• No results found

De zi chtbaarhei d van generati ecri ses i n de beri chtgevi ng rondom het bezoek van The Beatl es aan Nederl and i n 1964

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De zi chtbaarhei d van generati ecri ses i n de beri chtgevi ng rondom het bezoek van The Beatl es aan Nederl and i n 1964"

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De zi chtbaarhei d van generati ecri ses i n de beri chtgevi ng rondom het bezoek van The Beatl es aan Nederl and i n 1964

Masterscri pti e van Ti m Fi erant s1344927 Hoof dbegel ei der: dr . T. de Vri es Tweede l ezer: dr . H. B. M. Wi jj es Master J ournal i sti ek Ri j ksuni versi tei t Groni ngen,

studi epad dagbl adj ournal i sti ek 5

5 f ebruari 2009

(2)

I

 

nhoudsopgave 

Inleiding                  p. 3 

             

1.  De ‘Beatlemania’ de wereld over          p. 9  De opkomst van de moderne jeugdcultuur in West­Europa en Amerika,  

en de ‘Beatlemania’ als exponent daarvan. 

p. 9    

1.1  Beatlemania               

1.2  Opkomst van de moderne jeugdcultuur in Nederland     p. 10   p. 16

1.2.1  De ‘Beatlemania’             

p. 17

1.3  De ‘Beatlemania’ in Engeland             

  p. 22

1.4  De ‘Beatlemania’ in Amerika             

p. 27 1.5  De ‘Beatlemania’ in de rest van de wereld         

1.6  De ‘Beatlemania’ in Nederland          p. 30 

 

2.  De ‘Beatlemania’ onder de loep          p. 33 

De opkomst van de jeugdsociologie en jeugdcultuur, de historische   relevantie van de ‘Beatlemania’ en een verkenning van de dubbele   generatiecrisis. 

2.1  Jeugd ltuur    cu             p. 33  

p. 34 2.1.1  Jeugdcultuur: een modern verschijnsel?       

t jon ‐zijn  p. 35

2.1.2  Een betekenisverandering van he g      

  p. 38

2.2  De ontwikkeling van de jeugdsociologie         

p. 41  

2.3  Was de ‘Beatlemania’ een (media)hype?         

2.4  Gener iedynamiek    at           p. 43  

p. 45 2.4.1  De ‘Beatlemania’: een generatie‐eenheid?       

2.5  Righarts generatiecrises            p. 46 

 

3.  ‘Misunderstanding all you see’: de generatiecrises en  

‘Beatlemania’               p. 49 

Verbanden tussen Righarts generatiecrises en de Nederlandse ‘Beatlemania’? 

Discoursanalyse als onderzoeksinstrument. 

crisis p. 49  

3.1  Generatie  en de ‘Beatlemania’           

p. 50

3.2  Bronnen                 

3.3  Discoursanalyse              p. 55 

(3)

3.3.1  Het discours van de media          p. 59   

4.  De generatiecrisis tussen de regels         p. 62  De zichtbaarheid van generatiecrises in de berichtgeving rondom het bezoek   van The Beatles aan Nederland in 1964; analyse van 8 Nederlandse dag­, week­  

en maandbladen 

p. 62

4.1  Operationaliserin              

4.2  Bronnenanalyse              p. 65 

 

Conclusie                  p. 82 

 

Bibliog afie    r               p. 90 

‐ Primaire bronnen            p. 90 

‐ Secundaire bronnen            p. 92 

Bijlagen                  p. 96 

   

 

   

 

   

   

 

   

 

   

   

 

 

(4)

Inleiding 

De jaren zestig van de vorige eeuw zijn onlosmakelijk verbonden met The Beatles. En met The Beatles, zeggen popcritici, is alles begonnen. Ze zijn de grondleggers van de moderne popmuziek, uitvinders van meerdere nu alomtegenwoordige ritmesoorten en opnametechnieken. En, niet te

vergeten verantwoordelijk voor vele tijdloze hits. Bijgestaan door ‘de vijfde Beatle’ George Martin

1

drukten zij in de jaren zestig een blijvend stempel op de popmuziek en haar toekomst.

Ook het openbare leven werd door The Beatles sterk beïnvloed. Hun gigantische populariteit zorgde voor het ontstaan van een fancultuur zoals we die nu heel erg gewend zijn, maar die toen nog niet eerder was voorgekomen. Beatle-posters, Beatle-pruiken, Beatle-kleding, Beatle-kauwgom, Beatle-sleutelhangers, Beatle-stickers, Beatle-kleurplaten: alles waar een Beatle-beeltenis op stond, werd per definitie goed verkocht.

Voor de overweldigende populariteit van The Beatles, voor de mensenmassa’s die zich op John, Paul, George en Ringo stortten, werd al snel een woord gevonden. Beatlemania. Als The Beatles op vrijdag 5 juni 1964 op Schiphol landen, is de wereld in de ban van die Beatlemania. The Beatles zijn bezig aan een uitgebreide Europese toernee en worden waar ze ook komen begroet door uitzinnige menigten en hordes gillende tienermeisjes. Iedereen kent de beelden: vier ietwat verlegen jongens zwaaiend naar duizenden gillende fans, verzameld achter dranghekken en door zenuwachtige agenten bewaakt.

Als we vanuit 2008 terugkijken naar die jaren, midden in de jaren zestig, waarin de Beatles talloze voorpagina’s, tijdschriftcovers, programma’s en radiominuten domineerden, zien we nog steeds een ongekend fenomeen. Nog steeds raken we van de omvang van de wereldheerschappij van de Beatles in de jaren zestig onder de indruk. Die alomtegenwoordigheid van The Beatles destijds in media en openbaar leven is een vanuit de huidige ‘celebritycultuur’ lastig voor te stellen situatie.

Inmiddels hebben we al een half dozijn wereldsterren van min of meer dezelfde status en populariteit als The Beatles voorbij zien komen. Michael Jackson, Madonna, Prince, Queen, Wham, The

Backstreet Boys en The Spice Girls

2

kregen – en krijgen – door de afgelopen decennia heen honderdduizenden fans op de been. Dat gebeurde destijds bij The Beatles allemaal voor het eerst.

Over de relatie tussen Beatlemania en Nederland is weinig geschreven. Hoe de Nederlandse pers omging met het fenomeen, is onbekend. Toch zijn er tekenen dat het nuchtere Nederland verrast werd door de Beatlemania en worstelde met haar mening hierover. Zo deed de NCRV de Beatles in 1966 in de ban.

3

Aanleiding hiervoor was een uitspraak van John Lennon, die de Beatles op de top van

      

1 George Martin, vaste producer van The Beatles.

2 Tijdens de hoogtijdagen van The Spice Girls sprak de Engelse pers van ‘Spicemania.’

3 http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/2899536/afleveringen/3052664/items/3053208/

(5)

hun roem ‘groter dan Jezus’ verklaarde. De reacties en verslaggeving van de schrijvende pers zijn vooralsnog echter nooit goed onder de loep genomen.

Want hoe ging dat eigenlijk, toen die Beatlemania Nederland ‘toesloeg’? In zijn studie De Eindeloze Jaren Zestig schetst Hans Righart een beeld van het Nederland van de late jaren vijftig en vroege jaren zestig. Het is een beeld van Nederland als een land waarin alles net iets later kwam aanwaaien dan het in de rest van de wereld deed. Een land dat in de nasleep van de Tweede

Wereldoorlog worstelde met een dilemma: gaan we vooruit, of herstellen we de wereld van vóór de Duitse bezetting? De trek van het moderne, de babyboom-generatie die door verlengde scholing steeds mondiger werd en meer geld en vrije tijd te besteden had dan hun ouders ooit hadden: de verschillen tussen vooroorlogs en naoorlogs waren groot. En dat schuurde.

In die generatiedynamiek, die strijd tussen de Vooroorlogse en Naoorlogse Generatie, ontwaart Righart een dubbele generatiecrisis. De Naoorlogse Generatie raakte in crisis met de Vooroorlogse, die volgens hen een wereld van tucht, ascese en soberheid symboliseerde die zij als verouderd en irrelevant zag. En de Vooroorlogse Generatie raakte in crisis met de rap voortschrijdende moderniteit. De technologische vooruitgang en groeiende welvaart ontsloot voor hen een wereld van mogelijkheden die zij zich vanuit haar achtergrond zich maar moeilijk eigen kon maken. Aan de ene kant was er de impuls om dit alles te veroordelen, aan de andere kant was het ook een aantrekkelijke wereld. Na al die sobere jaren wilde de Vooroorlogse Generatie ook wel eens wat. Ze konden het zich per slot van rekening veroorloven.

Het bezoek van The Beatles aan Nederland viel middenin die periode van crisis tussen de Voor- en Naoorlogse generatie. Rock ‘n’ roll, of popmuziek, waar The Beatles een exponent van waren te noemen, was een exponent van de snel voortschrijdende moderniteit. De moderniteit waarbij jongeren zo snel en moeiteloos bij aanhaakten en waarbij ouderen zichzelf afvroegen of ze het nu moesten veroordelen of er in mee moesten gaan.

