• No results found

• Horizontale subsidiariteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "• Horizontale subsidiariteit "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

aar ilan :en Jan

;he ate lag als en-

~eft

en er- DA ar-

)e-

en an 19.

an m-

)te le- rve lit - zij lil- om

e-

~k

et lt.

Mr. drs. A.K. Huibers

Vleespotten en angstige politici

Steeds vaker kunnen we berichten horen uit de voormalige DDR over mensen die te- rugverlangen naar de tijd voor de Wende.

En het gaat dan zeker niet alleen om men- sen die deel uitmaakten van het partij-ap- paraat en die hun bevoorrechte positie heb- ben zien verdwijnen. Het gaat ook om mensen die in die tijd een weliswaar moei- zaam, maar toch redelijk geordend bestaan hadden en die zich nu geconfronteerd zien met werkloosheid, ongekend hoge prijzen en een geheel nieuwe economische orde.

Een orde bovendien waarin zij de achter- blijvers zijn ten opzichte van de inwoners van de voormalige BRD.

Tot op zekere hoogte is een dergelijke re- actie dus zeker begrijpelijk. Tegelijkertijd roept ze sterke associaties op met het ver- haal van de Israëlieten in de woestijn, na de uittocht. Het volk klaagt, omdat het nog lie- ver in Egypte onder het slavenjuk was ge- bleven, - maar met in ieder geval voldoende te eten, 'bij de vleespotten' -, dan dat ze nu door de woestijn moeten dwalen. Ook hier geldt: een misschien begrijpelijke reactie.

Toch: de reactie deugt niet. Ze getuigt van een onderschatting van de ellende van het verleden, een gebrek aan toekomstgericht- heid, en vooral van het stellen van con- sumptie boven morele waarden. Dat is een doodlopende weg. Het is dan ook zeer te

hopen dat men in het Oosten van Duitsland niet deze weg zal inslaan.

Nu is het wat al te gemakkelijk met de vin- ger te wijzen in de richting van betrokken ex-DOR-bewoners als te zeer gericht op consumptie. Het verwijt slaat namelijk direct terug op onszelf in het Westen. Het is de decadentie van West Berlijn dat de inspira- tie vormt voor dit gericht zijn op consump- tie. Het is de onverkorte invoering van een markteconomie - zoals wij die zelf in die vorm niet eens hebben - die de mensen het gevoel geeft in de woestijn terecht gekomen te zijn. Het was de christen-democraat Kohl die in de eerste verkiezingscampagne op bijna Amerikaanse wijze mensen gouden bergen heeft voorgespiegeld. Dezelfde Kohl die te angstig was om daarbij duidelijk te maken wat dat, bijvoorbeeld aan belas- tingoffers, zou kosten. En we moeten ten- slotte maar eens ernstig bij onszelf te rade gaan wat wij nu werkelijk aan inhoudelijke normen en waarden overte dragen hebben.

Er is een andere reden waarom we niet te gemakkelijk met de vinger naar de vlees- potten van anderen moeten wijzen. Dat is de bestuurlijke situatie in ons eigen land.

Het lijkt erop dat er een beweging terug in de richting van de (vermeende) vleespotten van de jaren zeventig aan het ontstaan is.

Deze beweging heeft iets te maken met het

(2)

helderen aan de hand van een concrete voordracht zoals die in de Utrechtse ge- meenteraad enige maanden geleden aan de orde is geweest. Bedoelde voordracht had betrekking op democratisering in de jaren negentig. Zij bevatte voorstellen om- trent wijkgericht werken, inspraaktrajecten, besluitvormingstrajecten en wat dies meer zij. Bedoeling is burgers meer te betrekken bij de besluitvorming zoals die op gemeen- telijk niveau plaatsvindt. Nu had deze voor- dracht een motto. Op zichzelf een interes- sante nieuwigheid. De tekst van dit motto was echter minder verheffend, te weten 'het doel van democratisering: betrokken en te- vreden burgers'. Tevreden burgers, dat is volgens de schrijvers van de voordracht kennelijk een essentieel onderdeel van de- mocratisering. Een merkwaardige gedach- tengang. Het gaat immers uit van een beeld van de overheid die zoveel mogelijk alle wensen die onder de burgers leven moeten registreren, en vervolgens zoveel mogelijk van die wensen moet honoreren. En helaas, helaas, soms kunnen dan door financiële randvoorwaarden sommige wensen niet vervuld worden. Die keuze moet dan maar door de politiek gemaakt worden.

Wat in dit beeld ontbreekt zijn twee ele- menten: allereerst een visie op wat al dan niet tot de taken van de overheid behoort, vervolgens een kwalitatief oordeel over de wensen die onder de bevolking leven. Som- mige wensen, of beter behoeften, zijn het meer waard gehonoreerd te worden dan an- dere. Het is noodzakelijk dat dan ook maar gewoon hardop te zeggen. Dat betekent soms recht-toe-recht-aan nee zeggen. De

zie ik te vaak dat politici te angstig zijn om een dergelijke houding in te nemen. Ze menen dat het verloren gegane vertrouwen bij de burgers teruggewonnen zou kunnen worden door maar zoveel mogelijk wensen te vervullen. Dat noem ik terugverlangen naar de vleespotten van de jaren zeventig.

Toen bestond de illusie van een maakbare samenleving. En hoewel we die illusie kwijt zijn, lijkt de fictie van de overheid als grote Sinterklaas via de omweg van lage opkom- sten bij verkiezingen weer keihard terug te komen. Dat leidt tot het renoveren van wo- ningen in plaats van vervangen, ook al staan daar onaanvaardbaar hoge kosten tegenover. Dat leidt tot gemillimeter over koopkrachtplaatjes tot op een kwart pro- cent. En, 0 tragiek, het leidt tot steeds meer ontevreden burgers omdat de overheid de fictie natuurlijk nog steeds niet waar kan maken.

Het terugverlangen naar de vleespotten is een doodlopende weg. Een angstige po- liticus, die geen nee durft te zeggen, is al halverwege deze weg. Wat we nodig heb- ben zijn realistische bestuurders die toe- komstgericht werken op basis van een in- houdelijk doortimmerde visie op de samenleving. Jarenlang manna eten is mis- schien geen feest. Het is kennelijk wel de enige weg naar het land van melk en ho- ning.

