• No results found

Het was eerder de apotheose van de kritiek op de RTBF die een jaar eerder was ontstaan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het was eerder de apotheose van de kritiek op de RTBF die een jaar eerder was ontstaan"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inhoudsopgave

Inleiding ...2

1: Het Belgische ‘communautaire’ ...4

1.1: De Belgische revolutie van 1830 ...4

1.2 Het ontstaan van de Vlaamse beweging...6

1.3 Het antwoord: de Waalse beweging...8

1.4 De wereldoorlogen en de Vlaamse en Waalse bewegingen...10

1.6 Het verder uiteen groeien van de gemeenschappen ...12

2 De Belgische media en de gemeenschappen ...14

2.1 Twee publieke sferen ...14

2.2 de Standaard ...18

2.3: Le Soir...21

3: Het beeld van ‘de ander’...22

3.1: Indrukken uit de media ...23

3.2: Dave Sinardet en de representatie van ‘de ander’...25

3.3 Vier vragen onderzoek ...27

4: Representatie van de ander in de Standaard en le Soir ...29

4.1 Statistieken ...29

4.2 Beschrijvingen andere taalgroep ...34

Conclusie...37

Literatuurlijst...38

(2)

Inleiding

"De RTBF is een zender met een eigen politieke agenda, het is een relict uit het verleden.

Weten jullie hoe men de RTBF ook wel eens noemt? Radio Mille Collines.”1

Bovenstaande uitspraak deed Yves Leterme, Vlaams christendemocraat en de grote winnaar van de Belgische verkiezingen in 2007, december 2007 in de Vlaamse krant de Morgen. De RTBF is de Belgische franstalige publieke omroep, radio Mille Collines het radiostation dat in Rwanda opriep tot geweld tegen de Tutsi’s. Leterme is formateur als hij zijn omstreden uitspraak doet. Vooral in Franstalig België wordt verontwaardigd gereageerd. Zelfs eurocommissaris Louis Michel, zelf een Waal, vindt het nodig een reactie te geven: “Ik steek al mijn tijd in het uitleggen van de Belgische crisis en het feit dat ik geloof dat er een oplossing zal worden gevonden. Maar hier heb ik geen antwoord op klaar. Het is een fout.”2

Toch kwam de uitspraak van Leterme niet uit het niets. Het was eerder de apotheose van de kritiek op de RTBF die een jaar eerder was ontstaan. Op woensdag 13 december 2006, een half jaar voor de verkiezingen, zond de omroep de ‘docufictie’ Bye Bye Belgium uit. Het journaal brak in in de normale programmering met het nieuws dat Vlaanderen éénzijdig de onafhankelijkheid had uitgeroepen. Daarna volgde anderhalf uur lang reportages van onder andere een naar het buitenland vluchtende koning, paspoortcontroles tussen Vlaanderen en Wallonië en Vlaamse vlaggenzwaaiders op de Grote Markt in Antwerpen. Uit onderzoek bleek dat een grote meerderheid van de kijkers de uitzending geloofde.

“Nous en avons marre,” was de titel van de open brief die hoofdredacteur Peter Vandermeersch, van de Vlaamse krant de Standaard, een dag later schreef aan zijn Franstalige landgenoten. We hebben er genoeg van. Vandermeersch vindt dat een docufictie journalistiek ongepast is. “Maar het meest ergerlijke aan de hele opzet is de grote terugkeer naar de clichés. Vlaanderen, beste Franstalige landgenoten, wordt bevolkt door kaalgeschoren vendelzwaaiers die wilde kreten uitstoten. Vlaanderen heeft een

1 'Leterme noemt rtbf relict uit het verleden', de Morgen, 7 – 12 - 2007.

2 'Uitspraken Leterme lokken lawine aan reacties uit', het Nieuwsblad, 9 – 12 - 2007.

(3)

onverdraagzaam parlement waar Franstaligen zelfs niet binnen mogen. Vlaanderen schopt brave tramgebruikers uit de tram als die het grondgebied van het rijke Vlaamse Tervuren bereikt. Vlaanderen is zelfgenoegzaam en egoïstisch.”3 Vandermeersch vindt dat de Franstalige media eens op moeten houden alleen in karikaturale clichés over Vlaanderen te spreken.

De bal wordt teruggekaatst door Béatrice Delvaux, hoofdredactrice van het Franstalige Le Soir. “Cher Peter Vandermeersch, sachez que nous aussi, nous en avons parfois marre de vos clichés. Marre d'être décrits comme des paresseux, des chômeurs qui refusent de travailler. Marre d'être dépeints comme des assistés, qui se plairaient à vivre aux crochets des Flamands travailleurs. Marre d'entendre dire que nous sommes intellectuellement incapables d'apprendre le néerlandais.”4 De boodschap: de Vlaamse media spreken ook in stereotypen over ons.

Bovenstaande discussie is slechts één van de vele discussies die in de aanloop naar de Belgische verkiezingen van 2007 en de daarop volgende formatie werden gevoerd over de rol van de media in de Belgische democratie. Franstalige media zouden de Franstalige politici ophitsen, Vlaamse media de Vlaamse politici.

Ook na de verkiezingen blijven die verwijten over en weer aanhouden. Half maart 2008 besluit de VN een onderzoekscommissie naar Vlaanderen sturen, omdat Vlaanderen verdacht wordt van discriminatie. De Vlaamse wooncode, die eist van anderstaligen dat ze bereid zijn Nederlands te leren voordat ze een sociale woning kunnen krijgen, zou de vrije huisvesting van personen binnen één land belemmeren.

Keulen legt de schuld deels bij de Franstalige media: “Wat ons bij de beeldvorming alleszins ook parten speelt, is dat we hier in één van de meest internationale steden van de wereld zijn. (…) De vertegenwoordigers volgen de Belgische actualiteit op de voet. Hun informatiebron is vaak alleen de Franstalige media. Laten we wel wezen, als het over die zaken gaat, schrijven ze daar nogal eens anders over dan wat daarover verschijnt in de Vlaamse kranten.”5

3 Peter Vandermeersch, 'Nous en avons marre' de Standaard, 15 – 12 - 2006.

4 Béatrice Delvaux, 'Lettre à nos amis flamands' le Soir, 17 – 12 – 2006.

5 Marino Keulen, handelingen Vlaams parlement 12 maart 2008,

(http://jsp.vlaamsparlement.be/docs/handelingen_plenaire/2007-2008/plen032-12032008.pdf) 17.

(4)

Bart de Wever, leider van de Nieuwe Vlaamse Alliantie (N-VA), een Vlaams nationalistische partij hekelt de berichtgeving van le Soir ook. Hij laat op 24 juni 2008 weten een klacht in te dienen tegen de krant bij het Centrum voor gelijke behandeling en racismebestrijding. “In mijn ogen worden de lezers in deze artikelen opgeroepen tot haat, doorgaans naar mijn persoon en die van mijn partij, maar af en toe ook naar de Vlamingen in het algemeen. In één artikel wordt er zelfs letterlijk opgeroepen tot geweld.”6

Het beeld dat Vlaamse en Franstalige media over de andere kant van de taalgrens geven heeft het afgelopen jaar dus flink onder vuur gelegen. Maar hoe schilderen Vlamingen en Franstalige elkaar dan af in de pers? En waar komt het beeld dat ze van elkaar geven vandaan? Daarover gaat deze scriptie.

