• No results found

Negentig jaar sociaal-democratie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Negentig jaar sociaal-democratie "

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

:n It- u-

e- in

ie- u-

~r­

la- in

d' , de

~8.

!n,

an :h- la-

10-

Je- ro-

le- hl, -2- er- er, er-

)e-

Plan en markt

Van de 85 jaar dat de Nederlandse sociaal-democra- tie zich na 1894 in een vrij Nederland ontwikkelde, nam deze machtige geestesstroming, die lange tijd zo- veel bijdroeg aan de sociale vooruitgang van ons land, nog geen twintig jaar aan de landsregering deel.

Vóór 1937 begrijpelijk - de partij behield tot dan re- volutionaire trekken - maar nadien moeilijker te verstaan. Hoe komt het dat de grote socialistische partij de laatste kwarteeuw maar vijf jaar in de rege- ring zat? Verwijzing naar de polarisatie van de jaren zestig en zeventig, of de vermeende 'verrechtsing' van de 'burgerlijke' partijen lijkt mij te goedkoop, en in ieder geval te mager. De kern van het antwoord moet mijns inziens al in het begin van de jaren zestig worden gezocht: 'De welvaartsfase, die nu is aange- broken maakt het mogelijk en nodig de aandacht te verleggen van de produktie naar de bestedingen en van de producent naar de consument'. (Om de kwaliteit van het bestaan, 1963). Een nieuw-linkse jeugd, die de fakkel overnam, wendt zich in deze speelse jaren van het bedrijfsleven af. Voor de kwetsbaarheid en broosheid van het marktsysteem bestaat niet langer begrip. Terwijl de 'georiënteerde markteconomie' met haar spreiding van macht en ingenieus systeem van sociale checks and balances blijkens meer dan een halve eeuw socialistische ervaring aan beide zijden van het ijzeren gordijn, een levensvoorwaarde - zo niet een wezenskenmerk - van het democratisch so- cialisme zelf is. Een socialisme dat met overtuiging kiest voor de open gemeenschap, waarvan absolute geestelijke, optimale democratische en maatschap- pelijke vrijheid de pijlers zijn.

Al in de tijd van de Sovjetrussische vijfjarenplannen - het begin van de jaren dertig - was ook de sociaal- democratie zich sterk gaan interesseren voor centrale procesplanning en 'geleide economie', zonder zich naar mijn mening voldoende te bezinnen op de moge- lijkheden en grenzen van directe en gedetailleerde overheidsleiding in een - internationaal vervlochten - markteconomie. Deze omissie herhaalde zich in het voetspoor van om de kwaliteit van het bestaan op nog kwalijker wijze toen in socialistische kring de overtuiging groeide' dat de produktie uiteindelijk niet bepaald behoort te worden door vraag en aanbod, zoals ze op de markt tot gelding komen, maar door als tegenstelling geziene, democratisch getoetste gemeen- schapsbeslissingen'. (1. M. den Uyl, 1974)

De parlementaire enquête-RSV die ons volk in 1984 in haar ban heeft, vormt een waardevolle case scutty van het deraillement van een hele samenleving die . haar eigen levenswetten uit het oog verloor. Alleen wanneer zij er gezamenlijk in slagen - als in het ver- leden - elkaar weer te vinden op de vaste bodem van een 'georiënteerde markteconomie' die onverbreke- lijk is verbonden met onze geestelijke en maatschap- pelijke idealen, zal het democratisch socialisme de plaats in het landsbestuur weer kunnen innemen <lie het toekomt, zonder dat de open gemeenschap - die alle Nederlanders lief is - in gevaar wordt gebracht.

J. R. M. van den Brink Oud-minister van Economische Zaken (1948-1952) en

oud-voorzitter van de Raad van Bestuur van de Amro-bank

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984

(2)

- 90 JAAR SOCJ~AL-~EMO(RÀTIE -

! socialisme en democratie jl nummer 7/8,

augustus 1984 230

(3)

Negentig jaar sociaal-democratie

, Het was in een hyper-proletarisch lokaal, hotel' De Atlas' geheeten, dat deze gebeurtenis plaatsvond. Ze was het direkte gevolg van het afzweren der parlemen- taire aktie door den ' Sociaaldemocratischen Bond>!

Die gebeurtenis was de oprichtingsvergadering van de SDAP op 26 augustus 1894 in Zwolle.

Er heerste, schrijft Vliegen, een uitstekende stem- ming, al waren slechts vierenzestig personen aanwe- zig. De veelheid van het getal was in de aanvangspe- riode toch al niet het sterke punt. Op het eerste con- gres van de nieuwe partij, in 1895 in Deventer, waren behalve het partijbestuur zestien afgevaardigden aanwezig. 'Nog levendig herinner ik mij hoe ik, den tweeden dag van het congres getroffen was door hetfeit dat Paaschweide aan de overkant van den IJssel, dien we vanuit de ramen der congreszaal konden zien, door dichte drommen was bezocht, terwijl wij met twee do- zijn menschen, eenzaam in een oceaan van verlaten- heid, daar zaten te delibereeren over het grootste aller wereldproblemen ... ' Het belette Troelstra niet er vol- gens Vliegen 'een der beste speeches te houden, die ik ooit van Troelstra heb gehoord. '

Nee, de twaalf apostelen mochten er in een half jaar twaalf discipelen bijgekregen hebben, ze moesten het vooral van hun overtuiging hebben. Die overtuiging heette de parlementaire actie, het middel was mee- doen aan verkiezingen, het geloof was het gebruik van het kiesrecht.

In 1892 had de Sociaal Democratische Bond van Do- mela Nieuwenhuis op een congres een motie aange- nomen, waarin werd uitgesproken dat de taktiek der sociaal-democratische partij een revolutionaire is, omdat zij' de omverwerping der bestaande maatschap- pelijke orde beoogt met alle haar ten dienste staande wettelijke of onwettelijke, vredelievende of geweldda- dige middelen'z In 1893 besloot het congres van de SDB onder geen voorwaarde hoegenaamd, ook niet als agitatiemiddel, mee te doen aan verkiezingen.

Het was niet het verschil in program tussen SDB en SDAP, dat doorslaggevend was voor de oprichting der SDAP. Zowel het program van de SDB van 1882 als dat van de SDAP van 1895 zijn geïnspireerd door het Erfurter program van de toen al sterke Duitse zu- sterpartij. Centraal staat het breken met de kapitalis- tische voortbrengingswijze en het doen deelnemen van het Nederlandse proletariaat aan de internatio- nale strijd van de arbeidende klasse. Het program van de SDB vordert overigens als grondslag van de staat 'Afschaffing van alle wetten, die aan de vrouw minder rechten toekennen dan aan de man') In het partij program van de SDAP staat als teken van de strijd tegen het syndicalistisch anarchisme, dat 'zij zal trachten alle politieke rechten te veroveren en deze

te gebruiken zowel om het gehele proletariaat in de klassenstrijd te organiseren, als om invloed te verkrij- gen op de wetgeving ter invoering van onmiddellijke verbeteringen in de toestand der niet-bezittende klasse en ter bespoediging der economische revolutie'4

Het gaat de SDAP om verovering en gebruik van po- litieke rechten, om het gebruik van de politieke mo- gelijkheden, die de burgerlijke democratie sinds de grondwet van 1848 haar verschaft. In het getemperd marxistisch partij program van 1912 wordt hetzelfde nog eens anders gezegd: 'Het proletariaat kan de te- genstand der kapitalistische klasse .... slechts breken door de verovering der politieke macht'.

Democratie

De SDAP is dus ontstaan, omdat haar oprichters ko- zen voor de parlementair democratische weg, tegen niet-wettige en gewelddadige middelen. Die keus was in andere landen eerder aan de orde geweest. De vraag was door Marx niet ondubbelzinnig beant- woord. Ze hield een afweging in van heel praktische aard: waarmee viel op den duur voor de ontrechten meer te bereiken? Ze hield ook een afweging in van het belang van verdere ontwikkeling van wetgeving en rechtsregels voor de omhoog strevende arbeiders- klasse. Het is geen geringe zaak dat in de onvolkomen staatkundige democratie met een nu belachelijk voorkomende beperking van het kiesrecht in die ja- ren die keus door de SDAP werd gemaakt.

De stellingname werd in het beginselprogramma van 1937 verdiept. Daar heet het dat voor de SDAP socia- lisme en democratie onafscheidelijk, socialisme en dictatuur onverenigbaar zijn.