(3)

en- wij- ,pijt

om Drs. A.M. Oostlander Ze

len len

;en len tig.

lre lVijt )te m-

te

Horizontale subsidiariteit

10-

al en 'er

·0-

~er

::Je 3.n

0-

al b- e- n-

je

s-

je

J-

Wij moeten niet verbaasd zijn als het CDA door anderen voor moralistisch wordt uit- gemaakt. In de eerste plaats is moraal een prima zaak. In de tweeede plaats hoort mo- raai onverbrekelijk bij vrije maatschappe- lijke verbanden. Dit artikel is een bewerking van de rede die drs. Oost/ander onlangs voor de kaderschool van het CDA heeft ge- houden.

Kort voor zijn krachtdadige bekering van li- beraal leider tot eenvoudig aanhanger van de Europese Volkspartij produceerde Gis- card d'Estaing een rapport over de ver- nieuwing van de Europese verdragen.

Daarin omhelsde hij het klassieke katho- lieke beginsel van de subsidiariteit. Bij die gelegenheid sprak hij tevens over 'horizon- tale subsidiariteit'.

Omdat in dat grote debat daarover alleen door de kopstukken gesproken kon worden vroeg ik aan Tindemans of hij Giscard in het plenum nog eens aan de tand wilde voelen over die horizontale subsidiariteit. Het kwam mij voor dat hij daarmee zoiets be- doelde als soevereiniteit in eigen kring. Tin- demans voldeed graag aan dat verzoek maar het antwoord was niet veel duidelijker dan de geproduceerde tekst.

Toch was ik blij met de aanzet. Hier was iemand die oog had voor het belang en de

eigen competentie van maatschappelijke organisaties op Europees niveau. Dat je voor diepgaander beschouwingen over principes bij het CDA terecht moet, moge juist zijn, maar zoals straks blijkt zijn er di- verse beroemde onderzoekers die ons, zonder dat te weten, met een hun passende scherpzinnigheid bijvallen.

De begrippen horizontale en verticale subsidiariteit zijn buitengewoon belangrijk voor het alledaagse politieke handwerk.

Niets is zo praktisch als een goede theorie, plegen beoefenaars van de hardere vak- ken, zoals ingenieurs, te zeggen. Voor de slappere bezigheden kun je soms met prag- matiek een eind uit de voeten.

Afkomst en actualiteit

Horizontale subsidiariteit wil ik als begrip graag overnemen in plaats van soevereini- teit in eigen kring indien dat behulpzaam is om een gevoel van bekendheid op te wek- ken. Het is jammer dat protestantse filoso- fen nog onhandiger waren in het bedenken van begrijpelijke termen dan katholieke.

Wat jammer dat ze elkaar niet gekend heb- ben, die Maritain en die Dooyeweerd. Tijd- genoten waren het, maar elk bezig in de

- - - - - - -

Drs. A.M. Oostlander (1936) is lid van het Europese Par- lement voor de Europese Volkspartij.

(4)

eigen christelijke subcultuur. Was het an- ders gelopen dan hadden ze wellicht nog een betere term uitgevonden.

Horizontale subsidiariteit komt, althans naar inhoud, reeds in de sociale encyclie- ken voor en wel in de gedaante van corpora met een zelfstandig leven'. Meestal menen we dat subsidiariteit slechts gaat over ho- gere en lagere gezagsniveaus en de (ver- ticale) verdeling van bevoegdheden over die niveaus. Bij die corpora met een zelf- standig leven hebben we echter te maken met kwalitatieve verschillen. In de christe- lijke visie had men trouwens al vanouds een pikant kwalitatief verschil gesignaleerd. Dat was het verschil tussen kerk en staat. Bei- den vormden een zogenaamde societas perfecta. Dat wil zeggen dat ze zelf niet on- dergeschikt waren aan een ander gezag.

De staat stond aan de top van de seculiere zaken terwijl de kerk de leiding had over de geestelijke aangelegenheden.

Dat was een doorbreking van het een- voudige organische schema waarbij de hele maatschappij ondergebracht was in een piramide met de Romeinse keizer aan de top. Erkenning van kwalitatieve ver- schillen is dus typisch christelijk. Voor ons draait het niet alleen of hoofdzakelijk om ni- veauverschillen.

De hantering van horizontale subsidiariteit is sinds dat oerbegin een praktisch zeer re- levante zaak gebleven. Waar moet je in deze tijd dan aan denken?

- aan de omschrijving van de kerntaken van de overheid;

- aan de verantwoordelijkheid van sociale verbanden;

- aan de pluriforme organisatie van de samenleving;

- aan het feit dat niet alleen op lokaal en nationaal niveau sprake is van maat- schappelijk organisatieleven, maar ook op Europese schaal;

- aan de mogelijkheden van de democra-

tie die bevorderd wordt door de schep- ping van instituties die door gelijkge- stemde burgers zelf wordt bestuurd.

Emancipatie

De ontwikkeling van ideeën over de ge- wenste samenleving vond steeds plaats onder een zekere druk. De zogenaamde principes die daarbij werden ontdekt had- den en hebben de bedoeling om de vrijheid van de mens te optimaliseren. Bij de chris- ten-democratie gaat het in feite steeds om emancipatie. Die wordt sociaal opgevat.

Het gaat niet simpel om de mogelijkheid om onbeperkt je eigen belangen na te streven.

Dat is op zich zelfs vrijheidsbedreigend.

Vrijheid is voor ons de ruimte om op aller- lei wijzen aan het maatschappelijk leven deel te nemen. Dat lukt vooral als er een verscheidenheid van onafhankelijke so- ciale verbanden bestaat. De Wereldraad van Kerken sprak destijds over de optima- lisering van de verantwoordelijkheid van de persoon. Daar moet de maatschappij op toegesneden zijn.

Bij het streven naar een verantwoorde- lijke samenleving gaat het derhalve niet om het bewaren van christen-democratisch erf- goed, zoals het nieuwe concept Program van Uitgangspunten goedbedoeld sugge- reert, maar om de erkenning van de reali- teit van de mens met zijn vele facetten. De waardigheid van de mens ligt juist in zijn vermogen om verantwoordelijkheden te dragen. Wie bezig is daarvoor ruimte te creëren die werkt aan vrijheid, aan eman- cipatie. Het gaat ook om de schepping van een bestel waarin niet van een uiteindelijk gezag sprake is. De maatschappij heeft geen middelpunt maar bestaat uit een aan- tal overlappende deelsystemen. Indien een deelsysteem te veel kapsones krijgt moet het teruggewezen worden. Wie dorpsdes- poot wil zijn, moet worden onttroond.

Dat christen-democratisch gevecht om vrijheid heeft zich altijd moeten doorzetten

(5)

)-

)e- 3.ts de ld-

~id

is- )m at.

lm

~n.

ld.