De scriptie zal bestaan uit een geschreven deel en een radiodocumentaire. In het geschreven deel van die scriptie wil ik de verhouding tussen Vlamingen en Walen beschrijven en onderzoeken hoe dit zich uit in de media, in het bijzonder in le Soir en de Standaard. Daarnaast wil ik in dit deel de scriptie in een theoretisch kader plaatsen. In de radiodocumentaire laat ik journalisten zelf aan het woord over hun verhouding met de andere taalgroep. Weegt die verhouding door in hun berichtgeving en welke invloed heeft dat op bevolking en politiek?

1: Het Belgische ‘communautaire’

“Sire, il n’y a pas des Belges.” De Waalse politicus Jules Destrée had in 1912 in een open brief aan de koning de hoop voor zijn land al opgegeven. België bestaat misschien, maar er wonen geen Belgen. “Neen Sire, er bestaat geen Belgische volksziel. (…) U heerst over twee volkeren. In België zijn er Walen en Vlamingen; er zijn geen Belgen.”7 Die uitspraak lijkt in 2008 meer dan ooit waar, maar hoe zijn Walen en Vlamingen, die zich samen in de Belgische revolutie van 1830 losscheurden van Nederland, zo ver uit elkaar gegroeid?

6 Anoniem, 'N-VA dient klacht in tegen Le Soir', de Standaard, 24 juni 2008.

7 Jean-Philippe Schreiber, ‘Jules Destrée tussen separatisme en nationalisme’ in Anne Morelli (red.), De grote mythen uit de geschiedenis van België, Vlaanderen en Wallonië (Berchem 1996) 223 – 234, 227.

(5)

1.1: De Belgische revolutie van 1830

Regelmatig zeggen flamingante politici dat België een ‘gedwongen huwelijk’, of een

‘kunstmatige staat’ is. Wellicht is iedere staat kunstmatig, maar de Belgische staat lijkt bij zijn ontstaan niet kunstmatiger dan andere staten. Vlaanderen en Wallonië kenden ook voor 1830 al een gemeenschappelijke geschiedenis, zij het onder vreemde machthebbers.

Het land was in 1790 zelfs al kortstondig onafhankelijk, na een revolutie tegen de Oostenrijkse keizer.8

De Belgische revolutie van 1830 was het resultaat van een coalitie tussen katholieken en liberalen tegen koning Willem I. Die had van zijn nieuw verworven koninkrijk vooral een noordelijke aangelegenheid gemaakt, waarin het zuidelijk deel van zijn rijk er bekaaid vanaf kwam. In de ambtenarij, de diplomatie en het officierenkorps zaten vrijwel alleen mensen uit het noorden van het land9, en ook in de Staten-Generaal zaten verhoudingsgewijs veel te weinig mensen uit het latere België.10

Katholieken, die zich niet thuis voelden in het protestante Nederlandse Koninkrijk zonder vrijheid van godsdienst en onderwijs, en liberalen, die meer persvrijheid en vrijheid van meningsuiting wilden, vormden vanaf december 1827 een coalitie die zich tegen Willem I verzette. Omdat de liberalen en katholieken uit het noorden van het land zich niet bij de beweging aansloten, werd het een Belgische beweging. Die begon in het parlement, maar werd een nationale revolutie onder invloed van een golf aan democratische revoluties die in 1830 door Europa trok. Op 25 augustus braken rellen uit voor het Brussels Munttheater. De weken ervoor was het vaker onrustig geweest in Brussel, maar nu sloeg de opstand ook over naar de lagere volksklassen.11 De opstandelingen installeerden een voorlopig bewind dat op 4 oktober de onafhankelijkheid van België uitriep. De conferentie van Londen was een maand later de eerste conferentie

8 Jan Roegiers, ‘Tussen vrijheid en trouw: het identiteitsbesef in de Oostenrijkse Nederlanden’ in Kas Deprez en Louis Vos (red.) Nationalisme in België. Identiteiten in beweging 1780 – 2000. Over Belgen, Vlamingen, Walen, Franstaligen, Brusselaars, Duitstaligen, Fransen, Groot-Nederlanders en Nieuwe Belgen (Antwerpen 1999) 29 – 43.

9 Lode Wils, ‘De twee Belgische revoluties’ in Deprez en Vos, Nationalisme in België, 43 – 50, 47.

10 Marc Reynebeau, Een geschiedenis van België (Tielt 2003) 20.

11 Ibidem, 23.

(6)

waar alle grootmachten bij elkaar kwamen. Alle landen erkenden daar de onafhankelijkheid van België.12

Werd er toen ook al een onderscheid gemaakt tussen Franstaligen en Vlamingen?

Daar lijkt het niet op. De Belgen vochten voor een eigen nationaliteit, en wel de Belgische. De aanduiding Vlaanderen voor de huidige Vlaamse provincies bestond nog niet, de naam Vlaanderen werd alleen gebruikt voor de twee provincies Vlaanderen.13 Bovendien was de Belgische revolutie van zichzelf vooral een Franstalige revolutie. De elite, die de opstand aanstichtte, was geheel Franstalig, of die nu in Vlaanderen of in Wallonië woonde. De onderlaag was Nederlandstalig, maar dat Nederlands, of Vlaams, was niet meer dan een verzameling dialecten.14

De Belgische Revolutie van 1830 was uitgesproken Belgisch, en niet Vlaams of Waals. Franstalige elites uit het noorden en het zuiden van het land deden er even fanatiek aan mee. De historicus Jean Stengers stelt dan ook: “Men mag geloven en volhouden dat Vlamingen en Walen in 1830 tegen heug en meug aan elkaar gekoppeld werden: het is een mythe, een mythe van het zuiverste water.”15

1.2 Het ontstaan van de Vlaamse beweging

Van een Vlaamse beweging was dus in 1830 nog niets te zien, dertig jaar later was er dankzij de Vlaamse beweging een ‘grievencommissie’ opgericht met als doel “om de ontwikkeling der Nederduytsche (Vlaemsche) letterkunde te verzekeren en om het gebruik der Nederduytsche (Vlaemsche) tael te regelen in hare betrekkingen met de verschillige gedeelten van het openbaer bestuer.”16 Hoe had de Vlaamse Beweging zich in de tussenliggende dertig jaar ontwikkeld?

De Belgische revolutie was zoals gezegd een Franstalige revolutie. De elite zag alles dat Vlaams was als ruw, boers en onbeschaafd. Die Belgische elite, die zich de erfgenaam van de Franse Revolutie voelde, werd bevestigd in dit oordeel doordat een

12 Ibidem, 34.

13 Jean Stengers, ‘De revolutie van 1830’ in Anne Morelli (red.), De grote mythen uit de geschiedenis van België, Vlaanderen en Wallonië (Brussel 1996) 127 – 135, 127.

14 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 124.

15 Stengers, ‘De Revolutie van 1830’, 135.

16 Marc Platel, Communautaire geschiedenis van België. Van 1830 tot vandaag (Leuven 2004) 31.

(7)

groot deel van Vlaanderen het als achterlijk beschouwde katholieke geloof aanhing.17 Om aansluiting te vinden bij de elite gebruikte de kleine Nederlandstalige middenklasse in Vlaanderen Frans als professionele omgangstaal. Ze begonnen zich daarnaast op te werpen als vertegenwoordiger van de arbeiders en de boeren die alleen Vlaams spraken.

