het plangebied door vleermuizen weergegeven.

Figuur 4.4 Gebruik plangebied tijdens de kraamperiode. (rode cirkel = kolonie, groene wolk = foerageergebied, rode rechthoek = plangebied, blauwe pijlen = overvliegende rosse vleermuizen)

Paarverblijfplaatsonderzoek en winterverblijfplaats indicerend onderzoek

Op 18 augustus en 19 september 2015 is rond middernacht een onderzoek uitgevoerd naar zwermende vleermuizen in het plangebied. Er is geen zwermgedrag waargenomen bij het restaurant en het hotel in

(17)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 3

het plangebied. Er waren op beide dagen wel veel foeragerende gewone dwergvleermuizen aanwezig in de tuin ten zuiden van de Baambrugse Zuwe. Er zijn in de omgeving van het plangebied twee baltsende gewone dwergvleermuizen aangetroffen, één in de tuin ten zuiden van het plangebied en één meer richting het oosten. In de bebouwing aan de noordwestzijde van het plangebied is een paarverblijfplaats van een ruige dwergvleermuis aangetroffen. Deze bebouwing is geen onderdeel van het plangebied.

Figuur 4.5 Waargenomen vleermuizen en functies tijdens het paarverblijfplaats en winterverblijfplaats indicerend onderzoek (groene wolk = foerageergebied, lila cirkel = paarverblijfplaats ruige dwergvleermuis, rode pijl is baltsende gewone dwergvleermuis)

4.3 Vissen

In het plangebied zijn blankvoorn, ruisvoorn, karper, snoekbaars, baars, snoek en brasem met de zaklamp waargenomen. Van deze soorten zijn alleen blankvoorn, baars en ruisvoorn ook gevangen met het

schepnet. Er zijn ondanks grondig onderzoek geen beschermde vissen waargenomen waardoor de aanwezigheid van beschermde vissen in het plangebied is uitgesloten.

(18)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 4

5 Effectbeoordeling, mitigatie en juridische consequenties 5.1 Huismus

Er zijn vier huismusnesten aangetroffen in het plangebied. Twee in het te behouden restaurant en twee in het te slopen hotel. Het hotel is verouderd en zal worden gesloopt. Het restaurant zal mogelijk opgeknapt/gerenoveerd worden.

Door de sloop van het hotel verdwijnen twee nesten van de huismus, door de renovatie raken eveneens twee nesten van de huismus (tijdelijk) ongeschikt. Omdat het leefgebied van de huismus (Figuur 4.2) door de voorgenomen ontwikkeling minder geschikt wordt als er geen maatregelen worden genomen kan het zo zijn dat de nestgelegenheid in het restaurant permanent ongeschikt wordt.

De huismus is een streng beschermde soort (Europese Vogelrichtlijn en Flora- en faunawet), hiervoor geldt een strikt beschermingsregime. De nestplaats van de soort is door het ministerie van Economische Zaken aangewezen als jaarrond beschermd. Dit heeft te maken met de negatieve trend van de soort de afgelopen decennia, het feit dat de soort niet in staat is zelf nesten te bouwen en door de modernere bouwwijze van de laatste jaren waardoor nestgelegenheid voor de soort verdwijnt. De sloop en/of

renovatie van het gebouw, ook buiten het broedseizoen, betekent een overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Artikel 11 wordt hiermee overtreden.

Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.

Omdat verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden als gevolg van de ingreep is het noodzakelijk ontheffing aan te vragen van de Flora- en faunawet. Een ontheffingsaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van:

 aanwezigheid geldig wettelijk belang

 alternatievenoverweging;

 waarborg gunstige staat van instandhouding (lokaal);

 behoud functionaliteit verblijfplaats.

Als onderdeel van de ontheffingsaanvraag dient een projectplan te worden opgesteld waarin o.a.

bovenstaande criteria goed onderbouwd worden. In het projectplan worden tevens mitigerende en compenserende maatregelen beschreven die genomen worden om de schadelijke effecten te minimaliseren en restschade te neutraliseren.

Wettelijk belang en behoud functionaliteit

De huismus is een soort van de Vogelrichtlijn, geldige wettelijke belangen om ontheffing te krijgen van de Flora- en faunawet voor deze soort zijn:

- bescherming flora en fauna;

- veiligheid van luchtverkeer;

- volksgezondheid en openbare veiligheid.

De beoogde woningbouw ontwikkeling vormt geen wettelijk belang voor het verkrijgen van een ontheffing;

overtreding van de Flora- en faunawet moet dus worden voorkomen. Dat betekent dat maatregelen noodzakelijk zijn om de vaste rust- en verblijfplaats en voortplantingsplaats van de soort te behouden.

Door het nemen van passende maatregelen zoals het realiseren van vervangende nestgelegenheid en leefgebied (zowel voorafgaand aan de ontwikkeling als in de uiteindelijke situatie) en het ongeschikt maken van de huidige functies in een voor de soort relatief gunstige periode, is het mogelijk de

(19)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 5

functionaliteit van de huidige voortplantingsplaatsen te behouden. De huismussen kunnen dan duurzaam van het gebied gebruik blijven maken en de huidige (sub)populatiegrootte handhaven.

