• No results found

INGEBEELDE ZIEKE.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "INGEBEELDE ZIEKE."

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D E

INGEBEELDE ZIEKE .

i^A MT E H.D A M,

By A L B E R T M A G N U S , op den Nieuwendyk»

in den Atlas, by den Dam. 168 6.

Mtt Privilegie.

(2)
(3)

Aan de n H E E R E

PIETER RANS T VALKENIER,

Secretaris der Stad Jmfterdam-, - En M E V R O U W

EVA SUZANN A PELLIKORNE.

Durf ikdit /pel in duitfche Heer en _, Eerbiedig met ww naam vereeren j OPellikorne, Valkenier ,

Volmaakte twee j die van één vier Uw beider boezemen voeld blaken ; Kan deeze Zieke u vrolyk maaken j Zo is myn arbeid ruim betaald;

Myn tyd met woeker ingehaald.

PlEïERde l a CROIX . Den xi va n Grasmaan d i*S* .

(4)
(5)

C O P Y E Van de

PRIVILEGIE.

D

E State n van Hollandt ende Weftvrieflandt doen te weten.

Allo On s vertoont is b y de tegenwoordige Regenten van de Schouwburg tot Amilerdam. Dat fy Supplianten ledere tenige Jare n herwaert s met hunne goede vrinden hadde n ge- maeckr en ren Toonele gevoert verfcheide Werekcn , foo va n Treurspelen > Blyfpelen als Kluchten, welcke fy lieden nu geerne met den druck gemeen wilden maecken, doehgemerektdatdef è wereken door het nadrucken van anderen, veel van haer luyfter, foo in Tael alsSpelkonft fouden komen te verhelen, cudealloo fy Supplianten hen berooft (oude n fienvan hun byföndcr ooghwit om de Nederduytfche Tael en de Dichtkonft voorere fettênfo o vonden fy hen genootfaeckt, om daer inne te voorfien,ende hen te keeien tot Ons, ouderdanigh verfbeckende > dat Wy omme rede- nen voorfz. de Supplianten geliefden te verleenen Octroy ofte Pri- vilegie , omme alle hunne wereken reets gemaeckt ende noch in 't licht te brengen, den ty t van vyftien Jaren alleen te mogen druc- ken en verkopen o f doen drucken en verkopen, metverbotva n alle anderen op feeckere hooge pcene daer toe by Ons te (lellen en- de voorts in communi forma. So o is 't dat Wy de Zake en 't ver- foeck voorfz. overgemerekt hebbende > ende genegen wetende ter bede van de Supplianten, uvt Onlè rechte wetenfehap, Souvcraine magt ende authorireyt defcJve fupplianten geconlênteerr, geaccor- deert ende geoclroyeert hebben, confènteren, accorderen ende oc"troycren mitsdefen, dat fy geduurende den tyt van vyftien eerft achter een volgende Jaren de voorfz. wereken die reeds gedruckt xyn, ende die van tyt tot ryt door haer gemaeckt ende in 't ligt ge- bragt fullen werden, binnen den voorfz. Onfên Lande alleen lullen mogen drukken, doen drukken, uytgeven en verkopen. Verbie - dende dacrom allen end e eenen ygelyken de fèlve wereken naer te drucken ofte elders nae r gedruckt binnen den fèlve Onlè Lande te brengen, uyt re geven ofte te verkopen, op de verbeurre van alle de naergedruckte> ingebragte ofte verkogt e exemplaren, endeee n boete van due houden guldens daer en boven te verbeuren, re ap-

(6)

pliceren eeo derde part TOOC den Officier die de celanw doen (ai, een derde pau voor den Arme n der Plaetf e daer het cafu s voorval- len (al, ende het refterendc derde part voor den Supplianten . Alle s in dien verfhende , dat wy- de Sopplisntc n me t deftn Onfe a Ochoye allee n willend e gratifieeren to t verhoediuge van hare fchade door het nadrucke n van d e voorfz. wereken, dae r door in geenige deelen verdaen, den inhood e van die n re Authoi iCeteo ofte

teadvoueren, ende veel minde (êlveonderOn(èprote<ftieendebe- (cherminge, eenig meerder credit aeniien ofte reputatie te geven, ncmaer de Supplianten in cas daer in yets onbchoorlylci (oude mo - gen influeren , alle het (êlve rot hate n lade (uilen gehouden weten te verantwoorden; tot dien eynde wel expreflêlyk begerende, dat by aUien Cy de(ên Oniê n Octroy e voot de (êlve Wetcken fullen willen (lellen, daer van geene geabbrevieerdeoftegecoutraheerd e mentie (uilen mogen maken , nemaer gehouden fullen welen he t (êlve Oüxoy in' r geheel ende (ónder cenige Omiffie daer voor te drucker. ofte te doen drucken, ende dat (y gehouden ful'en zyn een exemplacr van alle d e voor(z. Wereken, gebonden ende wel ge - conditionccrt t e brengen in de Bibllotheeci} van OnCe Univerfiteyt tot Leyde n > ende daer van behoorlycktedoenblyken . Alle s op peene van het etfccc vau dien te verlieten. End e ten eynd e de Sup- plianten dele n Oniên confente Octroy e mogen genieten alsnaer behooren: Lafte n wy alle n ende eenen ygelyckeudie'taengae n mach, dat f y de Supplianten van de n inhoud e van deftii doen, la- ten en gedogen, ruftely k en volkomentlyck genieten en ceflêreuJe alle beletten ter contrarie Gedae n i n den Hag e ondet On(ên gro- ten Zegele hie r aeu doen hangen den xi x Septembr. in 't Jaet on- fes Heeten en Zaligmakers duyfent fes houdert vieten tachtig.

G. FAGEL . TerOrdonnantie van deState n

SIMON va n BEAUMONT .

De regenwoordig e R E G E N T I N va n d e S C H O U W -

BURG H , hebben he t Recht van de bovenftaende Privilegie , aengaende di t Blyfpe'l , vergunt aen A I B E R T M A G N U S , Boeckverkoper tot Amfterdatn .

In cJmjlerdam den 14 July, 16% 5.

(7)

A A N D E N

L E E Z E R.

TK heb met voordacht uyt dit Spel dat MonP. Mollier e in 't Frans gemaakt heeft, genaamt de Malade Imaginaire , het tuffchen Spel uyt gelaaten -

}

als meede de promotie van Manshart , om dat het eene tot de Hifiorie in het Spel niet doet, en 't ander meer moeyten als vermaak geeft.

Ik heb in't eyndigen van dit Bly-Spe l iets by gevoegd > in gevalle- het V zoo Veel kan genoegen als ik my daar van in- beelde, %al die flout heid my haaft vergee- ven ztjn. Zoo dit Spette zien of te leezen V Tfio voldoe als my het berijmen , zal mijn arbeid ruym betaalt zijn.

P.d. I a C ROix .

VER-

(8)

V E R T O O N E R S .

M A N S H A R T , d e Ingebeelde Zieke.

T R Y N , d e Meyd.

A N N A , d e Vrouw van Manshart.

H E L E N A , Voor-Dochter van Manshart.

P R O N K , Notaris .

N A R T I C O F O R U S , ee n Do&or.

B A R T R A N D , Zoo n va n Narticoforus, verloofd e Vrijer van Helena.

F E R D I N A N D , Minnaar van Helena.

B A G O T Y N , Apteeker .

F L O R E N T Y N , Doflor .

A LET, Voor Kind van Manshart.

MonP". P E T I T , Kley n Mannetje.

B A G O L Ï N , ee n Juffe r met een Bult.

BOUDEWYN, Broede r van Manshart.

DF

(9)

Pag. i

INGEBEELDE ZIEKE .

E E R S T E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L .

M A N S H E R T .

Om, kom, die zoo als ik noch hoopt lang Ziek te weezen,

Moet voor geen reekenin g van de Apoceeke r vreezen.

Maar vijf en vijf maakt tien, en tien is twintig net . Voor een kliftery die door dringent was, gezet Devierentwintigfte Novembe r te n half achten 1 Om de ingewanden te verkoelen te verzachten.