De afkeer van de Franstalige dominantie zou hun voornaamste drijfveer worden om de Vlaamse beweging op te starten.18

Het eerst uitte de Vlaamse beweging zich in de literatuur. Na 1830 was er een Belgische literatuur ontstaan, die een nieuw natiebesef moest ontwikkelen. De eerste jaren waren deze boeken niet uitgesproken Vlaams of Waals, ze werden vaak in beide landstalen vertaald.19 Vanaf 1840 ontstond een Vlaamse literatuur, met name voor de lagere middenklasse en de burgerij. Die literatuur greep terug op traditionele Vlaamse waarden, vaak met een katholieke achtergrond. De Vlaamse literatuur kenmerkte zich ook door een anti-Franse houding.20 De Vlaamse schrijver Guido Gezelle verbond de taal en volksaard aan elkaar, waardoor een tegenstelling tussen Franstalige en Nederlandstalige Belgen gemaakt werd.21 De Vlaamse literatuur was echter niet anti- Belgisch, ze pleitte voor een België met een meer Vlaams en Nederlandstalig profiel.

Conscience, schrijver van De leeuw van Vlaanderen en een vooraanstaande Flamingant, wilde geen afscheiding van België, maar vond dat een Waal pas een Belg was als hij Nederlands sprak.22

Naast de literatuur was de katholieke kerk een belangrijke factor in het ontstaan van de Vlaamse beweging. De coalitie van liberalen en katholieken die de Belgische Revolutie begonnen was verdeelde zich over het land. Het katholieke deel van deze revolutie kwam vooral in Vlaanderen te liggen, het liberale in Wallonië en Brussel.23 De priesters en leraren aan katholieke scholen hadden sympathie voor de in de literatuur begonnen Vlaamse beweging, omdat die teruggreep op het oude Vlaanderen en de

17 Wils, ‘De twee revoluties’, 50.

18 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 124 – 125.

19 Piet Couttenier, ‘Nationale beelden in de Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw’, in Deprez en Vos (red.), Nationalisme in België. 60 – 69, 61.

20 Ibidem, 66.

21 Ibidem, 67.

22 Philippe Raxhon, ‘Hendrik Conscience en de Franse Revolutie’ in Deprez en Vos (red.), Nationalisme in België, 81 – 88, 83.

23 Wils, ‘De twee revoluties’, 50.

(8)

Vlamingen beschermde tegen de goddeloze literatuur uit Frankrijk.24 Zij brachten de Vlaamse beweging van de middenklasse naar het volk. Ook zij deden dit binnen een Belgische context, vaderlandsliefde zagen ze als een morele en godsdienstige plicht.25

Net als de literatuur en de priesters, was de politieke Vlaamse beweging die eruit voortkwam niet anti-Belgisch. Ze streefde ernaar het Nederlands een gelijkwaardige plaats aan het Frans te geven binnen de Belgische staat, dat juist werd gezien als buffer tegen de invloed van Frankrijk.26 Dat deed ze vooral binnen de bestaande politieke partijen.27 Een aantal successen werd nog in de 19e eeuw behaald. De eerder genoemde

‘grievencommissie’ werd in 1856 opgericht, als antwoord op Vlaamse schrijvers die weigerden het 25-jarig bestaan van België te vieren.28 Ze boekte uiteindelijk ook resultaat. In 1873 werd het gebruik van Nederlands in rechtszaken toegestaan, in 1878 volgde het Nederlands in het openbaar bestuur en middelbaar onderwijs.29 Nog twintig jaar later, met de invoering van de gelijkheidswet, werd het Nederlands erkend als officiële taal in België en kreeg het dezelfde rechten als het Frans.30

1.3 Het antwoord: de Waalse beweging

De aan het begin van dit hoofdstuk ook al aangehaalde Jules Destrée is vandaag het icoon van de Waalse beweging.31 Die beweging wierp zich vanaf het einde van de 19e eeuw op als antwoord op de Vlaamse beweging. Met zijn brief aan de koning in 1912 verwoordde Destrée het ideeëngoed van die Waalse beweging: “Ils (de Vlamingen) nous ont pris la flandre d’abord. Certes, c’était leur bien. Mais c’était aussi un peu le nôtre. (…) Ils nous ont pris notre langue. Plus exactement, ils sont occupés à nous la prendre.”32 Destrée was

24 Lieve Gevers, ‘De Katholieke kerk en de Vlaamse beweging’ in Deprez en Vos (red.), Nationalisme in België, 117 – 125, 118.

25 Ibidem, 124.

26 Marc Reynebeau, ‘De Vlaamse beweging, een geschiedenis’, in Marc Swyngedouw en Marco Martiniello (red.), Belgische toestanden. De lotgevallen van een kleine bi-culturele democratie (Antwerpen 1998) 27 – 36, 28.

27 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 129.

28 Platel, Communautaire geschiedenis, 32.

29 Ibidem, 36.

30 Geert van Istendael, Het Belgisch labyrint (Antwerpen, Amsterdam 2005) 24.

31 Jean-Phillippe Schreiber, ‘Jules Destrée tussen separatisme en nationalisme’ in Morelli (red.), De grote mythen, 223 – 234, 223.

32 Platel, communautaire geschiedenis, 113.

(9)

bang dat de Vlamingen de Franstaligen uiteindelijk zouden verplichten Nederlands te leren. Zo ver mocht het naar zijn idee nooit komen. Dit is aan het eind van de 19e en het begin van de 20ste eeuw de grondgedachte van de hele Waalse beweging.

De Waalse beweging begon, net als de Vlaamse, in de literatuur. In 1856 werd de Société Liégeoise de Littérature Wallone opgericht.33 Deze begon, in tegenstelling tot de Vlaamse beweging, in een dominante positie. Zoals we gezien hebben stelde de Vlaamse beweging deze dominante positie van de Franse taal vanaf het eind van de 19e eeuw in vraag. Dat zou leiden tot de ontwikkeling van een defensieve Waalse beweging. In 1883 werd in Antwerpen La Ruche Wallonne opgericht, door Franstalige ambtenaren die vreesden voor hun baan.34 Er leefde een angst dat het Frans z’n dominante positie in België zou verliezen. Franstalige ambtenaren in Vlaanderen zagen dat Nederlandstaligen een demografisch overwicht hadden en bovendien steeds meer taaleisen begonnen te stellen. Zelf wilden ze niet verplicht worden Nederlands te leren. Frans was voor hen de vanzelfsprekende bestuurderstaal. 35

De Waalse beweging bestond dus vooral bij de gratie van het verzet tegen de Vlaamse beweging. Er was geen vanzelfsprekende gemeenschappelijke identiteit, behalve dat men Belg en niet-Vlaams was.36 Hoe meer eisen van de Vlamingen ingewilligd werden, hoe fanatieker de Waalse beweging zich er tegen verzette. In 1892 eiste een Waals Congres bijvoorbeeld ééntalig Frans onderwijs in Vlaanderen, om te voorkomen dat de eis van de Vlaamse beweging om Nederlandstalig onderwijs in te voeren ingewilligd werd.37 Geleidelijk begon de Waalse beweging zich echter terug te trekken in Wallonië en Brussel zelf. Met de gelijkheidswet van 1898 kreeg het Nederlands dezelfde rechten als het Frans. Vanaf dat moment kreeg de Waalse beweging een andere prioriteit. Het bleef strijden voor de belangen van de Franstaligen in Vlaanderen, maar begon zich te concentreren op het gebied rond Luik.38 Een tweetalig Vlaams gebied, waarin zowel Nederlands als Frans gesproken zou worden, werd voor

33 Denise van Dam, ‘De Waalse beweging, een geschiedenis’, in Swyngedouw en Martiniello (red.), Belgische toestanden 37 – 45, 38.