Wel zal verstoring plaatsvinden van de huidige voortplantingsplaatsen. Verstoring is een begrip dat niet genoemd wordt in de Europese Vogelrichtlijn; hiervoor kan door bevoegd gezag wel ontheffing worden verleend. De bovengenoemde wettelijke belangen gelden niet bij ontheffingverlening voor het verstoren van voortplantingsplaatsen. Door bevoegd gezag wordt getoetst aan nationale wettelijke belangen, ruimtelijke ontwikkeling is er hier één van.

Alternatievenoverweging

Het plangebied ligt aan de met villa’s omgeven Baambrugse Zuwe met zowel aan de noord- als zuidzijde de Vinkeveense Plassen. De meeste kavels in de omgeving zijn bebouwd en vormen zodoende geen alternatief voor de voorgenomen ontwikkeling. Het huidige hotel verkeerd in zeer slechte staat en voldoet niet meer aan de moderne standaarden. De exacte inrichting van de buitenruimte (leefgebied voor de huismus) is op dit moment nog niet bekend. Hier liggen mogelijkheden om voor de huismus belangrijke elementen in te passen in het ontwerp.

Waarborg gunstige staat van instandhouding

De broedgevallen van de huismus in het plangebied zijn onderdeel van een grotere populatie huismussen.

Binnen een straal van enkele honderden meters van het plangebied broeden meerdere paren van de huismus, het exacte aantal is onbekend omdat de omgeving niet helemaal kon worden geïnventariseerd (zie paragraaf 4.1). Tussen deze verschillende broedlocaties kan relatief eenvoudig uitwisseling plaatsvinden.

Door de voorgenomen ingreep zal een tijdelijke verstoring plaatsvinden van de huidige nestplaatsen.

Wanneer ondanks het treffen van passende maatregelen de broedlocatie tijdelijk minder geschikt wordt omdat de maatregelen niet aanslaan, kunnen huismussen uitwijken naar nabije geschikte locaties.

Omgekeerd kunnen huismussen vanuit de andere locaties het plangebied herkoloniseren.

Conclusie

Ervan uitgaande dat afdoende maatregelen worden genomen, blijft de functionaliteit van de voortplantingsplaats van de huismus gegarandeerd en is de gunstige staat van instandhouding op lokaal niveau niet in het geding. Dat betekent dat er zicht is op het verlenen van een ontheffing voor het verstoren van nestplaatsen van de huismus.

Te nemen maatregelen bestaan uit het realiseren van alternatieve (tijdelijke) nestgelegenheid in de vorm van nestkasten die opgehangen kunnen worden aan gebouwen of gebouwdelen die niet worden beïnvloed door de werkzaamheden. Tevens dient in de nieuw te realiseren appartementen nestgelegenheid voor huismussen te worden gerealiseerd, door hier nestkasten aan te bevestigen of in te bouwen. Daarnaast dienen in de omgeving van deze alternatieve nestlocaties geschikt foerageergebied, schuilgelegenheid, drinkwater en zand- of stofbaden gerealiseerd te worden. Deze maatregelen moeten genomen worden ruim voordat overgegaan wordt tot sloop en/of renovatie van het gebouw met de bestaande nesten in de minst kwetsbare periode voor de huismus. Zowel de nestgelegenheid als de overige elementen dienen zowel tijdens de werkzaamheden als in de permanente situatie aanwezig te zijn.

5.2 Vleermuizen

Hoewel het restaurant en het hotel geschikt lijken om als verblijfplaats voor vleermuizen te dienen, zijn tijdens uitgebreid vleermuisonderzoek, conform het vleermuisprotocol 2013, geen verblijfplaatsen

(20)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 6

vastgesteld in deze gebouwen. Ook zijn er geen waarnemingen gedaan die doen vermoeden dat verblijfplaatsen aanwezig zijn in deze gebouwen.

Dat betekent dat door de sloop van het hotel en de mogelijke renovatie van het restaurant geen verblijfplaatsen van vleermuizen verdwijnen of foerageergebied verdwijnt. Het plangebied wordt slechts gebruikt door één foeragerende gewone dwergvleermuis (gedurende alle onderzoeksrondes). De betreffende vleermuis verbleef slechts kortstondig in het plangebied en het gebruik als foerageergebied was minimaal. Het foerageergebied in het plangebied is niet van essentieel belang voor de functionaliteit van in de omgeving aanwezige verblijfplaatsen.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn wel verblijfplaatsen aanwezig van de ruige dwergvleermuis en de gewone dwergvleermuis. Ook is er belangrijk foerageergebied aanwezig van de gewone dwergvleermuis.

