• No results found

20 05

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "20 05"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels

3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel

1 Regels voor de beoordeling

Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr. 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de

beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO.

2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.

3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de

beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO.

4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast.

5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.

2 Algemene regels

Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVO-regeling van toepassing:

1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel.

Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een

scheikunde 1,2

20

05

Tijdvak1

Correctievoorschrift VWO

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs

(2)

3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel;

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;

3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het

beoordelingsmodel anders is aangegeven;

3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;

3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen.

4 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

5 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

6 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het

beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn.

Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden.

7 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.

8 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.

Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.

N.B.: Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.

(3)

3 Vakspecifieke regels

Voor het examen scheikunde 1,2 VWO kunnen maximaal 68 scorepunten worden behaald. Voor dit examen zijn verder de volgende vakspecifieke regels vastgesteld:

1 Als in een berekening één of meer rekenfouten zijn gemaakt, wordt per vraag één scorepunt afgetrokken.

2 Een afwijking in de uitkomst van een berekening door acceptabel tussentijds afronden wordt de kandidaat niet aangerekend.

3 Als in de uitkomst van een berekening geen eenheid is vermeld of als de vermelde eenheid fout is, wordt één scorepunt afgetrokken, tenzij gezien de vraagstelling het weergeven van de eenheid overbodig is. In zo'n geval staat in het antwoordmodel de eenheid tussen haakjes.

4 De uitkomst van een berekening mag één significant cijfer meer of minder bevatten dan op grond van de nauwkeurigheid van de vermelde gegevens verantwoord is, tenzij in de vraag is vermeld hoeveel significante cijfers de uitkomst dient te bevatten.

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn gemaakt, wordt in totaal per vraag maximaal één scorepunt afgetrokken van het aantal dat volgens het antwoordmodel zou moeten worden toegekend.

6 Indien in een vraag niet naar toestandsaanduidingen wordt gevraagd, mogen fouten in toestandsaanduidingen niet in rekening worden gebracht.

4 Beoordelingsmodel A Polymelkzuur Maximumscore 2 ntwoorden Deel- scores

1 † Het juiste antwoord kan bijvoorbeeld zijn genoteerd als:

C COOH H CH 3 HO C C H COOHCOOH HO HO CH CH3

Indien slechts één juiste ruimtelijke structuurformule van melkzuur is getekend 0

Indien de twee getekende structuurformules ruimtelijk identiek zijn 0

Maximumscore 3 2 † CH3 O C CH O CH3 O C CH O CH3 O C CH OH O + 2 H2O + 2 HO CH3 O C CH OH O CH3 C CH OH O

• formule van water en structuurformule van het fragment van polymelkzuur voor de pijl 1

• structuurformules van het ‘nieuwe uiteinde’ en van melkzuur na de pijl 1

• juiste coëfficiënten 1

Opmerking

(4)

Maximumscore 3

3 † Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 14 (mmol).

notie dat de (gemiddelde) waarde van x 10 is 1

berekening van het aantal mol dilactide dat per mol van stof A reageert: x delen door 2 1

• berekening van het aantal mmol van stof A: 69 (mmol) delen door het aantal mol dilactide

dat per mol van stof A reageert 1

of

notie dat de (gemiddelde) waarde van x 10 is 1

• berekening van het aantal mmol melkzuureenheden in 69 mmol dilactide: 69 (mmol)

vermenigvuldigen met 2 1

• omrekening van het aantal mmol melkzuureenheden in 69 mmol dilactide naar het aantal

mmol van stof A: delen door de gevonden (gemiddelde) waarde van x 1

Maximumscore 4

4 † Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 6.

• berekening van de molecuulmassa van stof A en van de massa van een melkzuureenheid in het oligomeermolecuul: (bijvoorbeeld via Binas-tabel 104 (4e druk) of Binas-tabel 99

(5e druk)) 120 (u) respectievelijk 72 (u) 1

• berekening van de massa van het oligomeermolecuul (zonder Na+): 575 minus de massa van

een Na+ ion 1

• berekening van de massa van het ‘melkzuurgedeelte’ van het oligomeermolecuul: de massa van een molecuul van stof A aftrekken van de massa van het oligomeermolecuul (zonder

Na+) 1

• berekening van het aantal melkzuureenheden in het oligomeermolecuul: de massa van het ‘melkzuurgedeelte’ van het oligomeermolecuul delen door de massa van een

melkzuureenheid in het oligomeermolecuul 1

Opmerkingen

Wanneer een uitkomst met één of met twee cijfers achter de komma is gegeven, hiervoor geen punt aftrekken.

