Vraag nr. 70 van 7 februari 2000
van de heer CARL DECALUWE
Bouwvergunningen – Beroep gemachtigd ambte-naar
1. Kan de minister een overzicht geven van het aantal beroepen die bij de gemachtigd ambte-naar per provincie werden ingediend, dit in ver-houding tot het aantal voorgelegde dossiers en voor de jaren 1998 en 1999 ?
Welke criteria werden hiervoor gebruikt ? 2. Kan de minister mij ook een overzicht geven
van de aard van betrokken dossiers (zone-vreemde woningen, industrie, ...) ?
Hoeveel beroepen werden door de minister, p e r provincie, ingewilligd in 1998 en 1999 ?
3. Kan een overzicht worden gegeven van het aan-tal beroepen dat momenteel voorligt bij de Raad van State, en dit per provincie ?
Welke maatregelen heeft de minister genomen om deze "wachtlijst" te verkleinen ?
Antwoord
1. In het antwoord op de parlementaire vraag nr. 213 van 2 februari 1998 van de Vlaamse volks-vertegenwoordiger werd een overzicht gegeven voor de jaren 1996 en 1997 (Bulletin van V r a g e n en A n t w o o rden nr. 11 van 27 maart 1998, b l z . 1439 – red.). Omdat niet alle bestendige depu-taties sedertdien het bewuste cijfermateriaal over behandelde beroepen systematisch zijn blijven leveren aan de afdeling Stedenbouwkun-dige Ve r g u n n i n g e n , kan voor 1998 en 1999 geen dergelijk overzicht worden gegeven. Het aantal beroepen van de gemachtigd ambtenaar is weergegeven in de jaaroverzichten als bijlage bij vraag nr. 62 van de Vlaamse volksvertegen-woordiger (blz. 850 – red.).
Wat de criteria van instellen van beroep betreft, is het niet zo dat de gemachtigd ambtenaar sys-tematisch in beroep komt tegen elk door de be-stendige deputatie ingewilligd beroep, zelfs niet al zou hij in eerste aanleg een ongunstig advies hebben verleend. Elke beslissing van de besten-dige deputatie wordt inderdaad aan de hand van de in die beslissing voorkomende argumen-tatie afgewogen tegenover het eerder door de
gemachtigd ambtenaar verleende advies. P a s wanneer de gemachtigd ambtenaar van oordeel is dat de beslissing van de bestendige deputatie de goede ruimtelijke ordening in het gedrang b r e n g t , wordt hoger beroep ingesteld. Hij of zij neemt die beslissing meestal na overleg met zijn of haar medewerkers die bouw- of verkavelings-dossiers behandelen.
De beslissingen tot het instellen van hoger be-roep worden genomen teneinde tot een conse-quent en eenvormig beleid naar de burger toe te komen, rekening houdende met de voor het goed geldende bestemmingsvoorschriften, d e toepasbaarheid van de aanvraag binnen de gel-dende regelgeving en omzendbrieven, de ligging van het goed en de weerslag van de aanvraag op de omgeving, de rechtspraak van onder meer de Raad van State en de ministeriële beslissingen inzake gelijkaardige dossiers.
Criteria en argumenten in hoger beroep aan te tekenen, zijn dus bijvoorbeeld :
– de onwettigheid van de door de bestendige deputatie afgeleverde vergunning, b i j v o o r-beeld in tegenspraak zijnde met recente de-c r e e t s w i j z i g i n g e n , planologisde-che strijdigheid, uitspraak doende over essentieel gewijzigde plannen en daarbij de bevoegdheid van de gemeentelijke overheid negerende, … ; – de strijdigheid met een goede ruimtelijke
or-d e n i n g, bijvoorbeelor-d wegens or-de aansnijor-ding van een open landschap ;
– de aantasting van een goede plaatselijke aan-l e g, bijvoorbeeaan-ld wegen de niet-inpasbaar-heid in een bestaande huizenzij ;
– het onvoldoende of onterecht weerleggen van eerdere, ten ongunste van de aanvraag in het advies van de gemachtigd ambtenaar op-gesomde elementen ;
– het onvoldoende of onterecht argumenteren van de beslissing in het algemeen ;
– het niet of onvoldoende rekening houden met inzake de aanvraag bepalende of rich-tinggevende adviezen, zoals het landbouw-kundig advies, het advies van Monumenten en Landschappen, enzovoort.
opzoeken van die gegevens zou inhouden dat elk individueel dossier zou moeten worden na-gezien om, geval per geval, de aard van de aan-vraag te noteren. Gezien de bekende perso-neelsproblematiek binnen de administratie en de prioriteiten die dientengevolge moeten wor-den gesteld, is het duidelijk dat dergelijk opzoe-kingswerk ondoenbaar is.
Het aantal ingewilligde beroepen in 1998 en 1 9 9 9 , met andere woorden die tot een vergun-ningsbeslissing hebben geleid, is weergegeven in de bovenvermelde jaaroverzichten. Het referen-tiejaar betreft echter het jaar van instellen van het beroep, niet van het nemen van de ministe-riële beslissing. Ook dit specificeren zou bijko-mend opzoekingswerk vergen.
3. De door de Vlaamse volksvertegenwoordiger gevraagde gegevens worden door de admini-stratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (Arohm) niet systematisch bijgehouden, in die zin dat niet kan worden aangegeven hoeveel van de bij de Raad van State ingestelde vorderingen betrekkingen hebben op bouw- en verkavelingsaanvragen waar bij ministerieel besluit is beslist over een hoger beroep.