• No results found

4 3 Evaluatie van de reguleringssystematiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "4 3 Evaluatie van de reguleringssystematiek"

Copied!
112
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 2

2 Leeswijzer ... 4

3 Evaluatie van de reguleringssystematiek ... 6

3.1 Behaalde resultaten ... 6

3.2 Aangebrachte wijzigingen in het reguleringssysteem ...14

4 Methode tot vaststelling van de x-factor... 20

4.1 Standaardisatie van prestaties ... 20

4.1.1 Economische kosten... 20

4.1.2 Redelijk rendement...23

4.1.3 Samengestelde output...54

4.2 Vaststelling van de x-factor ...56

4.3 Begininkomsten... 60

4.4 Eindinkomsten... 62

4.4.1 Gelijk speelveld...63

4.4.2 Efficiënte kosten per eenheid output in 2010 ... 66

4.4.3 Objectiveerbare regionale verschillen ... 82

5 Methode tot vaststelling van de rekenvolumina ... 94

6 Procedure... 100

Appendix. Overzicht zienswijzen en indieners... 110

(2)

1

1. In onderhavig besluit geeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) uitvoering aan artikel 81, lid 1 van de Gaswet op grond waarvan de Raad de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering (hierna: x- factor) en van het rekenvolume van elke tariefdrager van elke dienst waarvoor een tarief wordt vastgesteld (hierna: rekenvolumina), moet vaststellen. In deze Bijlage bij het besluit van 25 april 2008 met kenmerk 102449/167 (hierna: besluit) behandelt de Raad de zienswijzen die zijn ingediend door belanghebbenden op het ontwerpbesluit.

2. Het ontwerpbesluit van 17 juli 20071 heeft, als onderdeel van de uniforme openbare

voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, vanaf de aankondiging van de terinzagelegging in de Staatscourant op 17 juli 2007, zes weken ter inzage gelegen. Op 16 augustus 2007 heeft een hoorzitting plaatsgevonden ten kantore van de Raad.

3. De Raad heeft mondelinge zienswijzen ontvangen van de volgende respondenten:

- N.V. Continuon Netbeheer (hierna: Continuon),

- Vereniging van Energienetbeheerders in Nederland (hierna: Enbin)2 namens de gezamenlijke netbeheerders,

- ENECO NetBeheer B.V. 3 (hierna: ENECO),

- Essent Netwerk B.V. en InfraMosane N.V.4 (hierna tezamen: Essent), - Intergas Energie B.V. (hierna: Intergas),

- NRE Netwerk B.V. (hierna: NRE) mede namens B.V. Netbeheer Haarlemmermeer (hierna:

Haarlemmermeer) en Obragas Net N.V. (hierna: Obragas).

4. De Raad heeft binnen de wettelijke termijn schriftelijke zienswijzen ontvangen van:

- Continuon,

- Delta Netwerkbedrijf B.V. (hierna: Delta),

- Enbin, mede namens Continuon, Delta, ENECO, Essent, Haarlemmermeer, Intergas, Netbeheer Centraal Overijssel B.V. (hierna: CONET), NRE, Obragas, RENDO Netbeheer B.V. (hierna:

RENDO), en Westland Energie Infrastructuur B.V. (hierna: Westland),

1 Ontwerpbesluit van 17 juli 2007 met kenmerk 102449/28 (hierna: ontwerpbesluit van 17 juli 2007), www.dte.nl.

2 Enbin is opgericht op 1 oktober 2008. De mondelinge zienswijzen zijn ingediend door zijn voorganger de sectie Netbeheerders van EnergieNed.