Wanneer een juiste berekening is gegeven uitgaande van de piek bij m/z = 553 of m/z = 570, dit goed rekenen.

Maximumscore 2

5 † • het verschil tussen de massa’s van de oligomeerionen waaraan de eerste piek van het tweede drietal en de eerste piek van het eerste drietal in figuur 1 moet worden toegekend, is 72 u (dit geldt ook voor de verschillen tussen de massa’s van de oligomeerionen waaraan de tweede piek respectievelijk de derde piek in beide drietallen moeten worden toegekend) 1

• dit verschil is de massa van één melkzuureenheid (dus moeten er oligomeermoleculen met

even en met oneven aantallen melkzuureenheden zijn) 1

Opmerking

Wanneer bij de beantwoording van vraag 5 bijvoorbeeld op basis van de piek met m/z = 503 een soortgelijke berekening is gemaakt als bij vraag 4, met als uitkomst dat de polymerisatiegraad van de oligomeer waaraan die piek moet worden toegekend 5 is, met de conclusie dat blijkbaar ook oligomeren met een oneven aantal melkzuureenheden

(5)

Maximumscore 2

Antwoorden Deel-

scores

6 † Voorbeelden van goede antwoorden zijn:

• Bij het aangroeien van een (oligomeer)keten wordt een melkzuureenheid overgedragen aan een andere (aangroeiende) keten.

• Bij het aangroeien van een (oligomeer)keten wordt een oneven aantal melkzuureenheden overgedragen aan een andere (aangroeiende) keten.

• Bij de reactie wordt het dilactide gesplitst tot losse melkzuureenheden die vervolgens (stuk voor stuk) aan elkaar worden gekoppeld.

• Een dilactidemolecuul splitst en de beide delen worden elk aan een andere (aangroeiende) keten gekoppeld.

• Een oligomeermolecuul met een even aantal melkzuureenheden splitst in twee ketens, elk met een oneven aantal melkzuureenheden.

Indien een onjuist antwoord is gegeven, waaruit wel de notie blijkt dat dilactidemoleculen zich kunnen splitsen, bijvoorbeeld in antwoorden als: „Wanneer een oligomeerketen bij een oneven aantal melkzuureenheden verzadigd is, zal de andere helft van een

dilactidemolecuul naar een volgend molecuul van stof A gaan.” en: „Wanneer er een overmaat van stof A is, kunnen niet beide melkzuureenheden van één dilactidemolecuul

reageren met één molecuul van stof A.” 1

Kringloopfosfaat Maximumscore 4

7 † 4 Ca5(PO4)3F + 30 C + 18 SiO2 → 3 P4 + 18 CaSiO3 + 30 CO + 2 CaF2

• alle formules juist en aan de juiste kant van de pijl en geen extra formule(s) gebruikt 1

• F- en Ca-balans juist 1

• Si-, O- en C-balans juist 1

• P-balans juist 1

Maximumscore 4

8 † Een juiste berekening leidt tot de uitkomst dat 600.000 ton fosfaaterts overeenkomt met 2,1·105 ton P2O5 of dat 600.000 ton fosfaaterts 9,0·104 ton P bevat en 200.000 ton P2O5 8,7·104 ton P, en tot de conclusie dat (gezien de globale aanduiding van het opgegeven percentage P) de aanname dat het fosfaat in het erts is weergegeven als difosforpentaoxide klopt.

