• No results found

DE LATENTE BELASTINGSCHULD IN DE PRACTIJK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE LATENTE BELASTINGSCHULD IN DE PRACTIJK"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D E L A T E N T E B E L A S T IN G S C H U L D IN D E P R A C T IJK

door ]. P. H. Smits

H e t artikel van de H eer N ierhoff over d e laten te belastingschuld in

het Julinummer en de d aarop gevolgde reacties in het A ugustusnum m er

hebben onze levendige belangstelling gew ekt, om dat wij, als practiserend

belastingconsulent, reeds verschillende m alen m et dit v raag stu k te maken

hebben gehad.

W ij w aren aanvankelijk van mening, d a t thans genoeg is geschreven

over dit belangw ekkende onderw erp in dit niet prim air op het fiscale

rech t georiënteerde blad, doch wij zijn hierop teruggekom en, om dat enkele

suggesties een verkeerde indruk kunnen w ekken en bovendien, om dat

een positieve, in de practijk bruikbare, oplossing niet aan de han d w erd

gedaan. D aarto e zullen wij dan than s een poging doen.

U it de publicaties is w eer gebleken, d a t het ,,vak” van accountant en

het „v ak ” van belastingconsulent elkaar niet verstaan. A ccountant en

belastingconsulent bezien hetzelfde vraag stu k uit een verschillende ge­

zichtshoek. D e accountant streeft .—- om de H eer Roozen te citeren —-

n a a r de „goede” balans, de belastingconsulent n aa r de, binnen de ■

—■

veelal allesbehalve bedrijfseconom isch verantw oorde ■

— w ettelijke be­

palingen, voor zijn cliënt zo voordelig mogelijk opgestelde fiscale balans.

N a arm ate de fiscale voorschriften zich verder verw ijderen van de be­

drijfseconom isch verantw oorde, zal de discrepantie tussen die tw ee b a­

lansen groter w orden. W ij prijzen ons gelukkig, d at wij h et probleem

steeds eenzijdig kunnen benaderen van het stan d p u n t van de belasting­

consulent, zonder in conflict te komen met ons bedrijfseconom ische ge­

w eten — om dat wij d a t niet bezitten!

T h a n s willen wij g aa rn e enkele opm erkingen m aken over het gepu­

bliceerde. H e t voorbeeld van de H eer Roozen: „fiscaal w orden de voor­

ra d en hulpm aterialen steeds op ƒ 1.— afgeschreven, terw ijl die voor­

raden commerciëel zijn gew aardeerd tegen de laagst denkbare m arktprijs”

lijkt ons weinig gelukkig gekozen. W ij geloven n.1. niet, d at een Inspec­

teu r die w aardering op ƒ 1.—• zal aan v aard en en zeker niet vóór 1950,

om dat zulk een w aard erin g toen in strijd w as m et de desbetreffende be­

palingen van het Besluit.

N a

1950 zou men het w ellicht kunnen proberen

onder de vlag van het goede koopm ansgebruik, doch wij achten de kans

op slagen gering.

A p e rt onjuist achten wij, hetgeen de H eer V e rh elst schrijft: „doet

het eerste geval zich vo o r” (n.1. d a t verliezen van latere jaren op de

N .O .R . w orden afgeboekt) „dan sta a t definitief vast, d a t hij over „de

aldus aangew ende N .O .R . geen belasting is verschuldigd” en even v er­

der: „dan kan de latente belastingschuld voor dit gedeelte „van de

N .O .R . op nihil w orden g esteld”.

D e H eer V e rh elst verliest hierbij n.1. uit het oog, dat door de gedw on­

gen verrekening van verliezen met de N .O .R . het recht op com pensatie

met de w insten van een of meer d er volgende vier jaren verloren gaat.