3 Per 1 januari 2008 zijn de netbeheerders binnen de ENECO-groep, te weten ENECO NetBeheer B.V., ENECO NetBeheer Amstelland B.V., ENECO EdelNet Delfland B.V., ENECO NetBeheer Midden-Holland B.V., ENECO NetBeheer Midden-Kennemerland B.V., ENECO NetBeheer Zuid-Kennemerland B.V., ENECO NetBeheer Noord-Oost Friesland B.V., ENECO NetBeheer Weert N.V., ENECO NetBeheer Zeist en

Omstreken B.V., en ENBU B.V., met ONS Netbeheer B.V. gefuseerd tot ENECO NetBeheer B.V. Vanaf 1 juli 2008 zal ENECO NetBeheer B.V. bekend staan onder de naam Stedin B.V.

4 Per 1 januari 2008 zijn de netbeheerderstaken van InfraMosane N.V. overgenomen door Essent Netwerk B.V.

(3)

- ENECO,

- Essent, mede namens Zebra Gasnetwerk B.V., - Haarlemmermeer,

- Intergas,

- LTO Glaskracht Nederland en het Productschap Tuinbouw (hierna: LTO), - NRE,

- Obragas, - RENDO,

- Vereniging voor Energie, Milieu en Water (hierna: VEMW), - Westland.

(4)

2

5. De Raad heeft de ingebrachte zienswijzen per onderwerp geclusterd, kort samengevat en

genummerd. Er is een aantal netbeheerders dat in de zienswijzen expliciet verwijst naar de reactie die Enbin op het ontwerpbesluit heeft gegeven namens de meeste regionale netbeheerders gas. Ook citeren en/of resumeren enkele netbeheerders de reactie van Enbin. In deze Bijlage is hier als volgt mee omgegaan. Voor zover de zienswijze van een individuele netbeheerder (gedeeltelijk) afwijkt van de zienswijze van Enbin heeft de Raad deze zienswijze separaat behandeld. Indien de zienswijze overeenkomt met de zienswijze van Enbin refereert de Raad alleen aan de door Enbin ingebrachte zienswijze.

6. In hoofdstuk 3 behandelt de Raad de zienswijzen die zijn ingebracht over de evaluatie van het reguleringssysteem. In hoofdstuk 4 gaat de Raad in op de zienswijzen over de methode tot vaststelling van de x-factor. In hoofdstuk 5 komen de zienswijzen over de methode tot vaststelling van de rekenvolumina aan de orde. Tot slot behandelt de Raad in hoofdstuk 6 de zienswijzen over de gevolgde procedure. Elke zienswijze is voorzien van een reactie van de Raad. Tenslotte geeft de Raad aan of een zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het besluit. Indien dit het geval is, geeft de Raad kort aan wat de aanpassing is geweest.

7. Hieronder is kort weergegeven op welke punten het besluit inhoudelijk is aangepast. In de appendix bij deze Bijlage vindt u een uitgebreid overzicht van de zienswijzen, de indieners, de vindplaats in deze Bijlage en of de zienswijze heeft geleid tot een wijziging in het besluit.

(5)

Paragraaf in Bijlage Corresponderend hoofdstuk uit het besluit

Gewijzigd? N.a.v.

zienswijzen 3 Evaluatie van de

reguleringssystematiek

6 Evaluatie van de reguleringssystematiek

Ja 8 en 9

3.1 Behaalde resultaten 6.1 Behaalde resultaten Nee n.v.t.

3.2 Aangebrachte wijzigingen in het reguleringssysteem

6.2 Aangebrachte wijzigingen in het reguleringssysteem

Ja 8 en 9

4 Methode tot vaststelling van de x- factor

8 Methode tot vaststelling van de x- factor

Ja 13, 17, 18, 28, 36, 37, 41, 46, 55 t/m 57 en 58 4.1 Standaardisatie van prestaties 8.2 Standaardisatie van prestaties Ja 13, 17, 18,

28, 36 en 37

4.1.1 Economische kosten 8.2.1 Economische kosten Ja 13

4.1.2 Redelijk rendement 8.2.2 Redelijk rendement Ja 17, 18 en 28

4.1.3 Samengestelde output 8.2.3 Samengestelde output Ja 36 en 37 4.2 Vaststelling van de x-factor 8.3 Vaststelling van de x-factor Nee n.v.t.

