• No results found

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert"

Copied!
159
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op

nieuws oversien en verbetert

bron

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert. Theunis Jacobsz. Lootsman, Amsterdam

1670 (herdruk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie195nieu02_01/colofon.php

© 2013 dbnl

(2)

Victory-Liedt, By de Vloot der Heeren Staten, verkregen op de reviere van Rochester, Gelegen in Engelandt.

Voys: Sa Trompen en Trompetten, &c.

Heel Londen was in roeren, Den Koningh seer ontstelt,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(3)

Van 't Lant quamen de Boeren, Vluchtende voor 't gewelt, De Ruyter met sijn vloot Van Gent daer mee by hoort:

Braekel meede, Hoort de reede, Voeren voort.

Een haven toe-geslooten, Al met een Kettingh swaer, Die Braekel onverdrooten Heeft gezeylt van malkaer.

't Kasteel schoot met gewelt, Maer ons Schut gestelt, Bonsde meede,, Op die Reede, Braef in 't Velt.

Na drie uren verloopen, 't Kasteel dat kregen wy;

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(4)

Daer viel braef wat te stroopen:

Noch kregen wy daer by, Het Koninckx Magazijn,

Groot, schoon, hoort doch na mijn, Met veel Schepen,, Wy aengrepen, Groot en kleyn.

Men saghse daer verbranden Door onse Branders voort;

Van Gent die sagh men Landen Met sijn Soldaten hoort, Orangie, blanje, eel Woey boven van 't Kasteel:

Hollants glory,, Braef Victory, Elck zijn deel.

Coninck Carel verslagen, Jorck, en Prins Robbert me'e:

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(5)

Monck en meer andere Heeren, Begaven haer na Zee,

Hebben haer Schepen groot, Selfs in de gront geboort,

Al de voet knechten, Om te vechten, Mosten voort.

Seer sterck aen strant gekomen, Te voet en ook te Paerdt, Als wilt en sonder schroomen, Te maecken ons vervaerdt, Maer ons Metael geweer, Met Schroot dat bralden seer, De haer treure,, Op die uren, Aen strant weer.

Haer Ruyters en Voet-knechten, Verslagen daer aen strant,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(6)

Die ons quamen bevechten, Zijn haer soo over-mant, Veel duysent in 't getal, Verslagen aen de Wal, Wy met vreede,, Van die reede Samen al.

Door dit gewelt was Londen Ses dagen in 't geweer, Wie dat maer wiert gevonden, Most voort al op de keer, Van Sestien Jaren out, Tot Sestigh sonder fout,

Om te waecken,, En te braecken, Alsoo stout.

Het volck was in roeren, 't Huys van den Cancelier,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(7)

Jn dit groot rumoeren Wilden sy met getier, Verdistrueren klaer;

Scholden hem allegaer:

O 's Landts Vader,, Ghy Verrader, Zijt onklaer.

Den Coningh quam gereden, Den Cancelier teegh voort:

Noch op den dagh van heden Wort van hem niet gehoort;

De Predicanten daer, En den Koningh, 't is waer, Met goe reden,, Baden om Vrede, 't Volck allegaer.

De Gilden wilt noteeren, Riepen, och maeckt doch vree;

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(8)

Ghy siet hoe wy kleyneren, Te lant en oock ter Zee, Of wy sullen te gaer Door oproer met malkaer, Door een strijden, Noch meer lijden, Allegaer.

Onse Vloot is gesteecken Resoluyt in Zee klaer, Verwachten wilt het weten, Ons Brander van hier daer;

En onderwegen hoort, Wat Schepen komen voort, Nemen sy mede

Voor haer reede, 't Js buyt hoort.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(9)

Vande Heer Tromp.

Voys: De Franse Mars.

Sa Trompen en Trompetten, Blaest op een goude Toon, Nu Tromp de Oorlogs-Wetten, Verlaet om Venus Soon:

Hy ruckt het Stael van 't lijf, Voor 't Zyd-geweer een wijf.

Maeckt weer Trompen, Staele rompen, stout en stijf.

De werelt was verwondert, Acht Maenden nu verleen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(10)

Daer d'Echo noch van dondert, En roept die Man van Steen, Doet dreunen Zee en Strant, Door suyvere minne-brant, Tromp sal trouwen,

't Puyck der Vrouwen, Jn ons Lant.

Nu zijn Nepthunis velden, Een Lant daer 't alles vloeyt, Voor driftigh slot der Helden, Een Hof dat niemant moeyt, Voor Yser en Metael, Een huys vol pracht en prael, Back en Schansse,

Plaets tot dansse, Jn de Zael.

Voor hutten en Kajuyten, En vensters rontom dicht,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(11)

Kartouwen in de Ruyten, En kamers vol van licht, Daer Ledikant en Bedt Met Sy-werck is beset, Touw te smeeren,

Maekt de Heer, Hier niet vet.

Voor vuyl bepickte kleeren, Fluweel en Hoofs-gewaet, Voor Kogels te vereeren, Banketten en Gebraet, Voor Klip en Strant-getier, Veel Jnstrument-pleysier:

Staeck het Reysen,

't Js te prijsen, Tromp blijf hier.

Ga heur voor Ascu tegen;

Siet nu geen Helmont aen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(12)

Het buyght al voor u degen;

't Sa wacker op de baen:

Verlies en win het mee, Denckt om geen Schip of Zee, Maer om 't minne,

Hou de sinne, Leef in vree.

't Samen-spraeck tusschen een Jonckvrouw ende Edelmans Soon.

Stem: Buyten in 't Hout daer staet een Boom.

Edel.

Lestmael als ick uyt wandelen ginck, Ontmoete my een schone Velt-godin:

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(13)

Jck sprak haer aen met lieffelijcke reen, Jck sey schoon Lief waer wilt ghy henen treen.

's Antwoorde mijn met goet bescheyt, Jonckheer tot wandelen ben ick bereyt, Buyten in 't Hout in 't groene dal,

Daer singht den Nachtegael met bly geschal.

Jck en mijn Lief na haer begeer,

Spanceerden door het Bos heen en weer, Haer sneeu witt' handen, haer rooder Mont, Die hebben mijn jongh Hart soo seer door-wont.

De Aerde ontloockte door geur,

Nochtans soo was mijn Lief van al de fleur:

Jck sey mijn Engel, overschoonste Maeght, Mocht ick den Harder zijn die u behaeght.

Iuff.

Of ick u voor mijn Harder nam, En het was mijn Papa niet aengenaem,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(14)

Dan sou het voor u zijn een groot verdriet:

Want mijn Mamma en zoud 't gedoogen niet.

Edel.

Mijn lief vergunt my dit faveur, Dat ick het u Papa magh leggen veur, Hy en sal het my geensins tegen-staen, Het sal u Mamma oock zijn aengenaem.

Al door mijn groote qualiteyt, Sy sullen daer in wel wesen verblijt, Dat ick u Ouders aen doe dese eer, En vragen haer om u Goddinne teer.

Iuff.

Die reden zijn maer ydelheydt,

Waer door soo menigh Goddin wort verleyt, 't Js aen andre Harders wel gebleken schoon, Die by al de Goden swoeren uyt den Throon.

Edel.

Mijn Lief vertrout ghy dat op mijn, Dat ick een vals Minnaer van u sou zijn,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(15)

Liever had ick dat Mars quam uyt den troon, En my verplette voor u aenschijn schoon.

Iuff.

Monsieur al door u soete min,

Hebt ghy verkregen mijn Hart na u zin, Daer is de trouw tot een onderpant.