Is die dubbele generatiecrisis zichtbaar in de berichtgeving rondom het bezoek van The Beatles aan Nederland? En zoja, hoe? Het was tenslotte de eerste directe confrontatie tussen het worstelende en nog enigszins behoudende Nederland en het nieuwe wereldwijde fenomeen: rock ‘n’

roll.

Het spanningveld tussen het oude en het nieuwe, dàt vormde de basis van de generatiecrises en maakte het bezoek van The Beatles aan Nederland zo interessant. Nederland, dat nog voor zo’n groot deel een bijna vooroorlogse moraal en levensstijl had, hoe zou het reageren op deze moderne

popsensatie?

Op basis van deze vragen is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Is er sprake van een dubbele generatiecrisis in de berichtgeving rond het Beatlesbezoek aan Nederland in 1964? Ofwel:

Welke dwarsverbanden zijn er te trekken tussen de aard en toon van de berichtgeving rondom het

concert van The Beatles in Nederland en Righarts dubbele generatiecrisis?

(6)

        Verantwoording onderzoeksvraag 

Zoals gezegd is er tot nu toe weinig geschreven over hoe de pers omging met de komst van The Beatles naar Nederland.

4

Righarts onderzoek vormt om een aantal redenen een goede theoretische basis voor zo’n onderzoek. Ten eerste, zijn uitgangspunt van de jaren zestig als zijnde gevormd door een dubbele generatiecrisis. Popmuziek was in die generatiecrisis een belangrijke factor. Jeugd gebruikte popmuziek om zich actief af te zetten tegen ouders en ander gezag. Een deel van de lol in popmuziek zat hem in het feit dat ouderen het vaak niet begrepen danwel fel veroordeelden.

Ten tweede benoemt Righart een aantal veranderingen in de leefwereld van de Naoorlogse Generatie: ze hadden meer vrije tijd dan de Vooroorlogse Generatie, meer welvaart en vooral ook meer eigen verantwoordelijkheid over wat ze daarmee mochten doen. Dit gaf in de jaren zestig de ruimte om zich onder te dompelen in Beatlemania.

Los van die ruimte die ze tot hun beschikking hadden, wordt ook vaak gezegd dat de tiener- en popcultuur, en dus ook Beatlemania onvermijdelijk waren. In roerige jaren vijftig en zestig zochten veel tieners een uitvlucht. Zoals Righart in een van zijn essays stelt stelde rock ‘n’ roll “tegenover het deprimerend conformisme van de jaren vijftig en de dagelijks gevoelde dreiging van de atoombom”

plezier op de eerste plaats.

5

Rock was rebels, maar die rebellie was niet gericht op de politiek of op het door veel jongeren gewantrouwde kapitalisme. De rebellie was vooral gericht op het oude, de

zelfingenomenheid, op het vooroorlogse.

Righart gebruikt in zijn omschrijving van de moeizame relatie tussen de Voor- en Naoorlogse Generaties de termen ‘crisis’ en ‘conflict.’ Van conflicten was echter pas sprake in de tweede helft van de jaren zestig, bij de rellen tijdens het huwelijk van Beatrix en Claus (maart 1966), het

Bouwvakoproer van juni 1966 en de bezetting van het Maagdenhuis (mei 1969). In die periode is er daadwerkelijk sprake van een conflictsituatie. Ten tijde van het Beatlesbezoek kunnen we eerder spreken van een crisissituatie of –gevoel, dat niet zozeer tot uiting kwam in rellen of geweld als wel in meningsverschillen, discussie en verontruste krantenartikelen. Gedurende de jaren zestig verschoof de relatie tussen Voor- en Naoorlogs dus steeds meer van crisis naar conflict. Beatlemania in Nederland moet gezien worden als een opmaat naar de echte conflicten tussen de Voor- en Naoorlogse Generatie.

Methode 

Voor het analyseren van de bronnen zal gebruik worden gemaakt van een discoursanalyse.

Discoursanalyse (DA), een interdisciplinaire stroming ontstaan rond het einde van de jaren zeventig, bevat elementen uit de linguïstiek, literatuurstudies, antropologie, semiotiek, sociologie, psychologie en communicatiewetenschap. Het sterk interdisciplinaire karakter van discoursanalyse leidt nogal eens tot verwarring over wat discours nou precies is. Teun van Dijk, een Nederlandse tekstwetenschapper

 

4 Er is überhaupt weinig geschreven over de relatie tussen pers en popmuziek/-cultuur in de jaren zestig.

5 Hans Righart, ‘De muzikale formattering van een generatie: popmuziek en de jaren zestig.’ Sociologische Gids 46 (1999) 5: 399.

(7)

       

die een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van de moderne discoursanalyse, noemde discours

‘tekst in context.’ Voor de interpretatie van een tekst zijn niet alleen de formele kenmerken van taal – grammatica, woordstructuur, etc. – zijn belangrijk, maar ook de manier waarop taal gebruikt wordt:

wanneer, hoe, welke voorkennis wordt er verondersteld.

In zijn boek Media Discourses citeert Donald Matheson de antropoloog Raymond Williams.

Williams schreef ooit dat communicatie ‘het uitwisselen van gedeelde betekenissen’ is. Matheson gebruikt Williams’ definitie van communicatie in zijn eigen definitie van discoursanalyse: ‘Discourse analysis of the media allows us to describe and assess this sharing of meaning in close detail. It analyses which representations of the social world predominate. It analyses what kinds of interactions media texts set up between people and the word and between the powerful and the rest. And it

analyses how meaning is made differently in different media texts, and therefore what different ways of seeing and thinking tend to be found there.’

6

Oftewel: een discoursanalyse van krantenberichten kan licht schijnen op de sociaal-culturele verhoudingen in de wereld waarover ze schrijven. De dubbele generatiecrisis uit de jaren zestig was een alom gevoeld probleem en het is voorstelbaar dat deze doorwerkte in de media. Door een analyse van de artikelen over het bezoek van The Beatles kan er dus gekeken worden hoe de gekozen media

‘bemiddelen’ in de generatiecrisis. Welk discours gebruiken ze? Nemen ze klakkeloos het

‘vooroorlogse discours’ over of proberen ze zich te verplaatsen in – of berichten ze zelfs vanuit – het naoorlogse discours?

Bronnen

Als bronnen zijn de volgende dag- en weekbladen gebruikt: Het Parool, Haagse Post, Groene

Amsterdammer, Vrij Nederland, Panorama, Muziek Expres, De Volkskrant en De Telegraaf. Met twee landelijke dagbladen (Telegraaf, Volkskrant), één regionaal dagblad (Het Parool), vier landelijke weekbladen (Haagse Post, Groene Amsterdammer, Vrij Nederland en Panorama) en een

muziektijdschrift (Muziek Expres) zijn deze bladen een afspiegeling van het gedrukte medialandschap van Nederland in de jaren zestig.

Gedrukte, want er is gekozen geen televisie- en radiobronnen te gebruiken. In de eerste plaats omdat de hierboven gepresenteerde bronnen op zichzelf al een rijk en bovenal gedetailleerd beeld geven van de anticipatie op het ‘Beatles-bezoek’, het bezoek zelf en de nasleep ervan. Ten tweede, wat televisie betreft: het Nederlandse omroepbestel had in die tijd weliswaar meerdere omroepen, maar slechts één kanaal. Pas in oktober 1964 werd Nederland 2 begonnen. Buiten een item in het televisiejournaal is er op televisie destijds relatief weinig aandacht besteed aan het bezoek van The Beatles.

 

6 Donals Matheson. Media Discourses: Analysing Media Texts ( Maidenhead: Open University Press, 2005) 1.

(8)

Verder is het gebruik en de verspreiding van televisie in Nederland voornamelijk gegroeid vanwege de verspreiding van de televisietoestellen. Dat waren – we hebben het hier over de consumentenapparaten – luxeartikelen, wiens verspreiding pas écht snel begon te stijgen als gevolg van de toenemende industrialisatie en welvaartsstijging van de jaren vijftig. En dus staan deze apparaten te dicht bij het moderne van het naoorlogse. Televisie werd ook nog eens door velen met net zoveel wantrouwen benaderd als popmuziek en het groeiende consumentisme.

In het geval van radio ligt dat anders. Radio was al ver voor de Tweede Wereldoorlog een belangrijk medium. In de oorlog groeide de populariteit alleen maar: het – vaak stiekeme – gebruik van radio was een belangrijke bron van informatie en vermaak. Ook in de groei van de populariteit van The Beatles was radio belangrijk. Beatlemuziek werd halverwege 1964 in Nederland natuurlijk volop gedraaid – de ‘Beatlemania’ was wereldwijd op zijn top. Het draaien van de zo populaire Beatlesmuziek zorgde ervoor dat de luisteraars bleven ‘hangen’. Toch is het in het geval van radio lastig om items over The Beatles te gebruiken als bron, voornamelijk omdat er weinig bewaard is gebleven. Daarom is ook de radio in dit onderzoek niet als bron gebruikt.

De gedrukte media staan, in tegenstelling tot radio en televisie, dichter bij dat vooroorlogse.