~r-

om

~n

0-

3.d a- je )p

e- m

"f- m

3-

li- Ie in :e e

1-

n k ft I-

n

~t i-

n n

tegen de arrogantie van het liberalisme. De sociaal-democratie heeft diezelfde erva- ring. Reden waarom het goed is dat kabi- netten zoals we die nu hebben blijven, tot- dat er zich bij het liberalisme een karakterverandering ten goede heeft voor- gedaan.

Het liberalisme (met uitzondering van het sociaal liberalisme van bijvoorbeeld Joris Voorhoeve) heeft een volstrekt ander be- grip van wat vrijheid is. Daar gaat het om het nastreven van het individueel eigenbe- lang. Het liberale geloof stelt dat een onbe- perkt nastreven van individueel welzijn of

Alle sociale instituties zijn moreel van aard

individuele rijkdom vanzelf op macro-vlak de welvaart van allen tot gevolg heeft. De onzichtbare hand die dat bewerkt heeft iets quasi-religieus. De aanwezigheid van so- ciale verbanden met hun verplichtingen, is in dat liberalisme een hinderpaal voor de in- dividuele zelfontplooiing.

Dit is een geloof waarmee de sociale en economische wetenschappen eigenlijk al- lang hebben afgerekend. Het schept een maatschappij waarin, volgens de oude Hobbes, ieder mens voor de ander een wolf is. Een wereld van roofzuchtige individuen, die zoals bekend, moeite hebben met men- selijke relaties, sociale verbanden, zaken zoals trouwen vertrouwen. Wat onwezen- lijk is dat model. Geen wonder dat de meeste liberalen beter zijn dan hun theorie.

Het bestaan van een samenhangende maatschappelijke structuur is vanuit het li- beralisme moeilijk te begrijpen. Men vindt daarom mythen uit over een contract dat in-

dividuen gesloten zouden hebben uit een toevallig parallel lopend eigenbelang. Deze verklaring is ons te onwaarschijnlijk en te statisch. De maatschappij met al haar insti- tuties wordt telkens opnieuw gecreëerd en vernieuwd. Ze komt niet vanzelf voort uit be- hoeften maar is het produkt van nadenken en ijverig eraan werken. Solidariteit moet worden georganiseerd, met elkaar. Het ge- meenschappelijk welzijn is het streven naar welzijn 'in gemeenschap' zegt de Ameri- kaanse socioloog Robert N. Bellah. Met die polariserende slogan bekritiseert hij het li- beralisme dat hij om zich heen ziet en dat hij ervaart als de ziekte waar Amerika van genezen moet worden.

Alle instituties zijn educatief

Deze, volgens mij voluit christen-democra- tische, wetenschapper wijst erop dat alle sociale instituties moreel van aard zijn. Ze zijn alle educatief in onder andere ethisch opzicht, maar steeds op een kwalitatief ver- schillende en karakteristieke wijze. Hun be- staan zelve hangt af van de aanwezigheid van een morele band tussen hun leden, zou Dooyeweerd zeggen. Bellah en zijn team hebben het over de noodzaak van consen- sus en onderling vertrouwen inzake de waarden die men deelt en nastreeft. Op basis van die fundamentele consensus is het debat mogelijk. Je kunt elkaar aan iets houden.

Zo is dat ook in de staat. In de Grondwet is de consensus over de grondrechten be- schreven. Dat is ten diepste de basis van de eenheid van de Nederlandse Staat. Die eenheid is, wat de staat betreft juridisch van aard en uitdrukkelijk niet etnisch, zoals he- laas in sommige streken van Joegoslavië wordt gedacht, zeer tot onheil van de be- volking. Dat onheil komt automatisch als po- litici er in slagen om de overwegingen van recht en moraal te laten overwoekeren door etnisch-culturele motieven en wij-gevoe- lens.

(6)

We moeten dus niet verbaasd zijn als het CDA door anderen voor moralistisch wordt uitgemaakt. In de eerste plaats is moraal een prima zaak. Ze komt ten goede aan de vrijheid en waardigheid van iedereen. Ze voorkomt uitbuiting door een machtige, ge- privilegieerde en ondernemende elite. In de tweede plaats hoort moraal onverbrekelijk bij vrije maatschappelijke verbanden. En ruimte voor die verbanden wil/en we nu juist omdat ze de democratische participatie van al/e mensen mogelijk maken.

Zo komt het CDA op grond van een lang lopend leerproces van christelijk geïnspi- reerde mensen aan een praktische visie op de werkelijkheid. Het is een visie waarvoor je al/erlei aanknopingspunten ontmoet bij vroegere en hedendaagse wetenschap- pers die soms niet eens van het bestaan van een christen-democratie op de hoogte zijn. Mensen als John Dewey, een be- roemdheid uit de sociologie, wees net als wij op de noodzaak om steeds weer ver- banden te creëren waardoor mensen parti- ciperen kunnen in de maatschappij en waarin ze aansprakelijk zijn voor het sociale gebeuren. Dewey verlangde niet nostal- gisch terug naar de eenvoudige kleine ge- meenschappen van weleer. Die waren vaak te zeer verstard in zeden en gewoonten om aan hun leden nog de nodige vernieuwende stimulansen te kunnen geven. Sociale ver- banden moeten er juist voor zorgen dat aan hun leden volwassen en oorspronkelijk ge- drag wordt ontlokt. Dat geldt ook voor wat het CDA met die zogenaamde midden- veldorganisaties wil.

Articulatie van het blikveld

Maar daar blijft het niet bij. Wij vermoeden dat de maatschappij niet kan bestaan zon- der die verscheidenheid van verbanden die elk een aspect van het leven dienen. 'Elk levensterrein heeft zijn eigen cultuur en ar- rangementen', schrijft Hirsch Bal/in. Daarin komt tot uitdrukking hoezeer hij verkeert op

het kruispunt van katholiek en protestants denken, van horizontale subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring. De veelvor- migheid van de participatiemogelijkheden is er niet zomaar voor de ontplooiing van de mens en zelfs niet voor de moraal. Zij laat ook de natuurlijke verscheidenheid van de samenleving tot haar recht komen. Het zou nogal onpraktisch, ja uitermate schadelijk zijn als de aanpak en de arrangementen van de economische politiek werden toe- gepast op het gebied van cultuur of onder- wijs.

Je kunt bestuurders zo'n fout zien maken in de nationale en in de Europese politiek.

Er wordt gesproken over investeren in men- selijk kapitaal, over de school als toeleve- ringsbedrijf voor de arbeidsmarkt. Het on- derwijs wordt versmald tot training voor een beroep. Voorbereiding op andere aspecten van het leven als volwassene komt niet meer aan de orde.