Oostelijk van het plangebied bevindt zich een zomer- of kraamverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis, in een grote villa op een afstand van circa 20 meter van het te slopen hotel. Tussen het hotel en de villa is een hoge bomenrij aanwezig die het plangebied scheidt van de verblijfplaats. In het noordwesten grenst het plangebied aan een aantal appartementen. In deze appartementen is een paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis aanwezig. Het belangrijkste foerageergebied is het stukje openbaar groen aan de zuidzijde van de Baambrugse Zuwe, tegenover het hotel en de verblijfplaats in de villa. Dit foerageergebied is van essentieel belang voor de functionaliteit van de kraam- of zomerverblijfplaats.

Omdat vleermuizen alleen ’s nachts actief zijn, leiden de werkzaamheden (indien overdag uitgevoerd) niet tot verstoring van het foerageergebied en de verblijfplaatsen van vleermuizen. Wanneer de werkzaamheden ’s nachts of in de ochtend- of avondschemering worden uitgevoerd, kan bij het gebruik van bouwverlichting verstoring van foerageergebied of verblijfplaatsen optreden. Dit kan leiden tot het tijdelijk ongeschikt raken van foerageergebied of verblijfplaatsen.

Verstoring kan worden voorkomen door:

 de bomenrij tussen de villa en het plangebied te handhaven;

 uitsluitend overdag, met voldoende daglicht te werken, of

 bij gebruik van bouwverlichting, uitstraling van bouwverlichting richting foerageergebied en verblijfplaatsen te voorkomen, of;

 vleermuisvriendelijke, amberkleurige verlichting te gebruiken tijdens nachtelijke werkzaamheden.

Wanneer bovenstaande maatregelen worden toegepast, leiden de werkzaamheden en ontwikkelingen in niet tot negatieve effecten op vleermuizen. Overtreding van de Flora- en faunawet is niet aan de orde ten aanzien van deze soortgroep.

5.3 Vissen

Er komen geen beschermde vissoorten voor in het plangebied. Negatieve effecten ten aanzien van deze soortgroep zijn uitgesloten.

5.4 Conclusie

Voor de ontwikkeling van het plangebied dienen mitigerende maatregelen genomen te worden om effecten op de huismus te minimaliseren en effecten op vleermuizen te voorkomen. Wanneer deze maatregelen genomen worden, is geen ontheffing voor vleermuizen nodig. Voor de huismus worden effecten geminimaliseerd, maar verstoring van huismusnesten is niet volledig te voorkomen.

(21)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 7

Er is een ontheffing nodig voor overtreding van verbodsbepalingen uit artikel 11 van de Flora- en faunawet voor de huismus. Ervan uitgaande dat afdoende maatregelen worden genomen, blijft de functionaliteit van de voortplantingsplaats van de huismus gegarandeerd en is de gunstige staat van instandhouding op lokaal niveau niet in het geding. Dat betekent dat er zicht is op het verlenen van een ontheffing voor het verstoren van nestplaatsen van de huismus.

Voor het verkrijgen van een ontheffing dient een projectplan te worden opgesteld en dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend. In het projectplan wordt nader ingegaan op verspreiding, effecten en mitigatie van de effecten.

(22)

P r o j e c t g e r e l a t e e r d

5 november 2015 VERVOLGONDERZOEK BESCHERMDE SOORTEN RDCBD6077-101-100R001D01 8

6 Literatuur

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2014. Soortenstandaard Huismus.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2014a. Soortenstandaard Gewone dwergvleermuis

Royal HaskoningDHV, 2015. Bestemmingsplan Plashoeve. Quickscan Natuurwetgeving. Referentie:

BD6077-101-100/R00001/904848/Amst.

Vleermuisvakberaad, Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging en Gegevensautoriteit Natuur, Vleermuisprotocol 2013, 25 maart 2013.

http://www.telmee.nl http://www.waarneming.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ruige dwergvleermuizen kunnen tijdens de trek grote open gebieden oversteken, maar volgen waar mogelijk wel lijnvormige elementen (Dietz et al. In het westen langs de kuststrook

In deze memo wordt daarom ingeschat of plannen in het geval dat beschermde waarden daadwerkelijk aanwezig zijn, zodanig kunnen worden aangepast dat aan de eerder genoemde

Na aanleiding van het nader onderzoek naar vleermuizen, huismussen en steenmarter worden er geen negatieve effecten voor deze soortgroepen verwacht. Hierom wordt het niet

Voor soorten die in bijlage IV van de Habitatrichtlijn staan, vanwege de Vogelrichtlijn te beschermen vogelsoorten en soorten die zijn opgenomen bijlage 1 van het Besluit

3.10 lid b: Door het slopen van schuren, verwijderen van rommelhoekjes, grasland met ruigte en bosschages (zoals ten westen van Middenweg 23) worden mogelijk verblijfplaatsen

redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren

Voor soorten waarvoor (in de betreffende provincie) geen vrijstelling geldt, moet wanneer niet volgens een gedragscode wordt gewerkt een ontheffing worden aangevraagd wanneer er

Deze aanvraag is bedoeld als noodmaatregel voor ondernemers die door de maatregelen in verband met de coronacrisis in financiële problemen komen en die niet meer in de