• No results found

HOOFDSTUK 1 ONDERZOEK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HOOFDSTUK 1 ONDERZOEK"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

HOOFDSTUK 1 ONDERZOEK

1.1 Aanleiding

In 2007 worden wrakresten aangetroffen in de vaargeul Amsterdam-Lemmer op het Buiten-IJ. Al snel blijkt dat eind zestiende eeuw een waterschip in de vaargeul moet zijn vergaan. In september 2009 wordt het schip gelicht voor archeologisch onderzoek, dat zich met name richt op het verkrijgen van informatie over scheepsconstructie, lading, inventaris en herkomst van materialen. Opgemerkt wordt in de NRC van 10 september 2009, dat waterschepen weinig veranderingen hebben ondergaan sinds hun ontstaan in de veertiende eeuw. Er is slechts overgegaan van een overnaadse

scheepshuid op een scheepshuid met gladde boorden, maar dat is onderdeel van een algemene trend uit die tijd. Het wrak in het Buiten-IJ lijkt het beeld van een

bouwtraditie te bevestigen. Sterker nog, ook de laatste negentiende eeuwse exemplaren vertonen sterke overeenkomsten met hun voorgangers. Als reden voert de NRC de behoudende attitude aan van bouwmeesters en waterschippers. Immers als iets werkt, waarom zou je dan veranderen met alle risico en kosten van dien? De vraag rijst

onmiddellijk of dit niet een te eenvoudige voorstelling van zaken is. Het is algemeen te verwachten dat ook bouwmeesters en schippers gevoelig zijn voor een goed gevulde orderportefeuille. Als er economische redenen zijn voor verandering, dan zullen ze daarin meegaan.

In mei 2009 zijn onder auspiciën van de stuurgroep Odyssee een tiental kleine onderzoeksprojecten van start gegaan met een looptijd van één jaar. Het programma Odyssee heeft tot doel om kansrijk onuitgewerkt archeologisch onderzoek te ontsluiten voor onderzoekers en andere geïnteresseerden. Daartoe hebben de Nederlandse

organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, Erfgoed Nederland en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gezamenlijk 4 miljoen euro bijeen gelegd. In 2010 volgt nog een tweede tranche van korte projecten. Een onderdeel is het project Fish and

fortune for Holland, uitgevoerd door Prof. van Holk.1 In dit kader moet de beschikbare archeologische documentatie over waterschepen nader worden uitgewerkt en ontsloten voor het publiek. Daarbij is het aan te bevelen om de laatste stand van kennis op het gebied van waterschepen in de goede historische context te bundelen tot een coherent geheel.

Deze scriptie zal gebruik maken van de beschikbare data en beoogt daarmee een bescheiden doch onafhankelijke bijdrage te leveren aan de geschiedschrijving van het waterschip, dat als scheepstype kenmerkend is geweest voor zijn tijd in en rond de Zuiderzee.

1.2 Probleemstelling

Er is in wetenschappelijke zin niet veel geschreven over specifiek het waterschip, althans niet in het publieke domein. De historische kennis van het

waterschip als ventjager, vissersschip en sleepschip ligt ingebed in een zeer informatief werk over de geschiedenis van de Zuiderzeevisserij2, geschreven als proefschrift in 1962. Na die tijd is er wel veel gerefereerd naar dit werk, maar weinig aan toegevoegd.

1

Archeobrief 2009 nummer 2, 38.

2

(2)

2

Een paar goede uitzonderingen zijn een inleiding gehouden tijdens het zevende Glavimans symposium in 1997 over de inventaris van waterschepen3, en een recente verhandeling over de sleepfunctie van waterschepen in relatie tot scheepskamelen.4 Tenslotte is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in het bezit van enige goede rapporten over de ZN42-15 en de OW106, maar de verspreiding hiervan is zeer beperkt. Rapporten die vertellen over andere wrakvondsten van waterschepen zijn niet

afgemaakt of in concept. Zoals uit de bibliografie blijkt is er een behoorlijke lijst rapporten, die niet worden gedeeld met het grote publiek.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft in het verleden van twee waterschepen een model gemaakt, die een reconstructie zijn van de originele schepen waarvan de wrakken zijn opgegraven. Het betreft de ZM22 en OW10. Beide schepen dateren uit de eerste helft van de zestiende eeuw. In diverse musea staan modellen van waterschepen uit de negentiende eeuw en hangen schilderijen waarop waterschepen zijn afgebeeld. Het is echter onduidelijk wat de Rijksdienstmodellen, de Museummodellen en de schilderijen met elkaar gemeen hebben. Zijn er overeenkomsten en verschillen? Is er iets van een trendmatige ontwikkeling te zien of niet? Tenslotte moeten nog een aantal tekeningen van negentiende eeuwse waterschepen aanwezig zijn in de archieven, maar een overzicht en een gezamenlijke noemer waarop ze in een historische context kunnen worden geplaatst ontbreekt.