Zoiets wreekt zich. Die andere aspecten worden dan ondergewaardeerd. Vooral omdat ze niet betaald worden. In het nieuwe Program van Uitgangspunten kom je daar- van zelfs nog een echo tegen: 'De verzor- ging van kinderen mag niet aan de loop- baan van de ouders in de weg staan'.

Daaruit blijkt een onevenwichtige rangorde van waarde die het gevolg is van het eco- nomistische klimaat in onze cultuur. Er moet worden gezegd dat de opleiding van meis- jes wat dat betreft meer recht deed aan de veelkleurige werkelijkheid. Het is heden ten dage nog moeilijk om het vak verzorging voor meisjes en jongens in de leerplannen op te nemen.

In het Europese Parlement stuitte ik op cultuurpolitiek die niets meer was dan cul- tuurindustriepolitiek. Het ging gewoon om de concurrentiepositie van de eigen film- en televisie-industrie tegenover die van de Verenigde Staten. Men stelde een quote- ringsbeleid voor zodat een bepaald mini- mum percentage aan Europees produkt op

(7)

nts en 'or- jen

de 3at de ou lijk en

)e-

3r-

~n

~n

et

al Ie r- r-

)-

"-

e

)-

~t

;-

e n

)

de televisie van de lidstaten verzekerd was.

Dat was niets meer dan de overplanting van handelspolitieke gewoonten op het veld van de cultuur. Dat het dan moeite kost om ver- hoging van de kwaliteit van de cultuur-pro- duktie als doelstelling in de EG-pro- gramma's op te nemen spreekt voor zich.

Het ging slechts om de vervanging van Amerikaanse pulp door Duitse pulp.

Robert Bellah en zijn team spreken in dit verband van gebrek aan aandacht, ver- nauwing van het blikveld en van de gebre- ken van een verschraalde taal, bijvoorbeeld de overheersing van economisch jargon.

De nadruk op horizontale subsidiariteit is mede een streven naar verrijking van de taal zodat we de natuurlijke verscheiden- heid van de werkelijkheid daarin tot uit- drukking kunnen brengen. Het gaat tevens om verruiming van onze visie, een grotere openheid. Het is eigenaardig om in zuiver vakwetenschappelijke literatuur, zoals van de genoemde Amerikanen, te zien hoezeer die opvatting, over de noodzaak zorgvuldig te letten op de eigenheden van de diverse levenssferen, verbonden wordt met religi- euze noties. 'We moeten er eerbiedig op toezien hoe de schepping zich aan ons openbaart.' Het komt er dus zeer op aan of wij, met behulp van zulke taalconstructies als 'corpora met een zelfstandig leven' en 'soevereiniteit in eigen kring', er in slagen om die openbaring van de werkelijkheid in- derdaad op te merken. Onze taal moet ons gevoelig maken en niet afstompen.

Vandaar dat christen-democraten uit- drukkingen als 'niets anders dan' onmid- dellijk wantrouwen. Het ophangen van alle waarden aan het begrip markt of aan 'ei- genbelang' dan wel aan 'macht', verwerpen we onmiddellijk. Ze versmal.len het blikveld, verschralen het menselijk leven, schaden de pluriformiteit. Het zijn schijn-ontmaske- ringen. Een beetje ecologisch besef leert ons dat de verarming van ons sociaal ge- differentieerde milieu slechts verlies betekent.

John Dewey heeft het nog weer anders gezegd: 'de derde sector', wij zouden zeg- gen de non-profit sector, 'beschaaft de han- del, versterkt het stadsleven en redt ons van de excessen van het eigenbelang'. Die brede visie hebben we hard nodig nu ons vanuit Oost Europa hulp wordt gevraagd bij de opbouw van de samenleving. Wij neigen er maar al te gemakkelijk toe om hen wijs te maken dat introductie van een vrije markt het kernpunt van alle ontwikkeling is. De rest zou dan franje zijn. Zoiets gaat erin als koek, want vroeger hebben ze ook al ge- leerd dat economische macht het allerbe- langrijkste was.

Integratievormen

De maatschappij heeft geen middelpunt maar bestaat uit een reeks overlappende deelsystemen schreef ik in het begin. Dat rommelige idee moet mijns inziens met blijdschap aanvaard worden. Toch is het verlangen groot om naar het integrerend moment te zoeken, los van het feit dat alle sociale verbanden een eigen integrerende rol spelen. Men heeft het wel gezocht in de staat, in de markt of in netwerken van poli- tieke en niet-politieke structuren. Helaas wordt die integratie momenteel in de zojuist van het communisme bevrijde staten, net als in het nationaal-socialisme, in de et- nisch-culturele verwantschap gezocht. Dat laatste heeft tot gevolg dat leden van een andere etnisch-culturele groep gediscrimi- neerd of zelfs met geweld verdreven wor- den. Sinds de gruwelijkheden in de Kauka- sus en op de Balkan mogen we ons gewaarschuwd weten. Het centraal stellen van etniciteit, zodat het zelfs voor staat- kundige vormgeving gebruikt wordt levert louter onheil op. We moeten terdege weet hebben van etnisch-culturele verschillen, maar moeten hun eigen plaats, hun vrijheid en hun eigen beperkte sfeer toewijzen. We mogen ze nooit enigerlei politieke erken- ning verschaffen.

(8)

Amerikaanse sociologen zoeken de inte- gratie soms in een consensus over het bur- gerschap, een zorgvuldig opgebouwde sfeer van vertrouwen. Men spreekt ook over de grondwaarden die in de samenleving worden gedeeld. In dat verband komt men de term cM! re!igion tegen, een soort alge- mene publieke eerbied voor gemeen- schappelijke waarden en motieven. Dat blij- ven allemaal integratievormen die met bepaalde levenssferen samenhangen: ge- voelsmatige, ethische, politieke, culturele.

Belangrijk, maar beperkt dus.

Over de geldigheid van de grondrechten buiten de politieke sfeer is uitvoerig gestre- den. Mag een SGP-school ongelijk behan- delen? Mag het Wetenschappelijk Instituut een knappe socialist als medewerker wei- geren?

Heel vroeger meende men dat de ge- meenschappelijk beleden geloofsovertui- ging het integrerende moment was, dus:

'wiens gebied, diens godsdienst'. Het valt niet te ontkennen dat binnen een bepaalde bevolkingsgroep de gemeenschappelijke levensovertuiging een belangrijk integre- rend moment kan zijn. Daarom komen de leden van het Convent van Christelijk-so- ciale organisaties bij elkaar om elkaar aan de hand van soortgelijke Uitgangspunten op het goede spoor te houden. Daarom is een dynamisch soort verzuiling nog zo gek niet.