4.3 Begininkomsten 8.4 Begininkomsten Nee n.v.t.

4.4 Eindinkomsten 8.5 Eindinkomsten Ja 46, 56 en

57

4.4.1 Gelijk speelveld 8.5.1 Gelijk speelveld Nee n.v.t.

4.4.2 Efficiënte kosten per eenheid output in 2010

8.5.2 Efficiënte kosten per eenheid output in 2010

Ja 46 4.4.3 Objectiveerbare regionale

verschillen

8.5.3 Objectiveerbare regionale verschillen

Ja 56 en 57

5 Methode tot vaststelling van de rekenvolumina

9 Methode tot vaststelling van de rekenvolumina

Ja 58

6 Procedure 10 Procedure Ja 62 en 65

(6)

3

8. In dit onderdeel behandelt de Raad de zienswijzen die relevant zijn voor hoofdstuk 6 van onderhavig besluit. Deze zienswijzen gaan over de behaalde resultaten (zie paragraaf 3.1) en de aangebrachte wijzigingen in de reguleringssystematiek (zie paragraaf 3.2).

9. In dit onderdeel behandelt de Raad de zienswijzen die relevant zijn voor paragraaf 6.1 van onderhavig besluit. Deze zienswijzen gaan over het door de Raad uitgevoerde onderzoek5 naar de winsten van netbeheerders (hierna: evaluatieonderzoek6). Naar aanleiding van de zienswijzen 2, 3 en 4 heeft de Raad besloten om in paragraaf 6.1 van onderhavig besluit een nadere toelichting te geven op dit onderzoek en op de wijze waarop de Raad het onderzoek heeft gebruikt bij de totstandkoming van dit besluit.

10. LTO refereert in haar zienswijze aan het evaluatieonderzoek en verzoekt de Raad om het besluit aan te passen. Doel hiervan is dat “de tarieven zodanig worden gereguleerd, dat per 2010 alle in de periode 2003-2010 door de eindverbruikers teveel betaalde vergoedingen voor het regionale gastransport, volledig zullen worden gecompenseerd”.

11. VEMW geeft in zijn zienswijze aan dat de x-factor moet worden verhoogd naar 14,5% ter compensatie van het rendementsvoordeel dat de netbeheerders in de vorige reguleringsperiode hebben gerealiseerd.

Reactie “compensatie teveel betaalde vergoedingen afnemers”

12. In het evaluatieonderzoek heeft de Raad geconcludeerd dat de onderzochte bedrijven in de jaren 2004 en 2005 meer rendement hebben behaald dan het normrendement dat in het kader van de regulering is vastgesteld en dus in het economisch verkeer gebruikelijk is. De Raad heeft in hetzelfde onderzoek tevens geconcludeerd dat deze rendementen zijn behaald binnen het wettelijk kader en de toen geldende reguleringssystematiek. De Raad acht het daarom onredelijk om de

reguleringssystematiek zo in te richten dat eindverbruikers worden gecompenseerd hiervoor. De Raad acht een dergelijke correctie ook onwenselijk met het oog op de rechtszekerheid en het in stand houden van prikkels voor netbeheerders. De Raad kan de inzichten die in het

evaluatieonderzoek zijn opgedaan uitsluitend gebruiken ter aanpassing van de toekomstig reguleringssystematiek. Dit is precies wat de Raad met het onderhavige besluit doet.

5 Onderzoeksrapport inzake de winsten van energiebedrijven met kenmerk 102362/93, mei 2007, www.dte.nl (hierna: Evaluatieonderzoek 2007).

