• No results found

Onze instituties op de schop 3

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onze instituties op de schop 3"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SOCIALISME & DEMOCRA TIE   JA ARGANG 7 6 NUMMER 3  JUNI 2 0 19

POLITIEK 

WETENSCHAP 

ESSAY

20

19

3

PAUL DE BEER HERMAN VAN DE WERFHORST LOUISE ELFFERS

ROMKE VAN DER VEEN FABIAN DEKKER

Cas Mudde Twan van Lieshout

SOCIAAL-DEMOCRATEN WINNEN IN SPANJE

Onze instituties op de schop

(2)

Uitgever

Uitgeverij Van Gennep Emmastraat 69 1814 DM Alkmaar

info@vangennep-boeken.nl 06 206 12 852

Abonnementsprijzen per jaargang

▶ Student  /  aio  /  oio / Jong WBS  / Jonge Socialisten: € 40,50

▶ Particulier Nederland: € 84,50

▶ Instelling Nederland: € 164,50

▶ Particulier buitenland: € 147,50

▶ Instelling buitenland: € 175,50

▶ Losse nummers € 17,50

Een abonnement kan op elk gewenst moment ingaan. Opzeggen kan tot één maand voor het einde van de jaargang. Vanwege de aard en inhoud van de uitgave wordt u geacht het abonnement in het kader van uw beroep of bedrijf te ontvangen en niet als consument op te treden in de zin van de artikelen art. 236 en 237 boek 6 BW. Mocht dit anders zijn, dan bent u gehouden dit binnen één maand na ingang van het abonnement per e-mail, telefonisch, schriftelijk of an-derszins bij de abonnementenadministratie van de uitgever aan te geven.

© 2019 Uitgeverij Van Gennep

Niets uit deze uitgave mag worden vermenig vuldigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Redactie Paul de Beer Nik de Boer Meike Bokhorst Klara Boonstra Menno Hurenkamp Ruud Koole Marijke Linthorst

Annemarieke Nierop (hoofdredactie) Redactieraad

Maurits Barendrecht Liesbeth Noordegraaf Marc Chavannes (voorzitter ) Paul Tang

De redactie verwelkomt bijdragen ter beoordeling. Kopij graag toezenden per e-mail naar send@wbs.nl

Redactieadres Wiardi Beckman Stichting Emmapark 12

2595 ET Den Haag

Telefoon (070) 262 97 20

E-mail send @ wbs.nl Vormgeving

Jaap Swart (omslag & lay-out) Abonnementen

Bel 06 206 12 852 of mail info@vangennep-boeken.nl voor een abonnement of kennis-makingsnummer.

SOCIALISME & DEMOCRATIE

Jaargang 76, nummer 3, juni 2019

(3)

3

Veranderingen

De zegetocht van Frans Timmermans bij de Europese verkiezingen geeft PvdA’ers nieuwe hoop dat de electorale weg omhoog gevonden is. Ook hoopvol: in zowel Spanje (april) als Denemarken (juni) wonnen de sociaal-democraten nationale verkiezingen. Ze deden dat overigens met zeer verschillende agenda’s. De Spaanse Pedro Sánchez zette in op linkse hervormingen: het terugdraaien van privatiseringen en bezuinigingen in de zorg en het onderwijs en een uitgebreide sociale agenda, waaronder verhoging van het minimum-loon. De Deense Mette Frederiksen behaalde de overwinning met een opvallend anti-immigratie en streng-op-integratie-verhaal — een culturele agenda dus. Analyses hiervan vindt u in dit nummer van de hand van Twan van Lieshout en Cas Mudde.

Ook in deze S&D: het eerste deel van een tweeluik over de broodnodige hervorming van onze instituties. Paul de Beer signaleert dat onze instituties weliswaar altijd ge-dragen zijn door sociaal-democraten, maar dat de hervormingen tot nu toe vooral van rechts komen (meer marktwerking!). Het is tijd daar tegenwicht aan te bieden. Louise Elffers en Herman van de Werfhorst pleiten voor hervormingen in het onderwijsstelsel, Romke van der Veen en Fabian Dekker schrijven over noodzakelijke hervormingen rond werk en inkomen.

Marijke Linthorst ten slotte waarschuwt dat de Eerste Kamer verwordt tot stempel-machine van de Tweede Kamer. Ze ziet een eenvoudige oplossing: directe verkiezingen voor de Eerste Kamer.

(4)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

444

Column

Politieke Unie

Door Nik de Boer

Redacteur S&D

Na de onverwachte overwinning van de PvdA bij de Nederlandse verkiezingen voor het Euro-pees Parlement, vroegen kranten zich voor-zichtig af of dit het begin zou kunnen zijn van een linkse Europese lente. Die verwachting bleek misplaatst. De sociaal-democratische fractie verloor 37 zetels en blijft, na de Europe-se Volkspartij, de tweede partij in het Europees Parlement. Fragmentatie kenmerkt het nieu-we parlement. Voor het eerst zijn de tnieu-wee grootste partijen, de christendemocraten en de sociaal-democraten, hun gezamenlijke meerderheid kwijt. Hun verlies kwam ten goe-de aan goe-de pro-Europese liberalen en groenen, maar ook aan Euro-sceptische en rechts-popu-listische partijen.

Door die versplintering zijn politieke meer-derheden in het nieuwe Europese Parlement minder vanzelfsprekend. Wisselende coalities zullen vaker nodig zijn om wetgeving aan te nemen. Het schrikbeeld is dat de gespleten-heid de besluitvorming de komende jaren zal verlammen op cruciale punten zoals de Brexit, migratie, hervorming van de eurozone en het beleid ten aanzien van China. Sommige com-mentatoren waarschuwen dat die verlam-ming wel eens een luxe zou kunnen zijn die de kwetsbare EU zich niet kan veroorloven.

Die pessimistische lezing lijkt mij onte-recht. Er is ook een ander, positiever, verhaal. Als de meerdere crises van het afgelopen de-cennium iets hebben duidelijk gemaakt, is het dat de Unie weerbaarder is dan door velen werd gedacht. En juist weerstand kan de Unie sterker maken. Tegenspraak dwingt politieke meerderheden hun besluiten te rechtvaardi-gen en maakt zichtbaar dat er ook andere

keu-zes zijn. Daar ontbrak het in verleden vaak aan. De EU is nog te veel een regelmachine waar be-sluiten worden gepresenteerd als oplossingen voor technische problemen, niet als resultaat van politieke keuzes, en waar fundamentele beleidskeuzes door de Europese Verdragen deels buiten het politieke strijdveld zijn ge-plaatst.

Dat weerstand Europa politieker kan ma-ken, laat de Brexit zien. Deze dwingt politici om het Europese project opnieuw te recht-vaardigen. De slogan ‘take back control’ druk-te uit dat mensen het gevoel hebben de zeg-genschap over hun leven te zijn kwijtgeraakt, en dat de Unie daar de schuld van is. In Brussel raakt het mantra van de ‘ever closer union’ daardoor steeds meer op de achtergrond, en wordt het vervangen door ‘een Europa dat beschermt’. Een Unie die beschermt tegen de ongebreidelde krachten van economische globalisering, de effecten van klimaatverande-ring, terrorisme en geopolitieke instabiliteit. In dezelfde trant schreef Emmanuel Macron voor de verkiezingen een brief aan de Europe-se burgers over hoe Europa kan beschermen tegen de grote schokken van de moderne we-reld. Bij Frans Timmermans leidde het tot een vurig links pleidooi over hoe de EU ons in staat stelt de klimaatcrisis aan te pakken, grote bedrijven weer belasting te laten betalen en te zorgen voor een fatsoenlijk minimumloon in alle lidstaten.

(5)

55

De sociaal-democratische

partijen verkeren in crisis,

niet de idealen

Veel Europese sociaal-democratische partijen gaan er ten

onrechte vanuit dat hun electorale neergang te maken heeft

met de opkomst van (radicaal-)rechts-populistische partijen.

Maar het één staat los van het ander. Om weer succesvol te

worden moeten ze zich niet — in reactie op de rechts-populisten

— richten op immigratie, maar moeten ze de uitgangspunten van

de neo liberale samenleving aanvechten en hun aloude streven

naar gelijkheid en solidariteit weer centraal stellen.

CAS MUDDE

Hoogleraar aan de University of Georgia in de Verenigde Staten

In verschillende Europese landen haalden sociaal-democraten opgelucht adem na de Europese verkiezingen, omdat hun partij beter had gescoord dan was verwacht, maar deze uitzonderingen veranderen niets aan het pijnlijk feit dat sociaal-democratische partijen al meer dan twintig jaar terrein verliezen. Het tij kan niet gekeerd worden door mee te huilen met rechts-populistische zorgen over immigratie. Er is een heropleving van aloude sociaal-democratische waarden nodig.

Onder vertegenwoordigers van de oude centrumlinkse garde klinkt een simpele ver-klaring voor de teloorgang van de eertijds door hen geleide partijen: immigratie. In recente interviews met The Guardian klonk uit de mond van zowel Hillary Clinton, Tony Blair als de Italiaanse oud-premier Matteo Renzi de

oproep aan Europa om ‘greep te krijgen op migratie’ teneinde populistisch rechts te stop-pen. Ze zijn niet de enigen. Er gaat amper een week voorbij of een kandidaat of columnist roept dat de middenpartijen de macht slechts kunnen terugveroveren als ze de grenzen op slot doen.

(6)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

66

stem van de oude arbeidersklasse ‘gestolen’. Bijgevolg ijveren centrumlinkse politici om beleidsmaatregelen te verzinnen om de arbei-dersklasse ‘terug te winnen’. (Volgens diens toenmalig EU-adviseur Stephen Wall maakte premier Blair zich hier in 2001 al zorgen over, blijkens de uitspraak: ‘Het enige waardoor ik de volgende verkiezingen zou kunnen verlie-zen, is immigratie.’)