Ik denk dat we dankbaar moeten zijn voor al die integrerende effecten die vanuit de di- verse levenssferen worden uitgeoefend.

Maar uiteindelijk zijn het niet de mensen en hun instituties, laat staan één daarvan, die de wereld bij elkaar houden.

Subsidiariteit internationaal

Hoewel subsidiariteit in haar verticale en horizontale vorm sinds de samenwerking en de fusie van de christen-democratische partijen onder ons gemeengoed zijn bleek het moeilijk om het politiek handelen ervan

te doordringen. De oude politieke gewoon- ten zijn diep ingesleten.

Subsidiariteit is inmiddels een heel po- pulaire term geworden. Binnen de Euro- pese Gemeenschap (EG) is hij waarschijn- lijk het eerst door onze minister-president gehanteerd in felle discussies in de Raad.

Margaret Thatcher verzette zich tegen het Europese integratie streven menende dat het hier om centralisme ging. De term sub- sidiariteit fungeerde in die debatten als ge- ruststelling. Delors, die uit de christelijk-so- ciale beweging voortkomt, kende het begrip minstens zo goed als Lubbers en kon er dus goed mee uit de voeten.

Het ligt eigenlijk voor de hand dat daar- door op Europees vlak de horizontale sub- sidiariteit aan gewicht zal toenemen. We kennen de Europees goed georganiseerde branches van industrie en landbouw. Daar- door leeft Europa zeer in de betrokken be- roepsgroepen. Op een bezoek van een bond van plattelandsvrouwen moet je ter- dege voorbereiden. Door het lezen van de eigen vakpers weten zij van de hoed en de rand. Door sterke Europese organisatie- vormen kunnen de betreffende clubs in- vloed uitoefenen en als gesprekspartner, ja zelfs als aanjager van de EG-politiek fun- geren. In de non-profit, ideële sfeer, ligt dat nog heel wat moeilijker. De omroeporgani- saties hebben zich wel technisch maar niet beleidsmatig op Europees vlak georgani- seerd. Dat maakt hen zwak. Hetzelfde geldt voor diverse andere levensgebieden . En als men zich heeft georganiseerd, zoals de vakbeweging, dan blijkt men niet tot eens- gezinde actie in staat. Op het vlak van het onderwijs komt het aarzelend tot enige Eu- ropese forumvorming, maar de concurren- tie tussen de diverse geledingen is helaas nog groot.

Het staat voor mij als een paal boven water dat Europa pas echt gaat leven voor de burgers als daarin ook de betrokkenheid van het veelvormig organisatieleven tot uit-

(9)

)n-

10-

ro- jn- mt td.

let lat b- e- o- ip

JS

J- )-

'e Ie r-

l-

n

e e

:t

drukking komt. Dan blijkt het geen zaak voor ambtenaren, politici en ondernemers te zijn maar iets dat recht doet aan, ja op zijn tijd als beschermengel optreedt voor, de ver- scheidenheid van de Europese samenle- ving.

Fouten

Als iedereen zich op de subsidiariteit stort en het gebruik tevens een hoge opportuni- teitswaarde heeft ligt het voor de hand dat er vreemde dingen mee gebeuren. Niette- min mogen we blij zijn dat mensen als Gis- card toch kans zien om het in redelijke vorm over te nemen.

De eerste fout die gemaakt wordt is de verwaarlozing van het morele gehalte van het begrip. Velen menen dat het bij subsi- diariteit slechts gaat om een verdeling van bevoegdheden volgens het criterium 'effi- ciency'. Dat was niet zozeer het streven van de paus en van de katholieke kerk. Het gaat in de encyclieken om optimalisering van ge- rechtigheid en solidariteit. Als de verdeling van bevoegdheden die optimalisering in de weg staat dan moet er verandering in komen. Voldoet ook het hoogste bestaande gezagsorgaan niet dan schep je gewoon een nog hogere autoriteit. Zo ging dat bij de oprichting van de Kolen en Staal Gemeen- schap. Dat was, gezien vanuit de intuïtie van de toenmalige katholieke politici een voor de hand liggende gedachte. Voor men- sen uit andere tradities was het een we- reldschokkende noviteit.

Gaan we uit van het efficiency-criterium dan verdoezelen we slechts de ethische vraagstelling. Immers, efficiency moet zelf een doel hebben. Tevens wordt zo de eco- nomische invalshoek stiekem als de uitein- delijk doorslaggevende beschouwd het- geen ten zeerste strijdt met het respect voor de eigenheid van de levenskringen. En dus met de horizontale subsidiariteit.

In de politieke praktijk wordt niet vol- doende onderkend dat subsidiariteit onlos-

makelijk verbonden is met het sociaal per- sonalisme. Dat wil zeggen dat het primair gaat om de waardigheid van de mens.

Daarom kan dit principe niet zonder erken- ning van de democratische verantwoorde- lijkheid van de burger op elk niveau. De pre- democratische gedachte, dat het voldoende is als zoveel mogelijk besluit- vorming op het laagste niveau plaats vindt, voldoet niet.

Op zo'n manier dreigt men zich neer te leggen bij een meervoudig getrapte verte- genwoordiging van de burgers en dus bij een patriarchaal-autoritair systeem. Zoiets zien we in de EG waar de Raden van Mi- nisters zonder echte publieke verantwoor- ding op hun intergouvernementele niveau besluiten nemen. Het lijkt net of dat plaats vindt volgens een competentie verdeling conform de subsidiariteit, maar dat is niet zo. En temeer niet omdat niet de gerech- tigheid en de solidariteit de voornaamste richtsnoeren zijn, maar een of andere visie op efficiency en nationaal eigenbelang.

Dienstbare overheid

De notie van horizontale subsidiariteit door- breekt in feite het denkschema waarbij de maatschappij opgebouwd zou zijn als een piramide met de overheid aan de top. Veel- eer moeten we nu denken aan een netwerk van horizontale en verticale relaties. Zo- doende worden gezagsmonopolies nog krachtiger afgewezen dan bij vroege ver- sies van subsidiariteit het geval was. In de katholieke sociale leer gaat het trouwens om meer dan om een leven en laten leven.

De hogere of machtigere instituties krijgen als opdracht om de minder sterke in hun functioneren te ondersteunen en ze niet te domineren.