Waterschepen zijn functioneel - historisch gezien goed in kaart gebracht. Over de functie als visser op de Zuiderzee met kuilnetten is reeds het nodige bekend. Met betrekking tot het uitsterven van het waterschip als sleepschip ten gevolge van de ingebruikname van het Noord-Hollands kanaal in 1824 is ook het nodige bekend. Over de rest van vier eeuwen waterschip is evenwel nog veel onbekend. Daarbij mist vooral de relatie van het waterschip met de maritieme infrastructuur van de Zuiderzee door de eeuwen heen. Misschien is de oorzaak hiervan dat een specifieke beschrijving van die maritieme infrastructuur op zichzelf mist. Daarom is het onduidelijk waar het

waterschip werd gebouwd en door wie. Ook is onduidelijk hoe het ontwerp is ontstaan, hoe het heeft kunnen overleven, of het is doorontwikkeld en waarom het ontwerp succesvol is geweest.

Op de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Lelystad is een wrakkenbestand aanwezig van veertig scheepswrakken die op interpretatie wachten. Dit omvat een ruimere periode van datering dan alleen de ZM22 en OW10. Ook zijn er vermeldingen in historische archieven en notariële akten. Dit geheel aan data van diverse bronnen is nog niet onder één noemer geplaatst, waarmee het mogelijk zou zijn om tot een

coherent en geïntegreerd historisch beeld te komen. In dit verband is onduidelijk hoe het waterschip paste in het grote maatschappelijke geheel. Vervulde het een bescheiden rol of bepalende rol in de sociaal economische geschiedenis van de Republiek, en hoe? Alles bij elkaar genomen is er voldoende reden om de onderzoeksbril op te zetten en binnen de beperkte tijd die voor een scriptie staat een poging te wagen.

3

Van Holk, 1994.

4

Boven & Hoving, 2009.

5

Pedersen,1996.

6

(3)

3 1.3 Onderzoeksvraag

In overleg met de studiebegeleider is besloten om het wrakkenbestand Flevoland als uitgangspunt te nemen en hier een trendmatige studie op los te laten.

Constructiedetails hoeven niet meer uitvoerig te worden beschreven, maar zijn alleen belangrijk in de context van de zoektocht naar patronen en trends in de data. De patronen en trends moeten richting geven aan het vinden van een antwoord op de onderzoeksvragen, waarvan de kernvraag is of het waterschip door vier eeuwen heen een constructie- technische ontwikkeling heeft doorgemaakt en of de reden hiervan de behoefte was om de eigenschappen van het waterschip te wijzigen. Anders gezegd, heeft het waterschip ontwerpwijzigingen doorgemaakt om optimaal voor zijn taak berekend te zijn? In deze scriptie is het woord ontwerp gekozen als centraal punt van aandacht. Het impliceert namelijk een verband met de gebruiker, die eisen stelt aan een schip als product. De ideeën van gebruiker en bouwer worden vandaag de dag vertaald in schaalmodellen, tekeningen of beschrijvingen van concept naar het detail. In het Holland van de zestiende en zeventiende eeuw bestond het ontwerp alleen in de hoofden van gebruiker en bouwer als een compromis tussen gebruikerswensen en technische mogelijkheden. In het kader van deze scriptie wordt onder ontwerp verstaan het mentale beeld dat de bouwer heeft bij het bouwen van een nieuw schip, na afstemming met de gebruiker. Traditie en dynamiek komen samen op het niveau van het ontwerp.

Het wrakkenbestand kent beperkingen, omdat archeologisch gezien veel materiaal van het oorspronkelijke schip is verdwenen. De aanwezige informatie biedt zich dus aan in de vorm van een nogal incomplete puzzel. Daarom is het wenselijk aanvullende informatie uit modellen, schilderijen en archieven te raadplegen. Enige inperking is evenwel nodig.