Apteeker Bagotijn gy ftelt dat heel beleefd, Al die zoo reed'lijk is toond dat hy wi jshey t heeft j O gy verdiend dat elk van u wat goeds mag hoopen, Men moet een zieke niet ten eerrte 't vel afftroopen.

Den zelve dito noch voormiddags een klifteer, Dats dartig ftuy vers; maar ik ben uw dienaar Heer , Hoor Bagotijn gy fchreeft daa r niet meer voor , voor

deezen,

Als twintig, dat zal op zijn Apoteekers weezen Tien ftuy vers, Bagotijn daar zi jnze en ok niet meer.

Den zelve dito een afdrijvende klifteer,

A N a

(10)

% D E I N G E B E E L D E Z I E K E .

Na Doftoraal refepc gemaakt van veele zaaken, (ken, Om 't onder deel van Heer Manshert me fchoon te maa- Hoe dartig ftuyvers ? Hoor Apteeker, met verlof, Dats wel de helft te veel, o dit gaat al te grof.

Den zelve ditoeen Mixtuur om ruft te geeven,

Twee gulden,'t is niet vecl>ruft dranken doen my leeven.

Maar tweemaal tien en tweemaal twintig 't kan niet mis Dat is net feftig, ha, ik heb het kunsje wis.

Den vijfentwintigftenecn dran k om te.purgeeren Van verzc ;Kaflia en Saene die lakzeeren,

Om daar door t' ingewand te ontladen van veel gal;

Vier<3ulden, Bagotijn, dit Paard en vind geen ftal , Leef-en laat leeven, foey, dit gaat.te grof Apteeker, DacheeftuFlorentijn nietgeordoneertvoorzeeker . Schrijf daa r dry guldens voor zoo 't u belieft, dats goet;

Nu toond gy dat gy hebt.een opreoht.teer gemoed.

Noch op dien zelve dag een drank om te aftringeeren, En te doen ruften, goed, twee guldens, 't is ter eeren.

Den zefentwintigfte een Carminatief klifteer , Om al de winden van u af te drijven Heer,

Hoe dartig ftuyvers ? hoor daarzal ik tien voor Hellen.

Des avonts nochmaals u een dito doen beft ellen, Tienftuyvers't is genoeg ik heb'er van gebraakt.

Den zeev'nentwinügfteu een drank gereed gemaakt, Om k,wa humeuren ras en vaardig te doen zakken ,}

Om heel gemakkelijk en met vermaak te kakken.

Hoe dartig ftuyvers voor die drank ? ik denk wel neen, Daar zijnder twintig, 'k ziegy zijt ook wel te vrêen.

Den achtentwintigften gemaakt om te verkoelen >

een huy-drank, hoe een kroon? Hol a na mijn gevoelen Is dat te veeJ, daar zijn tien ftuyvers. Noch voort left Een kofteli jke drank van Bezoar, de reft

Syroop Alkermes en Limoen, maar boe vijf gulden ? Al zoetjens Bagotijn, dit hoefik niet te dulden.

Zoo jy zoo voort gaat Apoteker, halte, ila, Zal 't my verveelen langer ziek te zijn ? O ja.

Hoor Bagotijn, gymoec wat zagter zoo in 'tfchrijven, Wild

(11)

D E I N G E B E E L D E Z I E K E . 3

Wild gy Apteeke r en zal ik uw zieke blijven.

Daar zijn twéé guldens voor, maarvij f en vijf is tien , En tien is twintig en noch danig, laat eens zien, Dat maaken vyftig, en noch danig dat i s eeven, Net tachentig, zie daar, zie daar ik zalze u geeven.

O Bagotijn gy hebt my dapper geabuzeerd, 'K be n zefmaa l minder in vier dagen geklifteerd, Als i n vierdagen die te vooren zijn verftreeken, Nou wee t ik de oorzaak van mij n ziektens en gebreeken.

Ik was va n deez e week wel eens zoo ziek, maar hoor, 'Kzegt u A pteeker en u Florentijn, Doftoor, Verbeeterdat en wilt wat meerder op my letten.

KomTrijntje,Tri jntje kom o m alles wech te zettea,tMg.

Hoe kom j e niet, ja wel > elk laat my hier in nood, Ik zie die zie k is, o die is al levend dood5

Elk vlug t my, o dit komt mijn ziekte noch vergrooten Tri jn, kom je niet, Trijn, Trijn, Karonje rept je pooten, En haal jou hiele n zoo wat rasjes na je toe. ting.

Wel hoord dan nieman d niet,ditroepen word ik motting.

Jou Hoer e kind, jou pry, jou vuilft e der Schurkinne n , Vergeetje een zieke zoo,dit raakt my aa n d e zinnen.t«ig.

Dit maakt me al bijfter, o het Hoofd dat draayd my ont Trijn zeg ik andermaal, Trijnzegik. ting.

T R T N .

Heer ik kom.

T W E E D E T O O N E E L .

M A N S H A R T e n T R Y N T J B .

K

M A N S H A R T .

Aronje, Varreke, kreng, T R Y N .

Maar Heer is dat ook gillen, jou onverduldigheid doet al mijn leeden trillen >

Ik liep door haaftigheid mijn hooft daar fchier uyt lit.

A % M A N S -

(12)

4 D E INGEBEELD E ZIEKE . M A N S H A R T .

Jou Aapebakkes, zie jy niet dat ik hier zit.

Ik ben lchier dood jou zwijn, daar is een uur verftreekeii, Dat ik dus zit alleen verzeld met mijn gebreeken.

T R Y N.

Och,och!

M A N S H A R T -

Zwijg Varken zwijg opdat ik jou bekijf.

T R Y N .

Doet dat toch niet mi jn Heer, ik heb mijn heele lijf, Door rasteloopen, fchieraanfpaanderengeftooten .

M A N S H A R T .

Ik riep en niemant kwam.

T R Y N .

Ik liep met Haaze pooten.

M A N S H A R T .

Mijn keel is fchor en hees van 't roepen. O jou pry.

T R Y N .

Mijn kop is heel gefcheurd-Hoor Heer kom fchelden wy Malkaar dat kwyt.

M A N S H A R T .

Jou Zwijn, jou lijf uyt.

T R Y N .

Laat dat blijven, Want ik zal huylen Heer wilt gy noch langer kijven.

M A N S H A R T .

Verraaderes, my hier alleen te laaten, noch De vreugd varit kijven te beletten. O jou Zog.

T R Y N .

Hoe vind jy jou vermaak in'tkijven'kmagt we l li jen, Begin maa r , want i k fchep noch meer vermaak in

fchrijen, Zyhuyli.

M A N S H A R T .

Hoor laat dat blijven Tryn, ik kijf niet, doe mijn wil.

Zi jt my gehoorzaam ,zet dat alles weg >.zwijg ftil.

Heeft mijn klifteer gewerckt ?

TRYN.

(13)

D E INGEBEELD E ZIEKE , 5

T K r K .

Maar vat klifteer ? van heeden}

M A N S H A R T .

Ta, is my daar door ook van daag veel Gal ontgleeden.

T R Y N .

Hoor dat isBagotijn de Apteeker maar bewuft, Die laat ik met zijn Neus dat roeren zoo 't hem luft.

Hy heeft daar voordeel van.

M A N S H A R T .

GaKalfsop prepareeren * Men zal van daag my voor de tweede maalklifteeren.

T R Y N .

De Apteeker en Do&oor die fpeelen met u.

M A N S H A R T .

Hoe ? Wat zegje Tryn?

T R Y N .

Ik zeg gy zijt haar melkKoc.

M A N S H A R T .

HoorTryn het voegd u niet hiervan te raizoneeren.

Roep jy mijn Dochter, laat de Doftors ordoneeren.

T R Y N .

Daar komt uw Dochter zy verftaat uw meening fa's.

M A N S H A R T .

Helena, Dochter hoorgy komt hier recht van pas.

D A R D E T O O N E E L

M A N S H A R T , H E L E N A , T R Y N .

L

M A N S H A R T .

Een aan uw Vader, uw Papa > aandachtige ooren.

H E L E N A .

Papa Lief fpreek zoo «t u belieft, ik zal het hooren.

M A N S H A R T .

Maar zacht mijn ftok, mijn Hok, wat is die klifteer fterk.

