• No results found

Het Europese christendemocratische fenomeen : De ontwikkeling van de thema’s burgerschap en Europese integratie/globalisering binnen het CDA tussen 1994 en 2010

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Europese christendemocratische fenomeen : De ontwikkeling van de thema’s burgerschap en Europese integratie/globalisering binnen het CDA tussen 1994 en 2010"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Europese christendemocratische fenomeen:

De ontwikkeling van de thema’s burgerschap en Europese

integratie/globalisering binnen het CDA tussen 1994 en

2010

Nikki Catlender

10151869

Bachelorwerkgroep: Religie en Democratie

Docent: Dr. Marcel Maussen

November 2014 - Januari 2015

Woorden: 9519

(2)
(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4

2. Theoretische verantwoording 6

2.1 Partijpositionering 6

2.2 Dimensies van partijposities 7

2.3 ‘Catch-all party avant la lettre’ 9

2.4 Issue fields: burgerschap en Europese integratie/globalisering 10

2.4.1 Burgerschap 10

2.4.2 Europese integratie/globalisering 12

3. Methodologische verantwoording 14

3.1 Kwantitatieve benadering: Comparative Manifesto Project 15

3.2 Kwalitatieve benadering: inhoudsanalyse 16

3.2.1 Inhoudsanalyse van verkiezingsprogramma’s 17

3.2.2 Coderingsregels 17

3.2.3 De codering van burgerschap 17

3.2.4 De codering van Europese integratie/globalisering 18

4. Resultaten 19

4.1 Burgerschap en Europese integratie/globalisering: belangrijke en stabiele thema’s 19

4.1.1 Samenvattend 19

4.2 De ontwikkeling en richting van burgerschap en Europese integratie/globalisering 20

4.2.1 Burgerschap 20

4.2.2 De ontwikkeling en richting van burgerschap 20

4.2.3 Europese integratie/globalisering 24

4.2.4 De ontwikkeling en richting van Europese integratie/globalisering 24

4.2.5 Samenvattend 27

5. Conclusie 29

6. Literatuur 31

6.1 Literatuur 31

(4)

1. Inleiding

Het Nederlandse Christen Democratisch Appèl (CDA) heeft sinds haar oprichting in 1980 altijd deel uitgemaakt van de regeringscoalitie, met uitzondering van de paarse kabinetten Kok I en Kok II tussen 1994 en 2002 en het kabinet Rutte II van 2012. Het CDA, dat uit een fusie van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), de Christelijk-Historische Unie (CHU) en de Katholieke Volkspartij (KVP) ontstond, was jarenlang een stabiele regeringspartij die schommelde rond de 40 zetels (Parlement & Politiek). Hoewel het CDA in de tweede helft van de jaren 80, onder leiding van Ruud Lubbers, nog de grootste regeringspartij was, kreeg ze in 1994 een dramatisch zetelverlies te verwerken: een daling van 20 zetels (ibid). Deze opvallende zetelafname was niet alleen bij het CDA waarneembaar. In heel Europa kelderde het aantal zetels van christendemocratische partijen (Duncan 2006; Van Kersbergen 2008; Kalyvas 2010). Het CDA kwam in 1994 in de oppositie terecht, de partij werd intern onstabieler en wisselde diverse keren van partijleider. Hoewel het CDA onder Jan Peter Balkenende tussen 2002 en 2010 weer electoraal succesvol werd en opnieuw plaatsnam in de regering, daalde het zetelaantal in 2010 weer met 20 zetels. Sindsdien schommelt het aantal zetels rond de 13.

Door de opmerkelijke zeteldaling van alle christelijke partijen in Europa, kan worden gesproken van een ‘christendemocratisch fenomeen’ (Kalyvas & Van Kersbergen, 2010: 187). De problemen van christelijke partijen hebben zowel externe als interne oorzaken. Externe factoren zijn bijvoorbeeld de algemeen zichtbare ontkerkelijking of de nationale context van partijen (Duncan 2006: 470). Een mogelijke interne oorzaak is de positionering van christendemocratische partijen op bepaalde onderwerpen (ibid). De positionering van politieke partijen is een interessant aspect van partijpolitiek en cruciaal voor het zetelaantal. Het is duidelijk dat partijen constant in beweging zijn om extra kiezers te winnen, maar wat maakt deze positionering uit voor de kiezer? Veel onderzoek naar de positionering van politieke partijen is gericht op gepolitiseerde onderwerpen, zoals immigratie en integratie. Met name anti-immigratiepartijen nemen gretig een radicaal standpunt in op deze onderwerpen om zo meer kiezers te trekken. In reactie op deze nieuwe gepolitiseerde thema’s moeten gevestigde politieke partijen een positie innemen en een strategie bepalen: nemen ze eenzelfde radicaal standpunt in, een radicaal ander standpunt of proberen ze het onderwerp in de doofpot te stoppen?

Sinds midden jaren 90 (met het begin van de zetelafname) werd er steeds duidelijker een christendemocratisch fenomeen zichtbaar, waardoor er interesse is gekomen voor onderzoek naar de christendemocratie (Kalyvas, 2010: 183). Deze scriptie kan worden gezien als een interessante bijdrage aan de literatuur hieromtrent omdat er hier niet wordt gekeken naar gepolitiseerde onderwerpen, maar naar de ontwikkeling en richting van twee belangrijke onderwerpen voor het

(5)

CDA: burgerschap en Europese integratie/globalisering. De aandacht voor deze thema’s is kenmerkend voor christelijke partijen. Aan de ene kant ligt er binnen christelijke partijen de nadruk op economisch liberale waarden en zijn christendemocratische partijen veelal voorstanders van Europese integratie of globalisering. Aan de andere kant blijft bij de integratie het subsidiariteitsbeginsel belangrijk, waarbij de aandacht voor burgers en hun gemeenschappen terugkomt. Van burgers wordt verwacht dat ze participeren en verantwoordelijkheid tonen (Kalyvas & Van Kersbergen, 2010). In de hoop een ontwikkeling binnen deze thema’s te vinden worden ze tussen 1994 en 2010 onderzocht. De volgende onderzoeksvraag is daarbij toepasselijk: ‘Welke ontwikkeling en richting is er waar te nemen in de partijpositionering van het CDA ten opzichte van burgerschap en Europese integratie/globalisering?’