• berekening van het aantal ton P in 600.000 ton fosfaaterts: 15(%) delen door 100(%) en

vermenigvuldigen met 600.000 (ton) 1

• omrekening van het aantal ton P in 600.000 ton fosfaaterts naar het aantal Mmol P in 600.000 ton fosfaaterts: delen door de massa van een Mmol P (bijvoorbeeld via

Binas-tabel 104 (4e druk) of Binas-tabel 99 (5e druk): 30,97 ton) 1

• omrekening van het aantal Mmol P in 600.000 ton fosfaaterts naar het aantal Mmol P2O5 dat

overeenkomt met 600.000 ton fosfaaterts: delen door 2 1

• omrekening van het aantal Mmol P2O5 dat overeenkomt met 600.000 ton fosfaaterts naar het aantal ton P2O5 in 600.000 ton fosfaaterts: vermenigvuldigen met de massa van een Mmol P2O5 (bijvoorbeeld via Binas-tabel 41 (4e druk) of Binas-tabel 98 (5e druk): 141,9 ton) en

conclusie 1

(6)

• berekening van het aantal ton P in 600.000 ton fosfaaterts: 15(%) delen door 100(%) en

vermenigvuldigen met 600.000 (ton) 1

• berekening van het aantal Mmol P2O5 in 200.000 ton ‘fosfaat’: 200.000 (ton) delen door de massa van een Mmol P2O5 (bijvoorbeeld via Binas-tabel 41 (4e druk) of Binas-tabel 98

(5e druk): 141,9 ton) 1

• omrekening van het aantal Mmol P2O5 in 200.000 ton ‘fosfaat’ naar het aantal Mmol P in

200.000 ton ‘fosfaat’: vermenigvuldigen met 2 1

• omrekening van het aantal Mmol P in 200.000 ton ‘fosfaat’ naar het aantal ton P in 200.000 ton ‘fosfaat’: vermenigvuldigen met de massa van een Mmol P (bijvoorbeeld via

Binas-tabel 104 (4e druk) of Binas-tabel 99 (5e druk): 30,97 ton) en conclusie 1

Opmerking

Wanneer na een juiste berekening de conclusie is getrokken dat 2,1·105 ton (of 206.183 ton) niet gelijk is aan 200.000 ton of dat 9,0·104 ton niet gelijk is aan 8,7·104 ton (of

87.301 ton), en dus de aanname dat het fosfaat in het erts is weergegeven als difosforpentaoxide niet klopt, dit goed rekenen.

Maximumscore 2

9 † Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

• Ik ben het er niet mee eens, want je kunt voortdurend meten hoe hoog de

fosfaatconcentratie in het afvalwater is, zodat je geen overmaat aluminiumchloride hoeft toe te voegen.

• Ik ben het er niet mee eens, want de overmaat aluminium(ionen) die je toevoegt, kun je eruit halen voordat het op het oppervlaktewater wordt geloosd.

• Ik ben het er mee eens, want je moet overmaat aluminiumchloride toevoegen.

• Ik ben het er mee eens, want dan zou je voortdurend de fosfaatconcentratie in het

afvalwater moeten meten om te vermijden dat je overmaat aluminiumchloride toevoegt, en dat is te duur.

• Ik ben het er mee eens, want alle slecht oplosbare zouten lossen enigszins op (omdat zich een evenwicht instelt).

Indien een antwoord is gegeven als: „Ik ben het er mee eens, want er zal altijd wel wat

(water met) Al3+ (erin) weglekken.” 1

Indien in een overigens juist antwoord geen standpunt wordt vermeld, bijvoorbeeld in een

antwoord als: „Het is mogelijk om de overgebleven aluminiumionen neer te slaan.” 1

Opmerking

Wanneer in een overigens juist antwoord een verkeerde stof of ionsoort is vermeld waarmee aluminiumionen kunnen worden neergeslagen, bijvoorbeeld wanneer een antwoord is gegeven als: „Ik ben het er niet mee eens, want de overmaat aluminiumionen kun je eruit halen door O2– toe te voegen.” of „Ik ben het er niet mee eens, want de overmaat

aluminiumionen kun je eruit halen door PO43– toe te voegen.” dit goed rekenen.

Maximumscore 2

10 † Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

• Als fosfaat uit stront kan worden teruggewonnen, wordt de totale hoeveelheid mest die op het land wordt uitgereden minder en dus de fosfaatbelasting van het milieu beperkt.