34 Platel, Communautaire geschiedenis, 40.

35 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 163.

36 Philippe Destatte, L'identité Wallonne. Essai sur l'affirmation politique de la Wallonie (XIX – Xxèmes siècles) (Charleroi 1997) 20.

37 Platel, Communautaire geschiedenis, 41.

38 Kesteloot, ‘Waalse beweging’, 165.

(10)

hen acceptabel, zolang in Wallonië Frans maar de enige taal bleef. Destrée ging in zijn brief aan de koning zelfs nog verder en vroeg om het land te scheiden in een ééntalig Vlaams- en een ééntalig Franstalig gebied, om er in ieder geval voor te zorgen dat Franstaligen nooit zouden worden gedwongen om Nederlands te spreken in Wallonië.39

De strijd van de Vlamingen om het Nederlands als taal erkend te krijgen en de minachting die het Franstalige deel van België lang voor het Nederlands had, spelen in het discours van vandaag nog een grote rol. Veel Vlamingen klagen over het gebrekkige Nederlands van Franstaligen in België. Ze vinden dit nog steeds getuigen van een minachting voor de taal. Franstaligen brengen daar tegenin dat Vlamingen ook steeds slechter Frans spreken.

1.4 De wereldoorlogen en de Vlaamse en Waalse bewegingen

Net voor de Eerste Wereldoorlog ging de Vlaamse beweging een nieuwe fase in. Met de taalstrijd was de beweging bekend geworden onder grote delen van de lagere sociale klassen, waardoor allerlei instellingen en vieringen het predicaat Vlaams mee kregen. Er kwam een vlag, een volkslied en een Vlaamse feestdag. Tegelijkertijd bleef dat Vlaamse gevoel “ingebed in een Belgisch nationaal gevoel”. Het was een soort subnationalisme.40 De Waalse beweging was zover nog niet, omdat het nog geen massabeweging was. Het steunde op een kleine militante elite.41

In de ontwikkeling van zowel de Waalse als de Vlaamse beweging zouden de twee wereldoorlogen een belangrijke rol spelen. Delen van de Vlaamse beweging zouden in beide oorlogen samenwerken met de bezetter om hun doelen verwezenlijkt te krijgen.

Dat zou de afkeer die Franstalig België van de hele Vlaamse beweging had nog groter maken. Daarvan profiteerde de Waalse beweging dan weer. Na de Eerste Wereldoorlog gaf het ze de mogelijkheid om de Vlaamse eisen tegen te houden, omdat de Vlamingen in de oorlog zouden hebben bewezen dat ze het opblazen van de staat België als doel

39 Platel, Communautaire geschiedenis, 113 – 114.

40 Louis Vos, ‘Van België naar Vlaanderen’, in Deprez en Vos (red.), Nationalisme in België , 91 – 102, 94.

41 Chantal Kesteloot, ‘Waalse Beweging en nationale identiteit’, in Deprez en Vos (red.), Nationalisme in België, 160 – 176, 173.

(11)

hadden.42 Na de Tweede Wereldoorlog was er opnieuw een strenge repressie van de Vlaamse beweging vanweg het heulen met de vijand.

In de Eerste Wereldoorlog ontstond uit het nieuwe Vlaamse subnationalisme een groep Vlamingen die voor onafhankelijkheid van Vlaanderen ging strijden. De zogenaamde Frontbeweging zag dat veel nieuwe taalwetten ten gunste van de Vlamingen in de praktijk niet werden uitgevoerd en eisten daarom meer onafhankelijkheid om die wetten zelf uit te voeren.43 Ze probeerden dit te bereiken door samen te werken met de Duitsers, niet zonder resultaat. Zo kreeg Vlaanderen zijn eigen Nederlandstalige universiteit in Gent.44 Deze groep, de maximalisten, stond tegenover de minimalisten, die tegen samenwerking met de vijand waren en binnen de traditionele partijen meer rechten voor Vlamingen probeerden te krijgen. Na de oorlog zou de Vlaamse beweging in Franstalig België vaak alleen met de eerste groep geassocieerd worden.

Tegelijkertijd profiteerde de Vlaamse beweging ook van de oorlog. De mythe van de Belgische staat die bewust Vlaamse soldaten opofferde omdat ze Vlamingen waren, ontstond in deze tijd. Een meerderheid van de soldaten was Nederlandstalig, terwijl de meerderheid van de officieren Franstalig was.45 De Vlaamse beweging bouwde daar in en vooral na de oorlog een mythe omheen. De Franstalige officieren zouden hun bevelen alleen in het Frans gegeven hebben, waardoor veel meer Vlaamse soldaten dan nodig overleden zouden zijn. “Et pour les Flamands le même chose,” zouden de officieren aan hun bevelen hebben toegevoegd. Het werd een gevleugelde uitdrukking in Vlaanderen om de Franstalige arrogantie uit te drukken. Dat terwijl de mythe slechts deels op feiten steunde.46 De Vlaamse slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog worden ieder jaar nog herdacht bij de IJzerbedevaart, in aanwezigheid van alle Vlaamse politieke kopstukken.

Na de oorlog werden verschillende eisen van de Vlaamse beweging voorlopig op de lange baan geschoven. Tegelijkertijd waren de grieven van die Vlaamse beweging natuurlijk niet weggenomen. De nieuwe Vlaamse middenklasse wilde nog steeds een grotere rol voor het Nederlands in overheidsdiensten en onderwijs. Er ontwikkelde zich

42 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 219.

43 Reynebeau, 'De Vlaamse beweging´ 31.

44 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 194.

45 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 195.

46 Christine van Everbroeck, ‘“Een bewustzijn geboren uit het vuur” Vlaamse slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog’, in Morelli (red.), De grote mythen, 215 – 222.

(12)

een eigen Vlaamse zuil47, voor het eerst ook met eigen politieke vertegenwoordigers in Brussel.48 Die boekten vanaf de jaren ’30 toch weer verschillende successen, zoals in 1932 de wet op taalgebruik overheidsdiensten, waarbij streektaal voertaal werd. In hetzelfde jaar werd de streektaal ook de onderwijstaal.49 Zo ontstonden feitelijk twee ééntalige regio’s, en een tweetalige regio (Brussel). De Vlaamse beweging had zich ingezet voor één tweetalig land, maar daar verzette de Waalse beweging zich met succes tegen. De dag dat Franstaligen in Wallonië gedwongen zouden worden om Nederlands te leren zou er niet komen.

Net als in de Eerste Wereldoorlog collaboreerden veel Flaminganten in de Tweede Wereldoorlog weer met de bezetter in de hoop zo hun doelen te bewerkstelligen.