De resultaten van dit onderzoek, die betrekking hebben op het CDA, kunnen niet worden gegeneraliseerd naar andere Europese christelijke partijen. Het CDA vertoont echter veel overeenkomsten met de christelijke zusterpartijen. Daarom kan het interessant zijn om een onderzoek te doen naar de positionering van andere christendemocratische partijen in Europa op burgerschap en Europese integratie/globalisering om zo een mogelijke structurele trend te zien binnen deze christendemocratische partijfamilie (Kalyvas 2010). De uitkomsten van dit onderzoek kunnen daarom als opzet worden gebruikt voor vervolgonderzoek.

De opzet van deze scriptie is als volgt. Allereerst worden er verschillende theorieën over de positie-inname van politieke partijen weergegeven, wordt het Europese christendemocratische fenomeen besproken en wordt er inhoudelijk ingegaan op de onderwerpen burgerschap en Europese integratie/globalisering. De methodologische verantwoording bespreekt het Comparative Manifesto

Project (CMP) waarmee de aandacht binnen het CDA voor de thema’s wordt onderzocht. Een

kwalitatieve inhoudsanalyse van de partijprogramma’s van het CDA vanaf 1994 tot en met 2010 kan wellicht een ontwikkeling en richting aangeven. Vervolgens worden de resultaten van deze twee benaderingen besproken. De bredere implicaties van dit onderzoek worden in de conclusie weergegeven.

(6)

2. Theoretische verantwoording

Het electorale succes of falen van politieke partijen hangt onder andere af van de positie-inname op belangrijke onderwerpen. Om iets te kunnen zeggen over de positionering van politieke partijen op de thema’s burgerschap en Europese integratie/globalisering moet daarom eerst worden vastgesteld waarom en hoe politieke partijen posities innemen. Om specifiek in te kunnen gaan op het CDA wordt vervolgens eerst gekeken naar haar overeenkomsten en verschillen met de christendemocratische partijfamilie in Europa. Belangrijke issues binnen het CDA zijn burgerschap en Europese integratie/globalisering. Daarna gaat deze scriptie in op de issuefields burgerschap en Europese integratie/globalisering, eerst wordt beargumenteerd dat deze thema’s van belang zijn voor het CDA en vervolgens worden de mogelijke posities van partijen op deze thema’s weergegeven.

2.1 Partijpositionering

De klassieke visie op partijposities is haar zien als een markt, waarbij de politieke partijen aanbieden en de kiezers vragen. Daarbij gaat het over de vraag wat voor politieke partijen de optimale verhouding tot elkaar is op een continuüm van standpunten (Coleman, 1971: 35). Anthony Downs, die de grondlegger is geweest van deze klassieke visie, stelt dat de positionering van partijen op thema’s kan worden beschreven als vraag en aanbod (Downs 1957). Dit wordt ook wel de electorale competitie tussen partij genoemd (Downs, 1957: 142; Van Spanje, 2010: 565). Deze theorie houdt zowel rekening met de vraag (de kiezers) als het aanbod (de politieke partijen). Downs stelde dat partijen rationele actoren zijn, op zoek naar meer kiezers. Partijen bepalen daarom strategisch hun posities op bepaalde onderwerpen, zodat meer mensen worden aangetrokken. Dit is door Downs de spatial theory genoemd, oorspronkelijk afkomstig van Hotelling die hetzelfde fenomeen waarnam bij met elkaar concurrerende bedrijven (Coleman, 1971: 35). Downs liet zien dat kiezers politieke partijen kiezen die het meest met hun eigen mening overeenkomen op de continuüm. Wanneer politieke partijen dan volledig vrij zijn om zich te bewegen op dit continuüm, ontstaat er een gelijkwaardige positie tussen beide partijen. De keuzes die partijen maken kunnen worden gezien als interne electorale strategieën.

De klassieke electorale competitie tussen partijen geeft echter geen optimale weergave van de strategie van partijen. Daarom is de theorie van Downs door de jaren heen aangevuld en verbeterd (onder andere door Coleman 1971). Een belangrijke toevoeging is de idee dat partijen niet alleen een positie innemen op dezelfde onderwerpen als andere partijen, zoals bij Downs, maar dat ze ook andere onderwerpen kunnen benadrukken of juist negeren. Daarnaast kunnen partijen voorkomen dat een bepaald thema op de politieke agenda komt, bijvoorbeeld door het onderwerp te

(7)

negeren (Van Spanje, 2010: 566). Als gevolg van ontwikkelingen op sociaal, economisch, politiek of wetenschappelijk gebied zijn politieke partijen altijd genoodzaakt een mening te formuleren over en een strategie te ontwikkeling voor de benadering van deze onderwerpen. Wanneer politieke partijen vervolgens verschillen in de manier waarop er over een thema wordt gedacht en hoe erop moet worden gereageerd, leidt dit tot de politisering van het onderwerp. Wanneer een bepaalde politieke partij een positie inneemt op een bepaald thema die bij veel kiezers aantrekkelijk is, terwijl andere partijen een minder populair standpunt innemen, zal de eerste partij hiermee kiezers kunnen winnen terwijl de andere partij ze juist verliest (Van Heerden et al., 2014: 122). Samenvattend zijn er drie mogelijk strategieën die politieke partijen kunnen aannemen. Ten eerste kan een strategie van accommodatie worden aangenomen: partijen kunnen de populaire positie-inname op de thema’s overnemen. Ten tweede is de strategie van wederhoor een mogelijke reactie: partijen benoemen de populair geworden thema’s, maar nemen daarin een radicaal ander standpunt in. Tot slot bestaat de afwijzende strategie: partijen proberen hierbij de populaire thema’s te bagatelliseren en zo min mogelijk aan bod te laten komen (ibid).