De meeste onderzochte bladen werden voor de Eerste Wereldoorlog opgericht. Het valt te verwachten dat de reacties van dit ‘oude’ medium op het moderne van de popmuziek meer onderlinge verschillen vertonen dan de reacties van de radio en televisie. Omdat die laatste twee hun opkomst deels aan de moderniteit te danken hebben, staan ze ook met minstens een been in de wereld die ook de popmuziek zelf vruchtbare grond bood.

De gekozen onderzoeksperiode is van 1 mei tot 1 juli. Vóór 1 mei was de komst van The Beatles al wel bevestigd, maar werd er relatief weinig aandacht aan besteed. Die aandacht begon pas halverwege mei echt te groeien. Begin juli was de rust in de Nederlandse media weergekeerd; behalve een enkele opiniërende beschouwing werd er nauwelijks meer over het bezoek gesproken.

Deze bronnenselectie heeft uiteindelijk geleid tot een totaal van 61 artikelen. In grootte variërend van enkele regels tot halve pagina’s en afkomstig van voorpagina’s tot weggestopt op de RTV-pagina.

Opbouw 

In hoofdstuk 1 zal worden gekeken naar hoe de ‘Beatlemania’ zich verspreidde over de

wereld, en hoe er eerst een ontstaan van een tienercultuur nodig was voor er überhaupt ruimte was

voor ‘Beatlemania’. In hoofdstuk 2 zal worden gekeken naar hoe de wetenschap, en dan in het

bijzonder de sociologie, zich vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw steeds meer boog over de tiener-

en jeugdcultuur. Er zal worden bekeken welke dominante theorieën er over jeugdcultuur bestaan, en

welke hiervan relevant zijn voor dit onderzoek. In hoofdstuk 3 zal een theoretisch kader worden

gevormd waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt. Ook zal de methode aan de hand waarvan dit

(9)

onderzoek is uitgevoerd, worden beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de operationalisering beschreven, en zullen de onderzoeksresultaten worden gepresenteerd. Hoofdstuk 5 vormt de conclusie.

 

   

 

   

   

 

   

 

   

   

 

   

 

   

   

 

   

 

   

   

 

   

 

   

(10)

Hoofdstuk 1 – De ‘Beatlemania’ de wereld over 

De opkomst van de moderne jeugdcultuur in West-Europa en Amerika, en de ‘Beatlemania’ als exponent daarvan.

 

“Every paper carried photographs of a dark street scene that resembled a flash siege, with a police cordon struggling to hold off a mob of screaming girls.”

Bob Spitz, The Beatles – the Biography, pp. 427.

Tussen het einde van 1963 en eind 1965 gaven The Beatles een bijna onafgebroken tournee over de wereld. Overal waar ze kwamen: gillende tieners, uit op een glimp van hun helden en in bedwang gehouden door even verbaasde als verhitte veiligheidsdiensten. ‘Beatlemania’ zoals dit fenomeen is gaan heten, raasde in rap tempo The Beatles vooruit. In dit hoofdstuk zal ik een beeld schetsen van hoe de ‘Beatlemania’ zich vanaf halverwege 1964 razendsnel over Engeland, en daarna over de rest van de wereld verspreidde. Ik zal beginnen met een beschrijving van de opkomst van de moderne jeugdcultuur in Nederland. Zo’n jeugdcultuur, een ‘ruimte’ waarin jongeren op zoek kunnen gaan naar hun eigen idolen, stijlen en belevingswereld, was een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van een fancultuur: popmuziek en de bijbehorende idolen werden gebruikt als symbolen om de eigen identiteit en status vorm te geven. Dat gebeurde ook bij de ‘Beatlemania’. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag: welke verbanden bestaan er tussen de opkomst van een moderne jeugdcultuur in de naoorlogse Westerse wereld en het ontstaan van de ‘Beatlemania.’ Bij het beantwoorden van die vraag zal gelet worden op het ontstaan van een moderne jeugdcultuur na de Tweede Wereldoorlog in Nederland, Engeland en Amerika, en hoe de ‘Beatlemania’ zich in die landen tot de jeugdcultuur verhield. Ook wordt omschreven hoe de ‘Beatlemania’ op verschillende plaatsen op de wereld werd beleefd. Vóór dit alles is het echter belangrijk om te definiëren wat de

‘Beatlemania’ nu precies was.

1.1  Beatlemania 

  Om tot een goede definitie van de ‘Beatlemania’ te komen, heb ik de methode van de Nederlandse socioloog Abma gebruikt. In zijn boek Jeugd en Tegencultuur construeert hij aan de hand van de theorieën van Mannheim, het CCCS en Freud een model voor de analyse van jeugdverschijnselen. Jeugdverschijnselen worden in dit model op de as van de vier dimensies van de jeugdruimte geplaatst om zo hun historische relevantie vast te kunnen stellen. Die dimensies houden verband met de leeftijd en sociale klasse van de deelnemers aan het jeugdverschijnsel, de plaats die het verschijnsel in de geschiedenis inneemt, en de maatschappelijke overtuiging die er aan het verschijnsel ten grondslag ligt.

7

      

7 Voor een gedetailleerde omschrijving van het model zie Ruud Abma. Jeugd en Tegencultuur (Nijmegen: SUN, 1990) vanaf pagina 11. Wat hier volgt is het resultaat van het toepassen van Abma’s model op de ‘Beatlemania’.

(11)

Op basis van Abma’s model valt de ‘Beatlemania’ te definiëren als een door de jeugd gedragen verschijnsel – jongeren tussen de 14 en de 22 jaar namen er aan deel.

8

Binnen de moderne geschiedenis had het verschijnsel een relatief korte duur. De heftigste periode van de ‘Beatlemania’

valt te plaatsen tussen het begin van 1963 en het eind van 1966, toen de band ophield met optreden.

Wat betreft maatschappelijke positie was de ‘Beatlemania’ een vrij algemeen verschijnsel. Het was een niet of nauwelijks klasse- of seksespecifiek fenomeen. Jongens en meisjes van alle klassen namen er aan deel. Wel kon een afkomst uit een bepaalde klasse soms financiële – minder bestedingsruimte voor het kopen van platen en bijwonen van concerten – of gezagsbarrières – geen toestemming ouders – opwerpen bij het beleven van de ‘Beatlemania’. De maatschappelijke overtuiging die er – in dit geval onbewust – aan de ‘Beatlemania’ ten grondslag lag, was duidelijk een romantisch-hedonistisch fenomeen. Het intens beleven van het hier-en-nu, de focus op directe behoeftebevrediging, genieten van artistieke creatie (de muziek van The Beatles) benadrukken dat.

Samengevat kunnen we de ‘Beatlemania’ definiëren als een door de jeugd – zowel jongens als meisjes – gedragen, relatief kortdurend fenomeen, dat niet behouden was aan één bepaalde klasse.

Sleutelbegrippen zijn plezier, genieten van de muziek, en de nadruk op het hier-en-nu. 

 

1.2   Opkomst van de moderne jeugdcultuur in Nederland 

Voor een beschrijving van de moderne jeugdcultuur in Nederland moeten we beginnen bij het einde van de Tweede Wereldoorlog. Die oorlog, en vooral de gevolgen ervan, zorgde voor een nieuwe, snel industrialiserende maatschappij die uiteindelijk vruchtbare grond zou blijken voor het ontstaan van een jeugdcultuur.

De Tweede Wereldoorlog vormde in Nederland een onderbreking van het dagelijks leven zoals dat in de late jaren dertig bestond. In de bezettingstijd was het openbare leven grotendeels onder controle van de Duitse bezetter en waren veel instituties niet of nauwelijks in bedrijf. De vervreemding, angst en pijn van de oorlog deed velen verlangen naar het herstellen van het dagelijks leven van voor de oorlog. In de politiek blijft er na de oorlog veel bij het oude. Veel partijen die voor de oorlog zitting hadden in de Kamer keerden er na de oorlog vrijwel ongewijzigd in terug.

9

Ook op geestelijk vlak was er weinig verandering merkbaar. Nog steeds boden kerk en gezin voor velen een veilige haven.

10

Uit de enquêtes die marktonderzoeker NIPO begin jaren vijftig onder de bevolking hield, komt een beeld naar voren van een ‘behoudend en puriteins denkend’ volk.

11

      

8 John Muncie. ‘The Beatles and the Spectacle of Youth’ in The Beatles, Popular Music and Society: A Thousand Voices, ed. Ian Inglis, 39-42.

9 Het gaat hier om de ‘confessionele partijen’. Zie Hans Righart

. De Eindeloze Jaren Zestig – Geschiedenis van een Generatieconflict (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006) 35.

10 Ibidem, 42.

11 Ibidem, 44.

(12)

       

Echtscheiden moet worden bemoeilijkt, het communisme dient te worden bestreden, en volgens velen wordt niet hard genoeg gewerkt.

Tegelijkertijd kreeg Nederland tegenover dit verlangen naar – en vertrouwen in – vooroorlogse normen en waarden na de oorlog te maken met verregaande industrialisatie. Die was onvermijdelijk, aangezien Nederland meer dan ooit aangewezen was op de eigen nijverheid.