6 Dit onderzoek staat ook wel bekend als het winstenonderzoek.

(7)

Conclusie“compensatie teveel betaalde vergoedingen afnemers”

13. De zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging van dit besluit.

14. NRE is van mening dat de Raad zelf erkent dat het door de Raad uitgevoerde evaluatieonderzoek ongeschikt is als (gedeeltelijke) basis voor de reguleringssystematiek die in de eerstvolgende reguleringsperiode zal gelden. NRE citeert hiertoe het onderzoek:

“Tijdens het ontwerpen van de reguleringskaders is vooraf niet met zekerheid te voorspellen of de beoogde effecten behaald zullen worden en/of onwenselijke bijeffecten mogelijk optreden”7.

Reactie “evaluatieonderzoek niet geschikt als basis voor de reguleringssystematiek”

15. De Raad is van mening dat NRE deze passage uit het evaluatieonderzoek verkeerd interpreteert. De Raad bedoelt met de door NRE aangehaalde passage te zeggen dat bij het ontwerpen van de

reguleringssystematiek in het algemeen niet exact is aan te geven of alle gewenste effecten zich zullen voordoen dan wel of ongewenste effecten zullen uitblijven. Dit neemt niet weg dat de Raad van mening is dat, indien bepaalde ongewenste effecten daadwerkelijk zijn gebleken, al dan niet na gericht onderzoek daartoe door de Raad, hij de reguleringssystematiek moet aanpassen om te voorkomen dat deze ongewenste effecten voortduren. Kortom, de Raad deelt niet de interpretatie van NRE van eerder genoemde passage uit het evaluatieonderzoek. De Raad ziet dan ook geen reden tot aanpassing van het besluit.

Conclusie “evaluatieonderzoek niet geschikt als basis voor de reguleringssystematiek”

16. De zienswijze heeft niet geleid tot een inhoudelijke wijziging in het besluit. Wel heeft de Raad naar aanleiding van onder meer deze zienswijze besloten om in paragraaf 6.1 van onderhavig besluit een nadere toelichting te geven op dit onderzoek en op de wijze waarop de Raad het onderzoek heeft gebruikt bij de totstandkoming van dit besluit.

17. ENECO is van mening dat de verwerking door de Raad van de uitkomsten van het

evaluatieonderzoek in de reguleringssystematiek in strijd is met de bedoeling van de wetgever.

ENECO stelt dat het de bedoeling van de wetgever is om de tarieven van netbeheerders te reguleren om daarmee te bewerkstelligen dat de tarieven zijn gebaseerd op de onderliggende (efficiënte) kosten. ENECO stelt dat het nadrukkelijk niet de bedoeling van de wetgever is om de winst van netbeheerders te reguleren. Naar de mening van ENECO is de winst die netbeheerders behalen irrelevant, indien de netbeheerders de door de Raad vastgestelde maximum nettarieven correct toepassen.

18. RENDO stelt dat de Raad in de beoogde reguleringssystematiek maatregelen treft tegen de resultaateffecten van twee factoren die de Raad in het evaluatieonderzoek als ongewenst heeft bestempeld, te weten: (1) de geleidelijke terugloop naar het efficiënte kostenniveau en (2) volumegroei. RENDO is van mening dat de Raad zelf in het evaluatieonderzoek erkent dat de

7 Evaluatieonderzoek 2007, p.40.

(8)

effecten van beide factoren direct voortvloeien uit de wetgeving en dus door de wetgever zijn bedoeld. Naar het oordeel van RENDO treedt de Raad buiten zijn bevoegdheden door de beoogde maatregelen in de reguleringssystematiek op te nemen.

Reactie “gebruik evaluatieonderzoek past niet binnen wettelijk kader en reguleringssystematiek”

19. De Raad deelt niet de mening van ENECO dat de door de Raad voorgenomen

reguleringssystematiek neerkomt op winstregulering en daardoor strijdig is met de bedoeling van de wetgever. Ook is de Raad het niet eens met de stelling van RENDO dat de Raad buiten zijn

bevoegdheden is getreden. De Raad is immers bevoegd om de reguleringssystematiek aan te passen, zolang deze aanpassingen in overeenstemming zijn met de Gaswet. De Raad licht dit hieronder toe.