W a r e er geen N .O .R . gew eest, dan w aren die w insten kleiner gew eest

en dus de belasting eveneens. D e m eerdere belasting, die thans w ordt

betaald, om dat er een N .O .R . is, treed t dus in de plaats van de belasting

over de N .O .R . zelf. x)

(2)

O njuist achten wij ook de opvatting van de H eer Lafeber, d at de la­

tente belasting kan w orden gesteld op 33 °/c—36 % (of iets m inder), om­

d at d at het bedrag is, hetw elk de belastingschuldige genoten heeft bij het

vorm en van zijn onbelaste reserve. W a n t de latente belasting is de be­

lasting, die in de toekom st is verschuldigd n aa r de dan geldende tarieven.

D e claim van de S ta a t w ordt niet bepaald door de afgeschafte, doch door

de geldende tarieven, w aarbij geen der schrijvers erop heeft gewezen, dat

bij gedeeltelijke vrijwillige opheffing van de N .O .R . slechts 40 % ven­

nootschapsbelasting is verschuldigd. D it is geregeld in art. 3, 2e lid van

de ,,W e t houdende verhoging van het tarief van de vennootschapsbelas­

tin g ” . W e l w erd erop gewezen, d a t bij gehele vrijwillige opheffing van

de N .O .R . 30 % vennootschapsbelasting door h et belastingplichtige

lichaam verschuldigd is.

V orm en van latente belastingschuld. G even wij than s aan, in welke

vorm en de latente belastingschuld kan voorkom en. W ij noemen:

1. de latente belasting, besloten in de N .O .R .,

2. in eventuele onderw aardering van bedrijfsm iddelen,

3. in de vervroegde afschrijving,

4. in de vervangingsreserve, ontstaan na 1 Januari 1950 ex art. 11 van

het B esluit op de Inkom stenbelasting (nieuw ).

A d 1.

D e latente belasting is de contante w aard e van de in de toe­

komst verschuldigde belasting. Zij w as ook besloten in de H erleide O v e r­

gangsreserve. V olgens het door de H eer N ierhoff geciteerde arrest van

de H oge R aad van 23 O ctober 1946 mocht, bij de bepaling van de in­

trinsieke w aard e der aandelen voor de verm ogensbelasting, rekening w o r­

den gehouden met de nominale w aard e van deze latente belasting. O ok

de W e t E ffectenw aardering voor de H effingen ineens huldigde dit stan d ­

punt. N a a r analogie hiervan p ropageert de H eer N ierh o ff hetzelfde

systeem voor de bepaling van de latente belasting, besloten in de N .O .R .

W ij betw ijfelen — mede d oordat de ervaring ons dat al heeft geleerd

—■

of de belastingadm inistratie dit stan d p u n t tot het hare zal m aken.

O m verschillende redenen zal de belastingadm inistratie voor de N .O .R .

een nauw keurigere benadering van de latente belasting w ensen dan voor

de H .O .R .

Immers, de H .O .R . w as m eestal betrekkelijk gering en betrekkelijk licht

belast. Bij het percentage van 331/ 3 vennootschapsbelasting, d a t v er­

scheidene jaren van kracht is geweest, bedroeg de belasting, besloten in

de H .O .R .. slechts 25 % .

D e N .O .R . daarentegen zal veelal groter zijn, w ant zij kan bevatten

a. de O nbelaste R eserve B.H. 1947,

b. de vervangingsreserve, zijnde het verschil tussen m olestuitkering en

boekw aarde van door oorlogsom standigheden of door een andere

ramp verloren gegane bedrijfsm iddelen,

c. de boekw aarde van die bedrijfsm iddelen op het m oment van verloren

gaan,

d. de reserve, o ntstaan uit de verdubbeling van de boekw aarde der be­

drijfsm iddelen, die op 1 Januari 1942 reeds to t het bedrijfsverm ogen

van het belastingplichtige lichaam behoorden,

e. 60 % van de H erleide O vergangsreserve.