De Vlaamse beweging had zich in de jaren '30 verrechtst en had sympathie voor het Italiaanse facisme. Bij de Duitse inval begon een groot deel van de Vlaamse beweging onmiddellijk te collaboreren, in de hoop dat Vlaanderen meer zelfbeschikkingsrecht zou krijgen.50 Een groot deel van de Waalse beweging deed juist het tegenovergestelde en ging in het verzet. De beweging was veel linkser georiënteerd en had daarmee een afkeer van identiteitseisen, 51 die juist de kern van het nazisme waren.

Net na de oorlog begon de repressie van de collaborateurs. Deze kreeg een anti- flamingant accent.52 Hoewel in Vlaanderen en Wallonië het aantal collaborateurs naar verhouding even groot was, schepte het verschil in collaboratie van de regionale bewegingen een ander beeld. Het beeld van Wallonië dat zich verzette en Vlaanderen dat collaboreerde is nog steeds sterk. De Vlaamse beweging van vandaag wordt in Wallonië nog vaak geassocieerd met het nazisme53, maar heeft ook geprofiteerd van de strenge repressie. Die riep bij de flaminganten een beeld op van een Belgisch complot tegen Vlaanderen en wakkerde daarmee anti-Belgische gevoelens aan.54 Daarvan kon de in 1954 opgerichte flamingante Volksunie profiteren.

47 Van Everbroeck, ‘bewustzijn geboren uit het vuur’, 220.

48 Jean Beaufays, ´De kleine geschiedenis van een jonge, binationale staat´, in Swyngedouw en Martiniello (red.), Belgische toestanden 13 – 26, 23.

49 Platel, Communautaire geschiedenis van België, 44 – 45.

50 Reynebeau, 'De Vlaamse beweging', 32 – 33.

51 Van Dam, ´De Waalse beweging´, 38.

52 Reynebeau, ´De Vlaamse beweging, 33.

53 Zie bijvoorbeeld de discussie rond Bart de Wever, in de inleiding aangehaald.

54 Platel, Communautaire geschiedenis van België, 53.

(13)

1.6 Het verder uiteen groeien van de gemeenschappen

Naast de repressie was er nog een andere grote kwestie die Vlamingen en Walen direct na de Tweede Wereldoorlog uit elkaar dreef. De koningskwestie. Leopold III was in 1940 niet, zoals zijn regering, in ballingschap gegaan, maar was in België gebleven. In '44 werd de koning door de Duitsers weggevoerd. Tijdelijk werd de jongere broer van de koning, prins Karel, regent. In mei '45 werd Leopold door de geallieerden bevrijd, maar het parlement wilde hem pas weer op de troon zetten als hij hulde had gebracht aan de geallieerden en zich had uitgesproken voor de parlementaire democratie. Toen hij dat niet deed zat de zaak muurvast. Pas in maart 1950 volgde een referendum en daarin kwam de tegenstelling tussen Vlaanderen en Wallonië duidelijk naar voren. Vlaanderen stemde in grote meerderheid voor een terugkeer van de koning, Wallonië en Brussel tegen.55 Omdat Vlaanderen meer inwoners telde steunde uiteindelijk 58% van de Belgen de koning. Hij kon blijven, maar deed dit uiteindelijk niet, na grote protesten in Wallonië. Zijn oudste zoon Boudewijn nam de troon over.56

Voor de ontwikkeling van zowel de Vlaamse als de Waalse beweging was de koningskwestie een belangrijke gebeurtenis. De Waalse beweging zat voor het eerst op één lijn met de arbeiders in de regio en wist daardoor veel mensen de straat op te krijgen.

Voor het eerst zou de Waalse beweging gesteund worden door de massa.57 De Vlamingen vatten het vervangen van de koning als een verlies op. Het was voor hen, na de repressie, het volgende teken dat Vlaanderen binnen België niet meetelde.58 De historicus Marc Reynebeau stelt dat de koningskwestie ervoor zou zorgen dat de taalkwestie voortaan tot een communautaire tegenstelling was geradicaliseerd.59

De regionale bewegingen profiteerden van de radicalisering, maar ook van de economische situatie. In Wallonië begon de oude industrie langzaam weg te kwijnen. De Waalse beweging pleitte voor meer Waalse autonomie, om die neergang zelf om te buigen. De Vlaamse beweging profiteerde juist van het optimisme dat ontstond door de

55 Destatte, L'identité wallonne, 229.

56 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 285 – 289.

57 Destatte, L'identité wallonne, 230 – 231.

58 Platel, Communautaire geschiedenis, 55.

59 Reyenbeau, 'De Vlaamse beweging', 33 – 34.

(14)

Vlaamse opbloei.60 De Volksunie werd in 1954 opgericht en had niet alleen de traditionele taaleisen, maar wilde ook een federale, in plaats van unitaire, staat. Ook in Franstalig België ontstonden partijen die zich alleen op de eigen taalgroep richtten, zij het vanaf 1960. Toen werd de Mouvement Populaire Wallon opgericht, dat ook voor federalisme pleitte, om de economische neergang van Wallonië te stoppen.61 Rond Brussel werd het Front Démocratique des Francophone opgericht, dat de belangen van Franstaligen in Brussel verdedigde.62

Deze partijen werden populairder toen in 1963 de huidige taalgrens werd vastgesteld. Die taalgrens was met name rond Brussel en in de Voerstreek omstreden.63 Vooral de Franstalige Belgen waren ontevreden over die nieuwe taalgrens, wat de twee politieke partijen die ontstonden uit de Waalse beweging de wind in de zeilen gaf.

Na het vaststellen van deze taalgrens werden steeds grotere stappen naar een federaal België genomen. Om te beginnen scheidden alle grote politieke partijen zich in een Nederlandstalige en een Franstalige tak. De katholieke partij was de eerste in 1968, in 1972 gevolgd door de liberale partij. In 1978 volgden de socialisten.64 Verschillende staatshervormingen vanaf 1974 zorgden ervoor dat België werd opgedeeld in drie gewesten (Vlaanderen, Brussel, Wallonië) en drie gemeenschappen (de Nederlandstalige, de Franstalige en de Duitstalige), die allemaal een eigen regering en eigen parlementen zouden krijgen.65 Latere staatshervormingen brachten steeds meer macht naar de regio's, waardoor steeds minder macht bij de federale staat kwam te liggen.

Aan dit proces kwam onder de paarse regeringen van Guy Verhofstadt korstondig een einde,66 maar de verkiezingsoverwinning van het christendemocratische CD&V van Yves Leterme in 2007 was juist gebouwd op de belofte tot een nieuwe staatshervorming, die nog meer macht naar de regio's zou brengen. Dit keer wilden de Franstaligen daar niet aan meewerken, uit angst dat hun arme regio’s Wallonië en Brussel het kind van de rekening zouden worden. Het leidde tot een diepe regimecrisis, met een formatie van

60 Idem, 34.

61 Kesteloot, 'Waalse beweging', 174.

62 Reynebeau, Een geschiedenis van België, 342.

63 Evelyne Lentzen, 'Het federaliseringsproces', in Swyngedouw en Martiniello (red.), Belgische toestanden 46 – 56, 48.

64 Beaufays, 'De kleine geschiedenis', 22 – 23.

65 Lentzen, 'Het federaliseringsproces, 53.

66 Platel, Communautaire geschiedenis, 207.

(15)

negen maanden en de regering Leterme I die al na drie maanden viel. In die regimecrisis zit België vandaag nog.