Nederlands-Indië dreigde te verdwijnen als bron van inkomsten, door de sancties op de handel met Duitsland kon er niet meer worden geëxporteerd naar Duitsland, de eigen voorraad deviezen dreigde op te drogen en de bevolkingsgroei verliep in Nederland in een aanzienlijk hoger tempo dan in de rest van Europa: monden die gevoed moesten worden.

12

Ook bezien vanuit de geest van wederopbouw was industrialisatie noodzakelijk. De materiële infrastructuren in Nederland hadden zwaar te lijden gehad onder de oorlog, en de industrialisatie wordt

‘krachtig ter hand genomen.’

13

Tussen 1948 en 1951 worden er maar liefst 140.000 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd in industrie.

14

In het industrialisatieproces voert de overheid bewust een regionaal spreidingsbeleid. Zo probeert zij een verdere concentratie van industrie in de grote steden tegen te gaan.

15

Te grote concentratie in het westen van het land zou de infrastructuur daar te zwaar belasten, en zou een te snelle migratie vanuit het platteland naar de stad kunnen betekenen. Het spreidingsbeleid zorgt ervoor dat de nieuwe welvaart zich niet alleen beperkt tot de grote steden maar een landelijk verschijnsel wordt, dat “een bovenlokaal bewustzijn schept.”

16

Dat bovenlokale bewustzijn zorgde voor een morele bezorgdheid die door velen in de jaren vijftig werd gevoeld.

Want aan het eind van de jaren vijftig, toen de ergste schade aan de materiële infrastructuur was hersteld, werd “opnieuw aangeknoopt bij het streven naar vernieuwing.”

17

Er ontstond discussie over hoe nu precies een balans gevonden moest worden tussen de samenleving van vóór de oorlog, en de mogelijkheden die de groeiende welvaart bood.

Grofweg vallen de deelnemers aan deze discussie in twee groepen op te delen. De ene groep wilde een ‘krachtig herstel van de oude gezagsverhoudingen.’

18

De andere groep is van mening dat die wens gevaarlijk is. Veranderingen zijn volgens hen niet af te wenden, en een herstel van de oude gezagsverhoudingen zou vooral jongeren stuurloos maken: een “gemakkelijke prooi voor de amusementsindustrie.”

19

   

 

12 Righart, De Eindeloze Jaren Zestig, 38.

13 Arjen Dieleman, ‘De Late Jaren Vijftig of de Vroege Jaren Zestig?’, in Nuchterheid en Nozems – de Opkomst van de Jeugdcultuur in de Jaren Vijftig, red. Ger Tillekens (Muiderberg: Coutinho, 1990) 24.

14 Righart, De Eindeloze Jaren Zestig, 36.

15 Ibidem.

16 Dieleman, ‘De Late Jaren Vijftig of de Vroege Jaren Zestig?’, 24.

17 Ibidem, 16.

18 Ibidem, 24.

19 Idem.

(13)

        Invloed amusementsindustrie 

Die amusementsindustrie heeft aan het eind van de jaren vijftig een steeds grotere aantrekkingskracht op de Nederlandse jongere. Vanuit Amerika en Engeland bereiken de Nederlandse jeugd verhalen over hoe de radio in die landen vanaf het midden van de jaren vijftig is uitgegroeid tot een belangrijk teenage medium.

20

Samen met de Amerikaanse tienerbladen, waarvan de eerste in ’55 werd opgericht, vormt de radio een belangrijke factor in de snel groeiende Amerikaanse tienercultuur.

In Nederland komt deze tienercultuur pas een aantal jaren later op gang. Iets wat Righart verklaart vanuit de lange tijd laag gehouden jongerenlonen en de verzuiling van het omroepbestel waardoor de rock ‘n’ roll zich minder snel verspreidde dan elders.

21

De eerste vruchten van de hernieuwde na-oorlogse welvaart bleven jongeren in eerste instantie onthouden. Vergeleken met volwassen werknemers waren de jeugdlonen in de periode kort na de oorlog zelfs laag.

22

Die lage lonen en de daaruit volgende krappe bestedingsruimte zorgde ervoor dat jongeren – in tegenstelling tot de relatief welvarende Amerikaanse jeugd – zich slechts gering in de nieuwe tienercultuur kon

‘inkopen.’ Verder zorgde de verzuilde Nederlandse omroepen ervoor dat er op de Nederlandse radio weinig rock ‘n’ roll te horen was. Nederlandse jongeren waren aangewezen op Britse piratenzenders die de hitlijsten van onder anderen het Britse muziektijdschrift New Musical Express (NME) uitzonden.

De tienercultuur mocht zich in Nederland dan langzamer dan elders verspreiden, ze verspreidde zich uiteindelijk wel degelijk. Net als in Engeland en de Verenigde Staten waren ook in Nederland tijdschriften en de radio in dat proces een belangrijke factor. Zij moesten daarvoor eerst hun weerzin jegens de rock ‘n’ roll laten vallen, zo zou blijken.

Het eerste Nederlandse muziekblad dateert uit 1942 – middenin de Tweede Wereldoorlog.

Tuney Tunes was het eerste echte muziekblad van Nederland dat zich, zij het zéér voorzichtig - op jongeren richtte. Het blad was gevuld met de teksten van Amerikaanse en Engelse hitmuziek – streng verboden door de Duitsers. De eerste acht edities verschenen tussen 1942 en 1944 en werden dus illegaal verspreid.

Dertien jaar na het oprichten van Tuney Tunes verscheen er opnieuw een op jongeren gericht tijdschrift op de markt – het eerste nummer van Muziek Expres verscheen op 15 december 1955.

Muziek Expres had een bredere orientatie dan Tuney Tunes, het bracht nieuws en ontwikkelingen op het gebied van ‘amusements- en dansmuziek, lichte en jazz-muziek, film, show-business, radio en tv.’

23

In de Verenigde Staten en Groot-Britannie waren er op dat moment al meerdere, op tieners gerichte tijdschriften op de markt, en Muziek Expres schoeide zich op die leest. Zelfs de naam was een afgeleide van een van de grootste Britse muziekbladen uit die tijd, de New Musical Express (NME). In

 

20 Righart, De Eindeloze Jaren Zestig, 182.

21 Idem.

22 Righart, De Eindeloze Jaren Zestig, 132.

23 Henk van Gelder en Hester Carvalho. Gouden Tijden – 50 Jaar Nederlandse Popbladen (Amsterdam: Uitgeverij Jan Mets, 1994) 21.

(14)

       

haar eerste jaargangen berichtte Muziek Expres nog voornamelijk over dansorkesten, jazzcombo’s en Nederlandstalige zangers en zangeressen.

24

Dat was de muziek die in de jaren vijftig in Nederland de boventoon voerde. Elvis Presley, op dat moment al razend populair in Amerika, werd in september 1956 gematigd positief ontvangen als weinig vernieuwend, iemand waarmee ‘de Amerikaanse jeugd anno 1956 dweept.’

25

In 1959 kwam er een ommekeer in de toon en oriëntatie van Muziek Expres. Hoofdredacteur Paul Acket begon in te zien dat ‘teenagers hun eigen muziek kregen.’ Vanuit Amerika kwamen berichten over opwindende rock ‘n’ roll en muziek waar vooral tieners massaal voor vielen. Muziek Expres begon steeds meer foto’s te plaatsen, en ‘korte, vriendelijke’ stukken te schrijven. Over Elvis Presley, de Everly Brothers en het privéleven van Hollywood- en muziekidolen. ‘Teenagers geven de toon aan,’ kopte de editie van april 1960.

26

Muziek werd in die tijd, zo schreef Muziek Expres,

‘afgestemd op de teenagers.’ Een gepolijst geluid is van ondergeschikt belang, het gaat erom dat de muziek ‘de jeugd iets te zeggen heeft.’ De tiener telt nu ineens mee in de muziek, iets ‘wat hij zo dolgraag wil.’

Ook de Nederlandse radio ging uiteindelijk een belangrijke rol spelen in de verspreiding van de tienercultuur, nadat zij de rock ‘n’ roll voorzichtig was gaan accepteren. Vanaf 11 september 1959 zond de Vara het programma ‘Tijd voor Teenagers’ uit. Het was het eerste programma op de Nederlandse radio dat zich uitsluitend richtte op tieners en hun muziek – de rock ‘n’ roll. Op dat moment werd rock ‘n’ roll door de oudere generatie vooral gezien als moreel bederf van de jeugd.

Kenmerkend voor de spagaat waarin de VARA zich bevond zijn de woorden van chef Gesproken Woord van de VARA, Ary van Nierop. Hij belooft ‘dat het programma niet klakkeloos platen zal laten horen, maar ook kritisch zal zijn, regelmatig zal wijzen op het bedenkelijke muzikale peil en wangedrochten zal weren.’

27

Pas drie jaar later krijgt ‘Tijd voor Teenagers’ gezelschap in de ether.

Van ‘Tussen 10+ en 20-’, gepresenteerd door Jos Brink. Rock ‘n’ roll en tienercultuur hadden toen al meer voet aan de grond in Nederland en dus kon het programma zich meteen nadrukkelijk tot tieners richten, zonder de voorbehouden waar ‘Tijd voor Teenagers’ zich aan meende te moeten houden.