2.2 Dimensies van partijposities

De continuüm van Downs waarop politieke partijen hun positie innemen bestaat uit een links-rechts dimensie (Downs 1957, Van der Brug en Van Spanje 2009). Deze continuüm heeft betrekking op hoeveel overheidsinterventie de partij voorstelt. De partijen aan de linkerkant stellen de meeste overheidsinterventie voor, partijen aan de rechterkant de minste. Als een politieke partij verder van het midden vandaan is dan een andere politieke partij kan de eerste partij de hoeveelheid kiezers vergroten door meer naar het midden op te schuiven, om zo uiteindelijk een perfecte balans te maken (Stokes, 1963: 368). Zo wordt het bestaan van één dominante conflictdimensie beargumenteerd. In tegenstelling tot de klassieke links-rechts dimensie, valt het te beargumenteren dat er een extra dimensie aan toegevoegd moet worden om de partijposities van partijen te begrijpen (Kriesi et al. 2006). Hierbij is er een sociaal-economische en een sociaal-culturele as waar te nemen. De sociaal-economische as heeft, net zoals de links-rechts as, nog steeds betrekking op de hoeveelheid overheidsinterventie die een partij voorstelt. Op de sociaal-culturele as staan aan de ene kant culturele en libertaire vrijheden en aan de andere kant juist de bescherming van autoritaire en traditionele waarden.

De belangrijkste reden om aan te nemen dat de links-rechts dimensie een betere verklaringskracht heeft voor partijpositionering is dat politieke partijen in parlement en regering moeten samenwerken met andere politieke partijen, vooral in niet-meerderheidsstelsels. Voor partijen is het belangrijk om een onderdeel te zijn van de regering omdat partijen daarmee de kans

(8)

verhogen beleid te kunnen implementeren of om carrièremogelijkheden voor politici te creëren (Van der Brug en Van Spanje, 2009: 311). Vanuit dat oogpunt hebben partijen een reden om te voorkomen dat thema’s worden geagendeerd waarmee hun tegenstanders het niet eens kunnen zijn. Partijen besluiten daarom om zich te positioneren op een populair onderwerp in plaats van te conflicteren op verschillende dimensies. Partijen proberen coalities te vormen met andere partijen die het meest corresponderen met hun belangrijkste ‘conflictdimensie’ (ibid). Dit wordt daarom de dominante dimensie van conflict in de parlementaire arena, omdat partijen voorkomen dat ze conflicten moeten uitvechten die niet corresponderen met die dimensie of die niet verenigbaar zijn met de dimensie. Partijen in de oppositie daarentegen ervaren in mindere mate deze problemen, maar hebben net als regeringspartijen redenen om bepaalde conflicten niet te politiseren die niet vallen binnen de dominante conflict dimensie (ibid). De eerste reden hiervoor is dat oppositie partijen nog willen samenwerken met andere oppositiepartijen. Voor oppositiepartijen is het belangrijk goede relaties te onderhouden met andere oppositiepartijen voor steun voor moties, amendementen en om de kans te vergroten een regeringspartij te worden in de toekomst. Zoals regeringspartijen, werken oppositiepartijen voornamelijk samen met partijen die hetzelfde standpunt innemen op de dominante dimensie. Daarnaast zorgen issues die niet corresponderen met posities op de dominante dimensie vaak voor interne conflicten binnen partijen.

Aan de andere kant is de eendimensionale visie soms niet alomvattend en moet er gebruik worden gemaakt van twee dimensies: een sociaal-economische en een sociaal-culturele (Kriesi et al. 2006). De voornaamste reden om te pleiten voor twee dimensies is het bestaan van twee klassen, waarbinnen politieke partijen zich moeten verhouden. De aanwezige conflicten tussen deze klassen structureren de politiek rond het sociaal-economische beleid en het sociaal-culturele beleid. Voor de Tweede Wereldoorlog was er een culturele/religieuze en een sociaal-economische klasse. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde vooral de culturele/religieuze klasse van identiteit (idem: 923). Waar voorheen met name het religieuze een conflict vormde, werd dit nu gevormd door aan de ene kant het belang van culturele vrijheid en libertaire onderwerpen en aan de andere kant de bescherming van traditionele en autoritaire waarden en instituties zoals het traditionele christelijke geloof en de traditionele gezinssamenstelling (idem: 924). Het sociaal-economische beleid heeft nog steeds betrekking op de regulering van de markt en de constructie van sociale bescherming door de staat. De tweedimensionale visie kan worden onderbouwd door te stellen dat partijen nieuwe thema’s, die zijn ontstaan ten gevolge van nieuwe conflicten, opnemen binnen hun programma’s (ibid).

(9)

2.3 ‘Catch-all party avant la lettre’

Lang werd gedacht dat christendemocratische partijen geen onderscheidend karakter hadden, dat ze

middle-of-the-road partijen zouden zijn die gekenmerkt werden als conservatief, pragmatisch en

opportunistisch (idem. 186; Van Kersbergen, 1994: 31). Om het CDA als onderdeel van deze christendemocratische partijfamilie te begrijpen, moet worden gekeken naar de overeenkomsten en verschillen. De idee dat christendemocratische partijen geen onderscheidend karakter hebben veranderde naarmate het electoraat massaal daalde: de partijen werden een christendemocratisch fenomeen. Dit fenomeen heeft twee belangrijke kenmerken: (1) de capaciteit om heterogene groepen en sectoren binnen de samenleving te accommoderen (vandaar het catch all idee van deze partijen) en (2) het vermogen om de religieuze identiteit zowel te behouden als te temperen (idem. 187). De religieuze identiteit is een interessant kenmerk omdat veel christelijke partijen religie hebben geherdefinieerd als een humanitair en moreel concept, waardoor religie onderdeel blijft van de partij, maar de partij toch seculier kan zijn (idem. 188).