Deze zienswijze is niet beperkt tot Clinton en Blair. In het kielzog van de onverwachte verkiezingsoverwinning van Donald Trump stelden veel progressieve Amerikaanse vast dat de ‘Rust Belt’ alleen kon worden ‘heroverd’ als Democraten de blanke zorgen over immi-gratie zouden omarmen. Clinton heeft trou-wens zelf een lange geschiedenis van verkla-ringen en stemmingen in de Senaat tegen ‘illegale’ immigratie en voor ‘grensbeveili-ging’ (inclusief een hek), terwijl prominente Europese sociaal-democraten al zeker tien jaar een ‘realistisch immigratiebeleid’ bepleiten.

Sinds de zogenoemde vluchtelingencrisis van 2015 hebben deze zorgen plaatsgemaakt voor regelrechte paniek. Europese sociaal-de-mocratische partijleiders buitelen over elkaar heen om hun bezorgdheid over immigratie te uiten. Zo stelde de voorzitter van de Belgische Socialistische Partij, John Crombez, afgelopen jaar ronduit dat ‘migratie naar Europa moet verminderen’, en ook de onlangs afgetreden SPD-voorzitter Andrea Nahles meende dat haar land niet alle asielzoekers die aan de grens staan ‘kan accepteren’. In Denemarken zijn de uitspraken van sociaal-democraten over immigratie inmiddels nauwelijks te on-derscheiden van die van de extreem-rechtse Volkspartij — namelijk dat Deense moslims in ‘een parallelle samenleving’ leven en dat immigratie de Deense verzorgingsstaat ‘on-dermijnt’.

Deze dramatische retorische verschuiving van ogenschijnlijk centrumlinkse partijen is deel van een bredere paniek in het Westen de afgelopen jaren over de vraag hoe de opmars van rechts-populisme (of populistisch radicaalrechts) een halt kan

worden toegeroepen. Het antwoord volgens de heersende opinie wordt verwoord door een groeiend aantal academici en experts, veelal van rechtse signatuur of uit het politieke midden: als ze zich niet over de ‘achterblijvende kiezer’ ontfermen en immigratie afremmen, zullen de sociaal-democratische partijen ten onder gaan. Sommige academici verdedigen zelfs openlijk een blanke identiteitspolitiek.

Het argument dat een hardere houding jegens immigratie de sociaal-democratische partijen nieuw leven zal inblazen — en radi-caal-rechts terug in zijn hok zal jagen — stoelt op twee fundamentele misvattingen, die op hun beurt een breder misverstand weerspie-gelen over de historische rol van centrum-linkse partijen.

De eerste misvatting is de wijdverspreide veronderstelling dat de opkomst van rechts-populisme en de neergang van de klassieke centrumlinkse partijen twee kanten van dezelfde medaille zijn — met als oorzaak dat de arbeidersklasse de klassieke sociaal-demo-craten heeft laten vallen voor de nativistische boodschap van de nieuwe rechts-populisten. De tweede misvatting hangt hiermee samen: de rechts-populistische kiezers zouden gro-tendeels afkomstig zijn uit dezelfde blanke arbeidersklasse die voorheen trouw sociaal-democratisch stemde.

De cijfers wijzen evenwel uit dat het em-pirisch bewijs voor deze twee veelgehoorde veronderstellingen mager is. In werkelijkheid

Cas Mudde De sociaal-democratische partijen verkeren in crisis, niet de idealen

(7)

77 Cas Mudde De sociaal-democratische partijen verkeren in crisis, niet de idealen

behoren de meeste rechts-populistische kie-zers niet tot de arbeidersklasse, en andersom zijn de meeste arbeiders geen aanhanger van rechts-populisme.

Misvattingen van sociaal-democratische partijen

Deze misvattingen berusten op een breder misverstand over de geschiedenis van de democratische partijen. De sociaal-democratie draagt een ideologie uit van egalitarisme en sociale rechtvaardigheid binnen het kader van de liberale democratie en gemengde economie. Zij streeft ernaar om, geïnspireerd door het marxistische concept van klassenstrijd, alle gemarginaliseerde groepen te verheffen. Wie nu beweert dat linkse partijen zich moeten richten op (blanke) zorgen over immigratie, zegt in feite dat deze partijen in de eerste plaats een belangenorganisatie zijn voor ‘de werkende klasse’, die onvermijdelijk verondersteld wordt blank te zijn.

Deze verkeerde diagnose van de stagnatie van centrumlinks — en de opkomst van het rechts-populisme — leidt ertoe dat het verkeerde medicijn wordt voorgeschreven om de sociaal-democratie weer op te lappen. Al decennialang belijden centrumlinkse partijen in woord en daad een ‘ferm optreden’ tegen immigratie — het heeft hun neergang niet weten te voorkomen.

Al sinds het begin van de eenentwintigste eeuw woedt er een discussie over het juiste antwoord op het rechts-populisme. Daarin staan grofweg twee groepen tegenover elkaar: degenen die populisme als bijproduct van ‘economisch onbehagen’ beschouwen en zij die het als een vorm van cultuur zien. Beide kampen hebben het mis: om te overleven moet de sociaal-democratie teruggrijpen op haar kernwaarden, niet een illusie najagen die op haar oude electoraat lijkt.

De toekomst van de sociaal-democratie staat of valt ermee je niet over te geven aan de nativistische neiging bij een deel van

de blanke arbeidersklasse, maar in plaats daarvan de ideeën en het beleid die inherent zijn aan de sociaal-democratie te omarmen: egalitarisme, sociale rechtvaardigheid, solidariteit, recht op sociale bescherming en een brede verzorgingsstaat. Waarden die na de oorlog het gezond verstand vertegenwoordigden en die gemeengoed waren onder Europeanen — voordat drie decennia neoliberale ideeën en politiek ze steeds verder uitholden. De enige weg omhoog voor de sociaal-democratie is ervoor te zorgen dat deze waarden weer een dominante plaats krijgen.

Op het eerste gezicht lijkt het zinvol de neergang van sociaal-democratische partijen te koppelen aan de opkomst van rechts-populistische partijen. Maar correlatie is nog geen causaliteit. Ten eerste is er al geen sprake van gelijktijdigheid. Daar komt bij dat de twee fenomenen verschillende oorzaken hebben. Als je naar de gemiddelde naoorlogse stemverdeling van sociaal-democratische partijen in West-Europa kijkt, dan stijgt het aandeel in de jaren vijftig tot meer dan 30 % om tot eind jaren tachtig stabiel te blijven. Aan het eind van de jaren negentig daalt het gemiddeld aantal stemmen tot net onder 30 %, maar dan gaat het hard. Tegenwoordig ligt het aandeel iets boven 20 %.

Rechts-populistische partijen zijn in West-Europa tot begin jaren tachtig vrijwel irrelevant. In de jaren negentig neemt hun aandeel slechts licht toe, van ca. 1 % tot 5 %. Dus terwijl de sociaal-democraten stemmen verliezen, groeien de populistische partijen in deze periode niet. Rond de eeuwwisseling gaan ze gestaag, zij het bescheiden groeien, tot zo’n 10 % gemiddeld vandaag.

(8)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

88

centrumlinks; in andere gevallen begint de sterke neergang van de centrumlinkse partijen lang voordat er sprake is van een grote rechts-populistische partij.

In Zwitserland weet de Zwitserse Volkspar-tij, de meest succesvolle rechts-populistische partij in West-Europa, tussen 1995 en 2015 haar stemmen bijna te verdubbelen, van 14,9 % tot 29,4 %, en toch verliest de Sociaaldemocrati-sche Partij van Zwitserland in dezelfde periode slechts 3 % van haar aanhang. Het verval van de Duitse SPD zet in vanaf 1998, maar de grootste klap komt in 2009, vier jaar voor de oprichting van het rechts-populistische Alternative für Deutschland (AfD).

De Partij van de Arbeid krijgt in 2002 een klap te verduren door de opkomst van de rechts-populistische Lijst Pim Fortuyn, maar herstelt zich het jaar daarop. De volledige in-eenstorting bij de verkiezingen van 2017, een verlies van 19,1 %-punt (meer dan driekwart van het zetelaantal van 2002), vindt plaats enkele jaren na het hoogtepunt van Geert Wilders’ Partij voor de Vrijheid, in 2010. Ook samen met die andere rechts-populistische partij, nieuwkomer Forum voor Democratie, boekt de PVV in 2017 slechts een relatief be-scheiden winst (+4,9 %). Nog sterker geldt dit voor Spanje, waar de sociaal-democratische partij vóór de recente opkomst van het rechts-populistische Vox bijna gehalveerd wordt, om vervolgens sterk terug te komen (van 22,6 % naar 28,7 %) in dezelfde verkiezingen waarin Vox het parlement met 10,3 % van de stemmen binnenstormt.

Hiervoor bestaat een eenvoudige verkla-ring. Het verval van sociaal-democratische partijen en de opkomst van rechts-populisti-sche partijen hebben verschillende oorza-ken. Voornaamste oorzaak van de eerste trend is de overgang van een industriële eco-nomie naar een dienstenecoeco-nomie. Dat is on-der meer gepaard gegaan met een forse da-ling van traditionele banen voor lager opgeleiden en een relatieve achteruitgang van de gehele arbeidersklasse ten opzichte van de totale bevolking.