(3)

en, zoals wij boven al releveerden, aa n v a a rd t de fiscus die ook niet voet­

stoots. D e S ta a t heeft immers geen claim op de nominale w aarde van

de latente belasting, m aar op de contante w a ard e daarvan. Stellen wij de

belasting, besloten in de bovengenoem de reserves op B, dan is de latente

belasting

B

(1 + i ) n

w aarin alleen n een onbekende grootheid is. W ij kunnen ons nu de vol­

gende redenering voorstellen:

Tenzij er een aanw ijzing is om trent het vermoedelijke einde van de

N .O .R . kunnen zich tw ee uiterste gevallen voordoen, n.1. d a t de N .O .R .

onmiddellijk w ordt opgeheven en d a t zij nooit w ordt opgeheven. In het

eerste geval is n = 0 en dan is de latente belasting gelijk aan de nomi­

nale, dus B. In het laatste geval is n oneindig groot en dan is de latente

belasting = 0. In d a t geval kan het redelijk w orden geacht, de latente

belasting te stellen op x/ 2B.

H e t bezw aar tegen de opvatting van W e t E ffectenw aardering en

H oge R aad w as dus, d a t geen rekening w erd gehouden m et het tijdstip,

w aarop de fiscus zijn claim geldend zal maken. Elke poging, om de juiste

grootte van de latente belasting te bepalen, is tot mislukking gedoemd,

indien het tijdstip van de opheffing onzeker is. D aarom zal het in de

practijk veelal m oeten eindigen in een compromis. W ij zijn het m et de

fiscus in een bepaald geval eens gew orden om de latente belasting, be­

sloten in de N .O .R . steeds te bepalen op 30 % (h e t betrof hier een naam ­

loze vennootschap) om dat dit het percentage is, w a arteg en het belasting­

plichtige lichaam de N .O .R . altijd kan afkopen. W ij hebben ons toen op

het stan d p u n t gesteld, d a t het nadeel voor de belastingplichtige, d a t zijn

N .O .R . misschien ten dele aan zijn w inst moet of vrijwillig zal w orden

toegevoegd, in w elke gevallen een hoger percentage w o rd t betaald, w o rd t

opgeheven door het voordeel, d a t hij zijn N .O .R . niet dadelijk in zijn

geheel opheft en dus niet 30 % , doch de contante w aard e daarvan ver­

schuldigd zou zijn. N atuurlijk kunnen wij niet aantonen, d a t deze fac­

toren elkaar com penseren. W ij pretenderen ook niet, de latente belasting­

schuld op deze wijze w etenschappelijk te hebben bepaald doch wel, dat

wij h aa r practisch redelijk hebben benaderd. In verband hierm ede wijzen

wij op de analogie m et de w ettelijke bepaling, d a t bij vrijwillige algehele

opheffing van de N .O .R . de belasting d aarover slechts voor % *s v er'

schuldigd en, w at de inkom stenbelasting betreft, dan nog n a a r het bij­

zondere tarief van art. 48 I.B. Bij contante betaling van een, in een verre

of nabije toekomst, doch stellig op een onzeker tijdstip vervallende be­

lastingschuld, geeft de S ta a t 25 % reductie. In principe is dit volkom en

aa n v aard b aar —■

over het kortingspercentage kan men natuurlijk van

mening verschillen.

(4)

ger zal liggen. M .a.w . voor de verm ogensbelasting w orden de in de activa

opgesloten stille reserves „geopend” — doch dan zal m et de d aa raa n

klevende latente belastingschuld rekening dienen te w orden gehouden.

A nders dan bij de N .O .R . kan deze, bij een m et de Inspectie overeenge­

komen levensduur van het desbetreffende bedrijfsm iddel, exact w orden

bepaald, zoals wij in het o nderstaande voorbeeld zullen doen.

A d 3.

A rt. 8, 2e en 3e lid IB., zoals dat luidt na de „ W e t B elasting­

herziening 1950, opent de mogelijkheid, reeds af te schrijven op bedrijfs­

middelen, voordat de desbetreffende technische of economische slijtage

is ingetreden. Bij de bepaling van de geldsw aarde der aandelen zal deze

afschrijving uiteraard w orden teniet gedaan. D och die afschrijving is ge­

schied ten laste van de fiscale w inst. D e belastingbetaling over een aan

die afschrijving gelijk bedrag is uitgesteld, zodat ook hier een latente

belastingschuld aanw ezig is.

A d 4.