Daer op gaf hy zijn schoon Goddin de hant.

Edel.

De Goden quamen uyt haer Throon, Waren verblijt om onse Min seer schoon, En al de Goddinnen zijnder in verheught, Laet ons t'samen maken groote vreught.

Jck embrasseerde haer met vreught, Jck sey: Mami nu is mijn hart verheught:

De Goden al speelden met bly geschal, Dat het klonck door het heele Aerdsche dal.

De Maeghden ende Nimphjes schoon Ver-eerden daer de Bruydt een Goude kroon,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(16)

Toen was het daer vol soete melody, De Nymphies al waren daer over bly.

Doe dese vreugde was ten endt,

Schonck yder een de Bruyt een schoon present:

De Goden al namen een goet af-scheyt, Wenschte haer geluck tot in der eeuwigheyt.

Van 't Hartje Jagen.

Stem: 't Windeken daer den Bos af drilt.

'k Had eens Hartje Jagens-lust, 't Hart van mijn was heel ontrust, Om te vinden,, Een beminden:

Hartje daer mijn geest om dacht,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(17)

Daerom ty ick op de jacht.

'k Liep de Duynen heen en weer, 't Hart van mijn dwaelde soo veer, Dat mijn krachten,, En mijn machten, Mijn besweecken, en mijn gangh By het huys te Vog'le Zangh.

'k Sagh wel Haes en wilt Conijn, Maer het lieve Hart van mijn Bleef verborgen,, Jck vol sorgen Wier mijn Hartje niet gewaer, Met droefheyt ginck ick van daer.

Seer vereent en moe van gaen, Quam ick aen de groene Laen, Dicht belommert,, Maer bekommert, Ginck ick sitten in het Gras,

'k Wist niet waer mijn Hartje was.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(18)

Door mijn zwaer gepeynsen diep, Raeckt' ick in een slaep, ick sliep, Soete Droomen,, Mijn aen-komen 't Hartje mijn in-wendigh lacht, Als ick op 't Hart-je Jagen dacht.

Als de Son in 't Zuyen quam, En de Lommer mijn benam, Phebus Stralen,, Quamen dalen, Op mijn, uyt de soete lucht, Hoorde ick een groot gerucht.

Door de Else langhs de kant, Daer veel Bloemjes staen geplant, Quam ik kruypen,, Sachjes sluypen, Tot dicht aen de groene wey, Daer sag ick een Maechdenrey.

Men songh meenigh aerdigh Liet,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(19)

'k Nam een dun gesneden Riet, Op het Fluyten,, Quam ick buyten, En volghde haer op 't spoor, Op dat lieffelijck gehoor.

Mit sagh ick een Velt-Goddin, Een mooy hartje na mijn sin, Met verlangen,, om te vanghen, Toef wat Hartje ick doen riep, Maer het Hartje van mijn liep.

'k Heb mijn gangh soo snel geset, Kreegh mijn hartje in mijn net, Al de Maeghden,, Het behaeghde, Daerom sy haer vangen liet, S'hadt mijn hart, sy wist het niet.

Noyt was ick tot geener tijdt, Om een Hartje soo verblijt,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(20)

Als een Lammer,, Wier sy Tammer, Soo dat ick niet meer en ducht, Dat mijn Hartje van mijn vlucht.

'k Wil niet meer uyt Jagen gaen, 't Wilde Hart is nu gevaen, 'k Sal haer leyen,, Door de Weyen En het bos van Soetendal, 't Hartje niet meer vluchten sal.

't Hartje Jagen door den Bos, 'k Liet mijn lieve Hartje los;

Haes, Konijnen,, Wilde Swijnen, Vingh ick niet; maer 't Hartje-buys:

'k Brocht mijn lieve Hartje t'huys.

Prince Jagers wie ghy zijt, Jaeght na 't vredigh Hart altijt, Na u lusten,, Sult ghy rusten,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(21)

Met een Hert reyn van gemoedt, 't Welck van Proeven smaken doet.

Proeven doet smaken.

Een Nieuw Liedt, van Malacke in Oost-Jndien.

Voys: Alst begint.

Ghy Wispelturighe Matroos:

Dan goet, dan quaet, dan weder boos, Dan Rijck dan weer een Kalis Kindt, Dan sweeeft hy gelijck de windt

En hy weet op alle boege,, Hem te voege.

Krijght hy dan een onstuymigh weer,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(22)

Geslingert wort hy heen en weer;

Dan siet hy als een Martelaer, Of hy de droefheyt selver waer,

En weet op alle winden Koers te vinden.

Soo dra de Roe is weer van 't lijf, Soo roepen sy weer even stijf:

Hoe sal ick mijn hart halen op, Kom ick weer eens aen den top;

Al souden al mijn schijve,, Daer ook blijve.

Lest quam ick met Schip Hoorn soet, Daer ick u van verhalen moet, Al voor Malacca op de Ree Smeeten wy ons ancker neer,

En zijn na Landt gevaren,, Sonder falen.

Jn die Stads Herbergh schoon, Daer riepen sy avoes, amoy,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(23)

Sa waert hier moet wat anders zijn, Schaft ons hier de Spaense Wijn,

Ons schijve sullen klinke,, laer ons drinke.

Een yder roept na sijn verstandt, Wegh, Wegh, Arack moet aen een kant, Sa waerdt rap ons een Pons seer ras, Soo langh daer gelt is in den tas, En willen noch niet scheyde, Maer noch beyde.

Dan tijt een yder op den loop, En dan om een Swartin te koop, Jn 't eene bos of ander kluys, Of anders een Koggel-huys:

Daer meenigh hert van binne Brandt door minne.

's Nachts omtrent 't was midder-nacht,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(24)

Dan sagh men komen onverwacht Geweldt met al sijn Engelen soet, En al dat Negers gebroet, En hy roept tot onser schanden, Plaegh Hollanden.

En hy geeft ons een soete lonck, En doet ons setten in den kronck;

En seyd, bedenk u sonden wat Jn dat aertse donckere gat,

Daer sitten wy en treuren,, Vol doleuren.

Drie Ryalen is het geldt,

Daer voor wordt ghy weer vry gestelt;

En hoe reuck'loos staet ons den kop Als dat geldeken is op,

En ons hooft is heel gereete,, Gans gesplete.

Oorlof ghy Matroosjes al,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(25)

Komt ghy weer in 't Malacsche dal, Wilt niet meer zijn in schand en pronck, So wacht u voor Jan Claesz. Tronck, So hoefje geen Ryalen,, Te betalen.

Van de Vrede.

Stemme: Trompet Marin

Wat een groote vreugde siet men in het Lant, Nu ons God verbonde heeft met Engelant En Vranckrijck en Deen, Zijn nu samen een Voor de Vrede,, Die Godt hede, Gaf gemeen.

Nadat Mars de Standert hadde neer geplant, Jn het hart der Britten tegen Engelant,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(26)

Sagh men Vlooten, Kielen, Oorlogh-Schepen zwaer, Met veel Zielen, Daer vernielen, Twee drie Jaer.

Men bad God de Heere met een groot ootmoe Dat hy wilde keeren van ons d'Oorlogs-Roe;

Men hiel bede-dagen dat de Heer dees moort Wilde enden, En d' ellenden:

't Js verhoort.

Na verscheyde Brieven gins, heen ende weer, Js Breda gekooren tot een Vre'e tracteer, Daer de Ambassaden quamen met behaegh;

Maer 't trackteeren,, Met de Heeren, Ginck seer traegh.