Ik vind het jammer, dat die korte, heldere formule- ring in de naoorlogse programma's verloren is ge- raakt. Want de standpuntbepaling, die beslissend was voor de oprichting van de SDAP is natuurlijk niet onaangevochten gebleven. Feitelijke gebeurtenissen en ideologische ontwikkelingen dwongen telkens weer tot hernieuwde afweging. Ik noem de spoorweg- staking van 1903. Wat als de staat legaal fundamente- le rechten schendt? De strijd met de Tribunegroep, die in 1909 leidde tot een afsplitsing, die op haar beurt de basis legde voor de Communistische Partij Hol- land. Het revolutiejaar 1918 en wat de vergissing van Troelstra is gaan heten.

Het debat op het Haarlemse SDAP congres van 1932, dat leidde tot de afsplitsing Onafhankelijk Socialisti- sche Partij (OSP) en waar Albarda stelde: 'De strijd loopt over de vraag of de tijd gekomen is voor machts- vorming met buiten-parlementaire middelen'5 Het congres wees die middelen af, omdat de strijd 'voor de handhaving en verdere ontwikkeling der democra-

231

J. M. den Uyl Voorzitter van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984

(4)

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984

tie een wezenlijk bestanddeel is van de beginselen en idealen der partij'.

Ik stel vast dat degenen, die in de jaren dertig voorop hebben gelopen in het verdedigen van de democratie als beginsel van de part i j, ook rechtop hebben gestaan in het verZet tegen de barbarij in 1940-'45. Ik noem alleen de namen van Vorrink, Wiardi Beekman en van Drees.

Na 1945 was het niet anders dan daarvoor. Democra- tie als doel en als methode was in geding bij de haven- stakingen in 1945, de militaire acties tegen Indonesië, en dan versneld, de Maagdenhuisbezetting in 1969, de ontruiming van kraakpanden, acties tegen kern- centrales en mogelijke acties tegen plaatsing van nieuwe kernwapens. De partijraad van de PvdA stel- de in 1983 een helder stuk over de grenzen van de bur- gerlijke ongehoorzaamheid vast.

Ik ben nogal uitvoerig ingegaan op de betekenis van de democratie voor de sociaal-democratie. En wel om een aantal redenen. De eerste is dat bij alle tegen- slag en mislukking de weg van de parlementaire actie een vruchtbare is geweest. De totstandkoming van de verzorgingsmaatschappij en van een gemengde eco- nomische orde met een wettelijke verankering van werknemersrechten is op de grondslag van maat- schappelijke actie langs parlementaire weg geschied.

Dat hoeft niet begeleid te worden met een verkette- ring van anarchistische of revolutionair socialistische methoden, omdat ze in ons land slechts in de periferie aan bod komen.

In de tweede plaats heb ik behoefte opnieuw vast te stellen, met het beginselprogram van de SDAP van 1937, dat socialisme en dictatuur onverenigbaar zijn.

Dat geldt voor fascistische dictaturen, dat geldt voor communistische dictaturen. Wie voor die laatste te gemakkelijk begrip toont, verloochent de twaalf mensen, die op 26 augustus 1894 besloten de lange moeizame weg van de parlementaire actie te gaan.

In de derde plaats is er aanleiding om de betekenis van de democratie voor het socialisme te benadruk- ken, omdat er zich steeds weer krachten manifeste- ren, die erop uit zijn, de democratie met als hoogste orgaan de op basis van het algemeen kiesrecht geko- zen volksvertegenwoordiging te verzwakken. Dat is kenmerk van tijden van crisis. Het is eveneens ken- merkend voor tendensen naar technocratisch be- stuur, die gemakkelijk aanknopen bij opzienbarende technologische ontwikkelingen.

Socialisatie

In hoeverre is de sociaal-democratie in ons land erin geslaagd het kapitalisme te overwinnen en de maat- schappelijke organisatie der voortbrenging te verwe- zenlijken? Ik zal geen krampachtige poging doen om bijkans een eeuw maatschappelijke ontwikkeling in enkele bladzijden samen te persen. Ik volsta met het aanbrengen van enig onderscheid in de programmati- sche ontwikkeling van de sociaal-democratie.

In de periode tot 1920 viel de nadruk op de socialisa- tie van de porduktiemiddelen, uiteraard naast de strijd voor het algemeen kiesrecht en achturendag. In de periode tussen de beide wereldoorlogen komt het

232

plansocialisme tot ontwikkeling. De jaren vijftig en zestig zijn de periode van de opbouw van de verzor- gingsmaatschappij. Volledige werkgelegenheid en sociale zekerheid zijn de voornaamste doeleinden, uitbreiding van de collectieve sector is het resultaat.

In de jaren zeventig ligt de nadruk op een meer recht- vaardige verdeling van inkomen, kennis en macht.

Het gaat om de verbetering van de kwaliteit van het bestaan met integratie van de zorg voor het milieu en het afstand nemen van maximale economische groei.

Er zit naar mijn smaak een redelijke consistentie in deze verschuivende doelstellingen en de daarbij ge- zochte middelen en instrumenten. Enkele kantteke- ningen passen hierbij.

Buiten de openbare nutsbedrijven en het chemisch bedrijf DSM heeft Nederland geen grote overheids- bedrijven. Dat vindt ten dele zijn verklaring in het in oppositie zijn van de SDAP tot 1939 en de minder- heidspositie van de PvdA daarna. Maar al in de jaren dertig verschuift de nadruk naar socialisatie van de beschikkingsmacht. Ondanks het voortreffelijk so- cialisatierapport van 1920 waren en zijn de geesten in dit land nooit rijp geweest voor enige socialisatie op grote schaal. De socialisatie van de particuliere mij- nen werd na 1945 afgezworen. Staatsexploitatie van aardgas en olie mocht niet. Breedband werd in 1964 afgestoten. De Postbank is er zeven jaar na indiening van het wetsontwerp door Duisenberg nog niet. De leer van de staatsonthouding van bemoeiing met het economisch leven is in dit land diep ingevreten. En het drama van RSV, is niet het drama van de over- heidsbemoeiing, maar van de overheidsonthouding ten aanzien van de particuliere onderneming. Alle commissies die sinds 1964 ter reorganisatie van de scheepsbouw door achtereenvolgende kabinetten werden ingesteld, hadden mensen uit het bedrijfsle- ven als voorzitter en de scheepsbouwers zelf als nota- bele leden. Er kon drie en een half miljard in RSV

gaan, zonder dat de staat één aandeel kreeg, want 'de

overheid mag niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten', zo luidt de heilige schriftuur.

Bij het ontbreken van een toetsbare gesocialiseerde sector is de bedrijfsorganisatie ondoorzichtig geble- ven. De functionele decentralisatie, aangedragen door de SDAP, het subsidiariteitsbeginse\ van de KVP en de souvereiniteit in eigen kring van de AR hebben gezamenlijk geleid tot een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie die alieen in de landbouw doel- treffend is gebleken. Ze heeft een levensvatbare So- ciaal Economische Raad opgeleverd. Ze heeft geen sectorbeleid in de industrie mogelijk gemaakt anders dan via telkens wisselende improvisaties.

Op het vlak van de medezeggenschap komt de wet op de ondernemingsraden, die in 1979 tot stand kwam, in hoofdtrekken overeen met het ontwerp, dat de commissie van de SDAP en NVV die daarover in 1923 rapporteerde, ontwierp. Nederland loopt wat de medezeggenschap betreft nog steeds achterop bij de Bondsrepubliek, wat het bedrijvenwerk betreft, bij de Angelsaksische landen.

Ik zie geen reden het ontbreken van een belangrijke gesocialiseerde sector uit economisch oogpunt ern-

(5)

en lr-

~n

n,

lt.

1t- lt.

let en

~i.

In

~e­

:e- ch Is- in

!r- en de :0-

in op ij- an 64 ng

)e

::n

let

~r­

ng Ile de en le- ta- iV de Ier de le- en de

.R

ke el-

:0-

en

!rs op m, de

in de de bij jke rn-

stig te betreuren. Wel uit het gezichtspunt van politie- ke controle op het beheer en bestuur van de grote particuliere onderneming, want daarmee is het on- danks de zogenaamde structuurwetgeving, miserabel gesteld. En het ontbreken van een toetsings en plan- ningsinstrumentarium van enige betekenis in de marktsector wreekt zich nog elke dag. Toegegeven, ook dat is gelet op de grote in- en uitvoerafhankelijk- heid van de Nederlandse economie geen eenvoudige zaak. Maar het blijft pover, dat de herstructurering van de industrie een zaak is van een enkele jaren fun- gerende commissie, die dan weer in het niet ver- dwijnt. Dat de technologische vernieuwing een zaak is van enkele individuele rapporten. Dat voor een drastische verkorting van de arbeidsduur geen enkele blauwdruk voorhanden is. Dat onze belangrijkste planningsinstituten, CPB, SCPB en WRR vrijwel on- gecoördineerd naast elkaar functioneren. Dat op de golf van terugval op de magie van de markt, de ge- dachte van de maakbaarheid van de sameleving ge- heel dreigt te worden weggespoeld.