Als reactie op die krimpende arbeiders-klasse en groeiende middenarbeiders-klasse gingen de sociaal-democratische partijen hun aandacht verleggen van de eerste naar de tweede groep. In navolging van de succesvolle opschuiving naar het midden van Bill Clinton bij de Ame-rikaanse presidentsverkiezingen van 1992, doopte Tony Blair de Labour-partij in 1994 om tot New Labour. Ook omarmde hij een nieuwe ‘integratieconsensus’ met drie poten: een cul-turele (multiculturalisme), een economische (neoliberale globalisering) en een nationale (EU). Bovendien wilde Blair de politiek ‘de-politiseren’ en propageerde hij een nieuwe, ‘pragmatische’ benadering met ‘gezond-ver-stand-oplossingen’ waarin iedereen tot win-naar werd uitgeroepen. Andere West-Europese sociaal-democratische partijen volgden al snel — de Nederlandse PvdA onder Kok en de Duitse SPD onder Schröder, die beweerde het ‘nieuwe midden’ (‘Neue Mitte’) te vertegenwoordigen. Zelfs onder de Franse socialisten en Zuid-Europese volkspartijen vond dit voorbeeld langzaam maar zeker navolging.

In de jaren negentig daalde het gemiddeld aantal stemmen voor sociaal-democratische partijen slechts mondjesmaat, terwijl de opmars van rechts-populistische partijen volledig stokte. Pas na 2000 vond de grote omslag plaats, met name in de nasleep van de terroristische aanslagen van 9/11. Het framen van de ‘oorlog tegen terrorisme’ zette culturele strijdpunten als immigratie, islam en veiligheid hoog op de politieke agenda. In veel West-Europese landen leidden die nieuwe politieke lijn — niet langer economisch maar cultureel gekleurd — ertoe dat ‘de groenen’ de belangrijkste partij ter linkerzijde werden en rechts-populisten ter rechterzijde.

Rechts-populisten zien zich graag als opvol-gers van de klassieke sociaal-democratische ‘arbeiderspartijen’, de échte vertegenwoordi-gers van ‘(hard)werkende mensen’. Zo ver-klaarde voormalig AfD-leider Frauke Petry openlijk dat AfD de nieuwe SPD wilde worden. En voormalig Trump-adviseur en zelfbenoemd speciaal gezant van extreem-rechts, Steve

(9)

99

non, heeft gezegd dat ‘heel wat lui uit de hoek van [Bernie] Sanders op ons zullen stemmen in 2020’.

Maar ook die ambitie getuigt van een fou-tieve aanname over en misleidende kijk op de geschiedenis van de arbeidersklasse. Ja, de arbeidersklasse in West-Europa heeft sinds de Tweede Wereldoorlog onevenredig veel op sociaal-democratische of communistische partijen gestemd. Maar veel arbeiders hebben altijd al rechts gestemd.

Sinds hun opkomst begin jaren tachtig trekken rechts-populisten steeds andere groepen kiezers, waarvan de blanke arbeiders een belangrijke maar zeker niet de

voornaam-ste component vormen. Er waren in die tijd maar weinig rechts-populistische partijen en hun aanhang bleef beperkt tot minder dan 5 % van de kiezers; mensen die bovendien een uiteenlopende achtergrond hadden qua sociaaleconomische klasse en stemgedrag in het verleden. Partijen zoals het Belgische Vlaams Blok en het Franse Front National (FN, nu Rassemblement National) waren vooral po-pulair onder zelfstandigen, maar trokken ook arbeiders en ‘gewone’ werknemers aan (‘blue collar’ en ‘white collar workers’), van zowel links als rechts. Dit is niet verwonderlijk als je bedenkt dat rechts-populistische partijen zich beurtelings als alternatief voor links en voor rechts positioneerden, en daarnaast ook men-sen aanspraken die voor het eerst mochten stemmen of die voorheen niet stemden.

Als in de jaren negentig enkele rechts-populistische partijen groter worden — tussen 5 % en 15 % van de stemmen — zie je een duidelijke verschuiving in de samenstelling van hun kiezers. De middenklasse vormt nog steeds het gros van hun aanhang, maar daar komt nu ook een aanzienlijk aantal kiezers uit de arbeidersklasse bij. Deze ‘proletarisering’ van het rechts-populisme is voor het eerst opgemerkt door Hans-Georg Betz, een van de pioniers van het wetenschappelijk onderzoek naar rechts-populistische partijen.

De perceptie dat de arbeidersklasse eind jaren negentig opschuift naar populistisch rechts wordt vervolgens versterkt doordat deze partijen een andere boodschap gaan verkondigen. Waar ze eerst vaak nog typisch neoliberaal beleid zoals lagere belastingen en privatisering steunen, werpen rechts-populisten zich nu op als voorvechter van een chauvinistische verzorgingsstaat — een verzorgingsstaat met robuuste sociale voorzieningen, maar wel alleen voor ‘onze eigen mensen’.

Gevolg is dat de aanhang van succesvolle rechts-populistische partijen als Front National en de Vrijheidspartij van Oostenrijk (FPÖ) in sociaaleconomisch opzicht meer gaat lijken op die van traditionele socialistische en sociaal-democratische partijen. Zowel in de media als in academische artikelen van rond de eeuwwisseling worden rechts-populistische partijen steeds vaker betiteld als arbeiderspartijen, omdat ze een toenemende populariteit genieten bij de (blanke) arbeidersklasse. De (relatief) jonge, lager opgeleide, werkende man geldt in West-Europa voortaan als stereotiepe rechts-populistische kiezer.

Dit beeld is echter misleidend: jongeren en arbeiders zijn in deze periode dan wel oververtegenwoordigd binnen de rechts-populistische aanhang ten opzichte van hun aandeel in de totale bevolking, ze vormen nog altijd geen meerderheid onder de kiezers van die partijen — hoogstens één groep binnen een pluriform geheel. Zoals gezegd zijn de

Cas Mudde De sociaal-democratische partijen verkeren in crisis, niet de idealen

(10)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

10 10

meeste rechts-populistische kiezers voor genoemde partijen niet afkomstig uit de arbeidersklasse — net zomin als de meeste arbeiders op rechts-populistische partijen stemmen. Uit recent onderzoek blijkt dat ‘slechts’ 31 % van de ‘productiemedewerkers’ en 23 % van de ‘servicemedewerkers’ in West-Europa tussen 2000 en 2015 op een rechts-populistische partij hebben gestemd. Over het algemeen zijn de kiezers van rechts-populistische partijen nauwelijks bij de werkende klasse te vinden — uitzonderingen daargelaten, zoals het FN en de FPÖ waar respectievelijk 45 % en 48 % van de stemmen afkomstig is van arbeiders. Bij andere partijen ligt dit cijfer beduidend lager, voor Lega Nord in Italië bijvoorbeeld op slechts 17 %.

Enquêtes laten trouwens zien dat deze partijen hun kiezers niet in de eerste plaats bij sociaal-democratische partijen vandaan halen. En dat kiezers die sociaal-democratische partijen de rug toekeren, niet massaal overstappen naar populistisch rechts. Bij de Duitse parlementsverkiezingen van 2017 verloor de SPD (die terugviel van 25,7 % naar 20,5 %) meer kiezers aan andere mainstream-partijen en niet-stemmers dan aan de AfD. Terwijl AfD, die voor het eerst deelnam aan de Bondsdag, met 94 zetels (12,6 % van de stemmen) meer stemmen afsnoepte van de centrumrechtse CDU van Angela Merkel, van niet-stemmers en van ‘overige partijen’ (met name de extreem-rechtse Nationaldemokratische Partei Deutschlands, NPD) dan van de SPD.

Nederland en Italië laten een vergelijkbaar patroon zien. De PvdA werd in 2017 gedeci-meerd, van 25 % naar 6 % van de stemmen, maar verloor die kiezers vooral aan groene, radicaal-links en sociaal-liberale partijen, en niet aan de rechts-populistische FvD en PVV. Een jaar la-ter verloor de Democratische Partij van Matteo Renzi in Italië haar macht — maar niet haar kiezers — aan Lega van Matteo Salvini; de kie-zers van Lega kwamen voornamelijk van ande-re ande-rechtse partijen en van nieuwe stemmers.

Deze voorbeelden geven aan dat de recente

groei van populistisch rechts — anders dan in de jaren negentig — níet te danken is aan de arbeidersklasse. Door hun reactie op gebeurte-nissen als 9/11 en de ‘vluchtelingencrisis’ heb-ben juist de reguliere media en de gevestigde politici het rechts-populistische discours salonfähig gemaakt en een platform gege-ven, waardoor populistische ‘oplossingen’ aanvaardbaar zijn geworden onder bredere lagen van de bevolking. Met als gevolg dat deze partijen hun mandaat hebben verruimd en tegenwoordig niet zozeer arbeiders- als wel volkspartijen mogen heten.

We kunnen dit niet afdoen als een acade-misch debat. De misvattingen over rechts-po-pulistische kiezers hebben grote gevolgen (ge-had) voor de centrumlinkse politiek, omdat veel sociaal-democratische partijen hierdoor een foute strategie hebben gevolgd in hun strijd tegen rechts-populisme. Toen duidelijk werd dat de Derde Weg het electorale verval van sociaal-democratische partijen slechts had vertraagd, begon de zoektocht naar alter-natieven. Tegelijkertijd bleef de strategische focus gericht op het ‘terugwinnen’ van de stem van de ‘in de steek gelaten’ (blanke) ar-beidersklasse.

Twee rivaliserende groepen — grofweg de li-beralen versus de socialisten — overheersen in deze politieke strijd. Beide kampen hebben een andere verklaring voor het sociaal-demo-cratisch verval en de opkomst van rechts-po-pulisme, maar wat zij gemeen hebben is het idee dat ‘terugwinnen van de arbeidersklasse’ prioriteit moet krijgen.