Dat is niet altijd onze praktijk. Toch gaat het erom dat de overheid zich tot taak stelt om de andere instituties, dat wil zeggen de lagere overheden en de maatschappelijke organisaties, tot bloei te laten komen. Dat

(10)

is dus een belangrijke overheidstaak. Geen kwestie van 'zoek het maar uit'. De politiek heeft een taak in de herstructurering van de samenleving zodat die meer zelfstandig kan functioneren; ja, er steeds meer belang bij krijgt om de eigen opdracht te beharti- gen.

De overheid verleent die dienst op de wijze die bij haar hoort, dat wil zeggen via het recht. Zij schept langs juridische weg de ruimte voor het functioneren van de maat- schappelijke verbanden opdat ze elkaar niet frustreren en opdat ze niet door de over- heid worden weggedrukt. Daarvoor hebben we de grondrechten aanvaard. De overheid schept dus een juridische infrastructuur. In zekere mate heeft zij ook verantwoordelijk- heid voor de fysieke infrastructuur en voor financiering. Met name ter ondersteuning van instellingen die zich wijden aan de re- alisatie van grondrechten: onderwijs, so- ciale woningbouw, sociale zorg, etc. Het Program van Uitgangspunten spreekt over 'alles wat nodig is om mensen en organi- saties tot hun verantwoordelijkheid te laten komen'.

Volgens het principe van de horizontale subsidiariteit moeten we kritisch zijn op de wijze waarop de overheid de samenleving dient. Er moet geen sprake zijn van een ver- vloeiing van grenzen. De overheid moet als zodanig herkenbaar blijven en de maat- schappelijke organisaties eveneens. Zij be- moeien zich vaak met dezelfde zaken maar vanuit verschillende verantwoordelijkhe- den.

Het is dan ook niet zo'n goed idee om ze op eenzelfde vlak te plaatsen. Bij een pu- b/ic-private partnership is de overheid ge- woon een heel speciaal soort partner en de andere partij moet nooit de pretentie krijgen dat ze een vergelijkbare rol kan spelen. Er blijft een essentieel verschil tussen een ambtsdrager en een ondernemer. Verwar- ring van die twee rollen kan te gemakkelijk tot corruptie leiden.

Voor die kwalitatieve verschillen hebben we het denkklimaat van de soevereiniteit in eigen kring nodig. Dat leidt tot een drasti- sche verscherping van de subsidiariteit in haar horizontale aspect. Daar wordt diep- gaand ingegaan op de kwalitatief verschil- lende arrangementen die in de diverse le- venssferen ter zake zijn. Cultuurbeleid als politieke bemoeienis draagt een heel ander karakter dan economisch beleid. Leiding geven in een gezin is geheel iets anders dan in een bedrijf of op een gemeentesecreta- rie; een staat is iets heel anders dan een gemeenschap met dezelfde etnisch-cultu- rele kenmerken. Zelfs de ethiek op die ter- reinen heeft een ander gezicht.

Vanuit andere stromingen worden we bij

De overheid moet als zodanig herkenbaar zijn en de maatschappelijke organisaties eveneens

die kritische visie niet erg geholpen. Voor li- beralen zijn sociale verbanden, volgens de studie van de Teldersstichting, groepen zonder kwalitatieve aanduiding. In de soci- aal-democratie spreekt men van pressie- groepen of belangengroepen. Daarmee wordt ontkend dat er maatschappelijke ver- banden zijn die zich belangeloos richten op de dienst aan het algemeen welzijn of het zogenaamde publiek belang. Er waren in PvdA-kring die dat anders zagen: aartsva- ders als Banning, Kohnstamm en Patijn bij- voorbeeld. Het publieke domein is volgens christen-democraten niet het monopolie van de overheid. Met name tal van non-pro-

(11)

)en tin sti-

in

~p-

lil- le- 3.ls Ier ng an :a-

,m

u-

)r-

Jij

i-

1

..

'"

fit organisaties bewegen zich op dat terrein en uit het oogpunt van participatie, verant- woordelijkheid en zelfregulatie moet de overheid hun inzet eigenlijk koesteren.

De burgers zelf

De samenleving waar wij naar streven kan uiteraard niet alleen door een goede over- heid naderbij worden gebracht. Er moeten instituties zijn met voldoende bestuurs- kracht en inventiviteit. Er moet voldoende eensgezindheid zijn inzake het te voeren beleid. De instituties moeten niet bang zijn om prioriteiten te stellen en daarbijbeho- rende beslissingen te nemen. Het is het beste als ze niet primair door een belang maar door een visie, een inspiratie worden gedreven.

Een probleem is dat in de opbouw van de verzorgingsstaat ongewenste gedragsver- anderingen hebben plaatsgevonden. De overheid werd gaarne in haar rol van Sin- terklaas aanvaard en de samenleving nam de zwarte Piet van een sterk toenemende overheidsregulering op de koop toe. Veel inspiratie is weggefuseerd, waarmee te- vens de dynamiek uit de samenleving werd weggesneden. Soms hadden de be- treffende verbanden al eerder hun inspira- tie en daardoor het contact met een ach- terban verloren.

Uiteraard moet de burger zin hebben om te participeren, zich in te zetten. Dat zal veelal slechts kunnen op basis van een mo- reel of levensbeschouwelijk engagement.

In de afgelopen periode hebben de mensen echter geleerd om wel voor hun welvaart maar niet voor hun verantwoordelijkheid te vechten. Voortdurend wordt de publieke zaak verengd tot koopkracht plaatjes met cijfers achter de komma. Het is verbazend dat in een tijd met zoveel revolutionaire ver- anderingen en zoveel historische uitdagin- gen de voorpagina's van de kranten met nauwelijks meetbare inkomenseffecten ge- vuld zijn.

Wat brachten we ervan terecht?

Horizontale subsidiariteit is welhaast het meest typerende begrip voor de christen- democratie. Toch blijken door ons gedomi- neerde regeringen niet erg succesvol bij de daarbij behorende maatschappijvernieu- wing. De recente dissertatie van Jan-Peter Balkenende legt daar getuigenis van af. De overheid blijkt niet bereid tot vermaat- schappelijking, dat wil zeggen taken die ei- genlijk bij maatschappelijke organisaties horen, worden niet afgestaan. En als het er toch op lijkt worden er zoveel interventie- mogelijkheden geschapen dat de be- treffende organisatie vrijwel onder curatele gesteld wordt.