De rol van de staat

Ik kan in dit verband niet voorbijgaan aan de discus- sie over sociale en politieke democratie, over de rol van de staat, die de SDAP heeft begeleid en die nu terecht in de PvdA wordt gevoerd.

Marx heeft zijn plan om een theorie over de staat de schrijven nooit uitgevoerd. Wat is overgebleven, is de gedachte dat de staat veroverd moet worden om haar vervolgens te laten afsterven en te vervangen door coöperaties van producenten. Sociaal-democraten hebben van oudsher een ambivalente houding tegen- over de staat. In 1949 publiceren onze Belgische par- tijgenoten opnieuw het boek van Emile van der Velde uit 1918 Het socialisme tegen de staat. Zij doen dat in de serie 'Constanten der socialistische gedachte' met een woord vooraf van Lous de Brouckère, die sommi-

gen.van ons vooral zullen kennen van het naar hem

genoemde plein in Brussel. Het geschrift van Van der Velde is een felle aanval op het etatisme. Hij waar- schuwt dat het in overheidshand brengen van allerlei nutsbedrijven, zoals aan het einde van de Eerste-We- reldoorlog gebeurde, wel de staat, maar niet het so- cialisme diende. 'Het komt er op aan, dat de actie voor de verovering of het gebruik van de staat, de strijd te- gen de staat, als overheersingsorgaan ener klasse, niet belet. '

Het is dit wantrouwen tegen de staat, dat Troelstra reeds in 1907 bracht tot het aan de orde stellen van zijn denkbeelden over het politiek systeem der so- ciaal-democratie, waarin de gedachte van een econo- misch parlement een grote rol zou gaan spelen. In 1931 verscheen het rapport Nieuwe Organen, waarin de instelling van een aantal organen op economisch gebied met verordenende bevoegdheid werd voorge- steld. De Commissie had er vijf jaar over gedaan en - belangrijker - bevatte een minderheidsnota van Bonger en Wibaut, waarin zij zich tegen de voorge-

stelde producentenorganen keerden. Hun argument

was dat langs die weg het verbruikersbelang nooit be-' hoorlijk gerepresenteerd en verdedigd zou kunnen

worden. Een socialistische gemeenschap kan slechts bestaanbaar zijn, indien zij ten algemenen nutte pro- duceert - economisch gezegd: zij kan slechts een ge- meenschap van en voor consumenten zijn'6 Zij wijzen een rechtscheppende bevoegdheid voor andere orga- nen dan de staat, provincie en gemeenten af.

Dat is meer dan een halve eeuw geleden. Een reuzen- sprong naar de huidige discussie is geoorloofd en ge- boden. Het wantrouwen tegen de staat is weer opge- vlamd, maar de zin uit het beginseIprogram van 1937 blijft juist. Die zin luidt: 'De SDAP verwerpt de op- vatting dat de staat zich zoveel mogelijk moet onthou- den van bemoeiing met het economisch leven'. Dat is juist om de simpele reden dat tussen de staat en de markt van de particuliere onderneming zich zo weinig organiseren laat wat doeltreffend rekening houdt met het consumentenbelang of, wil men, het algemeen belang. Dat is de les van negentig jaar.

Het alternatief, dat Kalma aandraagt in zijn uiterst stimulerende studie over De illustie van de 'democra- tische staat', dat van de sociale democratie, waarin met name de vakbeweging een essentiële rol te ver- vullen heeft naast de organisaties van allerlei deelbe- langen is weinig geloofwaardig. Organisaties ontwik- kelen invloed en macht als producent, niet als consu- ment. Ik zeg dat niet, omdat in Nederland de consu- mentencoöperatie tussen wal en schip is verdwenen. Men moet de particuliere organisatie niet te zwaar opzadelen met het in acht nemen van andere belan- gen dan waarvoor ze is gevormd.

Intussen moet worden erkend dat de sociaal-demo- cratie via het plansocialisme bij de opbouw van de verzorgingsmaatschappij te vaak een te zware wissel heeft getrokken op de overheid. De kritiek op De weg naar vrijheid in de jaren vijftig richtte zich vrijwel ge- heel op de te grote rol die aan overheid en wetgeving werd toegekend. En achteraf gezien, niet zonder grond. De Galan merkt over Om de kwaliteit van het bestaan (1963) op, dat er wel een open oog is voor de problematische facetten van de relatie tussen burger en overheid, maar de hoofdstroming ademt toch de geest 'wat de overheid doet, is wel gedaan'. 7 De tegen- beweging verdient een eigen socialistische profile- ring. Ze richt zich op reorganisatie van de rijksdienst, scherpt verantwoordelijkheden ook van ambtenaren naar gekozen controlerende organen toe. Ze ver- sterkt de taak en bewerktuiging van Kamer, Staten en Raden. Ze dunt het overleg tussen regering en belan- genorganisaties uit. Het horen van belangenorganisa- ties hoort primair niet bij de uitvoerende macht, maar bij de gekozen vertegenwoordigende lichamen. Ze dereguleert, waar belangen sterk genoeg zijn zichzelf te verdedigen. Ze breekt met de wantoestand dat honderdduizend gulden voor het clublokaal drie con- troleschrijven moeten passeren en drie en een half miljard per parlementaire enquête van de bodem 'van de Waterweg moet worden gebaggerd, althans de herinnering eraan. .

De staat krijgt bij een dergelijke benadering ook meer de kans een rechtsstaat te zijn, zoals het begin- selprogram van 1959 zo heIder stelde. Zij schept recht, maar is zelf onderworpen aan rechtsregels en

233

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984

(6)

daarop toetsbaar en aanspreekbaar. De staat mag zich niet onthouden van bemoeiing met het econo- misch leven, maar zij verdient structureel gewan- trouwd te worden, omdat zij macht uitoefend. En alle uitoefening van macht moet gecontroleerd worden.

Erfenis

De SDAP is in 1946 opgeheven en met de Vrijzinnig Democratische Bond en Christen Democratische Unie plus een aantal groepen opgegaan in de PvdA: de SDAP is wel de grootste, maar niet de enige voor- loper van de PvdA. Het is onjuist en ondankbaar voorbij te gaan aan de bestuurskracht en het liberaal- socialistische gedachtengoed dat is ingebracht door de vrijzinnig democraten. Dat geldt des te sterker, omdat zij een aantal radicale denkbeelden hebben vertegenwoordigd, die juist in de jaren zeventig in de PvdA weer een grotere rol zijn gaan spelen. Het op- komen voor minderheidsgroepen (buitenlanders, ho- mofielen) de bescherming van de persoonlijke le- venssfeer, de ontwapeningsgedachte , om er enkele te .lC'cmen. De VDB vertegenwoordigde het vrijzinnige pla.teland en de middengroepen, de 'nieuwe midden- stan<_ , waarvoor de SDAP in haar program van 1912 voor h, t eerst ruimte maakte. Met uitzondering van het vertr.>k van Oud hebben zich met de vroegere vrijzinnig-democraten nauwelijks botsingen voorge- daan. Daartoe droeg bij dat de PvdA in de beginjaren voorzichtig was met liederen en symbolen. Dat gold ook voor de protestanten en katholieken, die deels via de werkgemeenschappen een constituerend deel gingen uitmaken van de PvdA. Later veranderde dat. De rode vlaggen wapperden bij de congressen en de Internationale wordt weer veelvuldig gezongen, zij het dat niet alleen bij mij zodra het couplet over 'de staat verdrukt, de wet is logen' begint, de tekst hard- nekkig zoek blijkt.

Het aandeel van het religieus socialisme, de protes- tanten en katholieken in de PvdA is constant geble- ven, maar na de wat geforceerde opheffing van de werkgemeenschappen in het begin van de jaren zestig is veeleer de situatie van de SDAP teruggekeerd, de SDAP, waarin een aantal belijdende christenen ac- tief waren.

Heeft de vorming van de PvdA, de overgang van ar- beiderspartij naar volkspartij de ideologie en stijl van de sociaal-democratie wezenlijk geraakt? In een aan- tal opzichten wel. Ik denk daarbij niet aan de curieu- ze omzwerving naar nationale waarden als gepropa- geerd door de Nederlandse Volksbeweging. De aan- zetten daartoe waren trouwens al afkomstig uit het beginselprogram van de SDAP van '37. Daar is spra- ke van 'de totstandkoming van een werkelijke volks- eenheid' en van de plaats die de arbeidersklasse zich 'in de nationale volksgemeenschap heeft verworven'.