20. De Raad stelt vast dat er geen sprake is van winstregulering in onderhavig besluit. De regulering van de regionale netbeheerders is gebaseerd op tariefregulering, conform de artikelen 81 en verder van de Gaswet. Dit blijkt ook uit onderhavig besluit. De Raad wijst hierbij onder andere op de paragraaf 4.2 van het besluit. De door een netbeheerder werkelijk te behalen winst is hierbij geen expliciete doelstelling van of zelfs parameter in de reguleringssystematiek. Anders gezegd: van winstregulering is geen sprake.

21. De werkelijke winst die een netbeheerder behaalt is dus inderdaad, zoals ENECO stelt, irrelevant voor de reguleringssystematiek. Echter, artikel 81, lid 2 van de Gaswet schrijft voor dat een netbeheerder niet meer rendement mag maken dan in het economisch verkeer gebruikelijk is. Met het evaluatieonderzoek heeft de Raad geëvalueerd of het mogelijk is om meer rendement, ofwel meer winst, te maken dan in het economisch verkeer gebruikelijk is. Het evaluatieonderzoek had dus tot doel om te onderzoeken in hoeverre de reguleringssystematiek bijdraagt aan de wettelijke doelstelling dat geen rendement wordt behaald dat hoger is dan in het economisch verkeer gebruikelijk. In hoofdstuk 6 van onderhavig besluit is dit uitgebreid toegelicht.

22. De conclusie van het evaluatieonderzoek was dat de onderzochte netbeheerders inderdaad meer rendement hebben kunnen maken dan in het economisch verkeer gebruikelijk is (zoals door Raad met de WACC methodiek bepaald). Mede naar aanleiding van deze conclusies heeft de Raad bezien of het mogelijk was om de reguleringssystematiek zodanig aan te passen dat deze

rendementsverschillen in de toekomst zo veel als mogelijk kunnen worden voorkomen. Naar de opvatting van de Raad vloeit dit voort uit de artikelen 81 tot en met 81c van de Gaswet. Immers, de Raad moet borgen dat afnemers een redelijk tarief betalen voor het gastransport.

23. De Raad constateert dat RENDO er ten onrechte vanuit gaat dat de Raad de reguleringssystematiek heeft gecorrigeerd voor de geleidelijke terugloop naar het efficiënte kostenniveau. Voor een

individuele netbeheerder geldt in alle jaren van een reguleringsperiode dezelfde x-factor,

overeenkomstig artikel 81a van de Gaswet. Dit betekent dat de daling van het inkomstenniveau aan het begin van de reguleringsperiode naar het efficiënte kostenniveau aan het einde van de

reguleringsperiode via procentueel gelijkmatige stappen gedurende de jaren van de

reguleringsperiode verloopt. Dit is de door RENDO beschreven ‘geleidelijke terugloop naar het efficiënte kostenniveau’. Zoals uit de beschrijving blijkt, bevat de beoogde reguleringssystematiek dus geen maatregel tegen de geleidelijke terugloop naar het efficiënte kostenniveau.

(9)

24. RENDO merkt daarnaast op dat de Raad niet bevoegd is tot correctie van de reguleringssystematiek voor volumegroei. De Raad deelt niet de constatering van RENDO dat de Raad corrigeert voort volume-effecten. In de reguleringssystematiek houdt de Raad bij de berekening van de x-factor rekening met de gerealiseerde productiviteitsverandering van de netbeheerders in de vorige

reguleringsperiode. De gemeten productiviteitsverandering kan gedeeltelijk worden veroorzaakt door veranderingen in afgezette eenheden tariefdragers (zowel capaciteit als volume). Op deze wijze houdt de Raad rekening met volumeontwikkelingen. Voor een verdere toelichting verwijst de Raad naar zienswijze 45 in paragraaf 4.4.2 in deze Bijlage.