Daer op gaf Victory ons den Heere goet Soo dat doen de Vreede kreeg een beter spoet,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(27)

Want in korten tijt beweeghde God het hart, Dat de Vrede, Quam ter Stede,

Voor de smart.

Stracks de Ambassade trocken yder heen, Om Ratificatie, teeckeningh met een, d' Engels Ambassade den heer Coventry, Die quam heede,, Met de Vreede, Weder bly.

Als men hem sagh komen weder in Breda, Heeft men hem ontfangen met verheuging dra, Met soo riep hy Vreede, Vreede met geneught Mans en Vrouwe,, Jonck en Ouwe,

't Was verheught.

Jn 't kort d' Ambassaden quamen by malkaer, Wisselden haer Brieven, Teykeningen klaer, De Ratificatiers waren daer gelijck,

So dat Vreede,, Daer nam stede,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(28)

Jn 't publijck.

Doe so ginckmen zwere voor de Heer ons God Datmen soude houden eeuwigh sonder spot, De accordatie en beslooten Vreed',

Daer op d' Heeren,, Na begeeren, Deden d' Eedt.

Hier kond ghy beschouwen hoe sy allegaer, Sweeren Peys en Vrede liefde met malkaer, En hoe de Famen blasen g'lyckerhant, Om dat Vreede,, Nu nam steede Jn ons Lant.

Men siet nu de Vreede in haer volle swier, Na de Publicatie sal men 't Vreede-Vier Tot ons vreugt ontsteken, en tot Godes eer, En den Heere, Danken seere, Meer en meer.

Nu zijn de Gebroeders t'saem veraccordeert,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(29)

Die eerst als verwoeders hebben 't bloet verteert, Door den Oorlog snoot meenig mensch gedoot, Maer Gods gracy,, Helpt dees Nacy,

Nu uyt noot.

Nu met groote vreugde soo heeftmen gezien, De Publicatie tot Breda geschien,

Al met bloote hoofden waren daer present d'Ambassaden,, Wel beraden, Exellent.

Nu sal wederkeeren onse groote Vloot,

Die op Brittens stranden so veel schoten schoot, En voor Mars zijn Wimpel sal de Vrede-Vaen Stadigh waeijen,, Ende draeijen

Van' Compaen.

Danst nu hant aen handen zingt een vrede liet, Dankt God Nederlande voor 't geen is geschiet Door de grooten Godt, die uyt 's Hemels stee,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(30)

Schonck Victory,, En met glory Oock de Vre'e.

Siet den Thuyn nu bloeye, siet de fiere Leeu Nu geen Oorlog moeije,

Noch geen Moort geschreeu

Nu hy met de Roos, die hy altijdt verkoos, En gaet roemen,, Dese Bloemen,

Staegh altoos.

Princelijck Orangien is op 't hoogste verblijt 't Wijl sijn Oom Karel nu in desen tijdt Met sijn Vaderlant gaet binden Vreden-trouw, En vermeeren,, Lof en eeren

Van Nassouw.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(31)

Trompet Geklank,

Stem: Het is goet Capucijn, &c.

Wat geraes, wat geroep, wat getier, Wel wat komt ons hier te vooren, Trommels klinken in ons ooren, 't Volck loopt met groot geswier:

En men hoort Trompetten blasen Aen de hoecken van de Straet:

Op, op, op, ghy vroome Basen;

Want den Oorlogh weer aen-gaet.

Neemt u Sweerden in de handt:

En weest altijdt op u hoede,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(32)

Toont u vroom, weest kloeck van moede, Tot bevrijdingh van u Landt,

Soeckt de Coninck van Brittanje U te dwinghen met gewelt, Vecht ter eeren van Oranje;

Het ontbreeckt u aen geen Gelt.

Hollanders maeckt u bereydt, Vroome Zeeuwen wilt niet slapen, Rust u t'samen in het Wapen;

Want het is nu meer dan tijdt:

Laet u nu niet meer bedriegen, Geeft na uytstel geen gehoor, Want sy soecken u te wieghen Jn den slaep, maer zijt 'er voor.

Weest maer vreedsaem met malkaer, Want hy soeckt u t'overvallen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(33)

Weert hem stout'lijck van u Wallen, Houdt u Oorloghs-Schepen klaer.

Set op Godt al u betrouwen, En houdt altijdt goede wacht, Want die op den Heer vast bouwen, Overwindt des Vyants macht.

Jn den twist van Cromwels tijt, Was hier onrust in ons Landen, Doen behaelden wy maer schanden, Maer dit vry versekert zijt,

Op Provintien all-gelijcken Trecken nu maer eenen Lijn, Komt vry wilt het eens bekijcken, Ghy sult ons heel welkom zijn.

Komt vry met uwe gantsche Vloot, Na u komst staet ons verlangen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(34)

En wy sullen u ontfangen, Men meenigh bave schoot Van ontrent de hondert Schepen, Die van alles zijn voorzien, De Matroozen door-sleepen:

Om u wellekom te bien.

Het banket leyt al gereet, Blauwe Pruymen sult ghy eeten Hier om laet ons doch haest weten, Hoe ghy wilt het recht bescheet, Groote Bollen die versaden, Sult ghy hier oock vinden net Met veel App'len van Granaden, Js dat niet een braef bancket.

Jn de plaets van France Wijn, Sult ghy hier wat anders vinden,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(35)

Potten die veel Volck verslinden, Die vol Peck en Zulpher zijn En noch eenige and're Kruyden, Die ick niet te noemen weet,

't Komt van 't Noorden en van 't zuyden, 't Js hier voor u al gereet.

Soo u dit Banket aenstaet,

Kont ghy stoutelijck by ons komen, Doch ick weet ghy sult niet schroomen, Want ghy zijt een Braef Soldaet, En opp Zee-vaert wel geslepen, Jn den oorlogh oock seer stout:

Maer in 't rooven van de Schepen, Sonder reen begaet ghy fout.

Hier om Conincklijcke Vorst Komt geeft ons weer satisfactie

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(36)

Of soeckt ghy noch een meerder actie, Tegens onse sachte in-borst:

Onse Vroome Heeren Staten, En Regeerders van ons Lant, Sullen 't hier soo niet by-laten:

Of het was haer groote schant.

Neemt hier over u beraedt, Koningh van het Groot Brittangie, Oom van onsen Prins d'Orangie, Wiens Voor-vaders onsen Staet Altijt trou gingen Regeeren, En beschermden soo ons Landt.

Heer wilt 't Spruytjen mee vereeren Met veel wijsheydt en verstant.

Oorelof tot een besluyt, Alle Nederlantse Heeren, God wil u wijsheydt vermeeren,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(37)

Als oock den Oranje Spruyt Wensch ick langh op Aerdt te leven En dat hem soo wel magh gaen, Dat hier na magh geschreven Jn het Boeck des levens staen.

Droom-Liedt van een Vrijer, ende een Vrijster.

Stemme: Als het begint.

Siet hoe geluckig zijnse dan, Die een Schoon lief kan spreeken, En mee gaen wandelen kan,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(38)

En hy geeftse dan een kus, Dan is sijn hart gerust, Dat komt al van de lust.

'k Heb twee bruyn-oogjes in mijn sin, Die mijn jonck Hart beminnen, Och kreegh ick weder-min, Och mocht ick by haer zijn, Soo was ick uyt de pijn, Hart alder-liefste mijn.