Deze retoriek is gelukkig weer overgewaaid. Er is een duidelijke breuk met het determinisme van de negentiende eeuw. De maatschappij ontwikkelt zich niet meer natuur-noodwendig onder druk van haar tegenstellingen naar het socialisme. Er is een realistischer mens- en cuItuurbeeld, een meer inge- houden formulering ook van een socialistische maat-

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984 234

schappij. Jammer genoeg toont het beginselprogram van 1977 op een aantal gunten een terugval. Het geeft een wenselijke en noodzakelijke verbreding door in- troductie van het evenwicht tussen mens en natuur, het besef van de beperkingen van grondstoffen en economische groei, de emancipatie van de vrouwen de betrokkenheid op de Derde Wereld.

Daar staat tegenover dat over het karakter van de staat als rechtsstaat wordt gezwegen, dat gelijkwaar- digheid wordt verdrongen door gelijkheid en dat wel de individualisering, maar niet de gemeenschapsvor- ming als doelstelling wordt behandeld.

Het program is een typisch produkt van de jaren ze- ventig, waarin de PvdA deel uitmaakt van het eerste kabinet met een progressieve meerderheid dat de winst aan inzichten van de jaren zestig tracht te ver- disconteren en halverwege wordt geconfronteerd met de economische stagnatie en de voorlopers van een economische wereldcrisis van ongekende heftigheid.

Massawerkloosheid en het einde van de ontspanning tekenen zich af. De Noord-Zuid verhouding geraakt in een impasse, het vooruitgangsgeloof wordt ge- schokt, de kernwapenwedloop beheerst het denken. De reactie van de PvdA daarop kleurt naar huidig ka- rakter. Maar alvorens daarop in te gaan, dient de vor- ming van de PvdA zelf aan de orde te komen. De PvdA werd opgericht om de verstarring in de Ne- derlandse politiek te doorbreken. Over het feit van die verstarring, die ertoe leidde dat de SDAP ook na de invoering van het algemeen kiesrecht nooit boven de drieëntwintig procent uitkwam, bestond in de SDAP amper verschil van mening.

Het voortbestaan van de confessionele partijen, na- dat de emancipatie van het katholieke en van het cal- vinistische volksdeel haar beslag had gekregen, werd terecht aangemerkt als een vertroebelend element in de politiek, waarin sociale vraagstukken centraal stonden. De vorming van de PvdA heeft na 1945 ge- leidelijk aan een proces van ontzuiling en deconfes- sionalisering in de hand gewerkt. In die zin is de 'Doorbraak', het begrip dat bij de vorming en in de eerste periode van haar bestaan, zo'n dominerende rol in de PvdA vervulde, zeker geslaagd te noemen.

Ze heeft echter de vorming van het CDA niet voorko- men en zeker niet geleid tot de lange tijd door de PvdA nagestreefd tweedeling van de Nederlandse politiek.

Bij de voorbereiding van de PvdA, ook gedurende de iIIigaliteit, stond velen het voorbeeld van de Engelse Labour Party voor ogen. Daar was immers van strijd om de levensbeschouwlijke binding van de politiek geen sprake. Daar was een heldere keus tussen een progressieve en conservatieve regering mogelijk. Te veel werd vergeten hoezeer het Engelse politieke stelsel gebonden is aan het districtenstelsel. Wiardi Beckman betreurde terecht in 1938 dat het rapport van de SDAP over Het staatkundig stelsel van de so- ciaal-democratie zich helaas vóór het behoud van de evenredige vertegenwoordiging heeft uitgesproken.

Hij stelde: 'Ik kan niet ontkennen, dat het stelsel der evenredige vertegenwoordiging tot de verstarring in

(7)

m :ft n-

.r,

!n

!n

je lr- 'el Ir- e- te je

:r- et

!n

d.

19 kt e-

:a-

)f-

e- m

la

!n je a- d- rd in lal

;e- :s- je de de on.

:0- de (se de

se jd ek en

re

ke 'di )rt

'0-

de on.

Ier in

ons staatkundig leven heeft bijgedragen'. H

De PvdA heeft zich geforceerd om het nagestreefde verband tussen kiezers uitspraak en kabinetsvorming, met als oriëntatiepunt een politieke herverdeling tus- sen progressief en conservatief, te realiseren. Voor zover dat gebeurde met behoud van een mathema- tisch toegepaste evenredige vertegenwoordiging bleef het bijten in eigen staart.

Voorstellen als van Burger om de helft van de Kamer- leden te laten kiezen op de grondslag van evenredig- heid en de andere helft op basis van een meerder- heidsstelsel of van de invoering van een zeer gema- tigd districtenstelsel (twaalf of vijftien districten) zijn gestrand. Pogingen om op basis van een onverkorte evenredigheid tot tweedeling te komen zijn er vele geweest. Uitsluiting vooraf van andere partijen als re- geringspartner (VVD in 1959, KVPin 1969); vorming van regeringsakkoorden vóór verkiezingen (1971 en 1972). De vorming van een progressieve volkspartij werd door het congres van de PvdA in 1973 afgewe- zen. Dat was teleurstellend uit een oogpunt van pro- gressieve samenwerking met D'66 en het centrum, maar ze zou onder de bestaande werking van het kies- stelsel ongetwijfeld zijn gevolgd door afsplitsingen op linker en rechtervleugel.

Het was tegen die achtergrond het logische sluitstuk van een leerproces dat de PvdA in 1982 haar veto te- gen regeringssamenwerking met de VVD liet vallen.

Het zou intussen verkeerd zijn als dat sluitstuk een terugkeer zou betekenen tot de positie van de SDAP voor wie in elk geval tot 1913, het jaar van het rege- ringsaanbod van Bos, alleen samenwerking met de li- beralen in aanmerking kwam. Het is een periode waarin de afkeer van kameleontische trekken van christen-democratische politiek begrijpelijk is, niet ondienstig te herinneren aan de positie die de SDAP daartegenover heeft ingenomen. Het is met name Troelstra geweest, die de SDAP heeft uitgetild boven een vereenzelviging met liberale praktijken op het vlak van de maatschappelijke organisatie.

Socialisme en liberalisme hebben een gemeenschap- pelijk erfgoed in de ideeën van de Franse Revolutie (vrijheid, gelijkheid en broederschap). In de negen- tiende eeuwse politieke werkelijkheid hebben de li- beralen daaraan veelal een arrogante en elitaire inter- pretatie gegeven, die de vorming van katholieke en protestantse politieke partijen heeft geprovoceerd en daarmee het draagvlak voor de sociaal-democratie versmald. Het heeft Troelstra gebracht tot zijn verde- diging van de 'Groninger Schoolmotie' , waarin de volstrekte financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs is neergelegd, toen de liberalen daar niet aan toe waren. Troelstra motiveerde dat met' de zucht de sociale eenheid der arbeiders als uit- gebuite klasse in haar politieke strijd niet op ideologi- sche gronden te verdelen. 9 Voor de sociaal-democraat geen kwestie van taktiek maar van beginsel. 'Het be- tekent de toepassing van de beginselen van vrijheid en democratie op het terrein van het geestelijk leven door

de wetgeving'. .

Troelstra behandelt hetzelfde thema in zijn laatste re- devoering in de Tweede Kamer in 1924. 'De sociaal-

democratie heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de enig mogelijke grondslag voor politieke partij- vorming in hoofdzaak is van sociale aard. Daarom hebben wij ons nooit laten indelen bij de linkerzijde'.

Troelstra bedoelt met die linkerzijde waar de SDAP niet thuishoort, het negentiende eeuwse links: laïcis- tisch, anti-godsdienstig, individualistisch, anti-vak- beweging, veelal anti-sociaal en bijna altijd elitair. Ik kan me begrijpen dat velen moeite hebben met een sociaal-democratie die zich niet wil laten indelen bij de linkerzijde. Dat slaat dan ook terug op een periode dat het Europese liberalisme nog als links gold en zich nog niet ontwikkeld had tot steun en pleitbezorger van al of niet modern conservatisme.

De VVD is in ons land niet toevallig aan de rechterzij- de van de Kamer terechtgekomen: soms rechts, soms links van het CDA, maar in beslissende sociale vraag- stukken altijd weer naar het conservatisme neigend.

Wat daartegenover de Democraten in de Verenigde Staten en de PvdA verenigt, is dat zij beide uit grond van hun opvatting over de gelijkwaardigheid van mensen een vluchthaven zijn voor minderheidsgroe- pen, voor werklozen, buitenlanders, homo's en zo- veel meer gediscrimineerden. Dat karakter van he- dendaags socialisme sluit gelegenheidscoalities van de PvdA met de VVD niet uit. Daar zijn, zoals be- kend, hele praktische argumenten voor, maar het mag de ogen niet sluiten voor de tegenstellingen waar het binnen- en buitenlandse politiek betreft. En die hebben meer te maken met de vertaling van funda- mentele democratie dan met de mate van overheids- invloed op het economische leven.