2 De Belgische media en de gemeenschappen

Zoals veel sectoren van de Belgische samenleving zijn ook de media in België opgedeeld naar de gemeenschappen. Er zijn Franstalige, Nederlandstalige en Duitstalige kranten en Vlaanderen en Franstalig België hebben hun eigen televisie- en radiozenders. In dit hoofdstuk wil ik beschrijven hoe het ontstaan van twee Belgische gemeenschappen leidde tot een complete scheiding in het media-aanbod. Daarnaast zal ik de geschiedenis van de twee kranten die centraal staan in dit onderzoek, le Soir en de Standaard, beschrijven.

2.1 Twee publieke sferen

Persvrijheid was één van de belangrijke doelen die de liberalen voor ogen hadden, doen ze samen met de katholieken in opstand kwamen tegen Willem I. De eerste Belgische grondwet garandeerde dan ook een opmerkelijk vrij persregime.67 Deze pers was, net als de Belgische elite, volledig Franstalig. In 1844 bestonden er in België 33 Franstalige kranten.68 Deze richtten zich uitsluitend op de elite, de Belgische massa had nog geen geld om kranten te kopen. In datzelfde jaar, veertien jaar na het ontstaan van België, werd de eerste Nederlandstalige krant opgericht. Een aantal Vlaamse schrijvers, waaronder de eerder genoemde Hendrik Conscience, richtten Vlaemsch België op. Vlaemsch België bracht vooral artikelen over de Vlaamse emancipatiestrijd. De krant ging nog in het jaar van oprichting door geldgebrek ter ziele.69

Pas met de afschaffing van de dagbladzegel in 1848 kan er weer een Nederlandstalige krant opgericht worden. Het werd het Handelsblad. Maar zelfs zonder dagbladzegel waren kranten voor de meeste Vlamingen nog te duur. Ook in Franstalig België kon de massa geen kranten betalen. Daardoor werden kranten in België pas echt populair aan het eind van de 19e eeuw, toen mechanisatie de productie van kranten goedkoper had gemaakt en algemeen stemrecht de politiek dichter bij de man had

67 Els de Bens, De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers. Gisteren, vandaag en morgen (Tielt 2001) 24.

68 Ibidem, 27.

69 De Bens, De pers in België, 27 – 30.

(16)

gebracht.70 Tot dan waren er in Vlaanderen nog veel Franstalige kranten, deze verdwenen met het verdwijnen van de Franstalige elite.71 Vanaf deze tijd ontstonden de meeste Belgische kranten die nu nog bestaan, zowel aan Franstalige (le Soir in 1887, la Dernière Heure in 1906, la Libre Belgique in 1915) als aan Nederlandstalige zijde (de Morgen in 1884, het Laatste Nieuws in 1888, de Standaard in 1914). Er ontstond een verzuilde pers, waarbij iedere krant een eigen zuil (katholiek, liberaal, socialistisch) aan zich bond.72

Beide wereldoorlogen hebben naast een groot effect op de Vlaamse en Waalse beweging, ook een groot effect op de Belgische kranten. De Franstalige pers nam in de Eerste Wereldoorlog een Belgicistisch standpunt in en kantte zich tegen de Vlaamse Beweging. Dit terwijl de Vlaamse kranten achter het front en in Nederland juist fanatieker dan voor de oorlog op hun Vlaamse eisen gingen hameren.73 Tijdens het interbellum bleef deze rolverdeling hetzelfde. De Nederlandstalige kranten gingen unaniem achter een minimumprogramma staan, de Franstalige verzetten zich ertegen.74

In tegenstelling tot de Eerste Wereldoorlog zou de Tweede een werkelijke breuklijn zijn in de geschiedenis van veel kranten. De Duitsers richtten een propagandaministerie op, waar alle kranten een vergunning aan moesten vragen. Slechts de helft van de vooroorlogse kranten mocht blijven bestaan. Tijdens de oorlog werd dit aantal nog verder beperkt.75 Er tekende zich een duidelijk verschil af tussen Vlaamse en Franstalige kranten. De meeste Vlaamse kranten kozen ervoor te blijven verschijnen onder toezicht van de Duiters, de meeste Franstalige kranten werden door de Duitsers

‘gestolen’, dat wil zeggen overgenomen.76 Direct na de oorlog zou dit verschillende Vlaamse kranten een tijdelijk verschijningsverbod opleveren.

Na de oorlog bleven de kranten vooral voor hun eigen gemeenschap schrijven, hoewel ze minder aan politiek partijen gebonden zaten dan voor de oorlog.77 Door persconcentraties nam het aantal titels af. Ook na de oorlog weerspiegelde de taalgrens de

70 Hilde van den Bulck, Structuur en werking van de media in België (Leuven 2005) 38 – 39.

71 De Bens, De pers in België, 26.

72 Els Witte, ‘Media en politiek’ in: Els Witte en Alain Meynen (red.), De geschiedenis van België na 1945 (Antwerpen 2006), 491 – 511, 494.

73 De Bens, De pers in België, 34.

74 De Bens, De pers in België, 36.

75 Ibidem, 41.

76 De Bens, De pers in België, 46.

77 Witte, ‘Media en politiek’, 494.

(17)

wijze waarop Nederlands- en Franstalige media de communautaire problematiek benaderden.78

Net voor de oorlog had België voor het eerst kennis gemaakt met radio. Deze was in de beginjaren tweetalig, met programma’s in het Nederlands en in het Frans. In 1936 vond de eerste decentralisatie naar taalgroep plaats. Beide talen kregen een eigen directeur-generaal en een eigen cultuurcommissie. De Vlaamse leden kwamen veelal uit Vlaamsgezinde milieus en wilden de radio een belangrijke rol laten spelen in ‘de strijd tegen de Franstalige overheersing’.79 Er ontstond een soort omroepensysteem, waarin één radiozender de enige twee omroepen huisvestte, een Nederlandstalige en een Franstalige.80

Na de oorlog nam de publieke radio de oude structuur weer aan. Vanaf 1953 kwam daar televisie bij. De communautaire problematiek uitte zich niet alleen in het omroepsysteem, maar ook in de introductie van de televisie. De Franstaligen wilden de Franse norm aannemen (819 lijnen), de Vlamingen de internationale (625 lijnen). Pas toen er een tv op de markt kwam die beide standaarden aankon, was België klaar voor televisie, veel later dan veel andere landen.81

De Belgische televisie nam de structuur van de radio-omroepen over. Televisie begon na introductie een steeds belangrijkere rol te spelen in de vorming van de eigen identiteit, vooral aan Vlaamse zijde. De Vlaamse televisie produceerde 85% van de programma’s zelf, waar het Franstalige deel van de omroep veel programma’s van de Franse televisie overnam. De Vlaamse televisie had dan ook expliciet het creëren van een Vlaamse ‘nationale cultuur en identiteit’ als doel.82 Zo was er heel veel aandacht voor Vlaamse volksfeesten en evenementen in de hoop dat dat het ‘wij-gevoel’ stimuleerde.83 Men probeerde ook “via de televisietaal het Nederlands te propageren als algemene en

78 Ibidem, 504.

79 Dave Sinardet, Wederzijdse mediarepresentaties van de nationale ‘andere’. Vlamingen, Franstaligen en het Belgische federale samenlevingsmodel (Antwerpen 2007) 131.