De vermaatschappelijking verliest het van de privatisering naar de marktsector (wat strookte met de wensen van de libe- rale coalitiepartner) en van de functionele decentralisatie (overeenkomend met de wensen van de sociaal-democraten). Func- tionele decentralisatie is slechts een vorm van decentraaloverheidsbestuur. De over- heid wordt er niet kleiner van. Maar de daar- bij horende moderne slogan 'de overheid op afstand' klinkt sympathiek voor wie meent dat het moet gaan om pure terugdringing van overheidsinvloed. Dat ligt echter niet zozeer in onze lijn. Als de overheid optreedt moet ze dat goed doen. Dat wil zeggen met deugdelijke parlementaire controle en mi- nisteriële verantwoordelijkheid. Indien overheidsdiensten worden verzelfstandigd en aldus op afstand gezet is men hoogstens bezig om, geleid door het efficiency-crite- rium, bestuurlijke stroomlijning toe te pas- sen. Het is een praktijk die afgekeken lijkt van grote concerns die van tijd tot tijd ook zulke bestuurlijk hervormingen doorvoeren.

Maar, nogmaals, de zelfreguleringsmo- gelijkheden van de maatschappelijke ver- banden komen hierbij niet binnen de hori- zon. De ministeriële verantwoordelijkheid voor de betreffende overheidstaak vermin- dert wel en de parlementaire controle is he-

(12)

lemaal het haasje; zo zou de opvatting van Jan-Peter Balkenende minder weten- schappelijk samengevat kunnen worden.

De overheid blijkt de maatschappij te wan- trouwen. Zowel in haar bedoelingen als in de capaciteit om taken effectief te kunnen behartigen. Dat is een verschijnsel dat al heel lang ook in het CDA te bespeuren is.

Wij zijn zelf heel sterk door het verzor- gingsstaat-denken geïnfiltreerd. Dat heeft namelijk een polarisatie geschapen tussen overheid en maatschappij. De overheid oogstte niet veel dank maar werd voortdu- rend overvraagd.

Je kon zoiets mooi aflezen aan de de- batten tussen het CDA en de Raad van Ker- ken. De Raad scheen ons uiteindelijk te ver- wijten dat de politiek macht gebruikte en bovendien niet in staat of bereid bleek om het Koninkrijk der hemelen op aarde te ves- tigen. In het Program van Uitgangspunten vinden we nog een echo van die ervaring met de Raad.

De gelijkenis van de barmhartige Sama- ritaan werd niet zozeer ervaren als een op- roep om actief sociale taken op te nemen.

De moderne Samaritaan gaat evenals de priester en de leviet voorbij maar organi- seert thuis aangekomen een demonstratie tegen de overheid vanwege haar falend openbare orde beleid. En de burgers vin- den dat prima omdat ze toch al geen zin hebben om iets moeilijkers te doen. Bo- vendien stel je je door zo'n protest tegen de overheid moeiteloos op een moreel verhe- ven voetstuk.

Geen wonder dat het CDA nogal eens morele oproepen doet. De vernieuwing van de samenleving in de richting van een ver- antwoordelijke maatschappij kan geen zaak van de politiek alleen zijn. Het is brood- nodig dat maatschappelijke krachten waar- mee we ons verwant voelen het hunne bij- dragen. Voorop de kerken die zelf zoveel gedaan hebben om deze visie op mens en samenleving te verdiepen en te verbreiden.

Het is mede daarom een ramp als de rela- ties met de kerken niet goed zijn. Maar de maatschappij heeft er veel belang bij als ook anderen die verantwoordelijke samenle- ving als een aantrekkelijk perspectief her- kennen. Elke stroming die het communau- taire (om met Robert Bellah te spreken) erkent als onmisbaar voor de ontplooiing van de mens als persoon kan daarbij onze bondgenoot zijn.

De kans op meerderheidsvorming is er.

Velen hebben hun kinderachtige kritiek op het concept van de verzorgingsmaat- schappij al laten varen. Men begrijpt dat het CDA niet bezig is aan het oppoetsen van verouderde denkbeelden. De fusie van ideeënwerelden in het CDA heeft een cre- atief klimaat geschapen waarin een mo- derne politiek ontworpen wordt. Weten- schappers in Nederland komen tot die conclusie. Hun collega's elders blijken ana- lyses te leveren die dicht bij de onze uitko- men. Het is waar dat de spirituele verwant- schap met zulke auteurs merkbaar is, maar toch zijn ze uitdrukkelijk als vakweten- schapper aan de slag gegaan.

Het CDA staat in Nederland en in de Eu- ropese Volkspartij bekend als die groepe- ring die een duidelijk beeld heeft van de eigen principes en doelstellingen. Als een groep ook die vandaar uit tot voor sommi- gen schokkend onverwachte antwoorden komt op de vragen van deze tijd. Die posi- tie krijg je en houd je niet zomaar. Je moet een en ander ook waar maken in het poli- tiek handelen en je moet jezelf er voortdu- rend in trainen. De kaderschool zullen we nog lang nodig hebben!

Geraadpleegde literatuur

J.P. Balkenende, Overheidsregelgevingen maatschappelijke organisaties, (dissert.

VU) Samsom/Tjeenk Willink, Alphen a/d Rijn 1992.

(13)

ela- , de ook nle- ler- au- en) ing lze

er.

op lat- flet 'an 'an re- lO- m- jie la-

~o-

nt- lar 'n-

u- e- je

~n

li- m

;i- et li-

J-

'e

n t.

d

Robert N. Bellah, e.a., The Good Society, Alfred A. Knopf, New Vork 1991.

CDA, Program van Uitgangspunten, ont- werp 1992.

C.J. Klop, 'EG en subsidiariteitsbeginsel', Christen Democratische Verkenningen 5/90 .

A.M.J. Kreukels e.a., Publiek Domein, Boom, Meppel/Amsterdam 1988.

Tweede Kamer, Recht in Beweging, SOU, 's Gravenhage 1990.

idem, Zicht op Wetgeving, SOU, 's Gra- venhage 1991.

Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Wij zijn het volk; de nationale kwestie in Mid- den en Oost Europa, Den Haag 1992.

(14)

Prof. mr. P.J. Teunissen

Het Unie-Verdrag van Maastricht: laveren tussen de klippen door

Het is goed te bedenken dat de huidige pro- blemen van de EG niet alleen uit Brussel komen. Het is de cumulatie van Brussels beleid en bestuurlijk onvermogen binnen de afzonderlijke lidstaten die het verzet voe- den tegen het Unieverdrag van Maastricht.

Maar algehele stilstand is niet mogelijk.