• Als fosfaat uit stront kan worden teruggewonnen, wordt de totale hoeveelheid fosfaaterts die moet worden aangevoerd kleiner en wordt de fosfaatbelasting van het milieu minder.

• Als fosfaat uit stront kan worden teruggewonnen, blijft de totale hoeveelheid benodigd fosfaat weliswaar gelijk, maar de fosfaatbelasting van het milieu wordt minder.

• verduidelijking van ‘totale hoeveelheid’ 1

(7)

Indien een antwoord is gegeven als: „ Als fosfaat uit stront kan worden teruggewonnen, hoeft er minder uit het buitenland te worden geïmporteerd. De fabrikanten hoeven dus ook

minder belasting / invoerrechten te betalen.” 1

Opmerking

Wanneer een antwoord is gegeven als: „Als fosfaat uit stront kan worden teruggewonnen, ontstaat er een kringloop.” dit goed rekenen.

Maximumscore 2

Antwoorden Deel-

scores

11 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Struviet bestaat (kennelijk) uit Mg2+, NH4+ en PO43– en heeft dus de formule MgNH4PO4.

• struviet bestaat uit Mg2+, NH4+ en PO43– 1

• juiste formule van struviet 1

Opmerking

Wanneer voor struviet een andere, juiste verhoudingsformule, bijvoorbeeld Mg(NH4)4(PO4)2 , is gegeven, dit goed rekenen.

Maximumscore 4

12 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Aan de as een (oplossing van een sterk) zuur toevoegen. Dan filtreren en aan het filtraat magnesium(hydr)oxide en (een oplossing van) ammoniak / een (oplossing van een) ammoniumzout toevoegen. Dan weer filtreren (het residu is struviet).

• aan de as een (oplossing van een sterk) zuur toevoegen 1

• filtreren 1

• aan het filtraat magnesium(hydr)oxide en (een oplossing van) ammoniak /een (oplossing

van een) ammoniumzout toevoegen 1

• dan weer filtreren 1

Opmerking

Wanneer in plaats van „magnesium(hydr)oxide” is vermeld „een (oplossing van een) magnesiumzout”, dit goed rekenen.

(8)

Maximumscore 4

13 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

bij het ovaal met ‘TH’ erin een ingaande pijl 7 vanuit ‘bodem’ en een uitgaande pijl 8 naar

1 oppervlakte-en grondwater mensen en dieren planten bodem TH 3 1 2 4 5 6 RZI 10 VI 11 12 7 8 13 9 •

‘mensen en dieren’ getekend

• laatst, met ingaande pijl 9 vanuit ‘mensen en dieren’ en

1

ovaal met ‘RZI’ erin juist gep

uitgaande pijlen 10 naar ‘VI’ en 13 naar ‘oppervlakte- en grondwater’

• aande pijl 11

1

ovaal met ‘VI’ erin geplaatst, met ingaande pijl 10 vanuit ‘RZI’ en uitg naar ‘TH’

• vanuit het ovaal ‘mensen en dieren’ naar het ovaal ‘VI’ pijl 12 getekend 1

Indien in een overigens juist antwoord een foutieve extra pijl is geplaatst, bijvoorbeeld:

en dieren’

3

- een extra pijl 9 van ‘TH’ naar ‘RZI’ - een extra pijl 10 van ‘RZI’ naar ‘TH’ - een extra pijl 11 van ‘VI’ naar ‘mensen

- een extra pijl 12 van ‘mensen en dieren’ naar ‘TH’ - een extra pijl 13 van ‘RZI’ naar ‘mensen en dieren’ - een extra pijl 13 van ‘RZI’ naar ‘TH’

ee of drie foutieve extra pijlen zijn geplaatst

Indien in een overigens juist antwoord tw 2

Indien in een overigens juist antwoord vier of meer foutieve extra pijlen zijn geplaatst 1

Opmerkingen

f meer van de volgende extra pijlen zijn geplaatst:

aar ‘oppervlakte- en grondwater’ en/of ‘bodem’

schema is gegeven met elkaar kruisende pijlen, dit goed rekenen. Wanneer één o

- een extra pijl 8 van ‘TH’ naar ‘planten’ - een extra pijl 9 van ‘mensen en dieren’ n