80 Van den Bulck, Structuur en werking, 141.

81 Van den Bulck, Structuur en werking, 187.

82 De Bens, De pers in België, 134.

83 Ibidem, 135.

(18)

cultuurtaal ter vervanging van het Frans”.84 Op de Vlaamse omroep was dan ook bijna geen Waals nieuws te zien.85

Tot 1960 waren de Belgische publieke radio en televisie nog één bedrijf, hoewel ze dus veelal gescheiden werkten. Daarom werd in 1960 de Nederlandstalige BRT en de Frantalige RTB opgericht. Met de staatshervorming van 1970 vielen deze omroepen niet langer onder de verantwoordelijkheid van de federale regering, maar werden ze de verantwoordelijkheid van de gemeenschappen.86 Daarna begonnen de gemeenschappelijke diensten zich ook steeds verder te scheiden. Vandaag kunnen we spreken van twee gescheiden omroepen die alleen eenzelfde gebouw met elkaar delen.87 Voor de commerciële omroepen geldt hetzelfde. Vanaf de jaren ’60 zond RTL-TVI in België uit. Die richtte zich alleen op Franstalige Belgen. Pas in 1987 kwam er in Vlaanderen een concurrent van de publieke omroep, het commerciële VTM.

De Vlaamse omroep had dus als één van de doelen een Vlaamse cultuur en identiteit te creëren. Voor de Franstalige omroep gold dit de eerste jaren nog niet, maar toen de Waalse beweging in de jaren ’60 meer aanhang kreeg, ging de RTB ook programma’s maken over de ‘Waalse kwestie’.88 De Franstalige omroep zou dat blijven doen. Tot op de dag van vandaag wordt er op de RTBF, opvolger van de RTB, veel aandacht besteed aan de Franstalige gemeenschap (Brussel en Wallonië) en aan Waalse problematiek, vaak ingebed in een verzet tegen Vlaanderen.89 De Vlaamse omroep, die vandaag VRT heet, is nog duidelijker gericht op de eigen gemeenschap.90 In de jaren ’90 wordt het Vlaamse karakter van de VRT zelfs alleen maar sterker.91

De Belgische media zijn dus volledig op taalbasis gesplitst. Habermas noemt het debat dat binnen een samenleving bestaat de ‘publieke sfeer’. De media zouden een belangrijke rol spelen in het creëren van zo’n ‘publieke sfeer’.92 Binnen België bereikt de meeste informatie gegeven door de media de lezer aan de andere kant van de taalgrens

84 De Bens, De pers in België, 134.

85 Ibidem, 141.

86 Van den Bulck, Structuur en werking, 143.

87 Sinardet, Wederzijdse mediarepresentaties, 147.

88 Sinardet, Wederzijdse mediarepresentaties, 154.

89 Ibidem, 161.

90 Ibidem, 156 – 159, 191.

91 Ibidem, 182.

92 Jurgen Habermas, ‘The public sphere: an encyclopaedia article’ in: S.E. Bronner en D.M. Kellner (red.), critical theory and society: a reader (New York etc. 1989) 136 – 142.

(19)

niet of nauwelijks.93 Je zou dus kunnen spreken van twee publieke sferen. Ook de twee kranten die ik zal onderzoeken, de Standaard en le Soir richten zich alleen op hun eigen gemeenschap.

2.2 de Standaard

AVV-VVK stond er van 1919 tot 1999 op de voorpagina van de Standaard. AVV-VVK staat voor Alles Voor Vlaanderen – Vlaanderen Voor Kristus. Het is de tekst die op de IJzertoren staat, het monument waar de Vlamingen ieder jaar hun IJzerbedevaart houden om de Vlaamse slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog te herinneren. Het is een monument met veel ‘communautaire’ emoties. Omdat de Vlamingen vinden dat er in de Eerste Wereldoorlog veel te veel Vlaamse slachtoffers gevallen zijn, maar ook omdat de toren vlak na de Tweede Wereldoorlog door Waalse activisten tot ontploffing gebracht werd. Door AVV-VVK op de voorpagina te zetten pronkte de Standaard op de voorpagina dus al duidelijk met z’n ideologische veren.

Bij de oprichting in 1914 kondigde het katholieke de Standaard al aan zich in te willen zetten voor de gelijkheid tussen Vlamingen en Walen.94 Het Nederlands was met de gelijkheidswet weliswaar officieel op gelijke voet komen te staan met het Frans, in de praktijk was het Frans nog steeds de dominante taal in de Belgische elite. Onder leiding van Frans van Cauwelaert hing de Standaard een minimalistische koers aan.

Minimalisten wilden zich niet laten helpen door de bezetter en probeerden langzaam binnen de bestaande politieke partijen een aantal Vlaamse eisen gedaan te krijgen. Hier tegenover stonden de activisten die voor snellere veranderingen waren en bereid waren hardere acties te voeren om deze gedaan te krijgen.95

Vanaf de jaren ’30 ging de Standaard een meer activistische Vlaamse koers varen. Eigenaar Gustaaf Sap, zelf een activist schoof Van Cauwelaert aan de kant en verving hem door de flamingant Jan Boon.96 Het zou de Standaard geen windeieren

93 Dave Sinardet, ‘Politiek en pers in de Belgische communautaire maalstroom. Samenleven onder een lekkend dak’ in: Carl Devos (red.), Quo vadis Belgica?’ (Gent 2007) 237 – 249, 244.

94 De Bens, De pers in België.

95 Platel, Communautaire geschiedenis, 42.

96 De Bens, De pers in België, 242.

(20)

leggen. Het concern achter de krant groeide in de jaren ’30 flink, ook door het aantrekken van nieuwe titels als Het Nieuwsblad en Sportwereld.97

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de Standaard uitkomen, al was het onder streng Duits toezicht, vanaf maart 1944 zelfs onder toezicht van een Duitse Verwalter.

Het succes van de krant zette door, maar direct na de oorlog volgde een verschijningsverbod. De krant zou te veel geheuld hebben met de vijand. Het paste in het beeld dat veel Vlamingen toch al hadden van de repressie na de oorlog. Die zou misbruikt zijn door de Franstalige elite om de flamingante katholieke kern van Vlaanderen neer te drukken. De Standaard zou als katholieke en flamingante krant natuurlijk het ultieme doel zijn van deze repressie.98

Eind 1946 mocht de Standaard voor het eerst weer verschijnen en ging het door op de Vlaams-nationalistische koers die het voor het verbod ook al aangenomen had.99 Echter, in de jaren ’80 en ’90 schudde de Standaard haar ideologische veren langzaam af.

