Samenvatting
Dit rapport omvat een rechtsvergelijkend onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van het
Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) van het Ministerie van Justitie, op verzoek van het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Financiën.
Het rapport heeft betrekking op de situatie waarin staatssteun is verleend in strijd met Europese regels omtrent staatssteun. Artikel 88, tweede lid, van het EG-Verdrag bepaalt dat indien de Commissie vaststelt dat een steunmaatregel door een Staat of met staatsmiddelen bekostigd, volgens artikel 87 niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt of dat van deze steunmaatregel misbruik wordt gemaakt, zij bepaalt dat de betrokken Staat die steunmaatregel moet opheffen of wijzigen binnen de door haar vast te stellen termijn. Nadat de Commissie een zodanig besluit heeft genomen, moeten de nationale autoriteiten dit besluit uitvoeren, met gebruikmaking van de procedurele middelen die in hun nationale rechtsstelsel beschikbaar zijn. De terugvordering van dergelijke staatssteun dient plaats te vinden door de nationale autoriteiten in overeenstemming met artikel 14 van Verordening (EG) 659/1999. Belangrijke elementen van dat artikel zijn:
1- de lidstaat heeft de verplichting alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de steun terug te vorderen (art. 14, eerste lid);
- de steun moet worden teruggevorderd van de begunstigde (art. 14, eerste lid);
- de terugvordering door de lidstaat dient te geschieden in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures van de betrokken lidstaat (art. 14, derde lid);
- er mag geen vertraging zijn bij de tenuitvoerlegging van het besluit; de uitvoering van het besluit moet onverwijld en daadwerkelijk geschieden (art. 14, derde lid);
- het besluit tot terugvordering dient te omvatten dat rente moet worden betaald tegen een door de Commissie vastgesteld percentage (art. 14, tweede lid).
Deze vereisten kunnen problematisch zijn, omdat nationaalrechtelijke instrumenten van de lidstaat niet toereikend kunnen zijn om aan die vereisten te voldoen. Centrale vragen in dit onderzoek zijn:
hoe geschiedt de terugvordering in andere EU-landen en wat houdt het desbetreffende nationale recht in? Als nationaal recht niet in overeenstemming is met de vereisten van het gemeenschapsrecht, welke soort oplossingen zijn daarvoor gevonden? De landen waaraan aandacht wordt geschonken zijn Duitsland, Frankrijk, België, Zweden en Malta.
Hoofdstuk 1
Aan het einde van het eerste hoofdstuk van het rapport wordt het onderwerp van gerechtvaardigde verwachtingen behandeld. De conclusie wordt getrokken dat het Europees gemeenschapsrecht niet regelt onder welke voorwaarden de begunstigde mag verwachten dat de staatssteun niet zal worden teruggevorderd. De procedurele autonomie die de lidstaten in deze aangelegenheid hebben is zeer beperkt evenwel, omdat het gemeenschapsrecht eist dat terugvordering niet onmogelijk zal worden
1