Belangrijk voor christendemocratische partijen zijn mensenrechten, liberale democratische waarden, verzoening tussen klassen en transnationale actoren, integratie, accommodatie en pluralisme (idem. 187). Door de heterogeniteit van christendemocratische partijen werden ze, omwille van de uniformiteit en de cohesie, min of meer gedwongen tot een opstelling van accommodatie en consensus. Het principe van subsidiariteit, waarbij het uitgangspunt is dat de staat niet hetgeen regelt dat op een lager niveau kan worden geregeld, valt hierin terug te zien. Christendemocratische partijen zijn reguliere partijen die meestal balanceren tussen deel uitmaken van de regering en onderdeel zijn van de oppositie. Opvallend is het electorale verlies dat zichtbaar was bij bijna alle christendemocratische partijen in Europa vanaf 1990. Dit is een cyclische neergang geweest, want veel partijen zijn weer opgekrabbeld. Het CDA kan daarbij als een uitzondering worden gezien. Hoewel een stijging in het aantal zetels te zien was tussen 2002 en 2010, balanceert deze partij nog steeds rond de 13 zetels (IPSOS). Hoewel de bovenstaande overeenkomsten dus in veel christendemocratische partijen voorkomen, zijn de hedendaagse verschillen voornamelijk te wijden aan de verschillen in nationale context (idem. 191).

Daarnaast vertonen christendemocratische partijen veel overeenkomsten op het gebied van sociaal en economische beleid. Via het ‘sociaal kapitalistische model’ dat christendemocratische partijen aanhouden slaan ze bruggen tussen verschillende sociale, economische en culturele groepen in de samenleving. Christendemocratische partijen zijn over het algemeen voorstanders van de uitbreiding van de welvaartstaat geweest en hebben, als onderdeel van regeringscoalities, in het verleden een grote bijdrage geleverd aan de opkomst van de welvaartstaat (idem. 197). De nadruk ligt hierbij sterk op het gezin en medeleven voor armen in de samenleving (idem. 197). Belangrijk is

(10)

bijvoorbeeld de verzekering van loon, in plaats van het creëren van banen, of het stabiliseren van het gezin in plaats van aandacht voor de individu. In het christendemocratische welvaartsbeleid zijn de partijen bereid veel geld aan sociale zaken te spenderen, maar zijn daarin wel passief en gericht op burgers die zelf initiatief nemen (idem. 198). Dit heeft vooral te maken met het belang van participatie in de samenleving (idem. 199). Zoveel mogelijk moet op lokaal of regionaal niveau worden geregeld. Transnationale relaties en netwerken zijn van groot belang voor christendemocratische partijen (idem. 196). Daarom zijn deze partijen meestal voorstander geweest van Europese integratie en toenemende samenwerking tussen landen en instituties.

2.4 Issue fields: burgerschap en Europese integratie/globalisering

Hoewel thema’s als burgerschap en Europese integratie/globalisering niet sterk gepolitiseerd zijn binnen het Nederlandse politieke landschap (zoals het onderwerp migratie wel is) zijn ze van groot belang voor christendemocratische partijen in het algemeen en het CDA in het bijzonder.

2.4.1 Burgerschap

In 2010 verscheen er een notitie van Mirjam Sterk en Sybrand van Haersma Buma ‘Kansrijk op weg naar burgerschap’, waarin de thema’s integratie, immigratie en asiel worden besproken aan de hand van het overkoepelende thema burgerschap. De volgende zin was onder andere kenmerkend voor de toon van deze notitie: ‘Het relationele mensbeeld waar het CDA zich op baseert houdt in

dat je alleen maar mens kunt zijn in relatie tot de ander’ (CDA, 2010, 6). In 2002 laaide het debat rondom burgerschap op naar aanleiding van een brief van toenmalig demissionair minister-president Jan Peter Balkenende. Deze brief had betrekking op de normen en waarden binnen de Nederlandse samenleving, waarbij Balkenende zijn gedachtegoed stoelde op het boek ‘The New

Golden Rule’ uit 1998 van de Amerikaanse socioloog Amitai Etzioni (Brouwer & Haan, 2003). Balkenende schreef hierin: ‘gemeenschapszin veronderstelt gemeenschappelijk gedeelde waarden. Daaruit volgt dat multiculturaliteit als zodanig ontoereikend is om te kunnen dienen als basis voor integratie. In die zin is de multiculturele samenleving dus niet iets om naar te streven’ (CDA, 2010: 6). Ook al eerder bleek de nadruk binnen het CDA op burgerschap. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het boek ‘Samen onderweg’ dat in 1991 verscheen van Ruud Lubbers over democratie, christendom, samenleven, economie en internationale vraagstukken. In dit boek komt naar voren dat naast de rechten, ook de plichten ten aanzien van de samenleving moeten worden benadrukt (ibid).