Hoe dat debat kan verlopen zag je bijvoor-beeld na de overwinning van Trump in de Ver-enigde Staten: liepen de (blanke) kiezers van Michigan en Ohio over naar Trump omdat ze het financieel zwaar hadden (‘economisch on-behagen’) of had het te maken met de notie van raciale en etnische heerschappij (‘culture-le opstand’)? Het libera(‘culture-le kamp beschouwt de rechts-populistische (blanke) arbeidersstem vooral als vorm van cultureel verzet, hoewel ze erkent dat de economie hier ook een rol in speelt. Dat is weliswaar juist — zoals hierna

(11)

11 11

duidelijk wordt — maar toch schiet dit ant-woord tekort. Vaak blijven de liberalen steken in een vage roep om ‘het nationalisme terug te veroveren’, wat steevast neerkomt op het aan-scherpen van immigratie.

Terwijl veel bekende liberalen ‘het populis-me’ scherp aanvallen en als de grootste bedrei-ging voor de democratie zien, blijken ze het frame van rechts-populisme wel impliciet te onderschrijven. De les na het verlies van Clin-ton tegen Trump in 2016 was volgens Sigmar Gabriel, bijna tien jaar lang SPD-leider, dat ‘als je de stem van de werkers uit de Rust Belt ver-liest, je niet gered kunt worden door de hip-sters uit Californië’. Dat komt al aardig in de buurt van de simplistisch-populistische twee-deling tussen ‘somewheres’ en ‘anywheres’, zo-als verwoord door de publicist David Goodhart.

Voor liberalen als Tony Blair, wiens Institute for Global Change vooroploopt bij het beijve-ren van een ‘progressieve benadering’ van im-migratie, komt het populistische protest in West-Europa niet door de neoliberale globali-sering en de daarmee samenhangende econo-mische kloof binnen voorheen min of meer egalitaire samenlevingen, maar door ‘zaken in verband met de Europese immigratie waarvan de mensen vinden dat ze schadelijk zijn’.

Het is een bekend verhaal waarover zowel sociaal-democraten als rechts-populisten het eens zijn: de sociaal-democratische partijen hebben tegen de wil van ‘het volk’ in — door-gaans is dat de arbeidersklasse (en die is impli-ciet blank en nativistisch) — de grenzen open-gezet. Al decennialang roepen

rechts-populistische politici dat links de blan-ke arbeidersklasse heeft verraden ten faveure van hun ‘nieuwe kiezers’, immigranten en moslims. In werkelijkheid staan sociaal-demo-cratische partijen veel problematischer tegen-over immigratie en multiculturalisme.

Het klopt dat de meeste linkse partijen, met name in de jaren tachtig en negentig, uitgesproken voorstanders waren van im-migratie en multiculturalisme. In veel West-Europese landen was er een sterke band met antiracistische organisaties — in Frankrijk

bijvoorbeeld werd de eerste voorzitter van SOS Racisme later eerste secretaris van de PS — en stonden sociaal-democraten vooraan in de politieke strijd tegen extreem-rechts. Maar als het ging om concrete beleidsmaatregelen waren die partijen minder enthousiast. Ze konden niet accepteren (of zelfs erkennen) dat hun land een ‘immigratieland’ was gewor-den zoals de VS of Canada, en waren al dan niet expliciet voor restricties op economisch migranten (bijvoorbeeld na de oliecrisis begin jaren zeventig) én op politiek asielzoekers (bijvoorbeeld in de nasleep van de oorlog in Joegoslavië begin jaren negentig).

Ook de sociaal-democratische steun aan het ‘multiculturalisme’ werd vooral met de mond beleden: geen van de partijen had een coherent beleid, laat staan een sociaal-democratische visie op multiculturalisme ontwikkeld. Een sprekend voorbeeld hiervan is de nalatenschap van Blair zelf. Zo stelt Will Sommerville van het Migration Policy Institute dat New Labour onder Blair economische immigratie stimuleerde en tegelijkertijd publiekelijk pleitte voor een ‘sterkere, meer restrictieve benadering van asiel- en veiligheidskwesties’.

Die benadering is in veel opzichten illustra-tief voor de verwarde reactie van sociaal-de-mocratische partijen op de politisering van het immigratievraagstuk in de jaren negentig. Toen de Derde Weg het electorale verval niet langer kon tegenhouden, sloten

centrumlink-Cas Mudde De sociaal-democratische partijen verkeren in crisis, niet de idealen

(12)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

12 12

se partijen zich aan bij centrumrechts — een vorm van coöptatie. Ze namen de thema’s uit de rechts-populistische hoek over in een po-ging de partijen die daarop hamerden te mar-ginaliseren. In die context past de luidere roep om een ‘realistischer’ immigratiebeleid na 9/11 en om een ‘harder’ integratiebeleid jegens (meest) islamitische ‘immigranten’. Bijvoor-beeld toen Gordon Brown in 2007 opriep tot ‘Britse banen voor Britse arbeiders’, een duide-lijk signaal (‘dog-whistle’) voor rechts-populis-ten — al in de jaren zeventig voerde het Natio-nal Front campagne met een soortgelijke slogan.

De fout van links-populisten

Het linkse alternatief voor de tekortschietende benadering van de middenpartijen is

afkomstig van de ‘democratisch socialisten’, zoals ze zichzelf gewoonlijk afficheren. Dit kamp heeft de notie van ‘links-populisme’ openlijk omarmd en leunt zwaar op het werk van Chantal Mouffe en haar overleden echtgenoot Ernesto Laclau. Deze politiek denkers zijn vooral bekend om hun kritiek op het streven van Derde Weggers om conflicten en partijpolitiek uit de politiek te bannen. Hun pleidooi voor een postmarxistische ‘radicale democratie’ heeft een hele generatie linkse academici en politici beïnvloed, met name in Latijns-Amerika en Zuid-Europa.

Sinds het overlijden van Laclau in 2014 heeft Mouffe zich ontpopt tot de meest zichtbare en uitgesproken pleitbezorger van een nieuw links-populisme, bijvoorbeeld in haar boek met de toepasselijke titel For a Left Populism (2018). Helaas gebruikt ze die twee termen erg ruim, zonder een duidelijke definitie te hanteren. Haar belangrijkste argument is dat links de neoliberale consensus moet doorbreken door de politiek te ‘herpolitiseren’ en te accepteren dat strijd en conflicten tussen tegengestelde groepen essentieel zijn in het politieke bedrijf. Maar anders dan orthodox-marxisten moet deze strijd volgens Mouffe niet tussen traditionele klassen — of welke

groepen dan ook — worden gevoerd. In plaats daarvan stelt ze dat links zich moet richten op een ‘anti-establishment’-agenda waarin zoveel mogelijk progressieve idealen en strijdpunten onderdak kunnen vinden.

Voor Mouffe — en andere aanhangers van deze links-populistische strategie — brak er met het verkiezingssucces van Podemos in Spanje en Syriza in Griekenland enkele

jaren na de economische crisis een nieuw progressief tijdperk aan in Europa, getuige ook een boek dat zij samen met Podemos-leider Íñigo Errejón uitbracht. Die droom is inmiddels in lucht opgegaan nadat Syriza is bezweken onder de druk van de Europese Unie en Podemos door persoonlijke en politieke conflicten vaart heeft verloren. Mouffe heeft haar hoop nu gevestigd op Jean-Luc Mélenchon, de Franse sociaal-democratische insider die zichzelf opnieuw heeft uitgevonden als links-populistische buitenstaander.

Hoewel Mouffe zich — in tegenstelling tot sommige andere links-populisten, met name Sahra Wagenknecht en haar nieuwe beweging

Aufstehen in Duitsland — verre houdt van nativisme, richt ze haar pijlen toch ook op de blanke arbeidersstem, die veelal naar rechts-populisten is gegaan. In interviews zei ze meermalen: ‘Als zij stemmen zien burgers geen verschil tussen de keuzes die voor hen liggen. Dat heeft het rechts-populisme in de kaart gespeeld. Marine Le Pen spreekt de gewone mensen aan op hun grieven en zegt dan dat

Cas Mudde De sociaal-democratische partijen verkeren in crisis, niet de idealen

(13)

13 13

buitenlanders de oorzaak van hun problemen zijn. Wij moeten hier een ander discours tegenover stellen, een gebaseerd op gelijkheid.’

De links-populisten gaan ervan uit dat de (blanke) arbeidersklasse op rechts-populisten stemt door economisch onbehagen, meer dan als cultureel protest. Als links maar een beter sociaaleconomisch alternatief biedt, is de gedachte, zal deze groep niet langer malen om islam en moslims. Ze vergeten gemakshalve dat een deel van de arbeidersklasse nu een-maal autoritair en nativistisch is, zoals de Amerikaanse politiek socioloog Seymour Martin Lipset ruim zestig jaar geleden al aantoonde. Tientallen jaren onderzoek hebben de hardnekkigheid van deze ‘Blut und Boden’-ideeën inmiddels bevestigd — rechts-populis-tische kiezers worden allereerst gedreven door weerstand tegen immigratie (en de islam). Dus niet zozeer door economisch onbehagen als wel door cultureel verzet.

‘Liberaal-populisten’ zoals Blair of Clinton begrijpen dan misschien beter dan links-populisten wat de rechts-populistische kiezer beweegt, de door hen voorgestelde oplossing heeft het probleem alleen maar verergerd. Wetenschappelijk onderzoek toont keer op keer aan dat mainstream-partijen die naar rechts opschuiven en proberen zich de thema’s van rechts-populisten toe te eigenen, rechts-populistische partijen vaak juist in de kaart spelen. Zij weten op die manier evenmin, blijkt uit ander onderzoek, het electorale verval van links een halt toe te roepen.