- een extra pijl 10 van ‘RZI’ naar ‘oppervlakte- en grondwater’ en/of ‘bodem’ - een extra pijl 11 van ‘VI’ naar ‘bodem’

dit goed rekenen. Wanneer een juist

(9)

Witte verf Maximumscore 2

Antwoorden Deel-

scores

14 † • notie dat in het erts dat (voor een deel) met zuurstof heeft gereageerd (relatief) meer

zuurstof (en evenveel titaan) aanwezig is 1

• dus het massapercentage titaan is in zuiver ijzer(II)titanaat het hoogst 1

Indien een antwoord is gegeven als: „In zuiver ijzer(II)titanaat is het massapercentage titaan

het hoogst, omdat daarin Ti in verhouding meer voorkomt.” 1

Indien een antwoord is gegeven als: „In zuiver ijzer(II)titanaat is het massapercentage titaan het hoogst, omdat een deel van het erts met zuurstof heeft gereageerd.” 1

Indien een antwoord is gegeven dat uitsluitend is gebaseerd op de formules van

ijzer(II)titanaat en ijzer(III)titanaat, bijvoorbeeld: „In het erts is het massapercentage titaan het hoogst, want daarin komt TiO3 drie keer voor en in zuiver ijzer(II)titanaat komt TiO3

een keer voor.” 0

Indien een antwoord is gegeven als: „In zuiver ijzer(II)titanaat is het massapercentage titaan

het hoogst, want erts is geen zuiver ijzer(II)titanaat.” 0

Opmerking

Wanneer de conclusie is gebaseerd op een juiste berekening, dit goed rekenen. Maximumscore 3

15 † TiO2+ + 3 H2O → TiO2 + 2 H3O+ of TiO2+ + H2O → TiO2 + 2 H+

• TiO2+ en H2O voor de pijl en TiO2 na de pijl 1

• H3O+ of H+ na de pijl 1

• juiste coëfficiënten 1

Indien een antwoord is gegeven als: TiO2+ + H2O → TiO2 + H2 1 Indien een antwoord is gegeven als: TiO2+ + 6 H2O → TiO2 + 4 H3O+ + O2 of

TiO2+ + 2 H2O → TiO2 + 4 H+ + O2 1

Maximumscore 2

16 † Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd:

De V0 van het koppel TiO2+ + H+/Ti3+ + H2O (0,06 V) is lager dan de V0 van het koppel Fe3+/Fe2+ (0,77 V). Dus Ti3+ is een sterkere reductor dan Fe2+ (en daarom zal opgelost zuurstof met Ti3+ reageren en niet met Fe2+). / Dus wordt Ti3+ (door opgelost zuurstof) omgezet in plaats van Fe2+.

• notie dat het koppel TiO2+ + H+/Ti3+ + H2O een lagere V0 heeft dan het koppel Fe3+/Fe2+ 1

• notie dat Ti3+ (dus) gemakkelijker (met O2 in zuur milieu) reageert dan Fe2+ / een sterkere

reductor is dan Fe2+ 1

Indien een antwoord is gegeven als: „V0 van O2 + H2O/OH– is lager dan V0 van Fe3+/Fe2+,

maar hoger dan V0 van TiO2+ + H+/Ti3+ + H2O.” 1

Indien slechts een antwoord is gegeven als: „Fe2+ is een zwakkere reductor dan Ti3+.” of „Ti3+ is een sterkere reductor dan Fe2+.” of „De omzetting van Fe2+ tot Fe3+ vindt niet plaats

omdat er een sterkere reductor aanwezig is.” 1

Indien in een overigens juist antwoord geen gegeven uit Binas is vermeld, bijvoorbeeld in een antwoord als: „Wanneer geen Fe3+ wordt gevormd, betekent dat dus dat Ti3+ een

(10)