Deze maand september moet het Neder- landse Parlement zich uitspreken over het Europese Unieverdrag en vindt in Frankrijk een referendum daarover plaats, bij afne- mende publieke steun. Een meerderheid van de Deense kiezers heeft het verdrag af- gewezen, de leren hebben het aanvaard.

De Spaanse regering heeft met een recente grondwetswijziging de weg vrijgemaakt voor ratificatie.1 Het is zinvol een tussen- tijdse balans op te maken. Die betreft het ontwerp-verdrag en de politieke vooruit- zichten.

Het Unieverdrag moet de Europese in- stellingen versterken, gelet op de interne en externe uitdagingen voor de Gemeen- schap: de voltooiing van de binnenmarkt, de Duitse hereniging en de democratische omwenteling in de Oostelijke landen, de ex- terne betrekkingen, in het bijzonder die met de Verenigde Staten en Japan. Het voor- bereidend overleg heeft een jaar geduurd.

Er waren vee! meningsverschillen en pro-

blemen, waarbij vooral die tussen de gro- tere lidstaten zwaar wogen.

De Engelse regering zag en ziet de EG primair als een gemeenschappelijke markt, waar vrije mededinging moet heersen; zij wil een beperkte gemeenschappelijke bui- tenlandse politiek; een ondergeschikte rol voor de Westeuropese Unie (WEU) en handhaving van de Noordatlantische Ver- dragsorganisatie (NAVO); beperkte inter- gouvernementele samenwerking op het ge- bied van Binnenlandse Zaken en Justitie.

Binnen de EG moeten de nationale staten blijven bestaan.

De Westduitse kanselier Kohl wil een fe- deraal Europa, met een sterk parlement, een economische en politieke unie, een eigen identiteit op het gebied van de veilig- heid: een Verenigde Staten van Europa.

Deze opvatting wordt vergaand gedeeld door Commissievoorzitter Delors. Maar de Duitse regering was niet eensgezind. Mi- nister Genscher dacht meer nationaal en op

Prof. mr. P.J. Teunlssen (1936) IS voorzitter van het sec- tor-overlegorgaan BUitenlands beleid van het Weten- schappelijk Instituut voor het CDA. Hij is hoogleraar socio- logie van de internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit te Groningen. In het kader daarvan geeft hij ook colleges Europese samenwerking en integratie.

1. Deze betreft met name de mogelijkheid voor burgers van EG-landen deel te nemen aan plaatselijke verkiezingen.

(15)

I

::J-

~ .

n

De Europese Gemeenschap, omvattende:

de voormalige Europese Economische Gemeenschap, Euratom4 ,

de EGKS.

Aan de Gemeenschap apart toegevoegd: de Economische en Monetaire Unie, welke in twee delen uiteenvalt:

het economische beleid, het monetaire beleid .

De Europese Politieke Unie, welke omvat:

De externe politiek: de samenwerking op het gebied van het buitenlands beleid en de veiligheid, met in een aparte positie de WEU.

Interne politiek: de samenwerking inzake Justitie en Binnenlandse Zaken, nader te regelen in afzonderlijke akkoorden.

Het algemeen overkoepelend verband van de Unie.

De regelingen, nog verder uit te werken, voor het burgerschap van de Unie.

korte termijn; hij gaf steun aan de Franse en Engelse regering.

Frankrijk neemt een tussenpositie in. Het wil een confederatie met elementen van fe- deralisme waar het een hechte band tus- sen de lidstaten ten goede komt, zoals de Europese Centrale Bank. Deze moet een eind maken aan de overheersende positie van de Deutsche Bundesbank. Met een Fransman aan het hoofd mag de Europese Commissie een belangrijke rol spelen. Het Europese Parlement ziet men in Parijs on- gaarne sterker worden dan het Franse par- lement. De WEU moet, naast het Frans- Duitse legerkorps, het instrument zijn om Europa meer eigen identiteit in de wereld te geven en de rol van de VS en de NAVO te beperken.

Dan zijn er de verschillen in economie. De Zuidelijke landen en Frankrijk zijn meer pro- tectionistisch en willen een grote rol van de overheid in de economie. De Noordelijke EG-landen zijn meer voor de vrije markt.

Voornaamste uitzonderingen: het Duitse protectionisme inzake de landbouw en het Duits-Franse samenspel in EG-verband in-

zake de industriepolitiek. Ook zijn er grote verschillen in sociale verhoudingen en po- litieke cultuur.

Daarom is het Unieverdrag geen pasklare blauwdruk voor de jaren negentig gewor- den. Het verdrag geeft aan dat er nog on- derhandeld moet worden; onder meer over de inhoud van de Economische Unie, de rol van de WEU, de samenwerking op het ge- bied van Justitie en Binnenlandse Zaken.

Aanpak Nederlandse regering

Nederland aanvaardde in juli 1991 het voor- zitterschap van de EG met ambitieuze plannen voor een sterke Gemeenschap, met open externe betrekkingen. Gereali- seerd werden het Europese verkeersver- drag en de Europese Economische Zone met de landen van EFTA,2 de associatie- verdragen met de Oosteuropese landen,3

2. Officieel afgerond in april 1992. maar eind 1991 was in de hoofdzaak overeenstemming bereikt.

3. Deze bevatten helaas nog veel importbeperkingen. met name inzake textiel en landbouwprodukten.

4. Euratom en de EGKS behouden nog steeds enige zelf- standigheid, want zij blijven bestaan op basis van aparte verdragen, daterend uit 1951 en 1957.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• NIET-limitatieve lijst van voor de voortplanting giftige stoffen - Vruchtbaarheid geen der bestanddelen staat op de lijst. • NIET-limitatieve lijst van voor de voortplanting

· 1.2 Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik Geen verdere relevante informatie verkrijgbaar.. · Toepassing van de stof / van de

· 1.2 Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik Geen verdere relevante informatie verkrijgbaar.. · Toepassing van de stof / van de

1.2 Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik Geen verdere relevante informatie verkrijgbaar... Toepassing van de stof / van de

Kookpunt  94°C, alleen dit product  Dampspanning bij 20º C  onbekend  Smeltpunt  onbekend  Gewichts % aromatische stoffen 

structuurfondsen, teneinde een geïntegreerde benadering van de dimensie gelijke kansen te bevorderen en beleidsmaatregelen en specifieke acties op dit gebied te steunen; vraagt de

· 1.2 Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik Geen verdere relevante informatie verkrijgbaar.. · Toepassing van de stof / van de

· Giftigheid voor de voortplanting Gebaseerd op beschikbare gegevens; aan de indelingscriteria is niet voldaan. · STOT bij eenmalige blootstelling Gebaseerd op beschikbare gegevens;