Jck heb soo dick en menigmael Over u schoon Lief gevallen, En weder op-gestaen:

Jck heb u soo langh gevrijt, Maer ghy soo spijtigh zijt En maeckt my niet verblijt:

's Nachts als ick legge in mijn rust;

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(39)

Komt sy in mijn gedachten:

Jn 't midde van de lust, Keer ick mijn hooft eens om, En segh schoon Liefje koom, Het is maer eenen droom.

Savonts staen ick voor haer deur:

Roep ick met Luyder stemme Schoon Lief ik bender veur, Moet ick hier noch langer staen, En geenen troost ontfaen, Waer sa lick henen gaen.

Jck blijf daer dan heel treurigh staen, Sy wil mijn droeve klachten, Niet eens horen aen;

Of ick wat zingh en queel En voor haer deurtjen speel,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(40)

Sy acht dat niet heel veel.

Jonckman al loopt ghy voor mijn deur, Jck mach u doch niet luchten,

Jck heb een Serviteur:

Veel beter na mijn sin, Hy staet geschreven in Mijn hartje, door de min.

Die blijft daer vast gewortelt staen:

Jck sal hem niet verlaten, Ghy mooght wel henen gaen, En soeckt een ander Maeght, Want ghy my niet behaeght, Hoe dickwils ghy my 't vraeght.

Als eens de liefde is vast geset, En dat sy is gesegelt

Voorts op 't echte Bedt, Voorwaer een Bruydtje teer

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(41)

Js dan geen Vrijster meer, Sy doet haer Liefs begeer.

Sy magh dan niet meer spelen gaen, En na die tijt geen Minnaers Uyt liefde spreken aen, Dus Jongman hout u rust, Jck heb al wat mijn lust:

Mijn hart is al gerust.

O doodt! wat komt mijn hier aen boort?

Mijn hart is seer verslagen, Nu ick dit heb gehoort:

Nu wens ick dat de doodt, Jn desen grooten noodt, Met sijne Pijlen schoodt.

Adieu o alderliefste mijn, Kan ick geen troost verwerven,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(42)

Soo sterf ik vol van pijn:

Adieu dan lieve Vrouw, U Minnaer is getrouw, En sterf om u van rouw.

't Js droevigh voor een Jongh Minnaer, Wanneer een wreede Vrijster,

Niet wil hooren naer De klachten van haer Lief, Noch doetse hem gerief, Al schrijft hy haer een Brief.

T'samen-spraeck, met Neeltje en Trijntje, Voys: Hoe Neeltje benje zieck, &c.

N.

Hoe! Trijntje soo voor-by, Wel lieve Moer hoe gaet'je:

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(43)

T.

Wel moer Neeltje weun jy Nou hier soo in dit Straetje;

N.

Komt in en maeckt een praetje, Je komt oock noyt eens an.

T.

Maer hoe vaertje Kints Taetje;

Of hoorj'er niet meer van.

N.

Ach! lieve Trijntje buys, Sou ickje dat vertellen;

Het is mijn sulcken kruys, Als sy my daer mee quellen:

Mijn Aderen die zwellen, Als ick denck om dien Guyt, T.

Nou wilje niet ontstellen:

Hoe roepje oock soo luydt.

Want 't Volck die voor by gaen, Mochtent komen te hooren.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(44)

Doet wel en laetje raen, Wilt na mijn reden hooren.

[D]at meughje soo verstooren, Laet hem gaen aen de wint:

Daer gingh noyt Moer verlooren, Met soo een eenigh Kint.

Hebt sleghs dan maer ghedult, Waer toe soo luyt geroepen?

N.

Maer Trijntje 't is zijn schult, Dat ick nou soo moet loopen, Had hy mijn niet bekroopen:

Jck wiert gevrijt van Joost.

T.

Nou Neeltje ghy moet hoopen, Want hoop is lijdens troost.

N.

Jae 't hoopen lieveTrijn, Js mijn nu wel benomen.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(45)

T.

Wilt niet mistroostigh zijn.

Wel waer voor souje schroomen, d'Oost-Jnd'jes vaerders komen, Nou haest, tegen St. Jan, Wilje slechs wat betoomen, Licht krijgjer wel een van.

N.

Daer is goedt wachten na, Maer Lieve Trijn quaet vasten.

T.

Jy kont buyten jou scha, Lijn Koppelaers belasten, Datse jou an 'er Gasten, Al-te-mets eens voor-draeght, Wilt dan daet'lijck toe-tasten;

Wanneer 't je wort gevraeght.

N.

Wel mijn dunckt 'k wist noch raet, Was 't kint maer niet in leven.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(46)

T.

Wat struyf, dat magh geen quaet, Wat is daer aen bedreven;

Wilje veur Weeuw uyt-geven, En komt hups voor den dagh, Seght datje Man gebleven Js in de jonghste slagh.

En wat belanght het Kindt, 't Js altoos noch een teeken, Dat jy 'er goet veur bint.

N.

Ja Trijn jy hebt goet spreecken.

T.

Wat sou aen jou gebreeken, Je bent een brave tasch:

'k Wist 'et wel te besteeken, Wanneer het mijn stuck was.

Dat ick de tijt nou had, 'k Wed ick 't soo vard brachte.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(47)

N.

Nou Trijntje praet noch wat.

T.

Neen, het is al over achten, Besjen sal sitten wachten, Niet weten wat 't beduyt.

Nou Duysent goede Nachten.

N.

Komt eens ter deghen uyt.

'k Bouw maer.

Nieuw Liedeken.

Stemme: Mompeer Mameer, &c.

Hoort Dochters men sal u gaen verklaren, Wat dat in die Hollantse Zalen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(48)

Tot Amsterdam is geschiet,

Al van twee Liefjens soet van zinnen, Te saem gebonden in de minnen, Hoort hoe de Jonckman haer verliet.

Het was een gasje fier van leden, En sy een Meysken wel besneden, Gekleedt na de Hollantse manier Met gekrulde locken, scheen te wesen Een heydense Goddin gepresen, Door stralen van haer oogjes fier.

De Jonckman sagh haer soetlijck hand'len, En lette op haer doen en wand'len

Hy socht seer stil in zijn gemoet, Jck sal om 't Meysje jonck van dagen, Twee blaeuwe scheenen aen haer wagen, Gelijck een vroomen Minnaer doet.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(49)

Hy vraeghde haer met soete reden, Of sy was met sijn komst te vreden, Niet anders dan in eer en deught, Och ja sprack sy met behagen, Jn eer en deught komt alle dagen, 't Js soo soet voor de jonge jeught.

Dat docht de Jonghman seer gepresen, Het docht hem groot faveur te wesen, Hy vryde dickwils dagh en nacht, Geen tyt en dacht hem te verdrieten, Mocht hy de dochter maer genieten, Grooter geluck hy noyt en wacht.

Maer eer een korten tijt verleeden Heceft hy haer om 't Ja-woort gebeden, Dat hy gewilligh van haer kreegh, Sy loofde trouw al hare dagen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(50)

Liefde tot malkander te dragen, Soo langh Godt haer aessem gaf.

De koop was klaer, men soude trouwen;

Men maeckte klaer Bruyloft te houwen;

't Was vreught en blijtschap over al.

Maar eerse sou te Kerck trede, Doe sprack de Bruydt noch dese rede, Hoor Lief wat ick u vragen sal.

Lief als wy getrouwt sullen wesen, Mag ick wel een by-zit gepresen Hebben; als mijn Confraetster doet.

De Jonckman stond geheel verslagen:

Hy docht, wat duysent is dat vragen:

Doen gaf hy haer daer op een zoen.

Och ja sprack hy mijn Lief verheven, Een By-zit wil ick u wel geven!