Indien een antwoord is gegeven dat is gebaseerd op het al dan niet (kunnen) optreden van een reactie tussen Fe3+ en Ti3+ / een reactie tussen Fe2+ en TiO2+, bijvoorbeeld in

antwoorden als: „Voor de omzetting Fe3+ + e– → Fe2+ geldt V0 = 0,77 V. Voor de reactie tussen Fe3+ en Ti3+ is dus V0ox – V0red = –0,71. Dit is kleiner dan nul / kleiner dan – 0,30 dus die reactie verloopt niet.” en: „Voor de omzetting Fe2+ → Fe3+ + e– geldt

V0 = 0,77 V. Voor de reactie tussen Fe2+ en TiO2+ is dus V0ox – V0red = 0,71. Dit is groter

dan nul / groter dan 0,30 dus die reactie verloopt.” 0

Opmerking

Wanneer een antwoord is gegeven als: „Mocht Fe3+ worden gevormd, dan treedt meteen deze reactie op: Fe3+ + Ti3+ + H2O → Fe2+ + TiO2+ + 2 H+, omdat de V0 van het

koppel Fe3+/Fe2+ (veel) hoger is dan de V0 van het koppel TiO2+ + H+/Ti3+ + H2O.” dit

goed rekenen. Maximumscore 3

17 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

CH3 Cl CH2 CH2 C CH3 CH O C O CH3 Cl CH2 CH2 C CH3 CH O C O

• de structuurformule van stof A juist verwerkt 1

• de structuurformule van stof B juist verwerkt 1

• begin en einde van de formule weergegeven met ~, - of · en van beide monomeren

(tenminste) twee eenheden verwerkt 1

Lichtgevoelige lak Maximumscore 3

18 † Een juiste berekening leidt tot de uitkomst –0,9⋅105 (Jmol–1).

• verwerking van de vormingswarmte van ethanal: + (–1,93⋅105) (Jmol–1) 1

• verwerking van de reactiewarmte: – (–1,0·105) (Jmol–1) 1

• juiste sommering van de gevonden vormingswarmte van ethanal en de reactiewarmte 1

Indien in een overigens juist antwoord de factor 105 niet is opgenomen 2

Indien als enige fout de bindingsenergie van de waterstofbrug in de berekening is betrokken 2

Indien als enige fout één plus- of minteken verkeerd is 2

Indien als enige fout alle plus- of mintekens verkeerd zijn 2

Indien een antwoord is gegeven als: „De vormingswarmte van ethanal is

(11)

Maximumscore 5

Antwoorden Deel-

scores

19 † Een juiste berekening leidt, afhankelijk van de berekeningswijze, tot de uitkomst 15,1 of 15,2 (mL).

• berekening massa van een mol vinylalcohol(eenheden), bijvoorbeeld via Binas-tabel 104

(4e druk) of Binas-tabel 99 (5e druk): 44,05 (g) 1

• berekening van het aantal mol OH groepen in 1,00 g polyvinylalcohol: 1,00 (g) delen door

de massa van een mol vinylalcohol(eenheden) 1

• omrekening van het aantal mol OH groepen in 1,00 g polyvinylalcohol naar het aantal mol

elektronen dat door de OH groepen wordt afgestaan: vermenigvuldigen met 2 1

• omrekening van het aantal mol elektronen dat door de OH groepen wordt afgestaan naar het

aantal mol Cr2O72– dat reageert: delen door 6 1

• omrekening van het aantal mol Cr2O72– naar het aantal mL K2Cr2O7 oplossing: delen door

0,500 (molL–1) en vermenigvuldigen met 103 1

Indien als enige prestatie wordt geconstateerd dat de molverhouding waarin

dichromaationen en OH groepen met elkaar reageren gelijk is aan 1:3 2

Maximumscore 2

20 † Het juiste antwoord moet de notie bevatten dat een molecuul polyvinylalcohol door de aanwezigheid van OH groepen beter H bruggen met H2O moleculen kan vormen dan een molecuul polyvinylketon.

Indien een antwoord is gegeven als: „Polyvinylalcohol bevat meer OH groepen dan

polyvinylketon.” 1

Opmerking

Wanneer een antwoord is gegeven als: „Polyvinylalcohol is door de aanwezigheid van OH groepen meer polair dan polyvinylketon.” dit goed rekenen.

