Vraag nr. 72 van 9 januari 2001
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN Export Vlaanderen – Wijziging personeelsstatuut Aan destijds van de BDBH (Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel) overgekomen perso-neelsleden van Export Vlaanderen wordt thans de keuze geboden tussen het behoud van hun oude statuut en het nieuwe statuut. Wie voor het eerste opteert, verzaakt aan verdere promoties.
Op dit ogenblik loopt er bij de Raad van State nog een klacht die zeven jaar geleden werd ingediend tegen een aantal benoemingen tot adjunct-a d v i s e u r hoofd van dienst. Indien betrokkenen voor het oude statuut kiezen en de Raad van State daarna hun benoeming alsnog zou vernietigen, b e t e k e n t dit dat ze terugvallen op hun oude graad van voor zeven jaar en dat ze in de onmogelijkheid verkeren om alsnog promotie te maken.
1. Kan de minister dat bevestigen ?
2. Is daarmee, in het licht van de wijziging van het personeelsstatuut en de creatie van drie uitdo-vende functies, het gelijkheidsbeginsel niet ge-schonden ?
Antwoord
1. Indien de Raad van State overgaat tot de ver-nietiging van een aantal benoemingen tot ad-junct-adviseur hoofd van dienst bij Export V l a a n d e r e n , worden betrokkenen inderdaad te-ruggezet in hun oude graad, zijnde de graad van vóór de aanvang van de bevorderingsprocedure. 2. Deze vernietigingsprocedure bij de Raad van State staat volledig los van de keuze die de per-soneelsleden krachtens het instellingsspecifiek besluit van Export Vlaanderen van 22 septem-ber 2000 (ISB/EV) dienden te maken.
Krachtens de bepaling in het ISB/EV, a r t i k e l X V.9 en volgende dient een keuze te worden gemaakt tussen een statutaire functie, dan wel een contractuele uitdovende functie. A r t i k e l X V. 9 , § 5 stelt dat de rechtspositie van de con-tractuele uitdovende wordt beheerst door de-zelfde regels die gelden voor de ambtenaren. Dit met uitzondering in verband met deze ge-bieden :
a) ziekteverlof ;
b) krachtens artikel XV. 9 , § 3 verliezen de con-tractuelen in het uitdovende kader het recht op bevordering en kunnen zij geen aan-spraak maken op hogere functies. E v e n m i n komen zij in aanmerking voor een aanstel-ling als opdrachthouder, of voor een man-daat als afdelingshoofd ;
c) aan dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkom-sten mag de regelgeving geen afbreuk doen. 3. Ik ben van oordeel dat de voorgestelde
wijzi-ging van het personeelsstatuut geen ongelijke behandeling van personeelsleden impliceert. Z i j wil precies tegemoetkomen aan een erg speci-fieke situatie waarin betrokken personeelsleden zich bevinden.