Ik ben daarmee terug bij mijn begin, het ontstaan van de SDAP als een partij die het algemeen kiesrecht wilde veroveren en een sterk parlement als een waar- borg voor de vrijheid ziet. Er is alle reden die karak- tertrek van de sociaal-democratie te beklemtonen.

Ook naar het CDA toe. Het is geen toeval dat in Bel- gië al twee jaar een christelijk-liberale regering bij volmacht regeert. Het is geen toeval dat het kabinet- Lubbers zo gemakkelijk door de Kamer aanvaarde moties naast zich neer legt. Het is geen toeval dat in het CDA een flirtation op gang is gekomen met klein rechts. Men mag niet vergeten dat SGP, RPF en GPV, hoe gemoedelijk hun gedrag veelal mag zijn, programma's hebben met wezenlijk a-democratische trekken zij het dat dat voor het GPV minder geldt dan voor de SGP. De politieke vertaling van theocratisch denken in deze partijen vormt een latente bedreiging van wezenlijke vrijheden en_ verklaart hun begrip voor het apartheidsstelsel in Zuid-Afrika. Het ge- mak, waarmee het CDA in voorkomende gevallen, waarvan de kernwapenbeslissing het meest spreken- de voorbeeld vormt, aanleunt tegen de steun van klein rechts is in hoge mate verontrustend. Opnieuw, dat sluit coalities met het CDA niet uit. Het onder- streept het belang dat de sociaal-democratie zich blij- vend verdiept in de beweegredenen waarop de SD AP werd opgericht: het voeren van de strijd voor de on- trechten en gediscrimineerden op een wijze, waar- door de gelijkwaardigheid van allen gestalte zal krij- gen.

235

sociaUsme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984

(8)

De PvdA beheert de erfenis van de SDAP, van het vrijzinnig liberaal socialisme en van radicaal christe- lijk denken over de samenleving. Ze heeft eerder dan de meeste socialistische partijen in Europa de beteke- nis onderkend van de nieuwe sociale bewegingen, die zich op het gelegde fundament van de verzorgings- maatschappij hebben ontwikkeld. Ze heeft via de commissie-Mansho/t in de jaren '71 en '72 zich reken- schap gegeven van de waarschuwingen van de Club van Rome. Ze heeft de grenzen, te stellen aan econo- mische groei erkend en aan de milieubeweging een centrale plaats in program en beleid gegeven. Ze heeft via Tinbergen, De Niet, Ruygers, Pronk en ve- len meer, kunnen voortbouwen op de onderkenning in De weg naar vrijheid in 1951 werd gegeven van de verplichting ten opzichte van de Derde Wereld als het sociale vraagstuk van de tweede helft van de twintig- ste eeuw. Ze is via de Rooie Vrouwen gedrukt op de gebleven achterstelling van de vrouwen heeft betrek- kelijk snel ingrijpende consequenties getrokken voor de organisatie van het economisch bestel om de emancipatie inhoud te geven. Ze heeft in de samenle- ving en in haar eigen organisatie vergaande conse- quenties getrokken uit de behoefte aan participatie en zeggenschap van personen en actiegroepen. Ze heeft emotioneel en met schokken gereageerd op het manifest worden van de bedreiging, die uitgaat van nucleaire energie en zoveel meer van de nucleaire wa- penwedloop. Ze heeft zich tijdig bezig gehouden met de dubbelzinnigheid van het begrip arbeid in de hui- dige verhoudingen. Ze heeft het traditionele arbeids- ethos ingesnoerd en oog getoond voor het informele arbeidscircuit, maar wel vastgehouden aan de rechts- regels, waarmee beroepsarbeid omgeven dient te zijn.

Het is weinig interessant of de PvdA dit allemaal ge- daan heeft uit kracht dan wel uit zwakheid. Geïmpro- viseerd of planmatig. Feit is dat de PvdA de sfeer van het 'après-socialisme', zoals Touraine dat een aantal jaren terug meende te kunnen beschrijven, niet be- hoeft te vrezen.

Maar het is ook waar dat de Nederlandse sociaal-de- mocratie, die zoveel heeft geabsorbeerd, thans het nodige heeft te verknarsen. Ze heeft deel gehad aan een verwaarlozing van het produktieve ondernemen en zich lang meer voor bestedings- dan voor produk- tievraagstukken geïnteresseerd getoond. Ze is als an- dere socialistische partijen teruggeworpen op een harde confrontatie met de elementaire vraag naar werk en inkomen. Ze is uit dien hoofde meer dan lan- ge tijd het geval was op één lijn gezet met de vakbe- weging, dat betekent een herbezinning op de maat- schappelijke beweging die ouder is dan de SDAP en zonder welke de sociaal-democratie ondenkbaar is. Ze heeft deel gehad aan de uitbreiding van de collec- tieve sector en is dus mede aansprakelijk voor de taak deze solide te financieren. De tekorten van de collec-. tieve sector liggen overwegend - het is bekend - in de sfeer van de inkomensoverdrachten. Ze worden wat de sociale verzekering betreft gefinancierd uit premieheffing. In de groei van de gezondheidszorg en de welzijnsarrangementen is dat veel minder het ge-

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984 236

val. Socialistische partijen hebben eerder bloot ge- staan aan het verwijt gemakkelijker te ontvangen dan te geven. In de jaren twintig vergeleek de Engelse so- cialist R. H. Tawney die zoveel deed om de kapitalis- tische armoede aan de kaak te stellen de programs van socialistische arbeiderspartijen met een bos van glinsterende kerstbomen met geschenken voor ieder- een in plaats van een veldtochtsplan voor een strijd, die wanneer niet alle voortekenen bedrogen, een wanhopige worsteling zou zijn. 10

Die worsteling was de strijd tegen de crisis, de strijd tegen het fascisme en het stalinisme. In die bijna wan- hopige worsteling is de gedachte geboren van het ma- ken en uitvoeren van een plan tot fundamentele her- vorming van de samenleving. Het is onaanvaardbaar dat in een wereld, waarin nog zoveel menselijke be- hoeften van de hoogste prioriteit onvervuld blijven, een deel van ons produktieve vermogen ongebruikt blijft. Het absurde van de huidige situatie is, dat veel produktieve capaciteit vernietigd is, dat tal van be- dri jven kampen met overcapaciteit, dat investeringen niet op gang komen en de werkloosheid hoog blijft, omdat sleutellanden een restrictief beleid voeren, terwijl het een groot deel van de wereldbevolking aan het meest nodige ontbreekt. In die zin geldt in de kern wat staat in het program van de SDAP van 1895:

'Toenemende werkloosheid tegenover onmatig lange arbeidsdagen; gebrek aan koopkracht bij de massa, waardoor de ontzaglijke vermeerdering van het maat- schappelijk voortbrengingsvermogen haar niet ten goede komt' Armoede te midden van overvloed. De sociaal-democratie is aan bod.

Noten

1. W. H. Vliegen in Gedenkboek SDAP, Amsterdam, 1919.

2. Socialistische Documenten, Amsterdam, 1952.

3. a.w.

4. a.w.

5. Geciteerd bij K. Vorrink, Een halve eeuw beginse/- strijd, Amsterdam, 1952.

6. Nieuwe Organen, Amsterdam, 1931, p. 166.

7,

c:

de Galan in Wetenschappelijk Socialisme, Amster- dam, 1981.

8. Ir. J. W. Albarda; Een kwart eeuw parlementaire werkzaamheid in dienst van de bevrijding der Neder- landsche arbeidersklasse, Amsterdam, 1938, p. 71.

9. Gedenkboek SDAP, Amsterdam, 1919.

10. Geciteerd door G. M. Nederhout in J. Bank en S.

Temming, Van brede visie tot smalle marge, Alphen a.d. Rijn, 1981.

(9)

Negentig jaar sociaal-democratie in de

herinnering van een reformist

Willem Drees sr. is op 5 juli jongstleden 98 jaar oud geworden, acht jaar ouder dan de georganiseerde so- ciaal-democratie in Nederland. Vlak vóór zijn zes- tiende jaar, in 1902, werd hij lid van de SDAP en hielp mee 'plakken' om in district 111 te Amsterdam Troelstra gekozen te krijgen als lid van de Tweede Kamer. 'De socialisten zeggen: Troelstra moet in de Kamer; God zegt: Troelstra zal niet in de Kamer', zo poneerden de Anti-Revolutionairen. Ongeacht Gods wil werd Troelstra gekozen en de eerste socialistische vergadering die Drees bijwoonde was die waarin Troelstra's verkiezing werd gevierd. Hij vormde me- de het gehoor van Herman Gorter en, natuurlijk, Pie- ter Jelles Troelstra. Drees wist zich 'daardoor des te meer voor de SDAP gewonnen', zo zegt hij meer dan tachtig jaar later in zijn woning aan de Haagse Beek- laan.