Elektrosynthese Maximumscore 3

21 † Het juiste antwoord is:

4 OH– → 2 H2O + O2 + 4 e–; de formule van stof X is O2 of

2 H2O → O2 + 4 H+ + 4 e–, gevolgd door de vermelding dat H+ met OH– reageert of door één van de volgende reactievergelijkingen 4 H+ + 4 OH– → 4 H2O of

H+ + OH– → H2O; de formule van stof X is O2.

• notie dat OH– als reductor optreedt 1

• juiste halfreactie voor OH– gegeven 1

• stof X is O2 1

of

• notie dat H2O als reductor optreedt 1

• juiste halfreactie voor H2O als reductor gegeven, gevolgd door de vermelding (eventueel via een reactievergelijking) dat het (gevormde) H+ met het (aanwezige) OH– reageert 1

(12)

Indien het volgende antwoord is gegeven:

2 OH– + O2 → O3 + H2O + 2 e–, stof X is O3 1

Indien het volgende antwoord is gegeven:

2 OH– → H2O2 + 2 e–, stof X is H2O2 1

Indien het volgende antwoord is gegeven:

2 H2O → H2O2 + 2 H+ + 2 e–, stof X is H2O2 0

Opmerkingen

Wanneer een reactievergelijking is gegeven waarin een evenwichtsteken is gebruikt, dit goed rekenen.

Wanneer de naam van stof X is gegeven, dit goed rekenen. Maximumscore 2

22 † • notie dat per molecuul nitrobenzeen drie H2O moleculen nodig zijn terwijl er twee (via de reactie aan de positieve elektrode) terugkomen

of

notie dat er een balans moet zijn tussen wat de fabriek in gaat en wat de fabriek uit gaat,

bijvoorbeeld weergegeven via de reactievergelijking C6H5NO2 + H2O → C6H7NO + O2 1

• dus: molverhouding waarin nitrobenzeen en water bij moeten worden ingeleid is 1 : 1 1

Indien bij een juist antwoord op vraag 21 het volgende antwoord op vraag 22 is gegeven:

„Molverhouding waarin nitrobenzeen en water bij moeten worden ingeleid is 1 : 3.” 0

Opmerkingen

A

A

Wanneer een onjuist antwoord op vraag 22 het consequente gevolg is van een onjuist antwoord op vraag 21, dit antwoord op vraag 22 goed rekenen.

Wanneer in het antwoord op vraag 21 de vergelijking 2 OH– → H2O2 + 2 e– is gegeven,

en op vraag 22 een antwoord is gegeven als: „De molverhouding

nitrobenzeen:water=1:3, want met elk molecuul nitrobenzeen reageren drie moleculen water.” dit goed rekenen.

Maximumscore 5

23 † Een juiste berekening leidt, afhankelijk van de berekeningswijze, tot de uitkomst 4,10·103 (A) of 4,09·103 (A).

• juiste berekening van de massa van een mol 4-aminofenol, bijvoorbeeld via Binas-tabel 104

(4e druk) of Binas-tabel 99 (5e druk): 109,1 (g) 1

• berekening van het aantal mol 4-aminofenol: 100 (kg) vermenigvuldigen met 103 en delen

door de gevonden massa van een mol 4-aminofenol 1

• omrekening van het aantal mol 4-aminofenol naar het aantal mol elektronen:

vermenigvuldigen met 4 1

• omrekening van het aantal mol elektronen naar het aantal coulomb: vermenigvuldigen met

de lading van een mol elektronen (9,65·104 C) 1

• omrekening van het aantal coulomb per etmaal naar de stroomsterkte: delen door

24×60×60 (s) 1

inzenden scores

Verwerk de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per school in het programma Wolf of vul de scores in op de optisch leesbare formulieren.

Zend de gegevens uiterlijk op 1 juni naar de Citogroep.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn gemaakt,

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn gemaakt,

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn gemaakt,

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn gemaakt,

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn gemaakt,

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn gemaakt,

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn

5 Als in het antwoord op een vraag meer van de bovenbeschreven fouten (rekenfouten, fout in de eenheid van de uitkomst en fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst) zijn gemaakt,