Deze studie zal niet ingaan op de oorsprong van het waterschip waarvan wordt vermoed dat die teruggaat tot de veertiende eeuw. Het concept van een schip met een bun om vis levend te kunnen vervoeren is overigens niet nieuw. Dat voert terug tot de Romeinse tijd zoals beschreven door Giulia Boetto.7 Het verhaal in deze studie begint rond 1500, de datering van het oudste waterschip in Flevoland. Ook zal de scriptie de ondergang van het waterschip niet verder beschrijven en tevreden zijn met de huidige verklaringen. Dit zijn de ingebruikname van het Noord-Hollands kanaal en de opkomst van het industriële tijdperk. Technische ontwikkelingen nemen in deze periode een nieuwe vlucht met de komst van de stoommachine en de overgang van houtbouw naar ijzerbouw.

Interessant blijft dus de periode tussen het alfa en omega van het waterschip. Het verband tussen technische ontwikkeling en innovatie staat centraal. Innovatie wordt daarbij gedefinieerd als het invoeren van nieuwe ideeën ter stimulering van de

economie, met het oog op de korte en middellange termijn. Dat is het raamwerk in tijd van decennia en eeuwen. Innovatie komt in het algemeen tot stand in een politiek en economisch spanningveld samengevat in de steekwoorden markt, concurrentie, uitvinders, betrokkenheid van klanten, leveranciers en aandeelhouders. De Gouden Eeuw, en de aanloop daar naartoe, is in de lage landen een periode van innovatie geweest. De mate van standaardisatie die in de Zaanse Schans werd bereikt in de zeventiende en achttiende eeuw wordt alleen maar pre-industrieel genoemd, omdat ze

7

(4)

4

wordt gecontrasteerd met de industriële revolutie van de negentiende eeuw. Op de keper beschouwd heeft het gebied echter een zeer innovatief proces van industrialisatie

doorgemaakt, met hout en windenergie als basis. Uitgangspunt voor deze studie is dus dat het waterschip de boven beschreven dynamiek heeft gevolgd. Blijkt dat niet zo te zijn, dan zijn er dus redenen geweest om traditiegetrouw te blijven bij bouw en gebruik van het waterschip. Wat zijn die redenen?

Samengevat is de centrale onderzoeksvraag dus:

Is er een verklaring, en zo ja welke, voor het succes van het waterschip als constructie en ontwerp in de eeuwen van grote economische dynamiek in Holland tussen 1500 en 1800?

De hiervan afgeleide deelvragen kunnen als volgt worden geformuleerd: - Is een patroon of proces van technische verandering aanwijsbaar in de

constructie van het waterschip?

- Zijn er aanwijzingen voor veranderingen in het ontwerp van het waterschip door de tijd?

- Wat is het verband tussen constructie, ontwerp en economische dynamiek? 1.4 Methode van onderzoek

Een aantrekkelijke gedachte is om naast uitwerking van het wrakkenbestand tevens op zoek te gaan naar informatie over het waterschip in lokale notariële akten en archieven. Daarvoor komen vooral in aanmerking diverse gemeenten in Noord-Holland (Waterland, Noorderkwartier), maar ook in plaatsen als Marken, Muiden en Harderwijk. Kortom in plaatsen, waar het waterschip zijn domicilie moet hebben gehad. Het nut hiervan is te achterhalen hoe de locale maritieme infrastructuur en organisatie er uit zag, en hoe het waterschip daarin paste. Gegeven de beperkte hoeveelheid tijd is besloten om dit niet te doen. Er wordt genoegen genomen met literatuur en internet als bron.

Het onderzoek blijft dus beperkt tot bestandsanalyse en literatuurstudie. Voor het achterhalen van informatie over modellen is een dag doorgebracht in Lelystad, waar het Rijksmuseum van Amsterdam een depot heeft. Hoving heeft uitleg gegeven over de waterschipmodellen die hij onder zijn beheer heeft. Voor het achterhalen van

bouwtekeningen is het archief van het Maritiem Museum in Rotterdam geraadpleegd, alsmede het Nationaal archief in Den Haag. Daar zijn met name oude archieven van de Marine terug te vinden. Voor het vinden van schilderijen waarop het waterschip is afgebeeld is het internet geraadpleegd. Tenslotte is nog getracht het archief van het Nederlands Scheepvaart Museum in Amsterdam te raadplegen, maar dat bleek langdurig niet toegankelijk te zijn in verband met verbouwing.