September 1999 besloot de nieuwe hoofdredacteur Peter Vandermeersch het AVV-VVK teken van de voorpagina af te halen. Hij vond de spreuk “een vlag waaronder de krant de 21ste eeuw niet kan ingaan”.100 “De redactie respecteert de verwezenlijkingen van de Vlaamse strijd en de christelijke tradities waarin de krant haar wortels heeft.” Maar: “Dat ongecomplexeerde Vlaanderen heeft, aan de vooravond van het jaar 2000, geen nood meer aan dit historische wapenschild uit een tijdperk waaraan Vlaanderen zich ontworsteld heeft.”101

Het afschudden van die ideologische veren betekent niet dat uit de Standaard niet meer spreekt dat het een Vlaamse krant is. Vandermeersch schreef in 2005 nog dat er steeds minder aandacht wordt besteed “aan het communautaire debat in ons land”.102 Over het laatste jaar bestaat helaas nog geen literatuur, maar in dit jaar heb ik zelf de Standaard veel gelezen en was het communautaire debat juist wel weer één van de overheersende thema’s. Dit is wellicht deels te verklaren door het tijdsgewricht. Vanaf 1995 werd het communautaire vaarwater rustiger. De regering Dehaene verschoof het

97 Ibidem, 244.

98 Luc Huyse, De gewapende vrede. Politiek in België na 1945 (Leuven 1986) 28.

99 Sinardet, Wederzijdse mediarepresentaties,103.

100 De Bens, De pers in België, 261.

101 Peter Vandermeersch, ‘AVV-VVK niet langer in kop de Standaard’, de Standaard 7 – 9 - 1999.

102 Peter Vandermeersch, ‘De Standaard mag geen toeval zijn’, De Standaard, 7 – 2 - 2005.

(21)

dossier naar de senaat103, en ook de paars-groene regering begon in 1999 met “de uitgesproken wil om zich niet te laten verleiden tot nieuwe staatshervormende experimenten”.104 Daarna volgde nog wel een bescheiden staatshervorming met de Lambermontakkoorden, maar het communautaire dossier kwam pas bij de verkiezingen van 2007 weer bovenaan de agenda te staan. De formatie liep zelfs stuk op een verschil van mening over de staatshervormingen. Het lijkt logisch dat de Standaard in communautair rustig vaarwater een minder Flamingante koers vaart, maar dat de Vlaamse ziel weer bovenkomt als het communautaire dossier weer een prominentere rol in de politiek gaat spelen.

Helaas kan ik dat laatste beeld niet bevestigd krijgen uit wetenschappelijke literatuur, omdat de literatuur over deze tijd simpelweg nog niet bestaat. Aan Franstalige zijde wordt wel regelmatig gezegd en geschreven over de Standaard dat het een Flamingante krant is. Bijvoorbeeld door Dirk Vanoverbeke, journalist van le Soir, die in het kader van het samenwerkingsverband tussen zijn krant en de Standaard een week aan de andere kant van de taalgrens meeliep. “Laten we niet naïef doen: de Standaard gooide zijn principes niet overboord toen de krant 7 september 1999 besloot niet langer AVV- VVK op de cover te plaatsen. (…) De krant is en blijft Vlaams in hart en nieren en blijft meer dan oiot gehecht aan haar geweest.”105

2.3: Le Soir

“‘Un poison nommé N-VA’, stond niet zo lang geleden in vette letters op de voorpagina van le Soir. (…) Collega’s van de Franstalige pers in dit land, met stijgende verbazing heb ik het afgelopen jaar gekeken hoe jullie het begrip ‘journalistieke onafhankelijkheid’

hebben toegepast.” Aan het woord is Peter Vandermeersch, in zijn tweede brief die hij schreef in een jaar tijd aan zijn collega’s van Le Soir. In een jaar tijd is er volgens hem weinig veranderd op de redacties aan de andere kant van de taalgrens.

Vandermeersch staat niet alleen in zijn kritiek op le Soir, ook Bart de Wever, leider van de Vlaams nationalistische N-VA denkt dat le Soir het op zijn partij voorzien heeft. Dat blijkt uit de al eerder genoemde klacht bij het Centrum voor gelijke

103 Platel, Communautaire geschiedenis, 207.

104 Ibidem, 209.

105 Dirk Vanoverbeke, ‘Jullie zijn anti-Vlaamser dan wij anti-Waals’, de Standaard, 31 maart 2007.

(22)

behandeling en racismebestrijding, maar ook als schrijver Pierre Mertens De Wever in le Soir holocaustontkenning verwijt. De redactie van de krant gaat achter de schrijver staan, waarna De Wever een moment dreigt de zaak voor de rechter te brengen. Dat doet hij uiteindelijk niet, maar de ruzie met le Soir is compleet.106

Béatrice Delvaux van le Soir ziet het heel anders dan Vandermeersch. Ze vindt dat beide kranten “eigenlijk gewoon hun mening verdedigen”107 Een opvallende stelling gezien de geschiedenis van le Soir. De krant werd in 1887 juist opgericht als neutrale krant, zoals ook op de eerste bladzijde van het eerste nummer geschreven stond: “Le Soir est sans couleur politique (…). Sans couleur politique, il s’interdit de prendre position dans les luttes qui irritent et divisent.”108 Dat le Soir destijds nog niet voor de Franstalige zaak opkwam is ook logisch, de Franstaligen waren nog absoluut dominant in België en de Vlaamse strijd moest nog goed op gang komen. Er was kortom nog niet veel om zich tegen te verdedigen.

Één van de eerste keren dat le Soir niet neutraal bleef was in 1937 tijdens de verkiezingen van dat jaar. Daarin namen de Rexisten, een soort Belgische fascisten, het op tegen een coalitie van nationale eenheid. “Entre un mouvement politique qui, en un langage ordurier sans précédent, par la parole et la plume, répandait le mensonge, l’injure, la calomnie et la diffamation, et le gouvernement d’union nationale présidé par M. van Zeeland, il n’y avait pas à hésiter.”109

In latere jaren zou le Soir nog veel vaker actief pleiten voor een zaak, maar niet tijdens de oorlog. De krant werd overgenomen door de Duitsers, de redactie stond onder strenge controle en veel redacteurs werden zelfs ontslagen.110 Direct na de oorlog, kwamen Vlamingen en Walen voor het eerst in aanvaring. In de koningskwestie trok Le Soir de Franstalige kaart en kwam het in oppositie tegen de koning.

Le Soir nam nog duidelijker positie in de problemen rond het vaststellen van de nieuwe taalgrens. Daarin steunde het de lijn van het FDF (Front Démocratique Francophone), dat vooral opkomt voor de rechten van Franstaligen in de Brusselse rand.

106 Zie onder andere: ‘Hij twijfelt aan historische waarheid’, ‘Sommes nous tous des De Wevers?’,

‘De Wever – Le Soir (ronde 2)’ en ‘Aan mevrouw Delvaux’ in de Standaard, woensdag 9 juli 2008.

107 Béatrice Delvaux, ‘Een gevoel van onbehagen’, de Standaard, donderdag 13 – 12 - 2007.

108 De Bens, De pers in België, 350.

109 De Bens, De pers in België, 351.

110 Ibidem, 351 – 352.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot

Maar tegelijkertijd dreunden haar woorden in mijn hoofd: 'omdat er in deze maatschappij toch geen plek is voor mij'.. En toen wist ik

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Daarnaast is het percentage HBO-afgestudeerden dat op zoek is naar een andere functie in de sector cultuur en overige dienstverlening hoger dan bij de overheid als geheel, en

The remaining funds do not comply with article 8 or 9 of the SFDR and do not have sustainable investment objectives, nor do they promote environmental or social characteristics..

tigder tegenvoorstellen te lanceren. Eenmaal, kort voor de verkiezingen van 1986, initieerde Lubbers schijnbaar forse ombuigingen, nadat hij er lucht van gekregen had dat Ruding

Als Alzheimer Nederland werken wij aan een toekomst zonder dementie en een betere kwaliteit van leven voor mensen met dementie en hun dierbaren.. We geven voor- lichting

Het  zijn  vooral  ouderen  die  euthanasie  plegen,  maar  vorig  jaar  waren  er  ook