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(51)

Maer segh wie datje dan begeert, Mijn Gunst en sulje niet verliesen, Wilt maer een ander quantje kiesen, Die tot mijn hulp met u verkeert.

Soo kies ick dan lustighe Zander, Want wy dickwils met malkander Hebben seer vrolijck geweest, Hy heeft soo dickwils met zijn kusjes Mijn heete brant en minne lusjes, Mijn begeerte wel geneest.

Lief laetje dese Zander trouwen, En wilt mijn voor u by-zit houwen, Heeft hy soo dickmael u geneest, Laet hy u trouwe minnaers gerijven, Daer toe een Hoorn-drager blijven, Beter als ick een Hooren-beest.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(52)

Doen stont dat soete Kint bezweken, Van hare Bruydegom versteecken Met trane op haer Wangen root, Had ick gezwegen na behooren Jck had gheen Bruydegom verlooren Nu zit ick hier in droefheydt groot.

Oorlof ghy Dochters al te samen Wilt u voor sulcke vragen schamen, Als een trouw minnaer u begeert, Js 'er dan wat geschiet te vooren, Wilt dat vry in u boesem smooren, Hoort hoe u dese Dochter leert.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(53)

Een nieuw Liedeken, van de Zee-slagh van den Admirael Obdam, en den Generael Wranghel.

Op een schoone nieuwe Wijs.

Hoort toe lief-hebbers allegare, Watmen u sal gaen verklaere, Van ons Heer den Admirael, Al met zijn Arremade Schepen Heeft hy eenen moet gegrepen, En d'Officieren al-te-mael.

October seven en tien dagen, Luystert eens na mijn gewaghen, Deed' ons Zee-heldt een desseyn,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(54)

En liet de blaeuwe Vlagge waeyen, Om het Roer t'zee-waert te draeyen, Met al zijn Schepen groot en kleyn.

De wint was goet en 't weer bequame, Wy raeckte t'Zee oock al te same, Het was voorwaer een groot pleysier, Hoe dat daer alle zeylen bloncken En Trompetten lustig kloncken, Alles op zijn Scheeps manier.

Onsen Generael verheven, Liet de witte Vlagge streven, 't Was Capiteynen komt aen boort, Aldaer gingh hy ons vermanen, Malkander trouwelijck by te stanen, Tot der doot soo dat behoort.

Doen zeylden wy, danck Godt Almachtigh,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(55)

Dese ons behoet door zijn hant krachtigh, Door de Noortzee gins en weer,

Of wy Jutlandt konden vinden, Maer door onbequamen winden, Smeeten wy ons Ancker neer.

Daer hebben wy sonder schroomen, De Zeeuwse Schepen haest vernomen, Met ons Vijs-Admirael de Wit,

Versocht de voortocht met verkloecken, Om de Sweden te gaen versoecken, Ons Admirael vergund hem dit.

Doen hebben wy al sonder sneven Drie Schepen in 't gesicht gekreghen, 't Waren Sweden soo ons docht:

Maer eer wy ons Ancker lichten, Waren sy alweer aen 't vluchten,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(56)

En hebben strackx haer Vloot gesocht.

Doen zijn wy al voort gevaren, Door 't Kattegat sonder bezwaren, Naer de Zondt met goet manier, Aldaer de Sweedt ons lagh te wachten, Om ons te wederstaen met machten, Maer het viel hem suyr en dier.

Witte Wittensz. als een verwoede, Gingh haer kloeckelijck te moede, Gaf voor-eerst so lustigh vonck, So dat die Wrangel niet konde houwen, Van geduyrigh vier te spouwen, 't Geschut hem in zijn Ooren klonck.

Doe quam ons Generael gestrenge, Begon daer oock mee deur te mengen, Spoogh daer niet als vuur en vlam,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(57)

Soo dat die Wrangel moeste wijcken, En gingh onder 't Casteel strijcken, Soo dat hy daer niet uyt en quam.

Heer Obdam keeck dickwils omme, Of Wrangel niet weer soude komme, Speelen voort op desen dans,

Maer Heer Obdam die danste luchtigh Dat hy Wrangel maeckte vluchtigh De Speelman sagh hy had geen kans.

De Speelman die most haseleeren, Vervloeckte soo dansen te leeren.

Ja de schrick had hem bevaen.

Hy dorst om 't spelen niet meer dincken, Want sijn Fiool die wou haest sincken, En met de Smaer te gronde gaen.

De Speel-man docht by zijnder ziele,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(58)

Man schold eyn ander bald vernielen, Ouf das Wasser Wijd ond grond, Neyn 't is besser to lant to krigen, So kan men balde hinne stigen, Wan man es in soo ein stont.

Capiteyn van Nes met zijn Soldaten, [H]y zwoer hy sou ons niet verlaten, [P]lantent mede by Obdam

Daer lagen wy doen met ons vijven, En gingen lustigh vreught bedrijven:

Maer daer niet een Sweet af quam.

Pieter Florisz. niet verzwegen, [H]eeft 'er lustigh door-geslegen, Dat de Vyandt voor hem vloot, [S]y dachten zijn dat maer Fregatten, Die zijn soo qualijck om aen te vatten,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(59)

Want het haer wel haest verdroot.

Capiteyn Bruyn-weert die quam aen-zeylen En dede voort een Sweed daer peylen, Hoe diep dat het Water waer,

Sijn Schip in de brandt gekomen, Doen begon de Sweed te schromen, En verlieten soo malkaer.

Jan van Campen met behagen, Heeft door de Sweedse vloot geslagen, Met het Schip de halve-Maen,

Soo dat de Sweedt wel mochte schroomen Weder soo ten dans te komen,

En kreegh de Prijs de Pellicaen.

Ghy Sweeden waert wel brave Mannen, Ghy dorst wel met u drien aen-rannen Een Fregat soo kleyn geacht,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(60)

De eerste die was haest aen 't wijcken, De tweede die most mee gaen strijcken, De derde daer niet af en bracht.

Wel Lierman Wrangel kanje speelen, En ons Zee-helt dansen leeren, Al la mode op zijn Frans,

Voorwaer zijn zwangerlijcke Stucken, Uwe Snaeren aen stucken rucken, En ghy danst een braven dans[.]

Wat mogen de Sweeden dencken, Datmen soo haer Vloot gingh krencken, Al sijn schoone Schepen groot,

Genomen en aen brant gesteeken, Gesoncken en aen strant geweecken, d'Ander gevlucht ter naeuwer noot.

Den Deense Koningh het hart verlichte,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(61)

Als hy sagh zijn Vyant swichten, Sont terstont sijn Schepen uyt:

Obdams couragie was niet ten ende, Maer daed'lijck weer na haer-luy wende;

Sy vluchten met een groot geluyt.

Men sag 'er niet een Sweedt weer-kome, Soo had de schrick haer in-genome;

Vloden alle gaten in:

Veel Havenen al sonder letten, Daer men de Sweden in besetten, Dat was niet wel na haren zin.

De Hollanders al met behagen Wierden aldaer tot Coppenhagen Groote eere aen-gedaen,

Voor haer getrouwigheyt in desen, Soo wiert haer groote eer bewesen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(62)

En van een ieder wel ontfaen.

Looft en danckt des Heeren Name, Voor dees Victory seer bequame, Obdams Vloot langh leven geeft, Die voor 't Vaderlant wil vechten, Met Boots-gesellen en Lands-knechten, Daer door ons Lant in vreughde leeft.

Van de Pincxter-Blom.

Stemme: Mijn Engel is vol vreugde.