A 3 T R Y N .

(14)

0 D E I N G E B E E L D E Z I E K E .

T t t N .

Wat geeft ons Florentijn en Bagoti jn al werk.

Looploop, mijn Hee r loop ras, he t mogt uaars ont- Naa 't Kakhuys al je beft. (glijert,

M A N S H A R T .

O Tryn wat moet ik lijen.

V I E R D E T O O N E E L

H E L E N A «n T R Y N .

T

H E L E N A .

Ryntje.

T R Y N .

Juffrouw.

H E L E N A .

Tryntje.

T R Y N .

Juffrouw.

H E L E N A .

Zie my eens aan.

T R Y N .

Ik doe't ai:

H E L E N A .

Kunt gy wat ik zeggen wil niet raan ?

T R Y N .

't Zal van die Jongman zijn die u voor weynig daagen, Met weynig woorden kon bekooren en behaagen.

Daar gy zes daagen lang van maalde , die gy mind.

H E L E N A .

't Is wonder daar gy 't weet dat gy niet eerft begint, Van hem te fpreeken zo koft ik die moeyte fpaaren.

T R Y N .

Gy geeft geen tijd dat ik my voor u kan verklaaren.

H E L E N A .

Die tijd > die tijd alleen word van my maar betreurd, Dat niemant van hem fpreekt.

T R Y N .

(15)

D e IrrcBBEEED E Z I E vs. 7 T R Y Jf .

Wel Juffrouw wacht uw beurd.

H E L E N A .

Kunt gy de Liefde die 'k hem toedraag ook verachten , Benijd gy onze Min?

T R Y • a-

Daczal ik my wel wachten»

H E L E N A .

Dat ik zoo diep deel in al zijn bekoorlijkheen»

Mishaagd u dat ook, Ipreek ?

T R Ï N .

Daczegiknier, oneen .

H E L Ë N A .

Zoud gy my raan dat ik ganfch roereloos van binnen Bleef ais gevoeloos van zijn bekooreli jk minnen*

Ziet gy het nootlot niet in deeze Vri jery ? Hoe dat hy door't geval eerftkennis kreeg aan myï

T R Y N .

O ja.

H E L E N A .

Is dat geen proef recht van een man met eeren.

Daar hy my met en kon, mijn zaak te diffendeeren.

T R Y N . Verzeeker.

H E L E N A .

fs-datniet recht eedelmoedig-, goed' : Met welk een gratie doet hy alles' t geen hy doet.

Is hy niet wel gemaakt, en is hem niet gegeeven >

't Aier van wel fpreeken ende gaaf van wel te leeven ? De tochten van zijn hert, zijn woorden, zijn gebaar Die komen over een, zoo wonder net.

T R Y N .

Datswaar.

H E L E N A . (ke n ?

Maar zouder aan zijn trouw of liefde ook ietsontbree- Ey Tryntje zeg eens hoe het by u leyd, wil fpreeken.

Zou hy my niet oprecht bemi nnen ?

A 4 T R Y N .

(16)

S D s INGEBEELD E ZIEKB .

T R y N .

Het kon zijn, Een Minnaar fpeeld een rol in waarheic ec in fchijn.

H E L E N A .

Hoe zou een Minnaar, diezoofpreekt alshy bedriegen ? T R Y N.

De bede Minnaar is die maar het beft kan liegen.

Zy hebben dikmaals my met eeden dier en zwaar, Hun trouw gezwooren, maar ze liegen allegaar, Zoo meenigmaal als ik geloof floeg aan hun loogen, Bevonde ik, maar te laat, my jammerlijk bedroogen, Met zy verkrijgen daar zy brandende na (laan, Vervliegd hun liefde en al het vrijen is gedaan.

Mijn lieve Juffer laat u door de hoop niet vlijen.

Maar laat uw Minnaar tot op 't echte bed u vrijen.

Op morgen zult gy zien 't begin van zijne trouw, Wanneer zijn vrinden u verzoeken tot zijn Vrouw, Gelijk hy inde brief belooft aan ugefchreeven.

Tot op de Trouw-dag moet gy in bedenken leeven.

H E L E N A .

Zoo deeze my bedriegt in zijne vrijery, Geloof ik niemant meer hy zy ook wie hy zy.

T R Y N.

Daar komt uw Vader aan.

V Y F D E T O O N E E L

M A N S H A R T , H E L E N A , T R Y N . M A N S H A R T .

Nu zult gy, Dochter, hooren, Iets dat u aangenaam zal klinken in uw eoren:

Gy word ten echt verzocht, komt dat niet onverwacht?

Wel Dochter.wcl.my dunkt dat gy van blijdfchap lacht, O dat ten echt verzocht kan recht uw hert verfraaijen.

Die jonge Meysjeskan men maar met trouwen paaijen : Natuur! Natuura! Ha hos is zy in haarichik.

Hele-

(17)

D E I N G E B E E L D E ZIEKE . 9

Helena 1c zie het zal niet noodig zijn dat ik, Of gy geneegen zijt te trouwen u zal vraagen.

H E L E N A .

Het is mijn plicht Papain alles te behaagen.

M A N S H A R T .

Kind uv gehoorzaam zijn geeft my een groot vermaak.

Gy zijt de Bruyd, dat is nu een gedaane zaak.

H E L E N A .

Papa 'k wil blindelings my aan uovergeeven-

M A N S H A R T .

Uw Sriefmoer wilde dat gy zoud in 't Kloofter leeven, Met uw kleyn Zuftertje Met: maar dat is mis.

T R Y N.

Dat ftuk oud Koe-vlees weet wel wat haar intreft is.

M A N S H A R T .

1y meend e u huwelijk met kracht om ver te ftooten;

Maar ik gaf hem mijn woord, uw Huw'lijk isgeflooten.

Gy zijt de Bruyd en zult ook trouwen, en al dra.

H E L E N A .

Ik zal zoo lang ik leef u dankbaar zijn Papa.

T R Y N.

Ik ook mijn Heer, gy hebt een wijze daad bedreeven, Aan een braaf eerlijk Man uw Kind ten echt te geeven.

Gy hebt uw leeven noch geen beter zaak gedaan.

M A N S H A R T .

Ik heb hem nooit gezien, maar echter 't zal wel gaan, Ik twijfel niet of hy zal my en u behagen.

H E L E N A .

Nu gy my door uw woord aan hem hebt opgedraagen, Zal ik niet veynzen maar u zeggen, hoe dat hy Voorweijnigdaagen hiereerft kennis kreeg aan my Doorzeeker voor val, dat ons heeft aaneen verbonden-, Zoo vaft, dat hy daar om zijn Vrinden heeft gezonden, By u, di e my voor hem verzoeken ook ten echt.

M A N S H A R T .

Goet, da t gevalt my, maar dat was my niet gezegt.

't Is echter Deft dat hy ons beyde kan behaagen:

A 5 Ze

(18)

ie D E I N C I » E B L & S ZIEKB .

Ze zeggen hyis groot en wel gemaakt.

H E L E N A .

Volflagen.

M A N s H A * T.

Bevallig.

H E L E N A .

Zeekerlijk.

M A N S H A R T .

Die een vroom aanzigt heeft.

H E L E N A .

Zeer vroom.

M A N S H A R T .

Ook wi jffeli jk, wel opgebragt, beleeft.

H E L E N A .

Volkomelijk,6ja.

M A N S H A R T .

Hy heeft een deugdzaam weezen >

H E L E N A .

Papa elk kan de deugd klaar in zijn aanzigt leezen.

M A N S H A R T .

Hy fpreekt Latijn en Grieks.

H E L E N A .

Dat weet ik niet Papa.

M A N S H A R T .

HyzalookinhetkortalDoótor zijn, o ja!

H E L E N A .

Hy Vader lief?

M A N S H A R T .

Wel hoe ? Dit komt my vreemt te vooren, Dat gy dat niet en weet.

H E L E N A .

Wie heeft u dat doen hooren Heer Vader?

M A N S H A R T .

Welkeen vraag. Wel Do&or Florentijn.

Dat is zijn Oom.

H E -

(19)

D E INGEBEELD E ZIEKH . I, H E L E N A .