Burgerschap kan op verschillende manieren worden gedefinieerd (Van Zoonen, 2004: 8), maar in alle definities is een terugkomend aspect de wederzijdse relatie tussen de burger en de staat waaraan bepaalde rechten en plichten zijn verbonden. Er zijn drie klassieke benaderingen van

(11)

burgerschap: liberaal individualistisch, communautair en republikeins (WWR, 1992: 4). Liberaal individualistisch burgerschap gaat ervan uit dat mensen calculerende individuen zijn, die nutsmaximalisatie nastreven (idem. 13). Mensen maken keuzes op basis van hun rechten en het respect voor de rechten van anderen. ‘Burgerschap en andere politieke instituties zijn middelen, die enkel voorwaardelijk aanvaard worden, namelijk zolang ze in individuele calculaties voorwaarden zijn voor maximalisatie van nut’ (ibid). De communautaire visie op burgerschap legt de nadruk op het gegeven dat het zijn van burger betekent dat je tot een historisch gegroeide gemeenschap behoort (idem. 14). Het ‘goede handelen’ van mensen wordt bepaald, door wat binnen de grenzen van de gemeenschap acceptabel is (ibid). Hierbij staat het concept van participatie centraal (Delanty, 2000: 10). Bij de republikeins visie op burgerschap is een ‘burger (…) hij of zij die zowel regeert als geregeerd wordt’ (idem. 10). Burgers moeten daarom een ‘minimum aan autonomie, oordeelkundigheid en loyaliteit bezitten’ (ibid). Burgerschap is in deze visie dan ook niet voor iedereen weggelegd, mensen die afhankelijk zijn van anderen kunnen geen burger zijn. Het republikeins burgerschap stelt de publieke gemeenschap centraal, door middel van ‘moed, toewijding, militaire discipline en staatmanschap’ en gaat voornamelijk over de plichten en verantwoordelijkheden van de burger (idem. 10-16). In dienst van de publieke gemeenschap kan individueel succes verschijnen.

Bovenstaande visies op burgerschap kunnen ruimtelijk worden weergegeven aan de hand van twee assen (figuur 1). De horizontale as heeft betrekking op de burgerschap in culturele zin: gemeenschap versus individu. De verticale as heeft betrekking op hoeveel vanuit de staat moet worden geregeld of vanuit de samenleving moet komen: staat versus samenleving (Delanty, 2000: 9). De overeenkomstige kenmerken van christendemocratische partijen duiden erop dat de visie op burgerschap van deze partijen voornamelijk wordt gekenmerkt door een nadruk te leggen op de gemeenschap, om zo de heterogeniteit en pluriformiteit te behouden en niet uiteen te vallen, alsmede op de samenleving, participatie en liberaal democratische waarden. In deze scriptie wordt verwacht dat het CDA ook te positioneren is op die plek.

(12)

Figuur 1. Ruimtelijke weergave van de mogelijke positionering van politieke partijen op het thema burgerschap. Verwachtte positie van CDA = X

X

2.4.2 Europese integratie/globalisering

Het belang van het thema Europese integratie voor de stemkeuze van kiezers tijdens de nationale verkiezingen wordt steeds groter (De Vries, 2010: 89). Er wordt veel aandacht besteed binnen Christelijke democratische partijen aan het thema internationale politiek (Kalyvas & Van Kersbergen, 2010: 195). Binnen het CDA wordt er dan ook behoorlijk veel gepubliceerd over Europa en globalisering, onder andere het artikel van Sybrand van Haersma Buma en Wim van de Camp over de Europese Unie (EU) op het platform van het CDA: christendemocraat.nl. Daarin wordt uitgebreid besproken hoe de Europese integratie tot stand is gekomen en het profijt dat Nederland heeft gehad van integratie en globalisering. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de negatieve kanten van bovenstaande thema’s waarbij het CDA een positie moet innemen.

Er zijn verschillende posities aan te nemen ten opzichte van Europese integratie/globalisering. De tien partijfamilies (‘Extreme left/Communist, Green, Social Democratic,

Liberal, Agrarian, Christian Democratic, Protestant, Conservative, Extreme right en Regionalist’)

die zichtbaar zijn in Europa worden samengevoegd tot vier hoofdstromingen: liberalen, sociaaldemocraten, conservatieven en progressieven (Marks et al., 2002: 587; Jepperson, 2002: 64). Liberale politieke partijen zijn voorstander van politieke en economische integratie en de daarbij behorende kenmerken als supranationalisme, marktcompetitie en politieke en economische vrijheid. De sociaaldemocraten zijn gematigd voorstander van Europese integratie/globalisering. Hoewel economische integratie de economische groei versterkt kan de welvaartstaat hierdoor onder druk komen te staan volgens sociaaldemocraten. De conservatieven zijn ook gematigde voorstanders: economische integratie zorgt voor een afname van de marktregulatie van nationale overheden hetgeen positief is, maar politieke integratie zorgt voor het verlies van de nationale soevereiniteit en cultuur. Tot slot zijn progressieven gematigd tegenstander omdat economische integratie mensenrechten verslechtert en ongelijkheid in de hand werkt. Politieke integratie verslechtert

Gemeenschap Individu

                                         Samenleving

                                                           

(13)

democratische participatie en waarden (ibid).

Bovenstaande visies op Europese integratie/globalisering kunnen ruimtelijk worden weergegeven, zoals zichtbaar is in figuur 2. De horizontale as betreft de politieke integratie. Voorstanders van politieke integratie zijn federalistisch terwijl tegenstanders van politieke integratie pleiten het behoud van nationale staten en soevereiniteit. De verticale as heeft betrekking op economische integratie. Daarbij zijn de voorstanders voor grotere economische integratie en vrije marktwerking. De tegenstanders zijn tegen economische integratie en hechten aan het behoud van een grote rol voor de nationale staat.

Christendemocratische partijen zijn meestal voor het vergroten en het uitbreiden van Europese integratie en zijn vaak verantwoordelijk geweest voor de integratie omdat ze onderdeel uitmaakten van een regeringscoalitie (Kalyvas & Van Kersbergen, 2010: 96-97). Het ‘paternalisme van Europese integratie’ wordt als positief beschouwd, zowel om oorlog te voorkomen, maar ook om het hoofd te bieden aan internationale coördinatieproblemen om zo sterker te staan (ibid). De christendemocratische familie is zodoende erg voorstander van zowel economische als politieke Europese integratie omdat het een positieve bijdrage levert aan de economische groei van nationale staten en de verdeeldheid binnen Europa verkleint. Supranationale organisaties zorgen voor

positieve regulatie en nationalisme wordt beperkt (idem. 587). De verwachting binnen deze scriptie is dat het CDA daarom ook zo te positioneren is.