Ey Luytjens wilt wat wijcken, En staet een weynigh om, Siet hoe hier komt aen-strijcken

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(63)

De fiere Pinxter-Blom,

Laet ons nu een deuntje queelen Op dese Pinxter-Feest,

Dit soet geluyt, Kost maer een Duyt,

Laet het u doch niet verveelen Luytjens gy hebt mee jonck geweest.

't Js beter te aenschouwen De soetheydt van de Jeught, Als dat men met de ouwe Luy, heeft veel ongeneught:

Wilt ons met geen stooters loonen, En speelt soo niet het beest, Want soo ghy ons,

Loont met een gons,

Gierigheydt sult ghy betoonen.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(64)

Luydjes jy hebt mee jongh geweest.

Dit mooy vercierde Kroontje, Dat munt soo kostelijck uyt, Daer heeft mijn Suster Proontje Oock mee geweest de Bruydt, Had jyse eens sien trede En sy stingh soo bedeest Sy stont te prijck, En sagh gelijck

Dese Pincxter-Bloem oock mede, Luydjes jy hebt mee jongh geweest.

Siet al ons mooye goetje, Js 't niet wel net en reyn, Ons Leyds-man is een bloetje, Al is hy jongh en kleyn, Ons Karremelcks Dief-leyer

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(65)

Js een so nobelen geest:

Siet hem eens aen, Siet hem eens staen,

't Js geen Joost noch drooge Vrijer, Luydtjes jy hebt mee jonck geweest.

Nu Pincxter-Bloem set vaerdigh Jou Montje in de plooy,

En bey jou handtjes waerdigh, Jn bey jou zijdjes mooy:

Wie sal ons nu helpen singen?

'k Singh dat mijn keel is hees, Als daer geen vreught Js by de Jeught,

Wel dan zijnen 't slechte dingen, Luydtjes jy hebt mee jongh geweest.

Dit hempje heeft mijn Susje

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(66)

Selfs oock uyt gesopt, Sy sal my geven een kusje, Want sy op Duytjes hoopt, [P]oppegoetje sullen wy koopen, 'k Wou dat jy 't dan wat prees, Dit mooije goet,

Js 't dat ons doet,

Met de Pincxter-Bloem te loopen:

Luydtjes je hebt mee jonck geweest.

Prince, wilt hier op mercken, Aensiet de kintsheydt, want Kinders doen kind'ren wercken, Sy toonen haer verstant,

Die u doen oock ginck beschouwe 't Schoeyt al op eenen leest, Hierom met vliet,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(67)

Veracht het niet,

Wilt het ons ten goede houwe, Luydtjes jy hebt mee jonck geweest.

Een Nieuw Liedeken, van Jan Credijt, Stemme: Prins Robbert Mars.

Trijntje.

O Grietje Buer, mijn hart schier splijt, Wat raet soo gaet mijn an,

Om 't af sterven van Jan Credijt Dien over goeden Man,

Hy was mijn hoop, mijn troost, mijn vreught,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(68)

Mijn heyl, mijn tweede leven, Want in het bloeyen van mijn Jeucht, Heeft mijn Credijt begeven.

Grietjen.

Wel seper Trijntje wat ghy seght, Hoe is die goe Man doot,

Hy hielp soo menigh mens te recht, Ja duysent uyt den noot,

Koopluy, Winckeliers, Makelaers, Sijn nu geheel bedorven,

Op-geevers, Snuyvers, Kakelaers, Nu Credijt is gestorven.

Trijntje.

Hy was de grootste Heer van 't Lant, Vermaert de werelt wijt,

Die maer kon leven met verstant,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(69)

Die haelde op Credijt,

Jck kreeg al wat mijn hartje dient, Jck leefde sonder sorgen,

Credijt dat was mijn beste vrient, Maer nu is 't komt maer morgen.

Grietje.

Jck kocht onlanghs een treftigh beest, Credijt quam op dat pas,

De Boer die scheen in 't eerst bevreest, Credijt mijn borgh was,

Maer nu Credijt leydt in het Graf, Kan ick het niet betalen,

Credijt noch ick de Boer en gaf Waer sou ick het doch halen?

Trijntje.

Credijt had mijn in Steyl geset,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(70)

Mijn Huys wel gestoffeert Van Wol en Linnen, Kas en Bedt, Al wat mijn hart begeert:

Jck had mijn Wijntje op mijn Dis, Gesoden en Gebraden;

Maer nu Credijt gestorven is, Nu sit ick swaer beladen.

Grietjen.

Soo vaer ick mee, O Grietje Buer Een ieder houdt hem doof;

Credijt gaf mijn goet avontuer, Nu isser geen geloof,

Jck moet mijn Pater-noster weer Nu op een nieuw gaen leeren:

Wat was die goe Credijt een Heer!

Credijt hielt mijn in eeren.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(71)

Trijntje.

Wat salder menigh duysent Mensch Nu treuren om dat Lijck,

Die hier schier leefden nae haer wensch, En scheenen machtigh rijck,

Credijt brocht haer in veel voorspoet, Hy kon het alles heelen,

Jck loof datter veel Banckeroet, Om Jan Credijt nu speelen.

Grietjen.

Jan Ooom die geeft wel 's Jan contant, En toont hem wel beleeft,

Maer hy eyscht goe borgh of pant, Als Credijt niet en heeft!

Waer sal die goede man nu heen, Daer staet wel op te gissen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(72)

Nu Jan Credijt is over-leen, Sal hy Credijt wel missen.

Trijntje.

Jck lestmael by een Backer quam, Klaegde mijn zijn verdriet, Want als hy quam tot Amsterdam, Credijt en vant hy niet,

Hy stont bedroeft en wist geen raedt, Most na huys sonder Kooren, Credijt was wegh 't geloof zijn maet, Had hy met een verloren.

Grietjen.

Weetje wie Credijt misschien oock, Sijn naeste vrienden zijn,

Lief-hebbers van Ferynis Smoock, En die in bier of wijn:

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(73)

Sy komen altijt gelt te kort, Die daeg'lijcks domineeren, En die haer neus by Tick-tack-bort Een heelen dagh verkeeren.

Trijntje.

Daer zijn veel Koopluy in het lant Die Credijt missen mee.

Van Londen en Archangels brant, En 't rooven op de Zee,

Door Facteurs, die den grooten baes Met 's Meesters goet labeuren, Die moeten om die schelmen laes, En Jan Credijt nu treuren.

Grietje.

Jck troost mijn hier mee lieve Trijn, Wy zijn het niet alleen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(74)

En nu wy 't niet alleenigh zijn, 't Raeckt yder in 't ghemeen,

Men moet hem schicken na den tijdt, 't Sal wel ten besten raecken:

Maer noch mijn lieven Vrient Credijt, Ghy doet proeven doet Smaken.

Proeven doet smaken.

Een nieuw Liedeken,

Stemme: Ick heb een les gekregen, &c.

Hier sit ick uyttermaten Seer bedruckt, wie van twien,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(75)

Dat ick dus al verlaten, Of best de handt sal bien,

Nu sreelt Catrijn eens mijn sinnen, Dan hel ick weer na de vocht;

Neen kroesje neen, Cathrijn alleen

Sal ick boven u beminnen:

Holla! 'k hebme weer bedocht.

Want d'Eed'le vocht die smaeckme Beter als 't minnen doet:

En' er gebruyck dat maeckme Vrolijck van gemoedt:

Dies soo kan ick 'er niet derven,

't Wijl 't mijn dickmaels heeft verheught.

Ba holla! zacht, 'k Hebme bedocht,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(76)

Met Cathrijntje wil ick sterven, Wijl sy is mijn hooghste vreught.