Zijn Oom, zijn Oom! hoe kan dat zijn ? Hoe is Heer Ferdinant zijn Neef ? wie het zijn leeven Daar van gehoord Papa ? dat moet gy my vergeeven.

Heer Ferdinant die heeft een Oom die hietde Groot j 'tis een befturve Soon zijn Ouders die zijn dood.

M A N S H A R T .

Wat Ferdinant wat leyd u in het hooft te zweeven?

Ik fpreek van die ik u ten huwlijk heb gegeeven.

H E L E N A .

Daar fpreek ik ook van.

M A N S H A R T .

Wel, zoo weergy ook dat hy De Broeders zoon is van Heer Florentijn die gy

Verkooren hebt. En dat hy word Bertrand geneeren.

Maar hoe gy ftaat verzet 'k moet daar van de oorzaak Ik heb op giftren met de Doctor Florentijn (weeten . Zijn Oom en met zijn Vriend de ApceekerBagoti;n Uw huwelijk mijn Kindgeflooten, en zijn Vader, Verwacht ik hier van daag. Helena kan het nader f

H E L E N A .

Gy fpreekt Papa lief van een ander als ik dacht.

T R Y N .

Daar gy zoo rijk zijt Heer, zoudgynuuwgeflacht, Befmetten dat het met een Doftor werd geteekend, De Doctors worden maar by Ainbachcs-luy gereekend;

Die door haar veelheit nu verdienen pas droog brood.

Een die een Doctorrrouwd, dicisal levend dood}

Het zijn meed beulen of moordadige tirannen.

Een Docter Heer ?welfoey, wildiegedachtenbannen.

M A N S H A R T .

Wel waar moey jy jou me ? jou konkel houd je bek.

Slorel, Karonje, zwijg of ik breek jou de nek.

T R Y N.

Onftel uniet mijn Heer want gy zijt ziek.

M A N S H A R T .

Warachtig, W a s

(20)

12 D E INGEBEELD E Z I E K S .

't Was my vergeeten gy maakt my dat weer indachtig.

T R Y N .

Zoo 't u beliefd ey fpreek met een bedaard gemoed.

Om welk een reede keurd gy doch een Doctor &oed Te trouwen met uw Kind ?

M A N S H A R T .

Wel Tryntje hoor de reeden, Mijn lichaam ziek en zwak doet my haar uyt beftecden, Aan zulk een die my kan verlichten al mijn pijn , Die de remedicn weet die my noodig zijn.

T R Y N .

Is dat de reede, hoor ga eensin uw geweeten.

Z«jt gy wel ziek mijn Heer >

M A N S H A R T .

Hoe is u dat rergeetcn ? Karonje, wel ik zweer.

T R Y N .

Mijn Heer bedaar, bedaar, Ondel u niet want gy zi jt ziek.

M A N S H A R T .

Dat is wel waar.

T R Y N .

Ja gy zijtziek mijn Heer, noch zieker laat dat weezen.

Maar denk uw Dochter kunt gy zonder kunft geneezen:

Zy is niet ziek, z y hoeft geen Doctor.

M A N S H A R T .

Jyfpreektftout, Het isom mijnent wil dat zy een Do&or trouwd.

O een goedaardig kind behoord met vreugd te trouwen, Een die haar Vader lang kan in gezondheit houwen.

T R Y N .

Magikuraaden?

M A N S H A R T .

Wel wat zoud gy raan ? T R Y N.

Maar hoor.

Geef aan Helena, aan uw Dochter geen Doftoor.

MANS-

(21)

D E INGEBEELD E ZIEKE . 13 M A N S H A R T .

Waarom ?

T R Y N .

Geen Doctor kan Helena toch behaagen.

Zy hoord u alle daag niet als van Doctors klaagen.

Zy lacht met Florenti jn en inet zijn neef Bartrand, En alle Doctors die'er zijn in'tgantfche Land.

M A N S H A R T .

Lacht zy 'er me, ik niet, hy zal alleenig erven Van zijn Heer Vader, en komt Florentijn te fterven, Dan erft hy ook alleen, en die heeft dat is waar Twee duizend guldens aan inkomfte jaar op jaar.

T R Y N . (gen .

Dan heeft hymcenig onder 't Paard zijn bui k doen leg- M A N S H A R T .

Twee duizend gulden 's jaars, ha dat is wat te zeggen.

T R Y N .

Twee duizend gulden 's jaars is dat ook zooveel geld ? Zouw daar uw Kind om met een Doctor zijn gekweld Zoo lang z y leefd , weg weg > de Doctor s zijn meef t

vrekken

En daar der*dry zijn, zijn de meefte part wel gekken.

Al wie een Doctor uit zijn huis houd heeft geen nood, Die leefd gelukkig en die fterft zijn eijgen dood.

De Doctors trouwen maar alleenig om te leeren, Om haar vergiften en haar pillen te probeeren.

M A N S H A R T .

Wanneer mijn Dochter trouwd de Neef van Florentijn, Dan zal ik door zijn hulp wel haaft genezen zijn.

T R Y N .

Dats waar, maardoor de dood zal hy u haaft genezen.

Door een klein poei jertje zal u w goed ziin goed weezen.

M A N S H A R T .

Ik heb hem haar belooft, ik wilookdatze'tdoet.

T R Y N .

Hoe tegens haaren dank J mij n Heergyzijt te goed.

MANS*

(22)

14 D E INGEBEELD E Z I E K B . M A N S H A R T .

Goed ben ik, maar ook kwaad, wanneer ik kwaad wil worden.

Jouw Apebakkus'k wou dar )y my niet meer porden.

T R Y N.

Al 2acbt mijn Heer al zacht gedenk u ziekte.

H E L E N A .

J

a

-

Bedaar, ondel u niet. Vergram u niet Papa.

M A M s H A R T.

Helena hoor ik wil, ik ly geen wederleggen, Pat yder wie u noemt Juffrouw Bartrand zal zeggen.

T R Y N.

Dat zal heel anders gaan, mijn Heer gy hebt abuys.

M A N S H A R T .

Dan zal het Kloofter haar verft rekken tot een Kluys.

T R Y N.

Gy hebt het hert niet om int Kloofter haar te fteeken.

M A N S H A R T . (ken .

Het zal my niet aan kracht veel min aan hert ontbree- T R Y N .

Dars in uw macht niet Heer, al wierd gy fchoon getard.

M A N S H A R T .

Wie zou 't beletten ?

T R Y N .

Gy, uw Vaderlijke hart.

M A N S H A R T .

Mijn hert isftaal en fieen ik laat my niet beweegen.

T R Y N.

Daar ftel ik niet meer als van haar een traantje teegen.

M A N S H A R T .

Haartraanen, haar beklag, dieachtik niet een beet.

Helena van nu af zoo maak u vry gereet

Om met de Heer Bartrand uw Bruydegom te trouwen.

T R Y N .

En ik begeer dat gy uw woord hem niet zult houwen, Ja ik verbie haar hem te trouwen.

M A N S -

(23)

P c I N G E B E E L D E Z I E K E . I $ M A N S H A R T .

Stoute pjry, Wat komt my over, jy verbied haar trouwen, jy.

T R Y X.

Ja ik verbie het haar, de meyden, daar de Heeren Niet wijzer zijn als gy, die mogen wel regeeren, Als ik nu doe.

M A N S H A R T .

Wel Tryn, wel Try n hoe zal 't hier gaan?

T R Y N .

Het h mijn,plicht om de eer van 't huys wel voor te ftaan.

M A M S H A R T.

Helena geef iniin Hok, karonje 'k zal jou leer en, Zoo ftout en onbefchaamtmijn achtbaarhei t trotfeeren.

Helena houw haar valt.

T a n i .

Ja ik verbie het haar.

H E L E N A .

Onfteluzoo niergy zijt ziek.

M A N S H A R T .

Och dat is waar.

Die moeylijkheeden zijn genoeg om my te dooden.

S E S D E T O O N E E L .

M A N S H A R T , H E L E N A , A N N A , T R Y N .

A

M A N S H A R T .

Chlieve Huysveous ach uwkornft was hiervan noo-

A N N A. (den !

Monceur wat icbortu ?och!

M A N S H A R T .

Kom hel]>, kom help me voort.