Gedurende drie sessies van elk ongeveer een uur - langere gesprekken vermoeien hem te veel - heb ik in april met Drees gesproken: over zijn keuze voor de SDAP en tegen Domela Nieuwenhuis en ook over zijn afscheid van de PvdA; over oude idealen als so- cialisatie en coöperatie, over inkomensvorming en over de door hem te zamen met de Stichting van de Arbeid geïntroduceerde geleide loonpolitiek; over de houding van de sociaal-democratie, met name de Duitse, aan de vooravond van de Eerste-Wereldoor- log, de Russische revolutie, de daaraan volgende re- volutietaal van Troelstra en het isolement van de SDAP dat daarvan het gevolg was; tenslotte ovér SDAP en PvdA en de 'machtsvraag': meeregeren of niet, als minderheid in een coalitie met burgerlijke partijen.

Drees' actieve politieke loopbaan eindigde na dertien jaar ministerschap in 1958, meer dan een kwart eeuw geleden dus, toen zijn laatste kabinet uit elkaar viel wegens een conflict tussen de minister van Financiën, Hofstra en de fractie van de KVP. Daarna was Drees nog enige jaren actief in de PvdA. Al ruim voordat hij in 1971 de PvdA teleurgesteld verliet, bemoeide hij zich nauwelijks meer met partijzaken. Zijn gehoor en gezichtsvermogen waren daarvoor te zeer achteruit gegaan.

Wie hem nu wil spreken, ontmoet een op het oog zeer breekbare, hoog bejaarde man, ernstig gehandicapt door een vrijwel niet meer functionerend gezicht en een zeer beperkt gehoor. Maar als het gesprek een- maal op gang komt, dan raakt dat alles voor de toe- hoorder vergeten: in heldere zinnen - compleet met letterlijke citaten die soms tachtig jaar oud zijn - ko- men alle herinneringen terug en tegelijkertijd de hartstocht waarmee destijds gebeurtenissen waarge- nomen en opvattingen verdedigd werden. Geestelijk

is de oude reformist Drees, ijverig lezer van Kar!

Marx en bewonderaar van Jean Jaurès, volledig 'bij de tijd' en daardoor, in weerwil van zijn fysieke isole-

ment, indrukwekkend.

Keuze voor SDAP en PvdA: begin en einde Drees, zelf zoon van een bankbediende, ontwikkel-

de, zoals hij wel vaker heeft meegedeeld, zijn belang-

stelling voor maatschappelijke problemen op de han- delsschool in geregelde gesprekken met arbeiders- kinderen wier vaders werkzaam waren in de diamant- industrie. Zo werd hij voorgelicht over socialisme en vakbondswezen, maar werd hij tevens gewaarschuwd tegen het toenemende anarchisme van Domela Nieu- wenhuis. Zo vroeg als maar kon meldde hij zich aan als lid van de SDAP, lang voordat hij het kiesrecht kon verwerven.

Drees: 'Ik ben nogal kritisch van nature. Dus ik was betrekkelijk snel - met alle sympathie voor perso- nen, voor Gorter maar toch meer voor Henriëtte Ro- land Holst en met respect voor hun argumentatie - duidelijk tegen de radicale, later naar het communis- me omgebogen richting. Ik was in die zin reformist, omdat ik sterk overtuigd was, dat men vooreerst de wettelijke middelen moest aangrijpen, ook het kies- recht.

Het werkelijke ideaal van het socialisme is natuurlijk de zaak van de gemeenschapsbedrijven, waardoor men voorkomt dat er enerzijds grote particuliere win- sten worden gemaakt en aan de andere kant de lonen laag blijven; waardoor men groter gelijkheid onder de mensen krijgt, maar de maatschappelijke tegen- stellingen niet helemaal wegwerkt. Dat er verschil blijft bestaan is heel begrijpelijk. Dat merk je ook bij de communisten: in Rusland wordt er op grote schaal groot verschil gemaakt. Ik ben voor sterke beperking van tegenstellingen tussen inkomsten en vermogens, zonder per se gelijk te willen maken. Daartoe moet men wel tot gemeenschapsbedrijven komen. De vraag is dan: hoever kun je praktisch gaan, zonder dat je in nieuwe moeilijkheden en tegenstellingen ver- valt. Ik heb het gelukkig gevonden dat tal van bedrij-

ven, die aanvankelijk particulier geëxploiteerd wer-

den, gemeenschapsbedrijven werden. In Nederland is dat in een groot aantal bedrijven gebeurd, zoals met de elektriciteit, telefoon en later ook met de gas- voorziening.

Ik ben niet zo sterk overtuigd geweest dat men de he- le maatschappij op gemeenschapswijze moet organi- seren, zoals dat door de communisten op een overi- gens afschuwelijke wijze is gebeurd, maar wat het ideaal was van degenen die zich marxisten noemden.

Ik stond daar altijd lichtelijk sceptisch tegenover. Er

237

Interview met dr W. Drees sr. door J. Th. J. van den Berg directeur van de Wiardi Beckman Stichting en redactiesecretaris van SenD

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984

(10)

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984

zat ook heel wat in de kleinere bedrijven, die elk voor zich hun betekenis hadden en waarin de mens geluk- kig kon wezen.

Ik ben van nature iets meer op de praktijk gericht;

geneigd tot äe vraag, wat het praktische gevolg zal zijn. Ik ben echter wel voor een zeer grote ontwikke- ling van het gemeenschapswezen, ook voor het ge- meenschapsbedrijf. Dat moet ook çle praktijk zijn van het streven van socialisten. Maar in de werkelijk- heid is dat maar op zeer matige manier te bereiken.' Radicalen

Gevraagd naar zijn oordeel over de Tribunegroep, onder leiding van Wijnkoop, Ceton en Van Rave- steyn, die door het Deventer Congres van 1909 uit de partij werd verwijderd, is Drees' karakteristieke reactie op deze voorlopers van de latere CPN:

'Oh, maar die waren zo onpraktisch als maar moge- lijk was. Die waren blind voor iedere rustige, zakelij- ke kant van iets. Die hadden zo'n algemeen-propa- gandistische gedachte van het radicalisme.'

Even typerend is overigens dat Drees er voor voelde Van Ravesteyn - 'een grote intelligentie' - weer op de kandidatenlijst te doen plaatsen nadat deze weer was teruggekeerd naar de SDAP. Maar daar voelde de partijleiding niets voor. Eenmaal er uit, voor altijd er uit, was de reactie.

Drees' oordeel over Domela Nieuwenhuis - aan het begin van deze eeuw als socialistenleider al op zijn re- tour - laat evenmin reden tot onzekerheid. Op zich- zelf is dat opmerkelijk, omdat de SDAP zich aan het begin van de eeuw nog lang niet had ontwikkeld tot de grote vertegenwoordigster van de arbeidersklasse die zij later zou worden.

Drees: 'Ik heb hem nog gehoord in 1903 (het jaar van de grote spoorwegstakingen, waarvan de tweede rechtstreeks gericht tegen het kabinet-Kuyper, JvdB), hoewel ik vlak voor het eindexamen van de handelsschool stond, maar ik besteedde toen meer tijd aan vergaderingen. Ik heb het gehoord, maar ik heb ook gemerkt, hoe onzinnig het was en hoe fou- tief. Dat heeft op mij een grote indruk gemaakt: die politieke staking waaraan toen ook de sociaal-demo- craten hun medewerking hadden verleend en waarte- gen Troelstra gewaarschuwd heeft. Dat wordt een mislukking, zo zei hij, en het is verstandiger ons te richten op sociale verbeteringen in de bedrijven. De kracht van de vakbeweging moet men gebruiken om reële dingen te bereiken. Ik heb toen dadelijk gezien, dat sociaal-democraten zich hadden laten winnen voor die politieke staking door de anarchisten. Dat heeft er toe bijgedragen, dat ik uiterst kritisch ben ge- worden tegenover zulk optreden.'

Wat, aldus Drees, niet wegneemt dat hij voor indivi-

duele radicalen in de beweging, Henriëtte Roland Holst in het bijzonder, groot respect had.

Drees: 'Voor Henriëtte Roland Holst heb ik zeer veel gevoeld, niet in de eerste plaats om haar politieke taktiek, die toen linkser was dan die van Troelstra.