Want als ik denck op 'er poes'le En Lely-blancke Vel,

En op het smaeck'lijcke foes'le, En dart'le Minne-spel,

Begin ick als te herleven,

Van de vreeught: Maer o de droes, Als ick dan weer,

Denck om mijn eer,

Wil ick Cathrijn gaen begeven, En ick houw 'et met de kroes.

Kom waer 's de Kroes? hier schenck me Die nou noch eensjes vol,

Zacht holla! ik bedenckme, Dan raeckt' ick op de hol:

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(77)

En 'k kom daer deur te verliesen, 't Breyn en 't verstant uyt mijn kop, Wegh met den Wijn,

Jck sal Cathrijn,

Staegh boven de vocht verkiesen:

En ick geef de Wijn de schop.

Doch als ick denck wat vruchten Daer komt van 't Venus spel, Zit ick weer vol beduchten, Tot wie 'k my keeren zel, 'k Weet niet wie 'k van 'er beye, Voor best keuren sal voort-aen, Zy met 'er twien,

Zijn soo gemien:

Dies soo gaen ick van 'er scheijen:

Wat dat dunckme best geraen.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(78)

Lof-Bazuyn op de Vrede, tusschen de Coningh van Engelant en de Heeren Staten.

Stemme: Silvester in den Morgenstont, &c.

Beroemt vereent Bataefs geslacht, Mijn Pijlen vast gehecht:

Ghy hebt door Goddelijcke macht En mannelijck gevecht,

De helden van ons Vaderlant, Die zijn hier van getuygen,

Ghy die nu door Vier, Swaert en Brant, Twee Kroonen hebt doen buygen:

Sy bien'ons selfs de Vrede aen, Door Godes gena,

Gelijck die nu is afgedaen

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(79)

Binnen de Stadt Breda.

Schoon Mars hem toonde fel en wreet, Om ons te drucken neer,

Vulcanus die het Yser smeet, Die staeckt zijn werck nu weer, De Goden rijen met malkaer, Elck schijnt met vreught om-vangen, Juycht Hollants-volck, juycht allegaer, En offert u Lofsangen,

Dat strecken magh tot Godes eer, En Helden vroom,

Op dat geen twist magh rijsen weer, Of noyt geen Oorlogh koom.

Ey siet de Susters met accoort, De Vree om-helsen soet:

Maer siet wat brenght de Liefde voort,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(80)

Merckt wat de vreede doet, Sy smijt de Deeghen uyt de handt, En grijpt weer groen Olijven,

[t'] Geschut men lost en brenght aen kant, Om d'Oorlogh te verdrijven,

Hout d' Eendrachts Pijlen vast in knoop, Tracht na de Vre'e,

Door trouwe Liefd', geloof en hoop, 't Swaert nooyt raeckt uyt de Schee.

Nepthuyn die eer geen rust en had, Door zwemd' in menschen bloet, Mars bracht Nepthuyn in een bloet-badt, Veel menschen op haer Vloet,

Die quamen om het leven, ach, Door de Metale klinghen,

Die Nepthuyn, schoon hoe droef geklagh,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(81)

Nooyt doet te voorschijn bringen.

Hier mist de Moeder, Soon, of Vriendt d'Ander sijn Man,

Of Swager, Oom of Neef: die dient Het overkomen kan.

En siet den Buys-man met begeer, Hy taeckelt ende bouwt,

Ha gulde Vryheydt komje weer, Veel waerdiger dan gout!

Matroos en die op Coopvaerdy Placht ongerust te varen, Stelt nu de ongerust aen een zy, Beploeght Neptunus baren,

Men rooft geen Schepen van ons staet, Ghy zijt nu vry,

Neptunis Vloet bebouwen gaet,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(82)

En brenght ons Waren by.

Den Ambachts-man die is verheught, Door dien hy is verlost;

Want siet het heeft hem wel geheught, Hoe hy gehossebost

Wiert op Nepthuyn, en dat hy magh Sijn Broot aen Lant weer winnen:

Weest welkom, welkom Vrede-dagh:

Jck met mijn hart en sinnen Heb langh na u gewenst, hoe reyn Ons tranen stilt,

Aen Weduwen en Weesen kleyn Toont gy de Vrede milt.

Lof zy o Godt voor u weldaet, Ghy die de Harten buyght,

En ons weer brenght in vrijen staet,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(83)

Daerom al t'samen juyght:

Looft d'Admiralen in 't gemeen, Looft trouwe Capiteynen,

Looft die voor onse vryheydt streen, En ons vyandt verkleynen,

Toont danckbaerheydt en weest verblijt, Valt Godt te voet,

Dat wy woonen in Vre'e altijdt, Want Proeven smaken doet.

Proeven doet smaken.

Een Liedeken, van Heemstede,

Stem: O zaligh heyligh Betlehem, &c.

Edel Heemstede waerdigh om sien, Niet veer van Haerlem gheleghen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(84)

Daer meught ghy gaen en u verblien Aenschouwen des Heeren Zegen.

Den Zegen des Heeren is wel danckbaer, En seer hoogelijck te loven.

Waer mede dat ons Godt allegaer Met sijn Zegen spijst van boven.

Van Rogge, Tarw en Gorst, Wel waerdigh om te bedencken;

Waer mee dat onsen grooten Vorst 't Edel Heemste komt beschencken.

Als 't Cooren dick staet, en wel bloeyt, En Godt verleent veel dicke Aren, Siet hoe den Zegen overvloeyt, Sacken vol siet men vergaren.

Als 't Cooren is binnen haer Schuer, Gaet men een ander vrucht verwachten;

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(85)

Soete Rapen is hare fleur, Wie kan soo een Dorp verachten.

Melck-Fonteynen in 't groene

Siet men pleysierigh daer gaen weyden:

Den Huys-man komt met vrueghden ras Om ons de Melck te bereyden.

Dan krijght men Room suer en soet, Boter, Kaes niet om ver-eelen:

Godt geeft haer soo den overvloet, Dat sy den Stee-man mee delen.

Hof-steden moy beplant seer schoon Met Peere-boomen en Morellen, Met vruchten staen daer noch ten toon, Die sy haer Vrienden vooren stellen.

Den Leeuwerick singht hier over al, Den Nachtegael seer soet om hooren,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(86)

Den Torel-duyf met bly geschal, Den Quartel staet schoon in 't Cooren.

Veel schoone Bleecken oock daer zijn, Men siet wit Linnen, Garen hangen;

Sy hebben water klaer als wijn,

Daer woont Vis in, voor haer te vangen.

Sy maken 't Linnen wit en klaer, Met gieten, wasschen ende wringen, Den Looger hebben sy by haer;

Het vermaeck doet haer singen.

Bergen seer hoogh, Duynen van Sandt Sietmen met schuyten van daer halen, Dan maecken sy Bleecken van 't Landt, Die de onkoste wel betalen.

Lieve Borgers tot Bennebroeck Die seer pleysierigh zijn geseten,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(87)

Blijft in liefde en vreede kloeck, Godt sal u nimmermeer vergeten.

En hebt ghy lust om Godes woordt Te hooren leeren in die Kercke, Bereydt u, treedt vrymoedigh voort, Wilt met aendacht daer op merke.

Geen oogen konnen 't al besien, Gheen tonge kant al uyt spreecken Waer mede ons Godt komt verblien, Sijn Gaven vloeyt als water-beecken.

Als gy nu vermoeyt van gaen, Soeckt een huys om wat te Rusten?