A N N A .

Wat let H Kindje Jief?

M A N S H A R T .

Zy hebben my verftoord.

A N -

(24)

itf D E INGEBEELD E ZIEKE . A N N A .

Mijn zoete lieve Man, wie derft u dus ontroeren ?

M A N S H A R T .

Die ongebonde pry, die wil haar tong niet fnoeren.

A N N A .

Zijt doch zoo baaftig niet.

M A N S H A R T .

S' heeft my fchier dol gemaakt.

A N N A .

Uw herzentjenszijn teer ,gy zijt wat licht geraakt.

Spreek doch zoo hard niet Kind,al zach jens zoete Vader.

M A N S H A R T .

Zy fpreekt my teegen.en dat maakt my noch reel kwaa-

A N N A . (der .

Nu nu zijt wel te vreen, zijt wel te vreen Papa.

M A N S H A R T .

Die onbefcbaamde, zeyd dat ik niet ziek ben. Ha Karonje.

A N N A .

O die pry is altijd (lout in 't fpreeken.

M A N S H A R T .

Gy weet mijn ziekte Kind, ja gy kend mijn gebreeken.

A N N A .

Gy hebt gelijk mijn Lief, oTrijn watvaljeonsaf.

M A N S H A R T .

Zoozy haar tong niet fnoerd zoo helpt ze my in 't graf.

A N N A .

Och! och!

M A N S H A R T .

Zy maakt dat ik kom zoo veel gal te loozen.

Onfla u van die Meyd, de boofte aller boozen.

A N N A .

Mijnuitverkooren Man, de Meydenallegaar,

Scheeld vry wat aan,wy zijn gelukkig lieve Vaar. (gen . Men moet, gedwongen om haar deugden, wat verdraa- Daar zijnder weijnig die veel deugen deezerdaagen.

En onze Tïyntje. is trouw,, zorgvuldig • naarftig, net, De

(25)

D E I N G E B E E L D E Z I E K E . 17

De poort klok trekt haar alle dagen van het bed.

Wat zi jnder Vrouwen van haar Meyden al bedroogen", Schoon zy haar doen befpiên gelijk met hondert oogen»

De Meyden zijn meed loos, argüitig, trouwloos,licht, Klapacluig, zorgeloos» vals, fchoon voort aangezigt.

En van dat alles valt van Try ntje niet te zeggen.

Zy isftijfzinnig,zy wi l altijd weederleggen.

Zy zak wat mye Vaar, kom Trijntje, kom hier voort.

T R Y N.

Hier ben ik.

A N N A .

Maar waarom heb jy mijn Manverftoord i

T R Ï H .

Hoe ik Mevrouw, hoe ik > dat zal ik my wel wachten, Al wat mijn Heer en u behaagt, zal ik betrachten.

M A N s H A R T.

Ontkenje dat jou pry, dit raakt my aan 't verftand.

T R y N .

Hy zey Levyntje was de Bruyd met Heer Bartrand >

Ik zy hem dat hy haar geen ryker Heer kon geeven, Maar dat haar nutter was voor de echt het klooft er lee-

ven.

A N N A .

Wel daar fteekt zoo veel kwaad nier in mijn lieve Man.

M A N S H A R T.

'k Weet niet hoe mijn geduld dat langer lijen kan.

A N N A .

Gy hebt gelijk Monceur, jy Trijntje, jy zult zwijgen, Of jy zult in het kort van my jou paspoort krijgen.

Geef my de mantel die gevoert is met rood Baay.

Nou beddekuflenszoo, zie daar, nouwzitjefraay.

Trek nu de muts ter deeg in de oogen over de ooren.

M A N s H A R T .

Dats goet mijn Engel.Maar nouw kan ik zien noch hoo*

ren.

A N N A .

Paars niet dat meer verkoudals wind ontrent bet hooft.

B M A N S -

(26)

iS D f I N G E B E E L D E Z I E K E . M A N S H A R T .

Wat ben ik u verplichc, ik was al lang berooft Vant leeven had gy zoo op my niet villen letten.

A N N A .

Licht u Papa, ik zal u op dit kullen zetten.

Laat my dit leggen om u te onderlteunen, want Gy zijt zoo zwak. E n dat mijn Kind aan de ander kant.

En dat Papa lief om uw hoofd wa t óp te houwen., T R Y N .

En dat mijn Heer op dat uw herzens niet verkouwen.

M A N S H A R T .

0 ) y verfmoord my, 6 Karonje.

A N N A .

Doetze uzeer ? Zy dagt u wel te doen.

M A N S H A R T .

Och, och! ik kan niet meer.

A N N A .

Waarom verftoort gy u zoo ras mi jn uy t verkooren.

M A N S H A R T .

Daar i s geen boozer noch geen vuylder Meyd gebooren Als dat kwaad aardig Kreng, och, och, zy hullip my Daar van mijn zelve, zy vermoord my noch die Pry.

Wel tien Purgatien en ook wel tien KMeeren Heb ik van doen om weer te reconvalezeeren.

A N N A .

Zagt, zagt, mijn Boutje lief, ey hou u wat geruft.

M A N S H A R T .

Mijn zoete Toitelduyf, gy zijt mijn trooft mijn lult.

A N N A .

Mijn Maat;e lief, och, och !

M A N S H A R T .

Ik zal uw Liefde looneq.

Dat u mijn Teftement op deze dag zal toonen.

A N N A .

Ochlpreekt daa r toc h nie t van , wan t datonrileltm y weer.

Het

(27)

Ds INGCBSELD B ZIEÏB . i 9

Het voord van Teftement benaut my 'chert noch meer.

M A N S H A R T .

Notaris Pronk zal hier en met ten eerften koomcn.

A N N A .

'kHeb hem eer ikhierkwamin'tvoorhuysalvernoo- men.

M A N S H A R T .

Kind laat hem binnen (laan.

A N N A .

Notaris Pronk kom in.

Z E E V E N D E T O O N E E L .

M A N S H A R T , A N N A , e n P R O N K .

H

Eer Manshart zije gegroet. P R o N K.

M A M S H A R T .

Het gaat niet na mijn zin.

Ik ben zoo ziek.

A N N A .

Och, och.

M A N S H A R T .

Dies woudeik voor mijn Sterven, Mijn Vrouw by Teftement doen al mijn goedren erven.

Ik wil mijn Kinderen uyt fluyten.

P R O N K .

Maar dat kan >

Onmooglijk niet gefchien.

M A N S H A R T .

Geef my daar reeden van.

P R O N K .

By Tenement mag hier een Man zijn Vrouwmaarmaa- ken,

Een Kindsdeel en niet meer, voor al > ten waare zaaken Dat daar geen Kinderszijn, zie daar moet op gelet.

Want dat is hief 't gebruyk, dats vollegens de Wet.

6 % M A N S -

(28)

zo D s INGEBEELD E ZIEKE . M A N S H A R T .

Dat kan niet mooglijk zijn, de Wetten en de Reeden Die koomen over een. Ho e word dat dan geleeden, Dat my verboden word, mijn Vrouw die ik zoo eer Die ik zoo Liefheb als my zelve, ja noch meer, Die al mijn welluf t is, die om my te behaagen

Alle ongemakken en veel lalt met lult wil draagen.

Dat ik die goeje Vrouw die my bemind zoo teer, Een Kindsgedeelte maar zou maaken en niet meer?

*k Moet met mijn Advocaat daarover Conzuleeren.

P R O N K .

Geen Advocaat kan u van die Wet abzolveeren.

Al hun advyzen zijn gegrondveft op de Wet, Op de Confcientie daar word niet eens opgelet.

Dat is ons Werk, want wy Notarizen wy letten, Op de betaam'lijkheit veel meer als op de Wetten.

Geef uw gereed Geld by uwleevendige Lijf, Met Obligatien, Transpoorten aan uw Wijf.

Maak Obligation op u aan uw Vrouws Vrinden, Met Riflèpiffen dat zy 't na uw dood zal vinden.

M A N S H A R T .

Gy zijteen eerlijk Man, miin Heergy fpreektoprecht, Mijn Huysvrouw had my dat van u ook al gezegt.