Dankzij deze toenemende aandacht van radio en gedrukte media werden jongeren tegen het einde van de jaren vijftig in Nederland gezien als een volwaardige doelgroep, naar Amerikaans voorbeeld. Tegelijkertijd groeit, tussen de jaren ’55 en ’65, het reële inkomen van Nederlandse jongeren, net als hun vrije tijd. Amerikaanse producten zoals televisies en auto’s overspoelen de markt.

Een gebruiksvoorwerp dat razendsnel óngekend populair werd onder jongeren én invloed had op hoe zij muziek beleefden, was de pick-up. Eind jaren vijftig komen de eerste consumentenversies

 

24 Van Gelder en Carvalho, Gouden Tijden, 22.

25 Idem.

26 Van Gelder en Carvalho, Gouden Tijden, 23.

27 http://www.icce.rug.nl/~soundscapes/VOLUME01/Tijd_voor_Teenagers.shtml, 10-11-2008

(15)

       

van dit apparaat op de markt. Daarvoor werden platen vooral gedraaid door de radio of op openbare bijeenkomsten, doorgaans op zware en logge apparaten. Nu werd het mogelijk om dit ook thuis te doen. Zonder toezicht van volwassenen, zonder te moeten luisteren naar de muziekkeuze van de toen nog verzuilde radiostations.

De pick-up werd al uitgevonden in 1888, maar pas na eerste Wereldoorlog commercieel verspreid. De platen die er op afgespeeld moesten worden waren toen nog van bakeliet: zwaar, breekbaar en dus moeilijk te vervoeren. De economische depressie van de jaren dertig en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog onderbraken de opmars van de pick-up. Vanaf de late jaren veertig, vroege jaren vijftig ging die echter gewoon weer verder.

28

Er werden lichtere modellen ontwikkeld, en de lp’s en singles die erop konden worden afgespeeld werden steeds vaker van vinyl gemaakt: een lichtgewicht materiaal dat bovendien tegen een stootje kon.

De pick-up maakte het voor grote groepen jongeren mogelijk zelf te kiezen wat ze wilden horen. Met de pick-up, en door daar zelfgekozen muziek op af te spelen voegden ze iets toe aan hun eigen identiteit.

Aan het begin van de jaren zestig was het voor iedereen in Nederland duidelijk dat de jeugd zich een eigen positie aan het verwerven was. Jongeren gebruikten hun groeiende bestedingsruimte – van zowel vrije tijd als geld – om ‘naar het voorbeeld van Amerikaanse film- en muziekhelden een eigen levensstijl te scheppen buiten de invloedssfeer van gezin, school en werk.’

29

In dat scheppen van een levensstijl nam muziek een voor die tijd ongekend prominente rol in. Righart stelt zelfs dat popmuziek de jeugd van de jaren zestig ‘muzikaal geformatteerd’ heeft, dat de muziek van de jaren zestig een ‘onmisbare bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan van een transnationale generatiesamenhang.’

30

Amerikaans voorbeeld 

Die transnationale samenhang verspreidde zich niet vanuit Nederland. Zoals hierboven al aangegeven, ontstond de tienercultuur in de Verenigde Staten. Dat land was ongeschonden de oorlog uitgekomen. Jongens die niet in militaire dienst hoefden, werkten veelal in de industrie. Schoolgaande jongens en meisjes hadden vaak bijbaantjes om ‘de familie meer financiële ruggensteun te geven.’

31

De arbeidsmarkt raakte op die manier behoorlijk verjongd en dat werkte door in de producten die er voor de koopkrachtige Amerikaanse tieners op de markt verschenen.

32

Ook tijdens de oorlog waren tieners al duidelijk zicht- en hoorbaar in de samenleving. Bij optredens van Frank Sinatra werd er gestampt en geschreeuwd: ‘the moment he was introduced, the

 

28 Simon Frith. Music for Pleasure (New York: Routledge, 1988) 13-19.

29 Dieleman, ‘De Late Jaren Vijftig of de Vroege Jaren Zestig?’, 25

30 Hans Righart, ‘‘De muzikale formattering van een generatie: popmuziek en de jaren zestig’, Sociologische Gids 46 (1999) 5: 393 31 Tom ter Bogt en Belinda Hibbel. Wilde Jaren – Een Eeuw Jeugdcultuur (Utrecht: Lemma BV, 2000) 66.

32 Net zoals in Nederland waren dit zaken als platenspelers, langspeelplaten, snoepgoed, etc.

(16)

       

theatre erupted with “five thousand kids stamping, yelling, screaming, applauding.”’

33

Jon Savage schrijft: ‘Sinatra’s rise was unstoppable, for he filled an industrial and an emotional need.’

34

Een industriële behoefte, aangezien er aan Sinatra door de entertainmentindustrie goed verdiend kon worden. De emotionele behoefte is echter interessanter. Tieners wílden door Sinatra ‘verleid’ worden, ze wilden gillen, ze wilden zich door Sinatra’s trieste liedjes verdrietig voelen. Bij Amerikaanse tieners heerste in groeiende mate een gevoel van gezien én gehoord willen worden. Muziekconcerten waren hier precies de juiste gelegenheid voor.

In september 1944 werd in Amerika het eerste tijdschrift opgericht dat gericht was op jongeren: Seventeen. Het tijdschrift werd gepresenteerd als een soort emotionele bondgenoot van de tiener: ‘[Seventeen] is interested only in you – and everything that concerns, excites, annoys, pleases or perplexes you.’

35

Toch leken er – getuige de manier waarop adverteerders voor het blad werden geworven – ook vooral financiële motieven bij de makers te leven. ‘After all, as its pre-launch ad copy advised, American youth had an estimated spending capacity of $750 million: untold riches awaited those who plugged into this still virtually untapped market.’

36

Ook de Amerikaanse radio begon zich steeds meer op jongeren te richten. Vanaf het begin van de jaren vijftig waren er programma’s te horen die zich expliciet op jongeren richtten. De muziek die op die zenders uitgezonden werd vooral rock ‘n’ roll. Net als het land zelf was ook de muziek in Amerika sterk raciaal verdeeld en veel zenders waagden zich lange tijd dan ook niet aan deze ‘zwarte’ muziek. De aantrekkingskracht die de muziek op jongeren had was echter groot. Blanke discjockeys merkten dat veel blanke jongeren naar ‘zwarte’ zenders luisterden en vervolgens in platenwinkels naar muziek van de gehoorde artiesten vroegen.

37

De populariteit van rock ‘n’ roll begon snel te groeien. Zwarte én blanke artiesten - Little Richard, Chuck Berry, Bill Haley, Jerry Lee Lewis en Elvis Presley - maakten de muziek razend populair. Ook voordat rock ‘n’ roll verscheen hadden jongeren idolen gehad – Sinatra, maar ook filmsterren en sporthelden – maar in de ogen van de jeugd waren rock ‘n’ roll muzikanten ‘one of themselves’: ze waren meestal even oud, hadden dezelfde achtergrond en deelden dezelfde interesses.

38

Ook de televisie zorgde ervoor dat jongeren aan hun trekken kwamen – vanaf augustus 1957 werd dagelijks het programma ‘American Bandstand’ uitgezonden. In het programma traden rock ‘n’

roll artiesten op voor een livepubliek, bijna volledig bestaande uit tieners. Ter Bogt zegt hierover: ‘Het kijken naar dit programma werd zoiets als een tienerritueel. In het hele land zagen jongeren wat de laatste hits waren, welke kleding en kapsels stijl hadden en welke dansen gedanst moesten worden.’

39

 

33 Jon Savage. Teenage: The Creation of Youth Culture (Londen: Chatto & Windus, 2007) 443.

34 Idem.

35 Savage, Teenage, 448.

36 Idem.

37 Ter Bogt en Hibbel,Wilde Jaren, 68.

38 Simon Frith. The Sociology of Rock (Londen: Constable, 1978) 39.

39 Ter Bogt en Hibbel,Wilde Jaren, 74.

(17)

En zo zorgde de televisie er in de Verenigde Staten voor dat miljoenen tieners zich hetzelfde gingen kleden, gingen gedragen en naar dezelfde muziek gingen luisteren. Ze zochten elkaar op op straat, hingen rond in diners, drive-in bioscopen en op pleinen. Zonder zich het op dat moment bewust te zijn namen ze massaal deel aan een ‘teenage culture.’ De jeugd had een zelfstandige plek in het openbare leven ingenomen, met eigen attributen, gedragingen en muziek.

De aanloop voor het ontstaan van een jeugdcultuur in de Verenigde Staten lag al ver vóór de 1930. Tussen 1900 en 1930 was het aantal jongeren op middelbare scholen met bijna zevenhonderd procent gegroeid.

40

Jongeren staan zo een groot deel van hun tijd bloot aan elkaar; uit hun contact ontstaat een jeugdcultuur van ‘werk en spel, carrièrevoorbereiding en tortelduifjes spelen.’

41

In de jaren vijftig integreerde die cultuur in de consumptiemarkt: de cultuur- en amusementsindustrie komen met het begrip teenager als ‘uitdrukking van een nieuwe consumptie- identiteit.