Indien na 1 Januari 1950 een bedrijfsm iddel b.v. door brand

teniet gaat en daarvoor w o rd t een uitkering gegeven, die de boekw aarde

van het verloren gegane bedrijfsm iddel overtreft, dan mag die z.g. ver-

vangingsreserve onbelast w orden gereserveerd. N a herbouw moet zij

echter op de herbouw kosten w orden afgeboekt. Inplaats van belasting­

betaling over die vervangingsreserve in het jaar van uitkering, komt be­

lastingheffing in latere jaren, doordat de fiscale afschrijvingen op het

vervangende bedrijfsm iddel lager zijn dan de economische. H et geval ligt

hier gelijk als sub 3 ).

Cijfervoorbeeld. U it ervaring is ons bekend, d at de strekking van de

vaak ingew ikkelde fiscale w etsvoorschriften het best begrepen kunnen

w orden aan de han d van practische voorbeelden. O m deze reden geven

wij een cij fervoorbeeld 2 ) :

(5)

Specificatie van het zuiver vermogen

A andelenkapitaal ...

V rije reserves

...

W in s t 1950 ...

N .O .R .:

O nbelaste reserve 1947

...

ƒ 120.000,—•

V erhoging boekw aarde van vaartuigen

,, 770.000,—-

60 % H .O .R ... 210.000,—

ƒ 1.500.000,—

832.667,—

120.000,—

„ 1.100.000,—

ƒ 3 .5 5 2 .6 6 7

,-W ij nemen verder aan:

a. d at vóór 1950 met de Inspecteur w as overeengekom en, de vaartuigen

ieder ja a r voor ƒ 500.000,—- hoger op te voeren dan d e balansw aarde;

b. d a t op de vaartuigen niet vervroegd ex art. 8, 3e lid I.B. is afg e­

schreven;

c. d at het v aartuig in aanbouw op 2 Januari 1950 is besteld, en op 2

Januari 1952 zal w orden opgeleverd. N orm ale afschrijving 5 % van

de bouw kosten, zonder residuw aarde;

d. d a t voor de onroerende goederen de tax atiew aard e ad ƒ 600.000,—

w o rd t aangehouden;

e. d a t de jaarlijkse afschrijving op vaartuigen 5 % en op de huizen 2 %

van de aanschaffingsw aarde bedraagt;

f.

d at het verloop van de inventaris blijkt uit het volgende overzicht:

T o ta a l

A f te schrijven

norm aal

vervroegd

1 Januari 1950 ...

ƒ

95.000,—

ƒ

95.000,—

ƒ

-—,—

A ankopen 1950

...

„ 120.000 , -

80. 0 0 0 ,- __ 40.000,—

ƒ 215.000,—

ƒ 175.000,—

ƒ

40.000,—

A fschrijving 1950

...

79.000, —<

,,

39.000,— 3) ,,

40.000,'—»

B oekw aarde 3 1 /1 2 /1 9 5 0

ƒ 136.000,—

ƒ 136.000,—____ƒ

g. dat voor zover nodig de rentevoet w o rd t gesteld op 4 % .

B erekening van de intrinsieke waarde der aandelen:

Z uiv er verm ogen volgens fiscale balans ...

V erhoging boekw aarde der schepen

...

ƒ 770.000,—

hiervan afgeschreven in 1950, 5 % ...

,,

38.500.—

ƒ 731.500.—

O vereengekom en verhoging ... . 500.000,—

A fschrijving op vaartuigen in aanbouw ...

M eerw aarde onroerend goed ...

V ervroegde afschrijving inventaris

...

ƒ 40.000,'—■

•/. 20 % norm ale afschrijving d a a r v a n ...

8.000,—

vennootschapsbelasting 1950, 40 % van ƒ 120.000,—"

w aard e vóór aftrek latente belasting ...

(6)

B erekening van de latente belastingschuld.

W ij bepalen eerst, w aarin de latente belastingschuld is opgesloten en

vinden dan:

1. in de N .O .R .

2. in de m eerw aarde van de vaartuigen, rekening houdende m et de ver­

dubbeling d er boekw aarde van de oude schepen;

3. in de afschrijving op de vaartuigen in aanbouw ;

4. in de m eerw aarde der onroerende goederen;

5. in de vervroegde afschrijving op de inventaris.