Daars inde Alkoove en inde Koffer aan Kruzaaten Tien duuzend guldens en zoo veel noch aan Ducaaten.

*k Zal u de Sleutel daar van ftellen voort ter hand.

Twee Obligatien ten latten van het Land

Waar van de een zes is, ended e aar vierduuzend Pon- den,

Met haar Transpoorten zijn zy aan malkaar gebonden.

*k Zal ze u ook gee ven.

A N N A .

Och fpreek daar toch nimmervan.

Gydoetmy ftervenoch, van vrees mijn lieve Man.

Hoe veel Ducaaten en Kruyzaaten zey Papaatje*

M A N S H A R T .

Tien duuzend guldens elk, daar is niet meer Mamaatje.

A N *

(29)

D E I N G E B E E L D E Z I E K E . H A N N A .

AI s'Waerelsgoed achc ik by u als niec mijn Lief.

Wat Obligatien zijn't ?

M A N S H A R T .

Monceur hoor d'eene Brief Is zes en de aar is vier.

A N N A .

Maar Paatje Lief zijnt Ponden , AlsZeeuwzePonden Vlaams, of Sceerlingsalste Lon-

den?

M A N S H A R T .

't Zijn Ponden Kindje Lief van veer, van veertig groot.

A N N A .

Van u te (cheyden ach mi jn Lief» ik fchrey me dood.

Wanneergv dood zi jt ach, dan wenfch ik niet te leeven',*

Mijn uytverkoore Man wil my doch niet begeeven.

P R O N K .

Ey fpaar uw traanen tot het tijt is, want de zaak Is noch nietdifperaad.

A N N A .

Mijn Man, al mijn vermaak.

Mijn hoop, mij n trooft , mij n heil, va n u te moeten fcheyen,

Dat kan onmogelijk zijn, ik wil my dood gaan fchreyen.

P R O N K .

Bedaar Mevrouw bedaar, ey ftel u wat te vreen.

A N N A .

Notaris Pronk, och,och, gy weet het niet, o neen, Hoebitter dat het valt van zulk een Man der Mannen Die ik zoo Lief heb, door de dood, te zijn gebannen.

M A N S H A R T .

Dat my zoo zeer bedroeft en ook het meeft verveeld , Is dat ik by u niet een Kintje heb geteeld.

De Doftor Florentijn had dat wel moogen zwijgen Dat ik door hem, by u mijn Kind, zou Kinders krijgen.

P R O N K .

Gelieft udat wy nu beginnen ?

B 3 M A N S -

(30)

ai D s INGEBEELD E ZIEKE . M A N S H A R T .

Ja .maar hoor,

't Isbeeter dat wy gaan hier naait in mijn Kantoor, Daar zijn wy Vrycr Kind, ey wil my onder {leunen.

A N N A . (nen .

Kom, kom mijn zoete Man, wil op mijn Schouder leu-

A G S T E T O O N E E L .

H E L E N A e n T R Y N . T R V N.

H

Elena hoor, ik ben heel ongeruft van geeft, Uw Stiefmoer is hier met Notaris Pronk geweeft.

'k Heb van een Teftement gehoord, Tc vrees voor u Va-

der, (der .

Die hadde n wy vergramt dat maakt de zaak veel kwa- Uw Stiefmoer zal haar vant geval bedienen.

H E L J N A ,

Stil, Dat fcheeld my niet,hy mag zoo leeven als hy wil, Met al mijn Goed, indien hy my maar laat behouwen, Mijn vrye keur dat ik met die 't my luft mag trouwen.

En dat hy my maar van die Doctor wilontflaan, Wat dat zijn Goed belangt daar leyd my weinig aan.

T R Y N .

Uw Stiefmoer tracht my tot haar hulp u af te troonen, Maar ik zal tot mijn dood u trouwe dienft betoonen, Dies zal het noodig zijn dat wy wel onderdaan, Wat hier gebeurd ,op dat men ons niet kan verraan.

Hoor, ik zal veynzen,enikzal uw Stiefmoer zeggen, Dat ik met haar gelijk de zaaken aan wil leggen.

Zy die daar na verlangt zal my haar hert terltond, Van alle zaaken voort ondekken tot de grond.

H E L E N A . (ken ,

Hoe zalmen 't voortgaan van mijn Vaders wil beftkren- Dat fchriklijk opzet, ach ik fterf daaraan te denken:

T R Y N .

(31)

D E I N G E B E E L D E ZTEKE . 23

T R Y N .

Uw Minnaar Ferdinand die moetme doen verftaan, Uw Vaders wil. en ook wat datter dient gedaan.

Hy moet int zenden van zijn Vrienden niet vertraagen , Uw doen verzoeken.

H E L E N A .

Wie zal hem die bootfchap draagen ?

T R Y N .

Mijn ouwe Vryer die zal veel doen om mijn gunft , Hy zalonsdeeze zaak uytvoeren na de kunft,

Hy zal my daarvoor weer wat kuflen, ftrooken, ftreelen, En om u dienft te doen zal my dat niet verveelen Verlaatu op my, flaap geruft, ik hou de Wacht, En flaa op alles wat hier omgaat naerftig acht.

T W E E D E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L .

T R Y N T J E e n F E R D I N A N D .

T R Y N. (breeken ,

M

Aar is dat Schellen ? wel d e Schel diczouwwe l Wats uw begeeren Heer ?

F E R D I N A N D .

Ik moet u Juffer fpreeken.

T R Y N .

Ik fchrik dat ik u zie, zijt gy het Ferdinand ?

F E R D I N A N D .

'kZoek hie r mij n nootlot, en daar ik door Liefde om brand,

De fchoon Helena, want ik kom om haar te vraagen Hoe zy haar, by, Bartrand.die zot,van daag zal draagen, Ik ben gewaarfchout dat haar Hnw'li jk noch van daag Geflooten worden zal, ey roep haar eens om laag.

B 4. T R Y N .

(32)

±4 DE ÏNGIBEEtD I ZtïKS . T R Y N.

Ozyiszoomijn Heer, ten eerften niet tefprecken, Wie by haar zijn wil moet gebruykenlifl, en ftreekcn.

Zy word zorgvuldi g als gy weet, bewaart, zy gaat, Niet van haar Kamer, en komt nimmer op de ltraat.

Dat gy haar onlangs op de Schouburg zaagt had reeden, Daar had haar oude mtn, haar Vaderom gebeeden.

Maar dat daarvoor viel, is aan niemand noch gezeid.

F E R D I N A N D .

Dat is voorzigtig. Maa r hoor Trijntje, trouwe Meyd, Ik kom hier niet in fchijn van Minnaar, mijn begeeren»

Is om als Meefter, baarde France Taal te leeren.

Ik ben haar MeeAers Vrind.

T R y N .

Danhebjewel gedaan.

Daar komt haar Vader, 11a jy (til, ik fpreek hem aan.

T W E E D E T O O N E E I .

M A N S H A R T , F E R D I N A N D e n T R V N . M A N S H A R T.

' TT" Moet daaglijk s deez e Zaa l me t mijne flappen Jx. meeten ,

Ruym tier. maal, maar oft in de lengte of in de breeten Moet weezen, weet ik niet, dat prijkel is te groot, Ging ik verkeert, gewis ik flapte in mijne dood.

Hoe achteloos zou ik mijn zelve zoo verliezen.

T R V N .

Mijn Heer daar is een Man.

M A N S H A R T .

Ja wel, zy fcheurd de vliezen Van bei mijne ooren och, mijn hert dat klopt en flaat.

Vergeetje>dat men met geen Zieken zoo hart praat ?

T R Y N .

Mijn Heer, daar is een Heer.

MANS*

(33)

D E I N G E B E E L D E Z I E K E . a j M A N S H A R T .

Is dat mijn hoofd weer brceken, A!s jy wat zeggen wilt, zoo zeg het zonder fpreekcn.

Schreeuw toch zoo hart niet Trijn.

T R y N .

Mijn Heer.

M A N S H A R T .

Wel dat gaat goet,

T R Y N .

Ik zeg.

M A N S H A R T .

Wat zegje ?

T R T N .

Dat die Heer u fpreeken moet.

M A N S H A R T .

Laat bem hier komen, maar hy moet my niet veel vraa-

gen, (g;n .