Figuur 2. Ruimtelijke weergave van de mogelijke positionering van politieke partijen op het thema Europese integratie/globalisering.

Verwachtte positie van CDA = X

X X

Nationaal Federaal

                                     Grote rol staat

                                                           

(14)

3. Methodologische verantwoording

De methodologie waarop het onderzoek in deze scriptie is gestoeld, wordt voor een groot gedeelte bepaald door het artikel van Van Heerden et al. (2014). Daarin wordt onderzocht hoe de thema’s immigratie en integratie in Nederland vanaf de jaren 90 zijn gepolitiseerd, welke rol anti-immigratiepartijen hebben gespeeld in dit proces en in hoeverre partijposities rondom deze onderwerpen zijn gestructureerd door een links-rechts dimensie. Omdat de bovenstaande keuzes wat betreft onderzoeksonderwerpen voor een groot gedeelte overeenkomen met wat er in het onderzoek van Van Heerden et al. (2014) is gedaan, wordt er in deze scriptie min of meer gebruik gemaakt van dezelfde methodologische keuzes en opzet. Het onderzoek van Van Heerden et al. (2014) heeft betrekking op alle Nederlandse politieke partijen in de Tweede Kamer vanaf 1990. In deze scriptie wordt echter diepgaand aandacht besteed aan één partij: het CDA. Allereerst kijkt deze scriptie naar de aandacht binnen het CDA voor de thema’s burgerschap en Europese integratie/globalisering. Vervolgens wordt er gekeken of er een ontwikkeling is waar te nemen op deze thema’s.

Er zijn verschillende methodes om partijposities op thema’s te onderzoeken: de analyse van verkiezingsprogramma’s van politieke partijen, de analyse van de percepties van experts op het gebied van de partij en de analyse van de opinie van partijleden of kiezers. De doelstelling in dit onderzoek is om in kaart te brengen wat de ontwikkeling is geweest van het CDA op de punten burgerschap en Europese integratie/globalisering. In die zin lijkt een benadering die uitgaat van partijprogramma’s logischer dan een benadering die uitgaat van percepties (Van Heerden et al., 2014: 124). Partijprogramma’s zijn hierbij uiterst geschikt omdat ze beleidsvoorstellen op specifieke beleidsonderwerpen gestructureerd weergeven en een zo duidelijk en alomvattend mogelijk beeld geven van de positie van de partij op een bepaald issue. Ook geven partijprogramma’s een overzichtelijk beeld van de verandering van de inhoud door de jaren heen. Er kan worden uitgegaan van een frequente en gelijkmatige uitgave van de partijprogramma’s, die ervoor zorgt dat niks over het hoofd wordt gezien. Er is eveneens aan te nemen dat de grote thema’s iedere uitgave terugkomen. Om bovenstaande redenen wordt in deze scriptie gekeken naar verkiezingsprogramma’s. Er wordt gekeken naar de verkiezingen van de volgende jaren: 1994, 1998, 2002, 2006 en 2010. Zo is het mogelijk een gedegen en diepgaand overzicht te geven van hoe de positie op burgerschap en Europese integratie/globalisering binnen het CDA door de jaren heen is veranderd.

(15)

3.1 Kwantitatieve benadering: Comparative Manifesto Project

Om een uitspraak te kunnen doen over de aandacht binnen het CDA voor de thema’s burgerschap en Europese integratie/globalisering wordt er net als in het onderzoek van Van Heerden et al. 2014 voor de analyse van de partijprogramma’s gebruik gemaakt van het Comparative Manifesto Project (CMP) (CMP 2014; Van Heerden et al. 2014). Binnen het CMP doet men onderzoek naar verschillende aspecten, onder andere naar hoe een partij functioneert, hoe de structuur van de partij eruit zien en hoe het partijsysteem zich ontwikkelt. Ook vindt er een kwantitatieve inhoudsanalyse van verkiezingsprogramma’s van politieke partijen plaats (CMP 2014). De codeurs van het CMP bepalen zin voor zin waar ze over gaan en wat ermee wordt gezegd (Van Heerden et al, 2014: 124). Hierbij kijkt men naar partijprogramma’s van partijen ten tijde van de verkiezingen. Het CMP maakt gebruik van een benadering die ervan uit gaat dat politieke partijen liever niet de nadruk leggen op hetzelfde beleidsterrein als hun tegenstanders, maar dat ze discussiëren op andere beleidsterreinen. Hierbij blijft de daadwerkelijke confrontatie min of meer uit. Deze aanpak noemt men de saliency/valence benadering (Van Heerden et al., 2014: 124). Er is gelet op hoe vaak bepaalde thema’s worden genoemd in de partijprogramma’s in plaats van om wat er specifiek over de thema’s wordt gezegd. Omdat er in dit onderzoek onder andere wordt gekeken naar de aandacht binnen het CDA op de issues is het een logische stap om de aanwezige data van het CMP te benutten. Het thema burgerschap binnen het CMP heet ‘Civic mindedness’ (CMP, 2014: civic mindedness). De bijbehorende definitie en aandachtspunten zijn te zien in tabel 1.

Tabel 1. Definitie en aandachtspunten van het CMP bij de codering van burgerschap.

Term: Definitie:

Civic Mindedness ‘Appeals for national solidarity and the need for society to see itself as united. Calls for solidarity with and help for fellow people, familiar and unfamiliar’.

May also include: ‘Favourable mentions of the civil society; Decrying anti-social attitudes in times of crisis; Appeal for public spiritedness; Support for the public interest’.