Dat is ook volkomen logisch. Door immigratie tot belangrijk agendapunt te bestempelen — en de negatieve afbeelding van migranten en migratie te versterken — maken de gevestigde partijen dit door rechts-populisten geframede thema alleen maar belangrijker. Bovendien zijn deze kiezers behalve nativistisch ook populistisch, dus antidemocratisch. Daarom is het ‘immigratierealisme’ van links hoe dan ook niet effectief, zelfs als het verder gaat dan louter retorische steun aan een harder

immigratie- en integratiebeleid. De meeste (werkende) kiezers die tegen immigratie zijn en dit een belangrijk onderwerp vinden, geloven tevens dat de gevestigde partijen in het algemeen en sociaal-democratische partijen in het bijzonder niet te vertrouwen zijn. Ze zien het naar rechts opschuiven juist als een bevestiging van hun keuze voor rechts-populisme; dit zorgt er immers voor dat andere partijen een rechts-populistische koers gaan varen.

De oplossing: nieuw sociaal-democratisch elan

Om in het huidige tijdperk weer relevant te worden, moet de sociaal-democratie verder kijken dan een hang naar populisme — hetzij de liberale of de linkse variant. Het verrassende succes van Jeremy Corbyn in het Verenigd Koninkrijk en Bernie Sanders in de Verenigde Staten laat zien dat er wel degelijk behoefte is aan een nieuw democratisch elan. Maar voordat de sociaal-democratie een verjongingskuur kan ondergaan en worden klaargestoomd voor de eenentwintigste eeuw, moet ze zich verzoenen met haar eigen rol in het politieke model dat het rechts-populisme nu zo onomwonden propageert. Ook al heeft de sociaal-democratie nooit openlijk de blanke heerschappij verdedigd, haar politieke systeem en haar verzorgingsstaat waren wel gebaseerd op een sociaal systeem waarin autochtone arbeiders een voorkeursbehandeling kregen boven niet-blanke ‘gastarbeiders’ — en waarin het patriarchale dictaat heerste van het door mannen gedomineerde gezin met alleenverdiener. En ook al deden sociaal-democratische partijen en vakbonden al vroeg een beroep op niet-blanke werknemers, ze lieten hun basismodel onaangetast.

De sociaal-democratie moet haar idealen in ere herstellen voor álle werknemers. Door niet zozeer op de theorie als wel op de praktijk van de Europese sociaal-democratie terug te grijpen — een gelijkheidsideologie die uitgaat

(14)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

14 14

van solidariteit met alle sociaal zwakkere groepen en individuen, ongeacht klasse, ras of seksualiteit. In heel West-Europa krimpt de arbeidersklasse en bestaat zij voor een steeds groter deel uit vrouwen, niet-blanken of (kinderen van) immigranten.

Bovendien heeft de traditionele fabrieks-arbeider met zijn beschermde en goedbetaalde vaste baan naar de huidige maatstaven een relatief bevoorrechte positie. In het neoliberale model van globalisering worden veel van die traditionele arbeidersbanen ofwel uitbesteed aan armere landen ofwel vervangen door onzekere functies zonder bescherming en zekerheid. De huidige sociaal-democratie staat voor de uitdaging het zogeheten precariaat te integreren in een bredere beweging die strijdt voor economische en sociale rechtvaardigheid. Of dat nog onder de traditionele noemer ‘arbeidersklasse’ kan is van ondergeschikt belang. Belangrijker is dat sociaaleconomisch belangen voorrang krijgen boven een etnisch-nationale identiteit.

Laten we niet vergeten dat het de mocratische partijen zijn — niet de sociaal-de-mocratische idealen — die in crisis verkeren. De sociaal-democratie zelf is springlevend. Sterker nog: ik kan me niet herinneren wanneer er voor het laatst zo’n levendig debat woedde over de toekomst van de sociaal-democratie. Al vindt dat debat ironisch genoeg bijna uitsluitend plaats in Amerika en bovendien onder de mis-leidende naam ‘democratisch socialisme’ — maar het woedt niettemin, en niet alleen in de oude progressieve ‘salons’.

In zowel Europa als Noord-Amerika staat de bevolking in meerderheid achter veel klassie-ke sociaal-democratische beleidsmaatregelen. Volgens een recente OESO-studie zijn bijvoor-beeld alle 21 lidstaten in meerderheid vóór een hogere belasting voor rijken om de armen te verlichten. Meer dan de helft van de mensen wil dat de overheid zorgt voor betere pensioe-nen (54 %) en bijna de helft vindt dat dit tevens geldt voor gezondheidszorg (48 %). Ruim een derde (37 %) is zelfs voor een gegarandeerd mi-nimuminkomen.

Cas Mudde De sociaal-democratische partijen verkeren in crisis, niet de idealen

En toch laten veel kiezers de sociaal-demo-cratische partijen in de steek en wordt de ver-zorgingsstaat — zo’n beetje de institutio nele belichaming van die beleidsmaat regelen — stel-selmatig ontmanteld. Dat komt omdat dergelij-ke politiek — meer belasting voor ho gere inko-mens, een sterke verzorgingsstaat — geworteld is in een sociaal-democratische ideologie, en die is sinds de jaren tachtig voorbij gestreefd door de neoliberalistische ideologie.

Neoliberalisme is niet enkel een econo-misch systeem; het is ook een ideologie die de manier waarop mensen naar de politiek kijken fundamenteel heeft veranderd. Als ideologisch project heeft het neoliberalisme misschien wel meer succes gehad dan als economisch programma. Actieve burgers zijn omgevormd tot passieve klanten die in de publieke sector een inefficiënt alternatief zien voor de particuliere sector en die con-currentie tussen bedrijven of individuen als het beste model beschouwen voor een ideale samenleving.

Een electorale heropleving kan dus pas plaatsvinden wanneer sociaal-democraten de uitgangspunten van de neoliberale samenle-ving met succes aanvechten en daarvoor in de plaats hun eigen ideeën van gelijkheid en soli-dariteit weten te stellen — een nieuwe politiek van gezond verstand. Bijna een eeuw geleden al stelde de Italiaanse marxist Antonio Grams-ci dat je voor politiek succes eerst culturele hegemonie nodig hebt. Pas wanneer mensen de onderliggende waarden van de sociaal-democratie steunen, kun je als partij succesvol

(15)

15 15 Cas Mudde De sociaal-democratische partijen verkeren in crisis, niet de idealen

campagne voeren voor sociaal-democratisch beleid. Zonder brede maatschappelijke steun voor deze kernwaarden verliest zelfs populair beleid al snel steun.

Het project voor herstel van de culturele hegemonie van sociaal-democratische ideeën vereist dat ook mensen van buiten de bestaan-de politieke partijen worbestaan-den gemobiliseerd. In de meeste landen worden de gevestigde partijen geleid door mensen die zich tijdens de hoogtijdagen van de Derde Weg — ten on-rechte aangemerkt als periode van ‘echte’ soci-aal-democratie — hebben aangesloten. Belang-rijk is ook dat die ideologische verjonging plaatsvindt in samenwerking met, maar onaf-hankelijk van, groene en radicaal-linkse partij-en; hun ideologische project vertoont welis-waar overlap, maar is wezenlijk verschillend van het sociaal-democratische.

Voor een heropleving van de sociaal-demo-cratie is een nieuwe culturele en politieke

in-frastructuur nodig, in eerste instantie dus buiten de (electoraal)politieke kaders. Daar horen ook de vakbonden bij: ondanks hun da-lende ledenaantallen en tanende macht heb-ben zij nog goede contacten met de werkende klasse. Denk verder aan maatschappelijke or-ganisaties, bijvoorbeeld progressieve minder-hedenorganisaties die zich op sociaalecono-mische en andere kwesties richten, of nieuwe organisaties die geworteld zijn in de lokale gemeenschap.

Kortom: een heropleving van de sociaal-democratie vereist een nieuwe sociaal-demo-cratische beweging — een beweging die groter, brutaler en energieker is dan de bestaande partijen.

(16)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

16 16

Het succesverhaal van de

Spaanse sociaal-democratie

Als een van de weinige grote sociaal-democratische partijen in

Europa weet de PSOE nationale verkiezingen te winnen. Wat is

het geheim achter de opvallende overwinning van Pedro Sánchez

afgelopen april, en welke lessen kunnen sociaal-democraten

elders in Europa hieruit trekken?

TWAN VAN LIESHOUT

Politiek rapporteur bij de Europese Commissie, woonachtig in Spanje, econoom, politicoloog en historicus, voorheen werkzaam als vakbondsbestuurder bij de FNV

Zondagavond 28 april 2019 rijdt een zwarte auto de parkeergarage van het hoofdkwartier van de PSOE binnen. Achterin zit Pedro Sánchez, de 47-jarige leider van de sociaal-democraten. De verwachting dat hij de grote winnaar van de nationale verkiezingen is, wordt enkele uren later bevestigd. De PSOE wint 125 van de 350 zetels, 38 meer dan in 2016, en wordt daarmee op afstand de grootste.

De kaart van Spanje kleurt rood: in bijna alle provincies is de PSOE de grootste partij geworden. Op het balkon van het hoofdkwar-tier zwaait Sánchez de toegestroomde menigte toe. ‘Vele jaren geleden hoorden we dat deze partij geen toekomst meer had, dat we ons moesten neerleggen bij een [rechts-conservatief] PP-bewind, een bewind dat we moesten ondersteunen. Nu staan we hier, en zetten we dit recht voor het heden en de toekomst. Met een boodschap voor heel Europa: de sociaal-democratie heeft veel geschiedenis en vooral veel toekomst, omdat zij een groots heden heeft, en Spanje is daar een groot voorbeeld van.’