Maar het was om de indruk die haar gedichten op mij maakten. Het droeg er wel toe bij om bijzondere be- langstelling te hebben voor de linkse richting die ook

238

door haar werd voorgestaan. Maar ik heb het nooit reëel gevonden: een algemeen, sterk gevoel dat vol- komen eerlijk, zuiver en mooi was, maar toch on- praktisch; niet iets wat in Nederland aansloeg en er toe leidend dat men naliet dingen aan te pakken die men kon bereiken, grote sociale verbeteringen, om- dat men dat te reformistisch vond.'

Ministerialisme

Het is de aloude internationale tegenstelling in de jonge sociaal-democratie, die het meest spectaculair tot uiting is gekomen tijdens het congres van de (tweede) Socialistische Internationale in 1904 te Am- sterdam. Als toehoorder woonde de nog geen acht- tien jaar oude Drees het titanengevecht over het 'mi- nisterialisme' bij tussen Jaurès enerzijds en de verte- genwoordigers van de Duitse SPD anderzijds. Zo zijn keuze voor het reformisme nog niet helemaal mocht hebben vastgestaan, dan bracht Drees' bewondering voor Jaurès hem daar wel toe. Het maakte hem te- vens voorgoed uiterst kritisch jegens de SPD, een on- gebruikelijke houding voor een Nederlandse sociaal- democraat in die jaren, omdat de SDAP zich in het algemeen ideologisch sterk oriënteerde op de Duitse kameraden.

Drees: 'Toen ben ik diep onder de indruk gekomen, aan de ene kant van de scherpe absoluutheid van de Duitsers, die me onwaarschijnlijk leek te verwezen- lijken en aan de andere kant van de woorden van Jau- rès, die prachtig waren: Wat drukt op Europa, wat drukt op de vrede in de wereld, wat drukt op ons allen, dat is niet het feit dat er een socialist minister is gewor- den in Frankrijk, maar dat is de onmacht van de Duitse sociaal-democratie. En, vervolgde hij: Jullie hebben een uitstekende partijorganisatie met veel leden, jullie hebben een uitstekende pers met veel abonnees, jullie staan financieel sterk, hebt grote successen bij de ver- kiezingen; maar ... jullie zijn machteloos, het is het Duitse keizerrijk dat regeert.'

(De opmerking over een socialistisch minister in een burgerlijke regering, slaat op de toetreding van Mille- rand tot het Franse kabinet, kort daarvoor, JvdB.) Het is die opstelling als reformist van Drees geweest, die hem niet alleen tot een succesvol minister en pre- mier heeft gemaakt na 1945, na een centrale rol te hebben vervuld in het georganiseerde verzet tegen de Duitse bezetter; het is die opstelling tevens die hem er in 1971 toe heeft gebracht de Partij van de Arbeid, de 'erfopvolgster' van de vooroorlogse SDAP te verla- ten: principieel socialist en praktisch ingesteld tegelij- kertijd kon hij zich met de koers van de partij niet lan- ger verenigen. Overigens ging hij niet, zoals zijn vrouwen zonen, over naar DS'70, maar bleef hij par- tijloos.

Vele malen heeft Drees zijn ontslag uit de partij toe- gelicht en het heeft dus weinig zin dat hier opnieuw uitvoerig weer te geven. Zijn belangrijkste motieven vormden zijn afkeer tegen het streven van het be- stuur-Van der Louw de PvdA te doen opgaan (met D'66 en de PPR) in een progressieve partij zonder banden met het internationale en historisch gewortel-

(11)

de socialisme, en tegen de polarisatie die Nieuw Links tegelijkertijd predikte. Zijn kritiek op Den Uyls houding: 'Als Den Uyl iets mooi en goed vond, dan deed hij dat. Dat heb ik vroeger, toen ik hem nog meemaakte - allebei actief - gezegd: hij laat na te vragen wat de gevolgen zijn. Men rekent alleen een bepaalde daad. Als je te veel door de overheid wilt laten doen, dan kom je tot een reeks van beslissingen, waardoor je op zichzelf goede dingen doet maar die in hun consequenties veel te ver gaan. Dus moet de overheid zich beperkingen opleggen; dat komt er op neer dat meer moet worden overgelaten aan wat zich in de maatschappij zelf zal voltrekken. Men wil te veel.'

Waarmee Drees raakt aan de opnieuw in de Partij van de Arbeid opgelaaide debatten over de rol en taak van de staat, de overheid in het algemeen. Een debat waaraan hij, helaas, alleen als buitenstaander deelneemt. Intussen is de partij overigens ijlings van haar 'progressieve' escapades teruggekeerd.

Oorlog, revolutie en isolement

De Eerste-Wereldoorlog heeft in Europa diepe won- den geslagen. De tijd dat althans een deel van de poli- tieke en maatschappelijke elite kon geloven in oorlog als een 'sportieve prestatie' was in de loopgraven van het Europese continent in bloed gesmoord. Van toen af was voor geruime tijd het pacifisme een levenshou- ding die brede steun ondervond, onder socialisten maar ook bij andere stromingen. De wereldoorlog bracht een diepe cultuurcrisis in Europa met zich mee.

De sociaal-democratie had haar eigen wonden aan de wereldoorlog overgehouden. De Socialistische Inter- nationale had volledig gefaald, omdat in vele landen ook socialisten - veelal van harte - het militaire uni- form hadden aangetrokken en de wapens hadden op- genomen. Was dat alles te vermijden geweest?

De hele wereldoorlog was te vermijden geweest, al- dus Drees, die ook in zijn jonge jaren een levendige belangstelling had voor wat er elders in de wereld ge- beurde. Wat hem ook nu nog kan opwinden is de hou- ding van de Duitse sociaal-democraten in 1914.

Drees: 'Toen kwamen de oorlogskredieten in de Duitse Rijksdag en de sociaal-democratische fractie, die voortdurend hevig geprotesteerd had tegen het dreigen van een oorlog en die voor vrede opkwam, die stemde unaniem vóór de oorlogskredieten. Een deel was er tegen maar was gezwicht - een klein deel maar, tien of zoiets - voor de druk van de meerder- heid. De Duitse sociaal-democratie heeft toen naar mijn mening het internationale socialisme volledig verraden. Dat vond ik werkelijk zo afschuwelijk; het was immers zo duidelijk dat die oorlog volkomen on- nodig was.'

(Om precies te zijn: veertien van de honderdelf socia- listische Rijksdagsleden, onder wie Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, waren aanvankelijk tegen, JvdB.)

Het is de gruwelijke ironie van de geschiedenis ge- weest, dat de Duitse sociaal-democraten hun stem uitbrachten, twee dagen na de moord in Parijs op de

Franse socialistische leider, Jean J aurès. Getuige zijn in 1911 verschenen pleidooi voor een volksleger, in

L'Armée Nouvelle, was hij geen pacifist maar wel

iemand die in de laatste jaren voor 1914 met al zijn talent en energie getracht had het internationale so- cialisme tegen de oorlog te mobiliseren. Twee dagen na zijn dood lieten de Duitsers, die het altijd zo pre- cies wisten, hem in de steek. Drie jaar later gloort nieuwe hoop bij velen na de Russische revolutie, het succes van Lenins bolsjewisten. Veel sociaal-demo- craten, ook in Nederland, zijn geneigd de nieuwe Sowjet-Unie sympathie te verlenen, dan wel het voordeel van de twijfel.

Zo niet Drees: 'Ik vond het wanhopig wat daar ge- beurd is. Het was duidelijk een volledige aantasting van alle geestelijke vrijheid; ze traden dadelijk dicta- toriaal op en dat was ellende. Bovendien vond ik het feit, dat de communisten het in wezen voor Rusland onmogelijk gemaakt hadden de oorlog voort te zetten bezwaarlijk. Rusland stond aan de kant die ik veel be- ter vond dan de Duitse. Het was niet alleen de kwes- tie: voor Rusland is het nadelig dat het een dictatuur wordt zonder geestelijke vrijheid, maar het was voor democratisch West-Europa gevaarlijk en voor Ame- rika dat Rusland zou uitvallen.'

Troelstra

Als het Duitse Rijk, de Amerikanen onderschattend, in 1918 ineenstort en de keizer naar Nederland vlucht, beschouwt Troelstra ook Nederland als rijp voor revolutionaire verandering. Hij staat daarin overigens in de SDAP praktisch alleen. Een partij- conferentie raadt hem dringend af, aan het begin van een reeks demonstraties waarin socialisten radicale vernieuwingen zullen eisen, het woord 'revolutie' in de mond te nemen. Zowel in Rotterdam als een dag later in de Kamer gaan Troelstra's gevoelens, zoals wel vaker, met hem aan de haal.

Drees: 'Troelstra had het risico zich te sterk uit te drukken; hij was daardoor juist dikwijls een krachtig propagandist. Hij is een geweldig grote figuur ge- weest, maar in een aantal gevallen ging hij over de schreef en door zijn gevoelens kwam hij daar makke- lijker toe dan een ander.