Voor het thema Europese integratie/globalisering worden de termen ‘European community/Union’ en ‘Internationalism’ uit het CMP gebruikt (CMP, 2014: European community/Union en Internationalism). De bijbehorende definitie en aandachtspunten zijn te zien in tabel 2.

(16)

Tabel 2. Definitie en aandachtspunten van het CMP bij de codering van Europese integratie/globalisering.

Term: Definitie:

European community/Union: positive/negative

‘Favourable mentions of European Community/Union in general’.

May also include: ‘Desirability of the manifesto country joining (or remaining a member); Desirability of expanding the European

Community/Union; Desirability of increasing the ECs/EUs

competences; Desirability of expanding the competences of the European Parliament’.

Internationalism: positive/negative

‘Need for international co-operation, including co-operation with specific countries’.

May also include: ‘Need for aid to developing countries; Need for world planning of resources; Support for global governance; Need for international courts; Support for UN or other international organisations’.

3.2 Kwalitatieve benadering: inhoudsanalyse

De eerste benadering waarbij wordt uitgegaan van de positionering van politieke partijen op onderscheidende thema’s wordt in het onderzoek van Van Heerden et al. 2014 aangevuld met een

confrontational benadering. Het is namelijk naast de kwantiteit ook belangrijk om te kijken naar de

inhoud van de beleidspunten in partijprogramma’s en de mogelijke ontwikkeling van deze inhoud. De confrontational benadering gaat ervan uit dat partijen niet alleen de nadruk leggen op onderscheidende thema’s zoals bij de eerste benadering, maar dat ze ook op dezelfde onderwerpen als andere partijen een standpunt innemen. Deze expliciete posities op standpunten kunnen variëren van helemaal mee oneens tot helemaal mee eens (Van Heerden et al., 2014: 124). In het onderzoek van Van Heerden et al. 2014 is er een kwalitatieve inhoudsanalyse van het immigratiedebat in Nederland gemaakt (Van Heerden et al., 2014: 124) en dat zal ook hier worden gedaan. Er wordt ook hier gebruik gemaakt van een kwalitatieve inhoudsanalyse omdat er in dit deel van het onderzoek inhoudelijk wordt gekeken naar wat het CDA zei over burgerschap en Europese integratie/globalisering en of de inhoud ervan een ontwikkeling doormaakte. Daarnaast blijkt uit de resultaten van het kwantitatieve onderzoek dat is gedaan met gebruik van het CMP, dat er geen dusdanig grote schommelingen zitten in de aandacht voor de thema’s in de verkiezingsprogramma’s. Daarom kijkt deze scriptie meer inhoudelijk naar de programma’s zodat er wellicht wel een verandering en een richting is waar te nemen. Ook hier wordt wederom gebruik gemaakt van de verkiezingsprogramma’s vanaf 1994 tot en met 2010 van het CDA omdat

(17)

verkiezingsprogramma’s uiterst geschikt zijn om een inhoudsanalyse mee te doen (Hermann, 2008: 152).

3.2.1 Inhoudsanalyse van verkiezingsprogramma’s

Voor de inhoudsanalyse van de verkiezingsprogramma’s zijn alle programma’s van de vijf verkiezingen naast elkaar gelegd en is er per issue overgenomen wat er over werd gezegd. Om dit voor elkaar te krijgen is gezocht op concrete stukken tekst over de onderwerpen (bijvoorbeeld wanneer het thema als kopje werd genoemd). Voor burgerschap is daarnaast gezocht op burgerschap, gemeenschap en burgers. Vaak kwamen deze benamingen niet concreet terug in de teksten waardoor het nodig was de tekst volledig te scannen op zinnen over burgerschap. Over Europese integratie en globalisering was veel gemakkelijker tekst terug te vinden in de verkiezingsprogramma’s. Daarom is de gehele tekst gescand op dit thema en is veel intensiever gekeken naar stukken onder bijvoorbeeld de kopjes ‘Europa’ of ‘Internationale samenwerking’. Alles wat mogelijk relevant was, is hierbij genoteerd. Dit resulteerde in een selectie van uitspraken van het CDA over zowel burgerschap als Europese integratie/globalisering door de jaren heen.

3.2.2 Coderingsregels

Vervolgens moesten er verschillende regels worden opgesteld wat betreft het coderen (Hermann, 2008: 161). Zo is er gelet op de hoeveelheid tekst die betrekking had op het thema. Daarnaast is er gekeken naar de manier waarop het thema aan bod kwam. Daarbij gaat het er om of er aparte kopjes zijn of bijvoorbeeld juist de opvallende afwezigheid van zinnen over de twee thema’s. Ook is er gekeken naar de bewoording die het CDA gebruikte of die vaker voorkwam om bepaalde thema’s te duiden of vorm te geven. De inhoud en de betekenis van de zinnen is het belangrijkste aandachtspunt in deze scriptie. Daarop wordt hieronder uitgebreid op ingegaan. Zinnen die niet specifiek een richting aangaven zoals ‘De internationale economische wereld is de afgelopen jaren sterk veranderd’ (CDA, 1994: 33) zijn niet betrokken in de analyse.

3.2.3 De codering van burgerschap

Uit de theorie blijkt dat er drie verschillende visies op burgerschap zijn: liberaal individualistisch, republikeins en communautair (tabel 3). Burgerschap kan ruimtelijk worden weergeven aan de hand van twee assen: samenleving versus staat en gemeenschap versus individu. Zo kan er per verwijzing naar burgerschap in de partijprogramma’s worden vastgesteld tot welke categorie deze behoort. Uiteindelijk kan er worden vastgesteld of de houding van het CDA door de jaren heen is veranderd.

(18)

Tabel 3. Mogelijke visies op burgerschap.