Toch had het ook voor Sánchez weinig gescheeld of hij had niet de ereloge maar de zijuitgang betreden. Terug naar oktober 2016. Sánchez rijdt, eveneens achterin een zwarte wagen, in omgekeerde richting het hoofdkwartier van de PSOE uit. Hij heeft zijn leiderschap moeten neerleggen na een opstand van het partijbestuur. Na twee verkiezingen eind 2015 en 2016, beide desastreus verlopen voor de PSOE, is er geen meerderheidsregering te vormen. De PSOE komt onder druk te staan om een minderheidsregering van de rechts-conservatieve aartsvijand Partido Popular (PP) van Mariano Rajoy te gedogen. Sánchez weigert, want hij vreest de ineenstorting van zijn partij als hij het bezuinigingsbeleid van de met corruptie geassocieerde PP gaat goedkeuren. Dus volgt zijn beroemde no es no. Het wordt hem fataal.

(17)

17 17

voor een gedoogkoers met dooddoeners als ‘de regeerbaarheid van het land’ en ‘de noodzaak om verantwoordelijkheid te nemen

in moeilijke tijden’.1 Voor Nederlandse

sociaal-democraten bekende zinnen, die mede hebben geleid tot de dramatische PvdA-resultaten van 2017.

Maar Sánchez laat het er niet bij zitten, verruilt de partijwagen voor zijn oude Peugeot 407, en spreekt met gebroken stem: ‘Vanaf maandag neem ik de auto en rijd ik naar alle hoeken van Spanje om te luisteren naar degenen die niet zijn gehoord: de linkse

kiezers en onze partij-activisten.’ Deze Peugeot had hem al eerder goede diensten bewezen, want met dezelfde grassroots-politiek was Sánchez als relatieve onbekende in het zadel

gekomen.2 Overal in het land trekken zijn

optredens meer bezoekers dan verwacht. In mei 2017, een halfjaar later, haalt hij in de leiderschapsverkiezing een meerderheid van de PSOE-stemmen en bewijst hij het ongelijk van de partij-elite door ‘hun’ Díaz te verslaan. Hij presenteert bovendien een maand later een nieuwe linkse agenda op het PSOE-congres waar de uitslag officieel wordt bekrachtigd.

Ondertussen is het scenario waar Sánchez zich tegen verzette werkelijkheid geworden. De PP regeert omdat de PSOE zich in de tussenliggende periode heeft onthouden bij de regeringsverklaring. Een regering kan in Spanje daarna vrij makkelijk blijven zitten. Sánchez kiest voor een ramkoers ten opzichte van het kabinet. Op één punt na. In Catalonië houdt, zoals bekend, de separatistische regioregering een referendum en zij dreigt eenzijdig de onafhankelijkheid uit te roepen.

De regering-Rajoy besluit via het beruchte grondwettelijke artikel 155 in te grijpen. Sánchez geeft hiervoor zijn steun: de PSOE staat eveneens pal voor de eenheid van het land. Bovendien is het grootste deel van het electoraat wars van de onafhankelijkheid — niet ingrijpen is zowel op de korte als lange termijn electorale zelfmoord.

Voor de frontale botsing met de PP is het wachten op een goed moment. Dat komt wanneer in het voorjaar van 2018 een rechter een aantal PP-kopstukken veroordeelt in een grote corruptiezaak. Sánchez kondigt ‘een grote schoonmaak van de Spaanse politiek’ aan, en dient een motie van wantrouwen in. In Spanje moet deze ‘constructief’ zijn, waarbij een nieuwe regeringsploeg een parlementaire meerderheid achter zich heeft. Een bonte combinatie van partijen blijkt gecharmeerd te zijn van het idee Rajoy uit zijn regeringspaleis te verjagen. Met steun van het linksradicale Podemos en Baskische en Catalaanse nationalisten wordt Sánchez de nieuwe premier.

Een nieuwe kans in een nieuw politiek landschap

Waar Sánchez aanvankelijk belooft ‘de politiek van corruptie te zuiveren’ en dan verkiezingen uit te schrijven, komt hij al snel op die voornemens terug. Hij presenteert een minderheidskabinet, dat opvalt door een groot aantal kundige vakministers, waaronder veel vrouwen. Het is een manier om de feministische stem aan zich te binden,

die in Spanje sterk groeit.3

De ministersploeg werkt hard aan een uitgesproken links programma, dat zich uit in zowel materiële als immateriële actiepunten (zoals de verplaatsing van dictator Franco uit zijn praalgraf in de Vallei der Gevallenen). Zoals Sánchez later tot vervelens toe zal opmerken: ‘Wij hebben in tien maanden meer gedaan dan de vorige regering in twee jaar.’ Het is waar, de lijst van linkse hervormingen is lang voor een partij die maar over 85 van

Twan van Lieshout Het succesverhaal van de Spaanse sociaal-democratie

(18)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

18

18 Twan van Lieshout Het succesverhaal van de Spaanse sociaal-democratie

de 350 zetels beschikt: het terugdraaien van privatiseringen en bezuinigingen op de zorg en het onderwijs, een uitgebreide sociale agenda, waarin de regering fraude met flexcontracten bestrijdt, vaste contracten aanmoedigt en kinderarmoede en (jeugd) werkloosheid als speerpunten benoemt. De begroting focust op herverdeling: meer publieke bestedingen, betaald uit een verhoging van de belasting op privaat vermogen en bedrijfswinsten — waarbij met name ook digitale techgiganten eindelijk een belastingaanslag krijgen gepresenteerd.

Als blijkt dat Sánchez zijn bonte coalitie niet volledig achter de begroting weet te krijgen — de Catalanen eisen recht op zelfbeschikking — kiest de PSOE-regering de vlucht naar voren. Er worden verkiezingen uitgeschreven, maar pas nadat de regering met een serie koninklijke decreten een spoor van sociaal beleid in het land achterlaat, zoals een verhoging van de pensioenen en het minimumloon met maar liefst 22 %, tot € 900 per maand. Andere hervormingen, zoals een volledige terugdraaiing van de gehate arbeidsmarkthervormingen van 2011, worden wel geprobeerd, maar daar blijkt geen meerderheid voor. Een slimme strategie, want dit sociale spoor zal tijdens de verkiezingsmaanden door de linkse kiezer worden opgepikt.

Veruit de belangrijkste Spaanse kwestie, ook tijdens het korte mandaat van Sánchez, blijft de verhouding met de Catalaanse afscheidingsbeweging. Hoewel Sánchez

Rajoys machtsovername in de opstandige provincie steunde, kiest hij eenmaal zelf president voor de dialoog — de enige manier om het verscheurde land weer tot elkaar te laten komen. Hij wordt direct door de rechtse partijen PP en het liberale Ciudadanos (Cs) tot verrader en staatsvijand gebombardeerd. In dezelfde tijd wordt de voorheen nauwelijks bestaande extreem-rechtse partij Vox groot met dit discours.

Tijdens de belangrijke regioverkiezingen van het grote Andalusië — traditioneel hét linkse bolwerk van Spanje, waar Sánchez’ oud-rivale Susana Díaz nog de scepter zwaait — wordt links onttroond en komt er een coalitie tot stand van Cs, PP en Vox. Als deze coalitie een maand later samen in Madrid demonstreert tegen Sánchez’ Catalaanse dialoog-aanpak, krijgt Sánchez wat hij wil: een foto waarop de zogenaamd centrum-liberale Cs-leider Rivera samen op een podium staat met de extreem-rechtse Vox-leider Abascal. Zou Spanje onder verenigd rechts weer de richting van de oude Franco-tijd in kunnen slaan? Links huivert. Rechts vecht onderling om de rechtse stem. Het zijn de gamechangers in de verkiezingsstrijd.

Op 22 en 23 februari 2019 is heel socialis-tisch Europa tijdens een congres te Madrid bij premier Sánchez op bezoek, waar de Europese sociaal-democratische Spitzenkandidat Frans Timmermans officieel ingehuldigd wordt. In zijn slotrede is Sánchez echter met zijn hoofd bij de nationale verkiezingen. Zijn rede is doorspekt met verwijzingen naar het gevaar van de ‘extreem-rechtse coalitie’. Zijn enthou-siaste achterban wil hij ‘drie dingen vragen: mobilisatie, mobilisatie en mobilisatie’. Het werkt. Gedurende een lauwe campagne voor de verkiezingen ‘die niemand wilde’ (PP en het door interne strijd geplaagde Podemos staan op groot verlies, Cs lijkt niet de grootste te worden en de PSOE regeerde liever door) stijgt de PSOE rap in de peilingen. Op de verkiezings-avond blijkt dat de opkomst met 75,75 % met maar liefst 9,6 procentpunt gestegen is ten opzichte van de vorige nationale verkiezingen van 2016. De PSOE heeft de linkse kiezer weten

(19)