Hy maak het kort en klaar, mijn hoofd kan niet verdraa-

T R Y N .

Spreek zagjes, op dat gy dees Zwakke en Zieke Heer, Niet moeilijk maakt, want ziet zijn Herfenenzijn teer.

F E R D I N A N D .

Mijn Heer 't is my een vreugd u op de been te vinden , Gy zijt veel beeter, als ik hoorde van uw Vrinden.

T R Y N .

Hoe zou hy beeter zijn, wel dat komtniet te pas, Hy is veel Zieker als by van te vooren was.

F E R D I N A N D .

Zijn aangezigt ftaat wel, hy hoeft noch niet te klaagen,

T R Y N .

Zijn aanzigt fmelt als Was voor 't vuur noch alle daagen.

Het zijn maar Buffelsdie dat zeggen kleyn van geelt.

Mijn Heer is Zieker als hy immer is gewseft.

M A N S H A R T .

Dat is wel zeeker Trijn, uw oordeel moet ik achten.

T R Y N .

Hycctcn drinkt metfmaak,hyflaaptgehecle nachte n

B 5 Ge-

(34)

*tf D E I N G E B E E L D E ZIEKE .

Geruft» hy gaat en ftaat. en heeft gezonde leen;

Maar dat belet zijn Ziekte en Krankheit niet, o neen.

M A N s H A R T .

Zooiftook.

F E R D I N A N D .

Dats my leet.maar \ geen iny hier doet koomen;

De France Meefter, Heer, die gy hebtaangenoomen Om uw Helena te onderwijzen in die Taal

Is Ziek, hy zend my hier, opdat niet teenemaa!, 'tGeenzy geleerd had door zijn afzijn, word vergeeten.

M A N S H A R T .

Gy doet zeer wel mijn Vriend, maar Trijntje Iaat haar wceten,

Dat hier haar Meefter is, zeg datze koomen moet.

T R Y N.

Dat ik hem by haar bragt mijn Heer, was wel zoo goet.

M A N S H A R T .

Ga roep mijn Dochter hier, en doe voort mijn begeeren.

T R Y N .

Hy zal uw Dochter Heer i n ee nzaam heit beft leeren.

M A N S H A R T .

'k Zeg doe mijn zin en ga.

T R Y N.

Het brabbelen van die Taal, Die gy toch niet verftaat, vermeerdert wis uw kwaal.

't Zal als het vijlen van een zaag zijn in uw ooren.

M A N S H A R T .

Schoon ik ze niet vei ftaa, 'k mag 't echter noch wel hoo- ren.

Daar komt mijn Dochter, mijn Helena. Trijntje gaa, En ziet eens of mijn Vrouw gekleed is, repje draa.

Helena, hoor mijn Kind, die u het Frans komt leeren, Is Ziek, dit is zijn Vriend, en diezou wel begeeren Dat hy u mid'lerwi jl in 't Frans voort onder wees.

D A R -

(35)

D E INGEBEELD E ZIEKE . 27

D A R D E T O O N E E L .

M A N S H A R T , F E R D I N A N D e n HELENA .

O

H E L E N A.

Hemel!

M A N S H A R T .

Hoe mijn Kind, wel gy word bleek ran Trees.

Waarom ontftelt gy u ?

H E L E N A .

Ach Vader!

M A N S H A R T .

Wil niet beeven.

Watfcheeldu?

H E L E N A .

Vreemder zaak en zag ik van mijn leeven.

M A N S H A R T .

Hoe dat?

H E L E N A .

Ik zag te nacht Heer Vader, in mijn droom, Daar ik ter dood toe was benard vol angft en (chroom, Dat zeeker Heer, die daar by toeval wasgekoomen, My reddede uyt gevaar int midden van mijn droomen, En dat geleek, dees Heer; hy maald my in de geelt, De ganlche nacht is hy niet uyt tnijn zin gewseft.

F E R D I N A N D .

Aan wien gy immer denkt int flaapen of int waaken, Die isgelukkig of gy kunt het hem licht rnaaken.

Ik zal gelukkig zijn dat moogt gy vaft vermoen, Keurdgymy om u ooit ofhulpofdienftt;c doen.

H E L E N A .

Hoe heeft uw Becldtenis my deeze nacht doenzweeten.

Waar van 't gedenken my onmooglijk kan vergeeten.

V I E R -

(36)

a8 D E INGEBEELD E ZIEKE .

V I E R D E T O O N E E L .

M A N S H A R T , F E R D I N A N D , H E L E N A e n T R Ï N T J E .

T R y N .

A

L vat ik van den Heer Bartrand zei dac is vals, Ik heb 't geloogen en ik haal het in mijn hals.

Zijn Vader zal met hein u de Vifite geeven;

Wat zal uw Dochter met een Man der Mannen leeven!

Wat ift een Kaerel, wel gemaakt, wel 't is te ondieft!

Ik heb hem eensgezien, ikben op hem verheft.

Zijn aangename Taal kwam naauwlijk in mijne ooren Of'k wenfchte dat ik hem altijt had mogen hooren.

Zoo dra uw Dochter hem zal zien, al wall haar leet, Zal zy Terlieft zijn en de Bruyd eer dat ze 't weet.

M-A N s H A R T .

Mijn Heer , ay ga niet weg, maar blijf, 'khebvoorge -

noomcn', (men ,

Haar uyt te trouwen en haar Bruygomzal ftrakskop' Met zijn Heer Vader, maarzy heeft hem nooit gezien.

F E R D I N A N D .

Mijn Heer ik bid u, my zal te veel eer gefchien

Van zulk een zaak vol vreugd,zelf ooggetuyg te weezen.

M A N S H A R T .

Het is de Zoon van een wijs Doftor, waar d gepreezen.

Wy fluytent Huwlijk noch van deeze week.

F E R D I N A N D .

Heel goet.

M A N S H A R T .

Zeg dat de Meefter, die haar Frans leerd, komen moet.

Hy word ter Feeft genood.

F E R D I N A N D .

Uw laft word waar genoomen.

M A N S H A R T .

En ik verzoek dat gy dan ook zulc met hem koomen.

FEU-

(37)

D E I N G E B E E L D E Z I E K E . *<>

F E R D I N A N D .

'k Zal niet inankeeren, wijl my werd groote eer gedaan.

T R Y N .

Sta breet, maak plaats, daar komt, daar komt de Bruy- gom aan.

V Y P D E T O O N E E L .

N A R T I C O F O R U S , B A R T R A N D, M A N S H A R T , F E R D I N A N D , H E L E N A e n T R Y N T J E .

M A N S H. Tafl aan zijn muts maar neemt die niet af.

M

Yn Do&or Florentijn heeft my wel ftreng veiboo- den,

Mijn hoofd re ondekken.

N A R T I C O F O R U S .

Heer dat is ook niet van nooden.

Wy Do&orsziin om elk te redden uyt de nood,

't Zy ver dan, dat door ons hun Ziekten wierd vergroot.

M A N S H A R T .

Heerikontfang.

N A R T I C O F O R U S .

Ik kom my voor u needer buygen.

M A N S H A R T .

Met vreugde de eer die gy my doed

N A R T I C O F O R U S .

Omutebetuygen.

M A N S H A R T .

Ik wenfehte wel dat ik.

N A R T I C O F O R U S .

De vreugde ons aangedaan.

M A N S H A R T .

Mijn Heer tot uwent met mijn Vrou had konnen gaao.

N A R T I C O F O R U S .

Door deeze Vrindfchap.

M A N S H A R T .

Om veraeekering te geeven.

N A R -

(38)

3o D E INCSBEELD B ZiiKE .

N A R T I C O F O R U S .

Van u zoo wenfchtc ik wel.

M A N S H E R T .

Gy weet hoe Zieke leevén.

N A K T I C O ' F O R U S .

Onderhet getal.

M A N S H A R T.

En hoe die zijn gefield

N A R T I C O F O R U S .

Van naaft uw Vrinden Heer voortaan te zijn geteld.

M A N S H A R T .

Ik kan niet anders doen.

N A R T I C O F O R U S .

En u in deeze zaaken.

M A N S H A R T .

Als u te zeggen.

N A R T I C O F O R U S .