Ik ben nog, toen ik het hoorde, naar Schaper en Vlie- gen gegaan - ik was stenograaf bij de kamer - en heb gezegd: jullie moeten toch krachtig daartegen opko- men. Ik begreep dat zij daar bij uitnemendheid toe in staat waren. Achteraf schreef Schaper in zijn Herin- neringen - en dat slaat op mij - dat iemand die parti- culier bij de fractie had aangedrongen op optreden, later daar op het congres niet het woord over had ge- voerd. Schaper vond echt dat het mijn plicht was ge- weest mij op het congres te uiten. Ik zou daar graag de moed en de lust toe hebben gehad, maar er kwa- men al zoveel mensen aan het woord en er werd zo vaak hetzelfde gezegd, dat ik daar verder geen heil in zag. Ik begreep dat Schaper vond: je zegt het eerst tegen mij; waarom zeg je het dan niet tegen de partij- genoten in het algemeen?'

Troelstra's spreken over 'revolutie' heeft een lange echo gehad, omdat het aan de confessionelen - na

239

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984

(12)

1922 met een verzekerde Kamermeerderheid - een machtig alibi verschafte om de SDAP buiten de rege- ring te houden. 'Het was een goed propagandamiddel tegen het socialisme voor vele gematigde mensen', zo beschrijft Drees de daaraan volgende periode. Dat alibi werd nieuw voedsel gegeven door de onzekere reactie van de SDAP in 1933 op de muiterij op de 'Ze- ven Provinciën'. Terwijl, aldus Drees, het in feite ging om 'een tijdelijke demonstratie', vergelijkbaar met een bedrijfsbezetting vandaag. Het gevaar daar- van, zegt Drees, is dat de reacties altijd weer oneven- wichtig waren en dat acties als deze 'meteen overdre- ven werden voorgesteld door anderen'.

Doorbraak

De Doorbraak, tijdens de bezettingsjaren voorbereid door de gijzelaars van Michielsgestel en georgani- seerd in de Nederlandse Volksbeweging, moest de SDAP definitief uit het isolement halen. Er werden zelfs nieuwe ideologische frases voor gevonden: het 'personalistisch socialisme'.

Drees: 'De betekenis van dat 'personalisme' is mij nooit duidelijk geworden. In het immateriële vlak had de sociaal-democratie al een vrijheidlievende tra- ditie. Schermerhorns gematigdheid stond echter dichtbij de praktijk van sociale hervormingen en bij onze praktische denkbeelden. De NVB was minder gericht op de vraag: willen wij dit of dat concreet en meer op eenheid en een aanvaardbaar gemiddelde.' Ook Drees vindt dat de SD AP niet in haar oude vorm kon terugkeren, omdat zij te eenzijdig de partij was van en voor arbeiders. Het ging er om 'het accent sterk te leggen op de arbeidsnoodzaak' , maar die gold niet voor arbeiders alleen. Niettemin had Drees tij- dens de oorlogsjaren de noodzaak gezien illegaal de partij in stand te houden - hij niet alleen overigens - en aldus te garanderen dat na de bevrijding de socia- listische instellingen weer aanstonds in eigen hand konden worden genomen. 'Het was voor ons gevoel voor ons land van de grootste betekenis', aldus Drees, 'dat er aan het eind een politieke organisatie was die wist wat zij wilde en die bepaalde denkbeel- den propageerde.' Daartoe schreef Drees aan het einde van de bezettingsperiode een nieuw politiek programma voor de SDAP,. dat in belangrijke mate ook het programma werd van het eerste naoorlogse kabinet-Schermerhorn. Tegelijk maakte de SDAP haar bereidheid duidelijk tot samenwerking maar zonder het socialisme te willen verloochenen.

Drees: 'Dat moesten we vasthouden, wilde er niet verwarring en de grootste tegenstelling ontstaan. We zouden de communisten in de hoogste mate geholpen hebben als we onze organisatie ontbonden hadden.'

Socialisatie, coöperatie en inkomensbeleid; de geleide loonpolitiek

Het socialisme in Europa heeft zich traditioneel op drie wijzen gemanifesteerd: door politieke activiteit, aanvankelijk in hoofdzaak gericht op de verwerving van het algemene kiesrecht; voorts door de opzet van vakbonden die in bedrijven de belangen van arbei- ders verdedigden en die de eerste organisatoren wa-

socialisme en democratie nummer 7/8,

augustus 1984 240

ren van sociale verzekeringen; tenslotte door de op- richting van coöperaties, hetzij produktief van aard, hetzij van verbruikers. Daarnaast richtten socialisten soms nog eigen hogere opleidingen in, zoals in Enge- land de London School of Economics, of organiseer- den zij eigen banken en bouwmaatschappijen. Een- maal deel hebbend aan de politieke macht meenden velen in de beweging, dat met behulp daarvan parti- culiere bedrijven in gemeenschapshand behoorden te worden gebracht. Zoals eerder in dit interview al door Drees opgemerkt, diende dit alles om inkomen en vermogen rechtvaardiger te verdelen en aan winst een betere, de gemeenschap ten goede komende be- stemming te geven. Overigens waren ook linkse libe- ralen geneigd tot vormen van socialisatie, vooral in- dien het ging om nutsbedrijven. In Amsterdam was in dat opzicht de vrijzinnig-democratische wethouder Treub zeer actief.

Vakbeweging en politieke partij zijn na 1900 in Ne- derland tot wasdom gekomen en hebben zeer veel voor de bestaanszekerheid van de arbeidsklasse bete-

kend, ook al drong de SDAP tot 1939 niet tot de rege-

ring door. Zij kon intussen in heel wat gemeenten veel van belang bewerkstelligen. De vakbeweging in- troduceerde een aantal verzekeringen tegen ziekte en ongevallen, totdat de rijksoverheid die geleidelijk - en in Nederland nogal traag - ging overnemen. Eén van Drees' verdiensten als minister ligt in de wettelij- ke constructie van een aantal waarborgen in de socia- le zekerheid. Zijn noodwet-ouderdomsvoorziening heeft hem terecht grote populariteit bezorgd, ook lang nadat - onder het bewind van Ko Suurhoff - de AOW was ingevoerd. Nog heel lang 'werd' men geen

'AOW-er', maar 'trok' men 'van Drees'.

Het coöperatiewezen is, op een aantal uitzondering na (met name in de landbouw en veeteelt) in Neder- land niet erg van de grond gekomen, minder in elk geval dan in een land als Duitsland. Ook het aantal socialisaties en nationalisaties is in Nederland zeer beperkt gebleven. De coalitiegenoten in de naoorlog- se kabinetten voelden er doorgaans niets voor en van lieverlede verloren ook de sociaal-democraten zelf er hun belangstelling voor.

Ook zonder socialisaties bleek het immers mogelijk inkomens dichter bij elkaar te brengen, door progres- sieve fiscale tarieven (waardoor Lieftinck bekend- heid verwierf) en tot ver in de jaren vijftig via het stel- sel van de geleide loonpolitiek. Over dat laatste is in de loop van de jaren nogal wat misverstand gegroeid, alsof het de staat zou zijn geweest die eigener bewe- ging in de loonontwikkeling zou hebben geïnterven- ieerd. Drees, die aan de wieg heeft gestaan van die geleide loonpolitiek, is waarschijnlijk de beste getui- ge voor een uiteenzetting over ontstaan en gang van zaken in het naoorlogse loonbeleid.

Eerst echter meer over de socialisatie-ideeën vanaf het moment dat de PvdA ging deelnemen aan de re- gering, in 1945, alsmede over het lot van de coöpera- ties.

Mijnbedrijf

Drees: 'Kijk eens, het mijnbedrijf had gesocialiseerd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- het overzicht van de bijdrage van in totaal € 4.500 of meer die de partij in dat kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel

die niet voor ons maar voor de collega’s in de coalitie belangrijk waren.. Ik noem de wietexperimenten die er komen en het leenstelsel

- het overzicht van de bijdrage van in totaal € 4.500 of meer die de partij in dat kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel

- het overzicht van de bijdrage van in totaal € 4.500 of meer die de partij ïn dat kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel

Zowel de vakcentrale als de partij verlegde haar koers naar het politieke midden, maar omdat deze ontwikkeling nu niet parallel verliep en beide zich onafhankelijker van

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,

Zij acht slechts elke georganiseerde religie krachtens haar natuur en structuur onmachtig, de mensheid blijvend in goede menselijkheid te verbinden, waar welke georganiseerde

woorden soeverein, de volkssoevereiniteit het uitgangs- punt van het relativisme, niettegenstaande het feit dat een bepaalde meerderheid op een bepaald moment de dictatuur