A d 1.

O m redenen, die straks duidelijk zullen w orden, behandelen

wij deze het laatst.

A d 2.

W ij gaan uit van de veronderstelling, d a t de vaartuigen in

20 ja a r w orden afgeschreven, zonder residuw aarde. D oor de verdubbe­

ling van de boekw aarde der oude vaartuigen is een w aard e verkregen, die

ligt boven die, w elke met de Inspecteur als „g eld sw aard e” is overeen­

gekomen. D e verhoging ex art. 2 B .H . bedroeg immers ƒ 770.000,—,

de overeengekom en verhoging ƒ 500.000,— . H ier w o rd t jaarlijks teveel

afgeschreven en wel 5 % van ƒ 770.000,— ./. ƒ 500.000,—= ƒ 13.500,—,

w aarm ee de fiscale w inst w ordt gedrukt, en w aarop de fiscus zijn claim

houdt. D it zal nog gedurende 19 ja a r geschieden. M aa r bovendien houdt

de fiscus zijn aan sp raak op de afschrijving van 1950 to t een bedrag groot

ƒ 13.500,— . D e contante w aarde van die afschrijvingen bed raag t

ƒ 13.500 a iö

|4

= ƒ 13.500,— X 14.1339 = ƒ 190.808, — . In 1950 w erd

40 % vennootschapsbelasting geheven — de latente belasting is dus 0,4

X ƒ 190.808,— = ƒ 7 6 .3 2 3 ,- .

A d 3.

D e norm ale afschrijving op het vaartuig in aanbouw zou zijn

gew eest 5 % van ƒ 2.000.000,— en zou voor het eerst w orden toegepast

in 1952. T e n laste van de fiscale w inst van 1952 en de 19 volgende

jaren zou dus jaarlijks ƒ 100.000,—• mogen w orden gebracht. W ij nemen

aan, d a t de geldsw aarde hierm ee gelijke tred houdt. Kennelijk heeft het

belastingplichtige lichaam gebruik gem aakt van de mogelijkheid to t v er­

vroegde afschrijving ex art. 8, 3e lid I.B. W ij m oeten nu schatten, hoe­

veel in 1951 vervroegd zal w orden af geschreven. D aarvoor m oeten wij

w eten, hoe het afschrijvingsbedrag in 1951 zal zijn sam engesteld. D e n o r­

male afschrijving zal in totaal ƒ 1.333.333,'— mogen bedragen, de ver­

vroegde ƒ 666.667,—’. D e afschrijvingsterm ijn is 22 jaar. N orm aal zal dus

in 1950 V

2 2

X ƒ 1.333.333,— t = rond ƒ 60.000,— 4) en vervroegd

ƒ 140.000,—- zijn afgeschreven. W ij nem en aan, d a t het re sta n t ad

ƒ 526.667,— in 1951 vervroegd w o rd t af geschreven — wij m oeten nu

eenm aal m et veronderstellingen w erken. D e contante w aard e van de af­

schrijvingen, zoals die bedrijfseconom isch verantw oord zou zijn — en

w aarbij de fiscus niet tekort zou komen ■

—- b e d raag t op 1 Januari 1951:

100.000 X (A y p + A

t]4

+ ... A

22

l 4 ) = 100.000. ( a ~

A~ ' =

100.000 (14.4511 — 0.9615) = ƒ 1.348.960,—.

In w erkelijkheid w o rd t afgeschreven:

In 1950 ƒ 200.000, — .

In 1951 norm aal ƒ 60.000,— -— vervroegd ƒ 526.667,— = ƒ 586.667,—

afgerond ƒ 580.000,—-.

In de tw intig volgende jaren: V

2 0

(2.000.000. ■

—- ./. ƒ 780.000,— ) =

ƒ 60.500, — .