Lust u Konyn of Hoen gebraen, Men sal u dienen naer u lusten.

Mijn Edel Heer neemt dit in danck, Van Heemste vrede ick u wensche, 't Geschiet uyt liefde om den sanck,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(88)

Wat te verbreen onder de menschen.

Edel Heemstede Edel present, Nieuwe Huysen siet men daer maken, Lieve Borgers blijft daer ghy bent, Ghy sult licht niet beter raken.

Seventigh jaer of daer omtrent Js dit eerst mael van mijn geschreven, 'k Wensch mijn vrienden voor een present, Hier na by Godt 't Eeuwigh leven.

Ons Prince Godt Hemelsche Vader, Gewaerdt u kinders al gelijcke, Dat wy meugen komen hier naer, Blincken in u eeuwigh rijcke.

Wint altijd.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(89)

Op de Huldingh van Carel de tweede, Coning van Spanjen, tot Hartogh van Brabant, en Grave van Vlaenderen.

Op de wijse: Trompet marin, &c.

Wat voor groote blijdtschap onder al de lien Jsser korts te Brussel op het hof gesien, Al om Coningh Carel, onsen Spaense Helt, Die men schoone,, d'Hartoghs Kroone Heeft op gestelt.

Anno sestien hondert ses-en-sestigh Jaer, Vier-en-twintig dagen in Februaer, Saghmen al de groote Heeren van Brabant Hem vereeren,, Met schoon kleeren, Triumphant.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(90)

Smorgens seer kost'lijck al omtrent de noen, Sagh men dese Heeren hun paraden doen, [A]l op schoone Paerden die men heeft aenschout [S]y daer reden,, Met haer leden,

[S]tijf in 't Gout.

Dese schone treyn quam zwierig van het Hof Als een schoone bergh, al tot Conings lof, Langs de Houtmart reden sy duysent sterck, [E]n sy quamen,, Al te samen

Na de kerck.

't Was ter Sinte Goele dat sy allegaer, Quamen Mis te hooren in het openbaer;

Daer sagh men den Tempel kostelijck verciert, En Muzijcke,, Van gelijcke,

Vreughdigh tiert.

Als nu de Aerts-bisschop had de Mis gedaen,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(91)

Soo zijn al de Heeren weer na huys gegaen;

Voor uyt sagh men rijden roo Capoten daer, Ketel-trommel,, Met gedommel

Volgen naer.

Silvere Trompetten kloncken over-luyt En veel Edel luyden trocken daer voor uyt:

d'Heeren van Antwerpen, Brussel, Loven mee Sagh men volgen,, Onverbolgen,

Dese tree.

De Brabantse Standert droeg een Edelman, d'Edel Heeren Staten, die men noemen kan, Als Baronnen, Graven, Princen, paer en paer Met Prelaten,, hoogh van staten,

Reden naer.

Den Antwerpsen Bisschop sat lustig te paert Achter dees Prelaten, als seer hoog van waert,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(92)

Herauten met haren Wapen-rock belaen, Sagh men rijden,, Te dier tijden, Achter aen.

d'Hoog geboren Graef de Marquis de Castel Op een deftigh Paert verheven sat seer wel, Tusschen d'Helbardieren, blinkent als de Son, Die met Kralen,, Men siet bralen

[J]n ons bron.

Langs de groote Mart, en weder na het Hof Sagh men dees paraden keeren vol van lof, Na een schoon Theater op de Bally-pleyn Js gereden,, En getreden

Desen treyn.

Als men dese Heeren sagh ten toon daer staen Hebben sy te samen daer den Eedt gedaen, Viva, viva, viva, riepens' den Hertogh,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(93)

En men strooyde,, Ende gooyde Zilver, Gout.

De Trompette klonken, en men scheyde doen, Na des Hertogs Tafel, alsoo 't was na de noen, Daer veel kostelijcke Spijs was toe-bereyt, Heeft mee d'Heeren,, Daer met eeren, Toen geleyt.

Alle de Pasteyen en het Wilt-gebraet, Was niet om te noemen dat op Tafel staet:

Suycker en bancket en delicaten Wijn, Most geschoncken,, En gedroncken, Lustigh zijn.

Al op de gesontheydt van den nieuwen Vorst Wierden uyt gevaegt veel roemers voor de dorst Hy is jonck en teere,, dus dronckme tot sijn eer, Op dat sparen,, wou sijn jaren,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(94)

Godt de Heer.

Savonts na den eten heeft men trots geviert, De warande met een Vier-werck was verciert Welck dat lustig gaf klinck klack al om en om Geen de Hemel,, Door 't gewemel

[S]chier beklom.

['] s Andrendaegs was op 't stathuys de state feest Daer de Heeren waren vrolik weer om 't meest, Js niet te vertellen wat voor kost'lijckheydt, Dat daer mede,, Wierdt ter steede,

Toe-bereydt.

Twee vierwerken stonden midden op de mart En de groote storm-klock luyde daer soo hart, Drie schoon Piktonstaken en 't stathuys vol ligt Toonde heden,, Wel de reden

Van haer Plicht.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(95)

Hondert duysent menschen sagmen op de been, En oock vijf Gilden trocken op met een, Al de Ambachts kamers vierden van gelijck, Om de vreught,, dat Karels jeught,

Nu sat in 't Rijck.

Prince laet ons met de roemer in de hant, Roepen viva Carel, Hertog van Brabant, Bidden Godt de Heere voor ons Coning mee, Dat God geven,, Hem langh leve,

Pays en Vree.

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

(96)

Suycker-Banghkijck, Geschaft op de Bruyloft van Jan Rapp, Bruydegom, En Jenne de Vuyle, Bruydt,

Toon: Jenne mom belle, Of de kocx Bruyloft.

'k Wier Gister ontboden, Op een zeeck're bruylofs-Feest;

Om dat my den Bruydegom nooden, Ben ick mee ter Feest geweest Maer, O! broeck wat was 'er oock Jn dat Huys een vreemt gespoock,

Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als een goet Visscher hebt haer int net ghecreghen, Niet teghen haren danck, gelijck de visschen pleghen, Maer met haer eyghen vvil: vvilt u dan verblijden, Want nu verkeert in soet

Ja tot der doot in groten strijt, Wert Susanna reyne Vrauwe, Van twee oncuyssche seer benijt, By haer man hielt haer getrauwe, Waechde haer lijf // vroom ende stijf, En heeft haer

T' waer goet dat elck hen wel besaghen, Want wie na schadt beneden staet, Ghelijck dat doet die werelt quaet, Die salt hier namaels wel beclaghen, Want een Christen die is een brief

Gaet Heer met haer niet verder in 't gerichte, Maer wilt doch in uw' wonder scherp gesichte, Eens wenden af, van haer bloet-rode sonden, Siet oock eens aen uw's Soons bloet-rode

Herderin ick sal u wachten, Siet mijn Geytjens zijn te been, Want na u geselschap trachten Al mijn sinnen maer alleen, Wilt u Schaepjens gaen ontsluyten, Komt wy sullen met ons by

Van Gods gemeent men siet Is met haer heerlijckheydt By na vergaen tot niet, Door heerschappy en macht, Werdt Christus geest en woordt Soo heerlijck niet geacht, Gelijck alst

Dees dagh is bereydt Voor uw Saeligheydt, Die met Godt te minnen, Van daegh gy kont winnen Voor eeuwigheydt, Soo gy het quaedt Uyt hert ende sinnen Voor syn liefde laet.. Ick offer

Leenaert Clock, Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen... Wandelt wijslijck nae den Gheest, + Soo ghy