Die de Kunft alleenig raaken.

M A N S H A R T .

Dat ik het al zal doen.

N A R T I C O F O R U S .

Zal doen meer als gemeen,

M A N S H A R T .

Om u te doen verftaan.

N A R T I C O F O R U S .

Ik dien u voor elk een.

M A N S H A R T .

Dat ik u Dienaar ben.

N A R T I C O F O R U S .

Zoon met bedaarde zinnen, Maar wilt u Kompliment wat grafieus beginnen, Tretoe mijn Zoon betoon uw yver.

B A R T R A N D .

Wel ik ga.

Wil ik de Vader ook niet eerft aanipreeken ?

N A R T I C O F O R U S .

Leg

(39)

D E IMGSBSCID S ZIEKE . 31

Leg af uw Kompliment vryborftig , nu tree nader.

B A R T R A N D .

Mijn Heer ik groet» ik eer u als mijn tweede Vader, 'k Bemin, 'k erken, ja 'k derf ook zeggen dat ik eer U moet bewijzen als mijn Vader, ja noch meer.

'k Ben u meer fchuldigals van wien ik ben gebooren.

Want de eerfte teelde my, en gy hebt my verkooren.

Door't vafte nootlot wierde ik mijn Heer Vaders Kind, Maar gy maakt my uw Zoon, om dat gy my bemind, 'k Ben daar gedwongen, hier vry willig aangenoomen.

O tweede Vader! gy zijt de eerfte voor gekoomen.

Dat ik zijn Zoon ben,is door 't lichaam maargeweeft, Maar g y maak t my uw Zoon door krachten va n uw

geeft.

Zoo veel de gaaven van de geeft zijn meer bevonden Dan die van 't Lichaam , zoo ben ik u meer verbonden , Dan deeze Vade r , 'k houw dit Zoonfcha p meerde r

waard,

Ik offer u mijn zelfs, zoo lang ik leef op Aard.

T R y N .

Die hooge Schooien zijn hoognoodig tot veel zaaken, Daar zietmen wijzen gek, en gekken wijzen maaken.

B A R T R A N D .

Maar Vader ging dat wel >

N A R T I C O Ï O R U S .

Optime.

M A N S H A R T .

Laat ons dra Mijn Heer begroeten.

B A R T R A N D .

Maar moet ik ook zoenen ?

N A R T I C O F O R U S . B A R T R A N D . Ja.

Schoonmoeder zulk een naam werd 11 met recht gege-*

ven,

Om dat de Schoonheid fchijnt in uw gelaat te leevea.

M A N S .

(40)

%% D E I N G E B E E L D E Z I E K I . M A N S H A R T .

Het is mijn Wijf niet,'t is mijn Dochter dat je 't vat.

B A R T R A N D .

Waar iflè dan ?

M A N S H A R T .

Ze komt terftond vertoef noch wat<

N A R T I C O F O R U S .

Zoon maak u Kompliment.

B A R T R A N D .

Mejuffrouw ik ben eeven Als 't beeld van Memnon, 't geen wierd ftem en fpraak

gegeeven,

Wanneer 't de alziende zon, fterk ftraalende befcheen, Zoo voel ik ook een krachtdoorkruypen al mijn leen, Nu dat uw oogen, die twee zonnen, my beftraalen , Mijn tong word los, ik kan onmoog'lijk die bepaalen.

De zonneblom ziet ftaag de zon in't aangezicht, Zoo keert mijn hertalleen, naar u mijn zon, mijn licht.

De Leidlta r van mijn heil. Ontfan g mijn offerhanden, Mijn her t zal op ' t Altaa r uwes Schoonheids eeuwig

branden.

Dat hert, dat dan zijn roem en glory vinden kan.

Als ik my noemen mag, uw Minnaar en uw Man.

T R Y N .

Dats kennelijk en klaar, en niette weederleggeo, Al wie Studeert, die leerd moy denken en moy zeggen.

MANSHART Tekens Ferdinand.

WatdunktudaarvanHeer!

F E R D I N A N D .

't Is een verftandig man, Zoo hy zoo Doöoreerd gelijk hy fpreeken kan, Zal 'tvreugde zijn.zijn Pasjent te zijn.

T R V N.

Bovemaaten, Zoo hy zijn Zieken zoo geneert als hy kan praaten.

M A N S H A R T .

Kom,kom,geen tijt verzuymt, geef ftoelen by der hand.

Heer

(41)

D E I N G E B E E L D E Z I E K E . 33

Heer Narticoforus,en gy mijn Heer Bartrand, Zee u, zet u ter neer, Heer Doctor een goet teeken, Elk Haa t verwondert di e u w Zoon heeft hoorenfpree-

ken,

Mijn Dochter zelf ftaat ftom gelijk een roerloos beeld >

't Isuw geluk, dat gy die Jongen hebt geteeld.

N A R T I C O F O R U S .

Dat ik zijn Vader ben mijn Heer, dat kan niet raaken.

Hy heeft wat anders dat my kan gelukkig maaken.

Al wie hem kent, kent hem geenlints voor zot of mal, Maar vry van alle kwaat, vol goetheid zonder gal.

Daar is geen vuur in als in veele Jonge bloemen, Noch zijn verftant is ook niet vlug om van te roemen:

Maar 't is een Jongman die bepaalt is van verftand, Hydraagd zijn luiten enzijn wijsheid in zijn hand.

Toen hy een Kind was wift ik dat te Profeteeren, Hy liep ruym twaalef Jaar om 't A, B, C. te leeren.

Ha dacht ik, dat is goet, een Boom die langfaam walt, Draagt vaak de befte vrucht, dat maakt de wortel vaft.

Daar is meer rijt van dóen om in het Staal tefchrijven Als in het zachte zand, maar 't zal weer langer blijven.

Hy heeft tot Leven geftudeerd by dag en nacht, Gelijk het Yzerdat tot buygen word gebragt,

Door ftaadig fmeeden, zoo heeft hy hem door Studee- ren,

Bekwaam gemaakt om hem te laaten Promoveeren.

De Medicijnen zijn hem reedelijk wel gelukt.

De reegels van de Kunft zijn hem int hoofd gedrukt.

Hy difputeerd zoo fnel, en redeneerd zoo krachtig, Dat wie 'eroponeerd die maakt hy leugenachtig.

De reeden waar door hy verdiend noch meerder gunft , Is, dat hy de oude volgt als ik doe in de Kunft.

Die de ommeloop van 't bloed nu anders willen leeren, Daar lacht hy me, en derft daar tegen difputeeren.

B A R T R A N D .

De omloopersmet het bloed die heb ik vaft gezet, Met deeze Teezes, ha, die toont het wonder net.

C 'kZa l

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met respect voor elke unieke mens, voor de eigenheid en autonomie van elke school en elk bestuur van het katholiek onderwijs in het bisdom Brugge.. verbinden

Het is een groeiende collectie concepten voor sociale interventies, monumenten voor alternatieve geschiedenissen, ludieke verdienmodellen voor kunstenaars en andere ideeën!. Deze

Ik voelde me door de psy- choloog van mijn schuldgevoel daarover bevrijd maar verder werd er noch door mijn huisarts, noch door mijn man actie ondernomen.. Er veranderde

Wij willen jullie hiermee laten zien wat de techniek allemaal te bieden heeft want dat dit veel meer is dan dat jullie op deze dag met eigen ogen kunnen bekijken, zal

Ruwbouw Duaal Afwerking Bouw Duaal Dakwerker Duaal Ijzervlechter en bekister-betonneerder Duaal Vloerder - tegelzetter Duaal Stukadoor Duaal Schrijnwerker Houtbouw Duaal

Ik onderzoek hoe we binnen de bovenbouwlocatie een gezamenlijke lijn kunnen maken betreffende belonen en straffen omdat er een grote diversiteit is in de aanpak van de

Wanneer je medewerker na twee jaar nog steeds ziek is, maar naar verwachting in de toekomst weer kan werken, komt hij in Als het aankomt op verzuim binnen je organisatie, heb je je

Yves: “Uit de theorie kun je veel halen, maar je moet in de praktijk dingen ook echt op je af laten komen.. Proberen en fouten maken, want daar leer je alleen