4) Deze „normale” afschrijving is ook vervroegd. „Normaal” slaat hier echter op de

(7)

D e contante w aard e van die afschrijvingen b ed raag t dus op 1 Januari

1951:

ƒ 200.000,— + 580.000,— A-q* + 60.500,— ( A ^ + A-jj« + ... A ^ ) • =

ƒ 200.000,— + 580.000,— A-q* + 60.500,— ( a ^ — A - ^ ) =

t = ƒ 200.000,— + 557.670,— + 816.121,— = ƒ 1.573.791,—

Zij mag zijn

... . 1.348.960,—

en is dus te hoog ...

ƒ

224.831,—-D e contante w aarde van de aa n sp raak van de S ta a t is dus 40 % van

ƒ 224.831,— c= ƒ 89.932,— .

A d 4.

D e onroerende goederen w orden in 50 jaar afgeschreven. D e

afschrijving op de m eerw aarde dier goederen zou dus jaarlijks ƒ 2.000,—

bedragen en de contante w aard e daarvan:

2000 (1 4- A-|., + ... A i9j4 ) = 2000 a-^

= ƒ 44.683,—

D e claim van de S ta at b ed raag t w eer 40 % hiervan of ƒ 17.853, — .

A d 5. D e aankopen vóór 1950 bevatten geen latente belastingschuld.

D ie van 1950 wel. E en jaarlijkse afschrijving van ƒ 24.000,— op de aa n ­

kopen van 1950 zou bedrijfseconom isch verantw oord zijn gew eest. De

contante w aard e hiervan is op 1 Januari 1951 ƒ 24.000,— X aj]4 =

ƒ 111.118, — .

E r w ordt op de aankopen van 1950 afgeschreven:

in 1950 ƒ 56.000,— en in de volgende jaren steeds ƒ 16.000,—-. De

contante w aard e hiervan b ed raag t ƒ 56.000,■—■

+ ƒ 16.000,— X a'ïM =

= ƒ 115.184, — . D e latente belastingschuld is dus 40 % van ƒ 4.066,— =

= ƒ 1.626,— .

A d 1.

D e

N.O.R.

b e d raag t ...

ƒ 1.100.000,—

te verm inderen met de m eerw aarde der vaartuigen die al

in 2. in aanm erking is genom en

...

770.000,—

blijft ...

ƒ

330.000,—

L atente belastingschuld 30 % hiervan — ƒ 99.000, —.

Recapitulatie.

L atente belastingschuld.

in N .O .R ...

ƒ

9 9 .0 0 0

,-in m eerw aarde van vaartuigen ...

76.323,^—

in vaartuigen in aanbouw ...

89.932,—

in onroerende goederen

...

,,

17.853,—

in inventaris

...

1.626,^—■

totaal ...

ƒ 284.734,—

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een goede jaarverslaglegging vereist m.L, dat de feiten tot uitdrukking worden gebracht zoals ze zijn. Deze feiten zijn: een vermogenstoename door waarde­ stijging, gepaard

in het rapport van de subcommissie gemotiveerd is aangegeven en sub 29 uit­ drukkelijk als conclusie vermeld, dat geen der voor stille en geheime reservering aangevoerde

Wanneer de accountant heeft vastgesteld, dat de mutaties ten aanzien van stille reserves binnen het kader van zulk een weloverwogen beleid in het belang van

Vaak wordt gesteld, dat het betalen van belasting over deze fiscale méérwinst een voldoening is aan de latente verplichting, welke ontstond op het moment van vermogenstoename

de benaderde contante waarde van de fiscale claim (vele systemen kunnen hiertoe dienen, bijvoorbeeld mijn opvatting, beschreven in genoemd Septembernum­ mer of het

Ik ben het namelijk met de heer Smits eens: aan het einde van de alinea uit mijn artikel, waartegen de heer Smits zich verzet, schreef ik namelijk: „Tegen

Com m issarissen w ensten slechts hun goedkeuring aan dit voorstel te geven, indien de D irectie tegelijkertijd onder C rediteuren een ruim be­ d rag zou reserveren

2. Hoe komt de latente belastingschuld in de balans? Het zal dui­ delijk zijn, dat indien, terecht, besloten is, een latente belastingschuld in de balans op te