42

Al snel ontstond er een ‘onstuitbare opmars van jeugd als consument in een samenleving die niet langer arbeid maar consumptie als hoogste doel stelde.’

43

De toegenomen welvaart zorgde voor meer consumptie, en voor het eerst in de geschiedenis namen jongeren daar actief aan deel. Zij waren nu ‘an inevitable extension of this consumer-based society’

44

geworden.

Zoals gezegd was muziek een belangrijk onderdeel van de jeugdcultuur in de jaren zestig. Hun toegenomen bestedingsruimte stelde jongeren in staat geld uit te geven aan muziek, en alles wat te maken had met hun idolen. Het bezoeken van concerten van hun idolen, het kopen van hun platen, tijdschriften en andere merchandise. In deze tijd moet het ontstaan van de fan-cultuur worden gezocht, en de eerste band bij wie dit fangedrag op grote schaal plaatsvond, was The Beatles.

45

De toegenomen vrije tijd en welvaart van jongeren, maar vooral ook hun groeiende zelfbeschikking over wát ze met hun tijd en geld mochten doen, gaf tieners in de jaren zestig de mogelijkheid om zich onder te dompelen in de ‘Beatlemania’. 

 

1.2.1  De ‘Beatlemania’ 

In de, hierboven beschreven, door jongeren gedomineerde ‘extension of consumer-based society’ vinden we de oorsprong van de ‘Beatlemania’. Er is tenslotte een grote, koopkrachtige groep fans voor nodig om een band zo groot te maken als The Beatles destijds waren. De opkomst van The Beatles viel samen met een steeds omvangrijkere cultuur van popmuziekconsumptie. John, Paul, George en Ringo hadden nooit zo groot kunnen worden zonder fans die bereid waren om hun platen te

      

40 Mel van Elteren, ‘”I’m Free And I Do What I Want”’ in Nuchterheid en Nozems – de Opkomst van de Jeugdcultuur in de Jaren Vijftig, red. Ger Tillekens (Muiderberg:

Coutinho, 1990) 168.

41 Idem.

42 Idem.

43 Hans Righart. De Wereldwijde Jaren Zestig – Groot-Britannië, Nederland, de Verenigde Staten (Utrecht: Instituut Geschiedenis van de Universiteit Utrecht, 2004) 46.

44 Andy Bennett. Popular Music and Youth Culture: Music, Identity and Place (Londen: MacMillan Press Ltd., 2000) 12.

45 Het woord ‘fan’ is een afkorting van fanatic, een toepasselijk stempel voor de hysterie die sommige sterren van die tijd omringde.

(18)

kopen, hun optredens te bezoeken en hun films te bekijken in de bioscopen. Kortom: ze moeten hun geld willen uitgeven aan The Beatles. Die bereidheid was er maar al te zeer.

Voor de oorlog was een fenomeen van een omvang als die van de ‘Beatlemania’ ondenkbaar, en zelfs onmogelijk geweest. Muziek werd alleen gedraaid op de radio, lp’s waren van het zware materiaal bakeliet en dus onhandig te verspreiden. Bovendien was de heersende opvatting dat alleen klassieke muziek geschikt was voor beluistering op een langspeelplaat. De technologie had dus ook zeker geen kleine rol in de verspreiding van de popmuziek: de uitvinding van de 45-toerenplaat, lichtgewicht en vrijwel onbreekbaar was een belangrijke vooruitgang voor platenmaatschappijen, die hun muziek nu makkelijker onder radiostations konden verspreiden.

Misschien nog wel opvallender dan de schaal van de Beatlesidolatie in de jaren zestig, is dat de wereld iets dergelijks destijds nog nooit eerder had gezien. In de jaren vijftig en vroege jaren zestig hadden idolen als Frank Sinatra, Buddy Holly, Cliff Richard en vooral Elvis Presley de harten en hoofden van miljoenen tienermeisjes op hol gebracht. Maar dat gebeurde allemaal op veel kleinere schaal dan dat The Beatles het later voor elkaar kregen. Niemand had in de jaren daarvoor roem genoten op dezelfde schaal als de vier jongens uit Liverpool. Zoals Norman Weiss, impresario van The Beatles in de VS, verklaarde: “The Beatles and Elvis Presley are both in show business. After that, any comparison is just a joke. No one, before or since, has had the crowds the Beatles had.”

46

Maar in 1963 gebeurde dat allemaal voor het eerst. The Beatles hadden in 1963 meerdere singles aan de toppen van de hitlijsten staan. Hun debuutalbum hield dertig weken de nummer één- positie in de albumlijsten vast.

47

Een ongekende prestatie. Ouders over de hele wereld keken met stijgende verbazing naar hoe vier simpele jongens uit Liverpool met hun charme, humor, bewegingen maar vooral muziek hun kinderen in vervoering brachten. Zoiets had men nog nooit gezien.

 

1.3  De ‘Beatlemania’ in Engeland 

  Een Britse komiek schreef in 1957: “Fan-worship in its nastier form – hysteria, mob frenzy and utter lack of good taste – is completely foreign to Britain’s traditional sang-froid.”

48

Hoe ironisch dan, dat in juli van datzelfde jaar het verhaal van The Beatles begon. In een kleine voorstad van Liverpool werden de fundamenten gelegd voor de ‘Beatlemania’, dat precies die kenmerken had die deze komiek onmogelijk kon rijmen met de Britse koudbloedigheid – hysterie en losgeslagen menigten. Of ook The Beatles een toonbeeld waren van een ‘utter lack of good taste’, daarover liepen de meningen ver uiteen.

      

46 John Muncie, ‘The Beatles and the Spectacle of Youth’ in The Beatles, Popular Music and Society: A Thousand Voices, ed. Ian Inglis (London: MacMillan Press Ltd., 2000) 42.

47 http://www.theofficialcharts.com/album_chart_history_1963.php, 21-11-2008.

48 Mark Lewisohn, ‘Was Beatlemania a mediahype?’, Mojo 1000 Days of de ‘Beatlemania’ Special Edition.

(19)

       

Het verhaal van The Beatles begon op 6 juli 1957 in Woolton – een voorstad van Liverpool en woonplaats van John Lennon. Lennon, toen nog student aan de kunstacademie, speelde met zijn band The Quarrymen op het jaarlijkse dorpsfeest, de ‘Woolton Village Fete.’

The Quarrymen hadden op dat moment al aardig wat optredens in en rondom Liverpool gespeeld, met wisselend succes en niet altijd dezelfde bezetting. Ivan Vaughan, af en toe inval-bassist en een goede vriend van de band, had zijn vriend Paul McCartney meegenomen naar het dorpsfeest.

Het was Vaughans bedoeling om McCartney aan Lennon voor te stellen, en Lennon ervan te overtuigen dat McCartney de gitarist van The Quarrymen moest worden. Dat lukte. Lennon stond aanvankelijk sceptisch tegenover de komst van McCartney. Hij zag meteen dat McCartney veel talent had, en voelde zich bedreigd in zijn rol als leider van de band. Maar uiteindelijk won de ambitie het van de scepsis. Want, Lennon wilde beroemd worden. Hij had zijn idool Elvis naar de toppen van de hitlijsten zien stijgen, en besloten dat hij hetzelfde wilde. Met McCartney in de gelederen hadden The Quarrymen een goede gitarist erbij, én iemand die liedjes kon schrijven.

Die liedjes schreven ze al snel alleen nog maar samen: songschrijversduo Lennon/McCartney was geboren. De rest van de bezetting van The Quarrymen veranderde nogal eens, en zowel John als Paul wilden daar meer structuur in brengen. Paul zei een vriend te hebben die goed gitaar kon spelen, George Harrison. Na een korte auditie hadden The Quarrymen hun derde gitarist.

In april 1960 veranderden ze hun naam in The Silver Beetles. Inspiratie voor die naam vormde Buddy Holly, met zijn band The Crickets. John, Paul en George waren groot fan van Holly, en vooral John was onder de indruk van de naam van zijn band. Volgens John zou het een geweldige naam voor een Engelse band zijn, met de dubbele betekenis refererend aan het insect en de nationale volkssport.

49

Maar die naam was al bezet, en de aandacht werd verlegd naar een ander insect: de kever.

Door zich ‘The Beatles’ te noemen, werd ook hier de dubbele betekenis bereikt: het insect en de beat muziek. Aan die naam werd nog even ‘Silver’ toegevoegd, geïnspireerd op de fictieve piraat Long John Silver. The Silver Beatles waren geboren.

Een belangrijke man in het vroege bestaan van The Silver Beatles was Alan Williams, de in Wales geboren eigenaar van een aantal Liverpoolse (nacht)clubs. Hij regelde een flink aantal optredens voor de band, in zijn eigen beroemde Jacaranda-club, maar ook in een groot aantal bevriende clubs in Liverpool en daaraan naburige plaatsen.