Het wrakkenbestand en de ongepubliceerde documentatie is door de

studiebegeleider ter beschikking gesteld in de vorm van ACCESS en WORD bestanden. Ook is toegang gegeven tot de bibliotheek van de Rijksdienst voor het Cultureel

Erfgoed in Lelystad, waar de oorspronkelijke informatie ligt van in het verleden

(5)

5

plaatse gemaakte schetsen en aantekeningen. De bijbehorende fotobestanden zijn eveneens ter inzage beschikbaar gesteld.

De uit de eigen analyse resulterende tabellen en diagrammen zijn opgenomen in bijlage A. Hierin zijn ook achtergrondtabellen opgenomen, die bij de analyse een rol hebben gespeeld. Wat verzameld is aan modellen en bouwtekeningen wordt

weergegeven en beschreven in bijlage B. Wat is gevonden op het gebied van schilderijen is weergegeven en beschreven in bijlage C.

Om aan de hand van de bouwtekeningen metingen te kunnen verrichten, moest een conversieslag worden gemaakt. De tekening zijn gearchiveerd op microfiche en blinken niet uit in helderheid en scherpte. Bovendien is in de meeste gevallen geen schaal weergegeven. Het is mogelijk om originelen te zien, maar dat vergt enige organisatie, met onzeker resultaat. Mij is meegedeeld dat de originele bouwtekeningen in het algemeen in slechte staat zijn. Tekening T2311 van het Maritiem museum te Rotterdam en tekening 4MST-512 van het Algemeen Rijksarchief of Nationaal Archief in Den Haag bleken een schaal in voeten weer te geven. De microfiche versie van beide tekeningen is vervolgens gescand en gedigitaliseerd in AUTOCAD. Dit maakt het mogelijk om oorspronkelijke afmetingen te achterhalen. Tenslotte zijn de gescande tekeningen gebruikt om de wrakken uit het wrakkenbestand, en het gedigitaliseerde model met elkaar te kunnen vergelijken. Het 2D AUTOCAD model van het waterschip is opgenomen in bijlage B.

Het betoog in deze studie is zodanig ingedeeld dat elk hoofdstuk op zichzelf staat met een eigen conclusie of synthese, maar met elkaar ook in een opbouw voorziet van constructie via ontwerp naar functie in een groter geheel. Op basis van het

wrakkenbestand Flevoland, aangevuld met het waterschip VAL7 gevonden in het IJ, wordt op zoek gegaan naar trends in de scheepsconstructie in hoofdstuk 2. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 trends in het ontwerp van het waterschip behandeld. Daarmee is in feite de analyse op basis van het wrakkenbestand afgerond. Hoofdstukken 4 en 5 zijn gebaseerd op literatuurstudie. Hoofdstuk 4 gaat in op de economische context, de maritieme infrastructuur, en de rol van het waterschip daarin. Er wordt een verband gelegd tussen de bevindingen uit hoofdstuk 2, hoofdstuk 3, en de rol die het waterschip gespeeld heeft in een snel veranderende wereld. In Hoofdstuk 5 worden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Economische dynamiek heeft dus een grote, zij het weinig zichtbare, invloed gehad op ontwerp en constructie van het waterschip.. Een aantal wrakken van waterschepen liggen nog in

Deze fase is bepalend geweest voor het aanzien van de huidige vesting Muiden doordat de structurerende historische elementen zoals de vestinggracht, de wallen, de ravelijnen en

24-03-2005 ten kantore van de SCEZ over bovengenoemd onderwerp bevestig ik u schriftelijk dat ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden geen archeologische waarden in het

Trek een lijn naar het goede plaatje.. Wat is

 Het universum (inclusief de tijd zelf) kan men dus zien als iets dat een begin heeft.  Het is onlogisch om te geloven, dat iets begint te bestaan, zonder veroorzaakt te zijn. 

Uiteindelijk zal het verslag bestaan uit een onderzoeksverslag voor de Reinwardt Academie (scriptie) en een advies over hoe het bewustzijn onder vissers over cultureel erfgoed

Volgens de medewerkers in het lab heeft het zware deeltje B echter voor en na de botsing vrijwel dezelfde massa. Bij de controle van de meetgegegens voor de snelheid van deeltje A na

Als het beoogde steunpunt voor cultureel erfgoed dat bemiddelt tussen het culturele veld en de overheid, waarin het decreet voorziet, die instantie beoogt te zijn, is dat een