Liberaal individueel Republikeins Communautair

Politiek Staat Staat Samenleving

Cultureel Individu Individu/gemeenschap Gemeenschap

Kenmerken Calculerende individuen, maximalisatie nut, individuele rechten Één gemeenschap, plichten, verantwoordelijkheden, regeren en geregeerd worden Meerdere gemeenschappen, goed gedrag, loyaliteit, participatie

3.2.4 De codering van Europese integratie/globalisering

Zoals uit de theorie blijkt kunnen de verschillende posities ten opzichte van Europese integratie/globalisering worden samengevat als liberaal, conservatief, sociaaldemocratisch en progressief (tabel 4). Hierbij positioneren partijen zich op de hoeveelheid politieke integratie die ze belangrijk achten: federalistisch versus nationalistisch. Daarnaast positioneren politieke partijen zich op de hoeveelheid economische integratie: voor economische integratie en vrije marktwerking versus tegen economische integratie en voor het behoud van een grote rol van de nationale staat.

Tabel 4. Houding ten opzichte van Europese integratie/globalisering.

Liberaal Conservatief Sociaaldemocratisch Progressief Politieke integratie Sterk voor Sterk tegen Voor Gematigd tegen

Economische integratie

Sterk voor Sterk voor Gematigd voor Gematigd tegen

Kenmerken Marktcompetitie, economische vrijheid, supra-nationalisme Marktwerking, vermindering marktregulatie, nationale soevereiniteit en cultuur Integratie stimuleert economische groei maar verkleint landelijk regulatie, supranationale instituties vergroten wereldwijde regulatie

Integratie ten koste van mensenrechten en ongelijkheid, verkleint democratische inbreng

(19)

4. Resultaten

4.1 Burgerschap en Europese integratie/globalisering: belangrijke en stabiele thema’s

Het kwalitatieve deel van de resultaten geeft aan hoeveel aandacht er binnen de partijprogramma’s van het CDA wordt gegeven aan burgerschap en Europese integratie/globalisering (tabel 5 en 6). Het eerste getal geeft steeds weer hoeveel zinnen er aan de thema’s zijn besteed, het tweede getal geeft het percentage van deze zinnen weer in verhouding tot de rest van het verkiezingsprogramma en het derde getal geeft aan hoeveel onderwerpen nog belangrijker waren dan burgerschap en Europese integratie/globalisering. In totaal zijn er bij het CMP 56 onderwerpen gecodeerd.

In eerste instantie lijkt het alsof er relatief weinig zinnen worden besteed aan het onderwerp burgerschap in de partijprogramma’s van het CDA (tabel 5). Toch is de aandacht voor het onderwerp burgerschap binnen het CDA bijzonder groot omdat het gemiddeld op plek 7 van de 56 onderwerpen komt. Opvallend zijn de jaren 1998 en 2006 waarin de aandacht voor burgerschap zowat verdubbelde in vergelijking met het jaar ervoor.

Tabel 6 heeft betrekking op de aandacht binnen het CDA voor Europese integratie en globalisering. In het CMP werden deze thema’s onderverdeeld in positieve en negatieve uitingen. Het blijkt dat de aandacht wat betreft Europese integratie en globalisering vrijwel altijd in positieve zin is. Vanaf 2006 is er naast de positieve visie ook een negatievere visie wat betreft Europese integratie opgekomen, maar nog steeds blijven de uitlatingen overwegend positief. Daarnaast is te zien dat het totaal aantal zinnen, zowel positief als negatief die werden besteed aan Europese integratie en globalisering min of meer constant zijn gebleven door de jaren heen. Er is een kleine daling te merken tussen 1994 en 1998, maar vanaf 1998 is deze vrijwel gelijk getrokken gebleven. Ook valt het op dat het thema, net als burgerschap, een grote rol speelt in de programma’s.

4.1.1 Samenvattend

Uit tabellen 5 en 6 wordt duidelijk dat het CDA aan allebei de onderwerpen in eerste instantie relatief weinig aandacht lijkt te besteden omdat het maar zulke kleine percentages zijn van het totaal aantal zinnen. Toch zijn beide onderwerpen belangrijk voor het CDA wat blijkt uit een vergelijking met andere onderwerpen die beduidend op een lagere plek komen. Ook wordt er aan andere onderwerpen percentueel gezien minder aandacht besteed in de partijprogramma’s. In 2010 nam de aandacht voor zowel burgerschap als Europese integratie/burgerschap lichtelijk af, dit kan mede te maken hebben met de economische crisis die toen de verkiezingscampagnes domineerde (Van Heerden et al., 2014: 127). Hoewel er geen grote schommelingen zijn waar te nemen in de hoeveelheid tekst die er binnen de partijprogramma’s aan de thema’s wordt besteed, is het toch interessant om te kijken hoe de inhoud van de thema’s is ontwikkeld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.  Equality, mutuality, reciprocity; 3.  Form of interaction is not fixed; 4.  Meaningfulness lies in the contact. Co-creation (Prahalad &

On the other hand, this dense and robust network structure is beneficial to retain higher conductivity at high temperature, as demonstrated by the molar proton conductivity of

Slechts vagelijk herinneren we ons het verslag-Cecchini (1988) waarin als resultaat van de vervolmaking van de Interne Markt vijf miljoen extra banen werden voorspeld. En nu

Dick Dees bracht deze week nog­ maals naar voren dat alle stapjes in deze be­ langrijke operatie niet door Algemene Maatre­ gelen van Bestuur (AMVB) genomen mogen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Op deze pagina worden alle wijzigingen die op de site plaats vinden weergegeven.. Is er bij- voorbeeld een

In het Memorandum van de Commissie betreffende de industriepolitiek van de Gemeenschap stelt de Commissie hieromtrent29 30 31 ): „Het beginsel van het toezicht en

In deze inleiding wordt de opstelling van de Nederlandse politieke partijen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog ten aanzien van het Europese eenwordingsproces globaal in