19 19

te mobiliseren. De cocktail van het aanwak-keren van de angst voor extreem-rechts, een links programma dat vol zelfvertrouwen naar voren wordt gebracht en een kleine premiersbonus heeft de PSOE de verkiezings-winst opgeleverd. Maar liefst 38 zetels worden gewonnen. Aartsvijand PP stort in, de opkomst van Vox blijkt mee te vallen en het winnende Cs blijkt met 57 zetels slechts derde te zijn ge-worden. Nu is het de kunst voor de PSOE om de

winst te verzilveren in een stabiele coalitie.4

Hoop voor sociaal-democraten elders in Europa

Een politieke vergelijking tussen verschil-lende landen is voor politicologen altijd gevaarlijk. Elk land heeft zijn eigen historische scheidslijnen, die in het geval van Spanje nog doorlopen tot in de burgeroorlog. Daarnaast zijn er zeer bepalende verschillen in kies-systemen. Zo heeft Spanje geen evenredig stelsel, maar een regiostelsel waar per regio enkele zetels te winnen zijn. De overige stemmen op partijen die geen zetel halen, gaan hierbij verloren. Grote partijen worden zodoende, met name op het platteland, sterk

bevoordeeld.5 In de verkiezingen van 2019

heeft dit kiessysteem opnieuw een grote rol gespeeld. Waar normaal gesproken de PP profiteerde van haar dominante rol op rechts en zodoende buitenproportioneel veel zetels haalde, splitst nu de rechtse stem zich over PP, Cs en Vox. Hierdoor blijken in sommige districten de drie partijen weinig of zelfs nul zetels te scoren, omdat er andere partijen — waaronder de PSOE of regionaal georiënteerde

partijen — groter zijn.6

Toch kan mijns inziens de PSOE-overwin-ning tot inspiratie dienen voor de Neder-landse en Europese sociaal-democratie. Sleutel tot het succes zijn een aantal strategische keuzes geweest. Een van de belangrijkste kantelpunten is de partijbaronnenopstand in 2016. De partij-elite opteert voor gedogen van de aartsrivaal, die bovendien een stevig rechts bezuinigingsbeleid had gevoerd. Op dat

moment stond de partij en met name Sánchez voor een keuze. De PSOE heeft al eerder een flink verlies geleden, nadat PSOE-premier Zapatero in 2010 onder druk van de financiële markten een bezuinigingsprogramma doorvoerde. Een tweede ronde rechts PSOE-beleid zou de laatste stemmers definitief verjagen naar het linkse alternatief Podemos of naar de zitbank der niet-stemmers. Juist de keuze van Sánchez hier niet aan mee te willen doen, en de stemming onder de eigen leden te peilen, blijkt een gouden zet.

Opiniepeilingen ondersteunen dit: zodra in het najaar van 2016 de PSOE-top Sánchez aan de kant zet en de PP-regering gedoogt, verliest de PSOE. Als de PSOE-leden Sánchez in mei 2017 terug laten komen, en de confrontatie met rechts weer wordt gezocht, herstelt de PSOE

zich.7 Les één: links moet niet de

slippen-drager van rechts spelen. Les twee: nooit meer zo’n stringente bezuinigingspolitiek voor sociaal-democraten. Les drie: het gemiddelde (PSOE-)lid blijkt de koers beter te kunnen bewaken dan de partijtop, mits deze zich ook echt kan uitspreken (in dit geval in een leiderschapsverkiezing).

Les vier: het lanceren van een nieuw, duidelijk links programma, zoals Sánchez deed bij zijn terugkeer als partijleider, loont. Zijn programma ademt zelfvertrouwen, een nieuw geluid, maar bovenal: echte keuzes. Geen halfbakken Derde-Wegbeleid maar een stevige linkse koers, met name op sociaaleconomisch gebied — een beleid dat eenmaal in de regering ook echt wordt uitgevoerd. Dat wordt beloond door de

kiezer.8 De partij maakt keuzes, die soms bij

sommige groepen niet goed vallen, maar wel bij de partij en de sociaal-democratie passen.

Materiële voorbeelden zijn de

investeringen in en de keuze voor de publieke sector en de genoemde verhoging van het minimumloon. Deze verhoging geeft de linkse kiezer het idee dat er wel degelijk wat te winnen valt, ook omdat de maatregel ferme rechtse kritiek oproept (geflankeerd door financiële instituties zoals de Spaanse

(20)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

20 20

centrale bank)9. Op immaterieel vlak kiest de

PSOE ervoor om met de Catalanen in dialoog te gaan. (Extreem-)rechts is woedend, maar een deel van het electoraat lijkt de immer groeiende polarisatie moe, niet in de laatste plaats in Catalonië zelf. Concluderend kunnen we stellen dat duidelijke politieke keuzes — in dit geval voor dialoog, een sterke publieke sector en het herstel van de factor arbeid — de sociaal-democraten smoel geven. Met een agenda die zich richt op bestaanszekerheid en herstel van de verzorgingsstaat kunnen socialisten dus (of beter gezegd: juíst) nog steeds verkiezingen winnen. Vervang de

Catalaanse dialoog voor verbinding tussen migranten en autochtonen, en de PvdA kan dit

programma bijna naadloos kopiëren.10

De vijfde les is het belang van het kunnen mobiliseren van een sterke partij. Daags nadat rechts de verkiezingen verloor, verzuchtten rechtse opiniemakers tijdens een discussie dat de organisatorische macht van de PP afgebrokkeld is, in tegenstelling tot de basis van de PSOE: ‘In ieder dorp, maar dan ook

in íeder dorp, zit de PSOE. Wij niet.’11 Een

sterke basis moge dan een noodzakelijke voorwaarde zijn voor een goede uitslag, voldoende is het niet. Veel blijft afhankelijk van leiderschap en het bandwagon-effect. Het is nu eenmaal leuker rozen uitdelen als je er een glimlach of opgestoken duim voor terugkrijgt. Maar zonder een wijdvertakte partij worden er hoe dan ook weinig rozen uitgedeeld. Spanje bewijst dit opnieuw: het Andalusische PSOE-verlies van december

2018 werd net zozeer veroorzaakt door de geringe aantrekkingskracht van lijsttrekker Díaz als dat de winst van 2019 te danken was aan de uitstekende peilingen en de zelfverzekerde en tot mobilisatie oproepende

Sánchez.12 De PSOE bewijst weer eens dat met

opkomstbevordering verkiezingen te winnen zijn, maar dan wel onder een leider die de partij de straat op krijgt.

Een laatste factor die in de politiek natuurlijk ook altijd telt, is geluk. Geluk dat bepaalde gebeurtenissen voorvallen en dat de tegenstanders fouten maken. De PSOE heeft geprofiteerd van de interne leiderschapsstrijd bij het linksradicale Podemos. De PP, bang om de rechterflank aan nieuwkomer Vox te verliezen, koos met Pablo Casado een leider die op ethische thema’s als abortus een extreme rechtsbuiten is. De eenentwintigste-eeuwse middenklassekiezer pruimt dat niet. Na Cs’ avances met extreem-rechts lag zodoende het politieke midden voor de PSOE voor het oprapen.

Ook hier zijn parallellen met Nederland te trekken: het CDA had met Sybrand Buma een zwakke leider en heeft het politieke midden al jaren verlaten. De VVD, met een afzwaaiende Mark Rutte, is ook zoekende. Klaas Dijkhoff doet nu opzichtige maar onmogelijke en ongeloof-waardige pogingen om zowel de partij van de gewone middenklasse (en niet van de grote be-drijven) te zijn als de vlucht van de kiezer naar

Forum voor Democratie te stop pen.13 Rob Jetten

mist vooralsnog de Pechtold-factor — zijn D66 staat op groot verlies. Zodoen de zal de omvang-rijke middenstem gaan zoeken naar een alter-natief. Dat kan voor veel kiezers de PvdA zijn, mits duidelijk is waar de partij voor staat, mits het Rutte-II-beleid wordt afgezworen en de par-tij lef en zelfver trouwen uitstraalt. Kiezers zijn volatieler dan ooit. Immers, met een oog op de peilingen van het najaar 2016 — wie had er ook maar één euro op durven inzetten dat Pedro Sánchez en zijn PSOE in 2019 veruit de grootste zouden zijn? Tijd voor de PSOE-aanpak dus, en wellicht zien we een PvdA-premier over een paar jaar in het Torentje.

Twan van Lieshout Het succesverhaal van de Spaanse sociaal-democratie

(21)

21 21

Noten

1 Zie bijv. www.theguardian. com/world/2016/oct/02/ spanish-socialist-leader-quits-pedro-sanchez-psoe, https:// elpais.com/politica/2015/12/23/ actualidad/1450869148_958153. html, https://elpais.com/ politica/2016/09/28/ actualidad/1475042898_111590. html.

2 Zie voor de roadtrip annex wederopstanding van Pedro Sánchez het sympathieke artikel: www.revistavanityfair. es/la-revista/articulos/viaje- pedro-sanchez-peugeout-moncloa/32460.

3 Zie bijv. de grafieken in ‘El feminismo es cosa de las jóvenes (y de sus abuelas)’, in El País, 3 maart 2019, https:// elpais.com/sociedad/2019/ 03/03/actualidad/ 1551638433_568255.html. 4 Dit zal niet makkelijk zijn,

omdat ofwel Cs, ofwel de regionalisten (Basken, Cata-lanen) nodig zijn. Cs heeft de PSOE (tot woede van Sánchez) eerder uitgesloten tijdens de lelijke campagneconfronta-ties tussen Sánchez en Rivera. De Catalanen zullen wederom concessies eisen op het gebied van zelfbeschikking. Zie ook mijn analyse op de PvdA-website https://internationaal. pvda.nl/nieuws/klinkende- verkiezingsoverwinning-spaanse-sociaaldemocraten/. 5 Hierdoor kent Spanje ook

geen sterk vertegenwoordigde groene partij. Ook de dieren-rechtenpartij PACMA haalt veel maar tevens verspreide stemmen, en is daarom nooit vertegenwoordigd geweest in de Cortes, het Spaanse parlement.

6 Een voorbeeld is hoe PP-bol-werk Murcia door de rechtse versplintering voor het eerst in 28 jaar naar de PSOE ging: https://elpais.com/politica/ 2019/05/02/actualidad/ 1556813717_618092.html, met electorale data: https:// resultados.elpais.com/ elecciones/2019/generales/ congreso/15/30.html en https://elpais.com/especiales/ 2019/elecciones-generales/ escanos-provincias/. Zie voor andere voorbeelden o.a. districten als Biskaie, Araba/ Alava.