 

Hamburg 

Williams’ connecties beperkten zich niet tot de Britse Eilanden. In Londen had hij de Hamburger zakenman Bruno Koschmider overtuigd dat Koschmeider, door een Britse beatgroep te laten optreden in zijn clubs, zijn bezoekersaantallen omhoog kon krijgen. De eerste band die Williams

 

49 Martin Goldsmith. The Beatles come to America (Hoboken: John Whiley & Sons, Inc.: 2004) 39.

(20)

       

naar Hamburg stuurde was Derry and The Seniors. Wegens overweldigend succes vroeg Koschmider om nog een band uit Liverpool. Williams dacht meteen aan The Silver Beatles, en de deal was snel gesloten. Ze zouden vijftien pond per week krijgen voor een reeks optredens die twee maanden in beslag zou nemen.

50

Onderweg richting hun Hamburger avontuur, op 16 augustus 1960, besloot de band de toevoeging ‘Silver’ te laten vallen. Nu waren ze The Beatles: John Lennon, Paul McCartney, George Harrison, bassist Stuart Sutcliffe en drummer Pete Best.

The Beatles’ avontuur in Hamburg zou cruciaal blijken in hun ontwikkeling als band.

Koschmider wilde ze bijna non-stop op het podium hebben; de band speelde vaak meer dan zes uur per avond. In eerste instantie werd de tijd gerekt door nummers twee keer te spelen, of eindeloos refreinen te herhalen. Maar uiteindelijk gingen ze steeds meer nummers schrijven, om zo meer afwisseling in hun optredens te brengen. Door elke dag zo lang te spelen, boekten ze een gigantische vooruitgang als muzikanten én als band. ‘We have improved a thousand-fold since our arrival,’

schreef Stuart Sutcliffe naar huis.

51

Ook werden ze meer een band, in plaats van vijf individuen: er ontstond een ‘developing sense of group identity.’

52

In november 1960 keerden The Beatles terug naar Liverpool. Gedurende hun tijd in Hamburg, was de populariteit van beatmuziek

53

in Liverpool geëxplodeerd. Pas in december begonnen ze weer in en om Liverpool te spelen. Tijdens een van de eerste optredens sinds hun terugkeer, in Litherland,

‘the group brought down the house.’

54

Zij die de band ook vóór hun Hamburg-avontuur hadden zien spelen, merkten dat The Beatles een gigantische ontwikkeling hadden doorgemaakt. In de ogen van de muziekgekke tieners uit Liverpool hadden The Beatles zich ontwikkeld van een stel hobbymuzikanten tot een van de meest populaire bands uit de stad.

55

“Suddenly we were a wow,” zei John Lennon over de exploderende populariteit.

Een explosie die ook voor The Beatles zelf als verrassing kwam. George Harrison: “It took us a while to realize how much better we’d become than the other groups. When we did, and saw that we were getting big crowds everywhere, we realized that part of the reason was that for the first time people were following us around, coming to see us personally, not just coming to dance.”

56

De mythe verspreidde zich snel. Steeds vaker werd er geschreeuwd tijdens hun optredens.

Eerst nog enigszins beleefd, tussen de nummers door. Maar al snel konden zelfs The Beatles zelf

 

50 Goldsmith, The Beatles come to America, 45.

51 Ibidem, 50.

52 Jonathan Gould. Can’t Buy Me Love: The Beatles, Britain and America (London: Portrait, 2007) 83.

53 Een substijl van de rock ‘n’ roll, waartoe ook de Merseybeat behoorde. Beatgroepen hadden vaak een simple samenstelling: gitaar drums en zang. Met de beatgeneratie uit de literatuur van de jaren vijftig heeft de muziek overigens niets te maken. De muziek kenmerkt zich door stuwende ritmes, door de bands ontleend aan de rhythm & blues en soul. The Beatles waren een belangrijke exponent van de Merseybeat, die haar naam ontleent aan de rivier die door Liverpool stroomt.

54 Gould, Can’t Buy Me Love, 89.

55 Idem.

56 Goldsmith, The Beatles Come To America, 63.

(21)

       

elkaar op het podium niet meer verstaan. Ze werden achtervolgd tot aan de artiesteningang, en opgewacht na afloop. Meisjes stortten zich op hen, in de hoop op een handtekening of een kus.

Pas in juni 1963 berichtte de Engelse landelijke pers voor het eerst over The Beatles. Hoewel met al twee nummer één-singles op hun naam, en hun debuutplaat Please Please Me op nummer één van de albumhitlijsten, ging het bericht niet over muziek.

Het bericht ging over John Lennon die een radio-DJ uit Liverpool drie gebroken ribben had bezorgd. De DJ Bob Wooler stelde Lennon een aantal insinuerende vragen over een vakantie die Lennon eerder dat jaar met Beatlesmanager en homoseksueel Brian Epstein naar Spanje maakte.

Lennon sloeg hem drie gebroken ribben en betaalde Wooler tweehonderd pond als schade-vergoeding.

De Daily Mirror berichtte erover, op de achterpagina.

57

Ten tijde van dat bericht genoten The Beatles op regionale schaal al een flinke bekendheid. In Liverpool kende iedereen ze, en was men het erover eens dat The Beatles de beste band van de stad waren. De band toerde regelmatig door het land en trok voor een band die eigenlijk alleen in Liverpool bekend was, goedgevulde zalen.

De ‘Beatlemania’ 

Echte landelijke bekendheid kwam pas op 13 oktober 1963. Er bestaat wat onenigheid over wie de term de ‘Beatlemania’ verzonnen heeft, maar vast staat dat hij de dag daarna, op 14 oktober, voor het eerst is afgedrukt door de Engelse krant Daily Mirror.

Die 13

e

oktober speelden The Beatles hun eerste grote optreden in Londen, in het Palladium.

Aan het einde van de middag stonden er een kleine honderd fans voor de deur van The London Palladium. The Beatles waren binnen aan het repeteren. Inmiddels al gewend aan hordes fans die bij een glimp van The Beatles het theater bestormden, waren Beatlemanagers Brian Epstein en Neil Aspinall gedwongen tot nadenken over vluchtroutes, vanuit het theater naar de auto. Die middag ging het echter mis. De ontsnappingsroute bleek niet goed genoeg en toen The Beatles zich na de repetitie naar de klaarstaande auto’s haastten, rende een menigte over het trottoir richting de band. Er werd geschreeuwd, gegraaid, gehuild en vooral veel geduwd.

58

Dit alles gebeurde buiten het zicht van de pers, want die waren er niet bij. De verhalen over de chaos van die middag bereikten de kantoren van de grote kranten echter snel. En dus stuurden hoofdredacteuren, sommigen tegen hun zin, toch maar een reporter of fotograaf naar de Palladium.

Spijt zouden ze er niet van krijgen. Ook fans hadden de verhalen van eerder die middag gehoord, en inmiddels stond er een menigte voor de deur die minstens tien keer zo groot was als eerder op de dag.

Het verkeer rondom het Palladium kwam in de loop van de avond compleet vast te staan. De politie probeerde de menigte uiteen te drijven, maar werd daarbij aangevallen door fans. De kranten

 

57 Goldsmith, The Beatles Come to America, 91.

58 Idem, en ook Jonathan Gould, Can’t Buy Me Love, 164, en Muncie, ‘The Beatles and the Spectacle of Youth’, 41.

(22)

       

stonden de volgende dag vol met foto’s van agenten die uitzinnige fans tegenhielden. Politiehelmen vlogen door de lucht. Fans vielen flauw. De ‘Beatlemania’ had Londen bereikt, en de landelijke pers was wakker. Nu kon iedereen over de ‘Beatlemania’ lezen, en er ontstond een kettingreactie van berichten over schreeuwende tieners, in vervoering gebracht door ‘zedeloze’ muziek.

59

Tot die tijd had de landelijke pers The Beatles over het hoofd gezien. Bewust waarschijnlijk:

hoofdstedelijke arrogantie was de krantenkantoren en persbureaus van Fleet Street niet vreemd.

60

En dus werd ook de regionale zegetocht van The Beatles, langs provinciesteden als Bath, Plymouth en ook Liverpool, over het hoofd gezien. Een aanzienlijk deel van de Londense journalisten zag een artiest pas voor vol aan als deze ook in Londen voet aan de grond had gekregen. Dat was die avond gebeurd.

En dus waren The Beatles in het najaar van 1963 ineens overal. Beatlemanager Brian Epstein probeerde toen al bijna twee jaar de landelijke pers te interesseren voor zijn vier paradepaardjes. Maar de exploderende verkoopcijfers van hun platen, en de ‘crowds of shrieking teenagers’

61

kregen de pers uiteindelijk pas echt over de streep. Vooral de Britse schandaalpers stortte zich met grote graagte op The Beatles. Vanaf oktober 1963 viel er elke dag in elke krant wel iets te lezen over The Beatles en hun de ‘Beatlemania’.

Voor en door tieners? 

Buiten de verbazing over de omvang van de ‘Beatlemania’, verwonderde de Britse bevolking zich over het feit dat het de tieners waren die dit fenomeen eigenhandig in het zadel hielpen.

Ouderlijke bezorgdheid was een breed gevoeld sentiment.

Vooral de manier waarop jonge meisjes op The Beatles reageerden, is veelvuldig besproken.

Volgens Muncie gaf de ‘Beatlemania’ jonge vrouwen ‘a collective identity, a space in which to lose control and to assert their own sexuality.’

62

Het was een manier om tegen de sterk gevoelde seksuele onderdrukking in te gaan en om de heersende ideeën over vrouwelijkheid aan de kaak te stellen. Waar jonge meisjes, tussen de 13 en 17 jaar, in de tijd van Elvis Presley en Cliff Richard hun adoratie alleen achter de gesloten slaapkamerdeur konden en mochten tonen, trokken ze nu de straat op: “‘Bedroom culture’ had embraced an active principle and taken noisily to the streets.”

63

De manier waarop sommige volwassenen op The Beatles reageerden, maakte in de ogen van veel fans alle volwassenen ‘verdacht.’ Meer dan eens werden er in kranten psychologen op het fenomeen losgelaten, die meestal tot zorgwekkende conclusies kwamen. En zo behelsde de

 

59 De muziek werd regelmatig als zedeloos bestempeld vanwege de bewegingen die The Beatles op het podium maakten, hun bewuste ‘uitlokken’ van uitzinnige reacties van het publiek door middel van het schudden met hun hoofden en falsetto-samenzang, en de veelvuldige verwijzingen naar de liefde in hun teksten. Zie hiervoor o.a. Gould, p181.

60 Goldsmith, The Beatles come to America, 95.

61 Gould, Can’t Buy Me Love, 164.

62 Muncie, ‘The Beatles and the Spectacle of Youth’, 42 63 Gould, Can’t Buy Me Love, 184.

(23)

‘Beatlemania’ niet langer alleen het adoreren van The Beatles, maar ook het fanatiek proberen volwassenen van die adoratie uit te sluiten. De ‘Beatlemania’ was tenslotte van de jeugd, “something they [jongeren, red.] could genuinely claim to be their own.”

64

Ondanks alle commentaren in de krant, ondanks ouderen die hun kinderen onder controle probeerden te houden, woedde de Beatletornado onverstoord door. Buiten de steeds sporadischer geplaatste hoofdcommentaren in de krant, en de zo nu en dan geïnterviewde verontruste ouder, werd de stem van de volwassenen steeds stiller: “There, insider a frenetic, shrieking mass of Beatlemaniacs, the voice of adult authority was utterly still.”

65

Het leek wel alsof de oudere generatie zich erbij neergelegd had dat de ‘Beatlemania’ zich als een olievlek over de wereld begon uit te spreiden, en wereldwijd hun kinderen in zijn greep kreeg.

1.4   Amerika  

De verhalen over een door Beatlegekte bevangen Groot-Brittannië waren natuurlijk ook in Amerika doorgedrongen. Maar de Amerikanen waren sceptisch. Ze zouden dit fenomeen niet zomaar hun jeugd laten gijzelen, zoals dat in Engeland was gebeurd. Het was eenzelfde scepsis als in de Londense pers, toen The Beatles aan hun zegetocht door het Engelse achterland bezig waren.

Maar bij de Amerikanen zat er nog meer achter. Was het immers tot nu toe niet vaak andersom geweest? In de jaren vijftig en de vroege jaren zestig domineerden Amerikaanse artiesten de Engelse hitlijsten, vielen de Engelse meisjes voor Amerikaanse sterren en was de gehele film- en popcultuur in handen van de VS. Engelse sterren die zich aan de tocht over de oceaan hadden gewaagd faalden jammerlijk.

Aan dat falen zouden The Beatles een einde maken. Amerika zou, net als Engeland, als een blok voor ze vallen: “The Beatles posed an unprecedented challenge to the hegemony that America had exerted over the World of popular music.”

66

Tijdens de zegetocht van The Beatles door Engeland waren de commentaren in de Amerikaanse media vooral neerbuigend geweest. Hun haar, hun muziek en hun voorkomen – precies datgene wat in Engeland door zoveel mensen werd bewonderd – werden belachelijk gemaakt: “They symbolize the 20th century non-hero as they make non-music, wear non-haircuts, give no ‘Mersey.’

Meanwhile, yeah, yeah, yeah, the fan mail keeps rolling in and so does the money.”

67

Waarschijnlijk werden de eerste reacties van de Amerikaanse media gevoed door onder andere door de hierboven genoemde sentimenten: een gevoel van Amerikaanse superioriteit op het gebied van showbusiness. Rock ‘n’ roll was van Amerika, vonden de Amerikanen. Dat vier jongens uit een

      

64 Muncie, ‘The Beatles and the Spectacle of Youth’, 42.

65 Gould, Can’t Buy Me Love, 185.

66 Gould, Can’t Buy Me Love, 9.

67 Goldsmith, The Beatles Come to America, 116.

(24)

       

Engelse havenstad het fenomeen definitief tot een begrip zouden maken, leek in de ogen van de Amerikanen destijds een absurd idee.

  Elvis 

De scepsis van Amerikaanse reporters had ook nog een andere oorzaak. De ‘Beatlemania’

werd gezien als een minder interessant vervolg op de triomftocht van dat andere – Amerikaanse – tieneridool, Elvis Presley. ‘Elvismania’ – “an established promotional technique by which the hormones of pubescent femininity were milked for money and fame”

68

– had een paar jaar eerder Amerikaanse tienermeisjes ingepakt en tot grote bezorgdheid onder de oudere generatie gezorgd.

De doorbraak van Elvis, begin 1956, en de daaropvolgende uitzinnige reacties van tieners door heel Amerika, valt te vergelijken met die van The Beatles. Slechts naar verhouding, want de

‘Beatlemania’ troefde ‘Elvismania’ op alle fronten af.

69

Elvis’ eerste Amerikaanse televisieoptredens, begin 1956, lieten het publiek voor het eerst de nu zo bekende beelden zien. Het stoten met de heupen, de kuif, de rebels opgetrokken bovenlip. En die bijna zwalkende, zwoele stem. De gevolgen van het televisieoptreden waren direct merkbaar.

Heartbreak Hotel schoot naar de nummer-één-positie van de Billboard charts, het begin markerend van Elvis’ regeerperiode als The King. In de anderhalf jaar daarna stonden zijn platen onafgebroken in de Amerikaanse top tien.

Elvis’ verkocht tot dan toe ongekende aantallen singles en platen. Heartbreak Hotel verkocht uiteindelijk ruim over een miljoen keer, en stond bovenaan de pop-, country- en blueshitlijsten. Niet eerder was de Amerikaanse muziek zo door één artiest gedomineerd.

Ook tijdens zijn concerten was de sfeer op zijn zachtst gezegd verhit: “They pushed and shoved to get into the 1000-seat room, and several hundred thwarted youngsters buzzed like angry hornets outside. After the show, bedlam! A laughing, shouting, idolatrous mob swarmed him… They got his shirt, and it was shredded. A triumphant girl seized a button, clutched it as though it were a diamond.”

70

Ook al zouden The Beatles het acht jaar later allemaal groter, gekker en luider meemaken moeten we niet vergeten dat ook Elvis Amerika iets gaf dat ze nog nooit eerder hadden gezien. Hordes uitzinnige tienermeisjes en schreeuwende jongens, allemaal vanwege de muziek, uitstraling en charme van een simpele jongeman, die niet eens zo heel veel ouder was dan zijzelf waren. Het relatief kleine leeftijdsverschil tussen idool en publiek, zoals ook bij The Beatles, maakte dat veel jongeren iets van zichzelf herkenden.

 

68 Gould, Can’t Buy Me Love, 2.

69 Getuige het eerder aangehaalde citaat van Norman Weiss, impresario van The Beatles in de VS: “The Beatles and Elvis Presley are both in show business. After that, any comparison is just a joke. No one, before or since, has had the crowds the Beatles had.”

70 Peter Guralnick. Last Train to Memphis: The rise of Elvis Presley (Londen: Abacus, 1994) 273.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Vanaf de jaren negentig zijn er veel schrijvers die vinden dat in romans maatschappelijke onderwerpen niet uitgesloten moeten worden. - Schrijvers moeten aandacht hebben

De voorzitters van de Eerste en Tweede Kamerfracties zouden niet meer in het dagelijks bestuur van de partij kunnen zitten, maar wel als adviserende leden in

Terwijl men rondom de eeuwwisseling door middel van het ongetrouwd samenwonen een statement maakte tegen het instituut huwelijk, was het aan het begin van de

In addition, after setting the standards for the common basis of the product platform, design and development effort is only invested once in the development

dan om na een pittige discussie, debat of sprekersavond lekker met elkaar te borrelen in onze vertrouwde café Hoofdstuk 2 of zoals zo vaak in de altijd gezellige Locus Publicusl Onze

80 De partij vereenzelvigde zich niet met een bepaalde kerk, maar was een beginselpartij waar ook leden van andere kerken welkom waren en zelfs kiezers die zich tot geen

Neemt men de primaire en secundaire toetreding samen, dan blijkt dat het aantal toetredende zoons - uitgedrukt in procenten van het totale aantal bij het onderzoek betrokken zoons

Drie teelten zijn maximaal mogelijk als in een 20 cm buis met een 40/34mm diameter een langere teeltduur is vereist waardoor wel een zwaardere plant (200-250 g) en een hoog tonnage