7 Bijvoorbeeld de peilingen van (onafhankelijk wetenschap-per) Kiko Llaneras in El País laten dit effect duidelijk zien. El País, 13 en 26 februari 2019: https://elpais.com/politica/ 2019/02/13/actualidad/ 1550063083_680240.html en https://elpais.com/politica/ 2019/02/26/actualidad/ 1551198441_192237.html. 8 Ibid., zie ook https://

electocracia.com/. Vanaf juli 2017 stijgt de PSOE enorm in de peilingen. Zie ook de analyse van NOS-correspon-dent Rop Zoutberg: https:// nos.nl/nieuwsuur/artikel/

2282490-spaanse- sociaaldemocraten- profiteren-van-uitgeholde-politieke-midden.html. 9 Het door rechts voorspelde

banenverlies door de verhoging van het minimum-loon heeft zich echter nog niet gemanifesteerd. Voor kritiek op de werkloosheidsramingen van de centrale bank en de PP door de verhoging van het minimumloon, zie bijv. Podemos-econoom Nacho Álvarez: https://twitter.com/ nachoalvarez_/status/ 1112990332000632832; https:// twitter.com/nachoalvarez_/ status/1120951812155236352. 10 Mijn niet getoetste hypothese

is dat ook een groot maar soms onzichtbaar deel van de Nederlandse bevolking de identiteitsdiscussie inmiddels aardig beu is.

11 Debat op 29 april 2019 bij de Deusto Business School, mede georganiseerd door Madrid Foro Empresarial, met o.a. Victor Arribas, Almudena Negro, Antonio Camuñas, Christina Seguí.

12 Zie bijv. ‘Pedro Sánchez , ‘¿a la andaluza?’, in El País, 12 april 2019: https://elpais.com/ politica/2019/04/12/

actualidad/1555084818_390451. html.

(22)
(23)

23

F

OTO

 AMSFRANK | FLICKR VIA C

OMPFIGHT

De Nederlandse samenleving steunt op de instituties

die in de vorige eeuw zijn opgebouwd: het stelsel

van collectieve arbeidsverhoudingen, het

socialezekerheidsstelsel, het onderwijsbestel, de

parlementaire democratie, de rechtsstaat.

Sociaal-democraten hebben hier destijds hard voor gestreden.

Voorstellen om de instituties te veranderen komen

tegenwoordig vooral van rechts, en gaan vooral over

‘meer ruimte voor de markt’ en ‘minder betutteling van

de overheid’. Het is tijd voor een linkse

hervormings-agenda voor onze instituties, vindt

PAUL DE BEER

.

Dit en volgend nummer van S&D gaan over onze

instituties, en hoe deze hervormd kunnen en moeten

worden om te voldoen aan de eisen van deze tijd.

HERMAN VAN DE WERFHORST

en

LOUISE ELFFERS

doen voorstellen voor hervorming van het Nederlandse

onderwijsstelsel.

ROMKE VAN DER VEEN

en

FABIAN

DEKKER

richten zich op noodzakelijke hervormingen

van de instituties rond werk en inkomen.

(24)

S & D Jaargang 76 Nummer 3 Juni 2019

24 24 24

Een linkse agenda voor

onze instituties

Vroeger waren de linkse partijen degene die voor hervorming

streden: onze rechtsstaat, parlementaire democratie,

sociale-zekerheidsstelsel en onderwijsbestel moesten rechtvaardiger

worden. Nu komt de roep om onze instituties te hervormen

vooral van rechts en is het doel ervan vaak ‘meer ruimte voor

de markt’. Is het niet hoog tijd voor een hernieuwde linkse

hervormingsagenda?

PAUL DE BEER

Redacteur S&D

Dat structurele hervormingen nodig zijn om de samenleving beter te laten functioneren, is een mantra dat voortdurend wordt her haald. Zo pleiten veel economen voor een hervorming van de arbeidsmarkt, de woningmarkt en het pensioenstelsel. Sommige politicologen pleiten voor een hervorming van het stelsel van de representatieve democratie. Veel fiscalisten vinden een ingrijpende hervorming van het belastingstelsel gewenst. Onder sociologen is er brede steun voor de omvorming van de passieve verzorgingsstaat naar een meer activerende verzorgingsstaat. De Europese Commissie vraagt zelfs ieder jaar van de EU-lidstaten om een nationaal hervormingsprogramma op te stellen met de maatregelen die men neemt om de economische groei en de werkgelegenheid te stimuleren.

Er was een tijd dat hervormingsgezindheid werd geassocieerd met linkse, progressieve

partijen. De bestaande samenleving was niet rechtvaardig en daarom moesten structuren en instituties worden hervormd om machtsconcentraties af te breken en iedereen gelijke kansen te bieden. Die tijd is lang voorbij. Hervormingen worden tegenwoordig vooral gepredikt door rechtse, neoliberale partijen. Hervormingsgezindheid staat nu voor de bereidheid om verstikkende overheidsinvloed en achterhaalde verworven rechten aan de kaak te stellen en meer ruimte te bieden aan marktwerking, concurrentie en eigen verantwoordelijkheid.

(25)

25 25 25

en macht nog allerminst gerealiseerd is, ja zelfs steeds meer uit het zicht dreigt te verdwijnen. Kan er een moderne linkse hervormingsagenda worden opgesteld om de oude idealen dichterbij te brengen, maar die wel is toegesneden op de samenleving van de eenentwintigste eeuw?

Waarom zijn hervormingen ‘in’?

In het algemeen kunnen er twee redenen zijn om instituties te hervormen. In de eerste plaats kan de maatschappelijke omgeving veranderen, waardoor de instituties niet meer geschikt zijn om de (oude) doelen te realiseren. In de tweede plaats kunnen maatschappelijke doelen veranderen, waardoor de bestaande instituties niet meer beantwoorden aan de nieuwe doelen. Een combinatie is uiteraard ook mogelijk.

Veelvuldig valt te beluisteren dat de grote veranderingen die zich in de samenleving voordoen — de ict-revolutie, globalisering, Europeanisering, de opmars van het popu-lisme, groeiende diversiteit — hervorming van instituties noodzakelijk maken. Veel bestaan de instituties zijn in de twintigste eeuw tot stand gekomen en passen niet meer bij de samen-leving van de eenentwintigste eeuw, zo luidt de redenering. Met instituties doel ik hier op de formele (spel)regels die de grenzen bepalen waarbinnen activiteiten binnen verschillende maatschappelijke domeinen zich (kunnen) afspelen. Zo is de parlementaire democratie een institutie, net als de rechts staat, het stelsel van collectieve arbeidsver houdingen (ook bekend als het poldermodel), het socialezeker-heidsstelsel en het onderwijs bestel, om slechts enkele voorbeelden te noemen.

Neem de veranderingen op de arbeids-markt. De instituties van de arbeidsmarkt, zoals het ontslagrecht, het minimumloon, de cao-wetgeving, zijn grotendeels toegesneden op de standaard van een vaste voltijdbaan in loondienst, die in de twintigste eeuw de dominante vorm van werk was. Door de

toenemende diversiteit aan arbeidsrelaties — deeltijdwerk, tijdelijk werk, uitzendwerk, werk als zzp’er — sluiten de bestaande instituties steeds minder aan bij de realiteit van de arbeidsmarkt van de eenentwintigste eeuw. Of neem het pensioenstelsel, dat is opgebouwd in een tijd dat de meeste mensen niet veel ouder werden dan 65 jaar en dus slechts enkele jaren van hun pensioen konden ‘genieten’. Door de sterk gestegen levensverwachting past het bestaande stelsel niet meer bij een evenwichtige verdeling van werken en rusten over de levensloop.

Institutionele hervorming kan ook wenselijk zijn omdat de maatschappelijke doelen veranderen. Een voorbeeld zijn de veranderde opvattingen over werk en inkomen, waardoor het bestaande stelsel van sociale zekerheid niet meer lijkt te voldoen. In de tijd waarin het socialezekerheidsstelsel tot stand kwam, was bescherming tegen inkomensverlies het hoofddoel. Inmiddels wordt breed onderschreven dat de sociale zekerheid (ook) moet bijdragen aan activering en verhoging van de arbeidsparticipatie. Dit vraagt om een ander, meer activerend stelsel.

Een ander voorbeeld zijn verander(en) de opvattingen over de democratische rechtsstaat. De vraag is of vierjaarlijkse verkiezingen nog wel voldoende legitimatie bieden voor politieke instituties als de regering, het parlement en de politieke partijen. Volgens Pierre Rosanvallon (2006) zijn hiervoor andere, niet-electorale publieke

Paul de Beer Een linkse agenda voor onze instituties

ONZE INSTITUTIES OP DE SCHOP

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De tweede oorzaak is ideologisch. Jon- geren zijn cultureel progressiever en eco- nomisch liberaler dan ouderen en daarbij wegen de culturele thema’s veel zwaarder dan de

Het zou rechtvaardig zijn als voor ons perceel dezelfde ontwikkelingen toegestaan worden als voor het perceel naast

De christelijke cult beweert de waarheid te hebben van Christus en de redding, maar zij ontkennen een of meer van de fundamentele doctrines van het christelijke geloof.. Om

De jaarkilometrage is gebaseerd op het aantal kilometers dat met een personenwagen de afgelopen 12 maand (t.o.v. de invuldag) werd afgelegd. de invuldag) werd afgelegd.

Onderstaande wijzigingen zijn op de voorkant van de houderpagina van het model Nederlands paspoort 2021 doorgevoerd.. QR-code

Op de houderpagina van de paspoorten links en rechts onder respectievelijk de eerste en de tweede afbeelding van de foto.. Op de Nederlandse identiteitskaart rechts onder

stroomse Museum, verw. Die ligging van die heuwel waar Theron deur die Engelse soldate verras is, is nader aan die Wolvaardts se huis. Die ooggetuies se weergawe word dus aanvaar.

die kampus en in die bree verband laat geld. Hulle is die uiters konserwatiewes. Hulle het twee faktore in aannierking geneel'ri by die bepahng van die