25. Samenvattend, deelt de Raad niet de interpretatie van ENECO dat de door de Raad beoogde reguleringssystematiek neerkomt op winstregulering en daarmee strijdig is met de bedoeling van de wetgever. De Raad is het bovendien niet eens met RENDO dat de Raad de reguleringssystematiek heeft gecorrigeerd voor de geleidelijke terugloop naar het efficiënte kostenniveau of voor volume- effecten.

Conclusie “gebruik evaluatieonderzoek past niet binnen wettelijk kader en reguleringssystematiek”

26. De zienswijze heeft niet geleid tot een inhoudelijke wijziging in het besluit. Wel heeft de Raad naar aanleiding van onder meer deze zienswijze besloten om in paragraaf 6.1 van onderhavig besluit een nadere toelichting te geven op dit onderzoek en op de wijze waarop de Raad het onderzoek heeft gebruikt bij de totstandkoming van dit besluit.

27. Delta en NRE merken op dat de uitkomsten van het evaluatieonderzoek grote verschillen vertonen tussen de vier onderzochte bedrijven. Zij zijn van mening dat, vanwege de grote verschillen, het gemiddelde van de uitkomsten van het evaluatieonderzoek geen recht doet aan de situatie bij de individuele netbeheerders.

28. De resultaten van het evaluatieonderzoek zouden volgens Delta, NRE en RENDO bovendien niet representatief zijn voor de overige bedrijven in de sector die niet zijn onderzocht. Volgens Delta is niet onderzocht of de conclusies onverkort van toepassing zijn op regionale netbeheerders gas, omdat het onderzoek geen onderscheid maakt tussen regionale netbeheerders elektriciteit en gas.

RENDO geeft aan dat alleen “de vier grote bedrijven” zijn onderzocht en dat de Raad er niet zonder meer van kan uitgaan dat grote en kleine netbeheerders vergelijkbaar zijn voor wat betreft de brutowinst die ze behalen ten opzichte van hun normrendement.

29. NRE merkt bovendien op dat de Raad in de interpretatie van de uitkomsten van het

evaluatieonderzoek onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verschillen in de omstandigheden en de bedrijfsvoering van de onderzochte bedrijven. Voorts merkt NRE op dat de verklaringen voor de geconstateerde winstverschillen die de Raad heeft ontvangen van de onderzochte netbeheerders niet eenduidig zijn. Naar de mening van NRE heeft de Raad daardoor geen betrouwbaar totaalbeeld van het winstverschil.

30. Tenslotte constateren zowel Delta als NRE dat de door de Raad beoogde reguleringssystematiek resulteert in een verhoudingsgewijs hoge x-factor voor Delta, terwijl uit het evaluatieonderzoek blijkt

(10)

dat het winstverschil voor Delta relatief het kleinst is.

31. Om de genoemde redenen kunnen, naar de mening van de genoemde netbeheerders, maatregelen ter voorkoming van bovenmatige winst niet onverkort worden toegepast op alle afzonderlijke netbeheerders.

Reactie “uitkomsten evaluatieonderzoek onvoldoende basis voor aanpassingen reguleringssystematiek”

32. De Raad is van mening dat het algemene beeld dat uit het evaluatieonderzoek blijkt, voldoende inzicht geeft in de ongewenste effecten van een reguleringssystematiek die uniform van toepassing is op alle netbeheerders. Hij deelt de conclusies van Delta, NRE en RENDO dat het onderzoek onvoldoende basis biedt voor aanpassing van de reguleringssystematiek daarom niet. Hieronder licht de Raad dit puntsgewijs nader toe.

33. De Raad heeft reeds in randnummer 22 van deze Bijlage toegelicht dat de Raad moet borgen dat afnemers een redelijk tarief betalen voor het gastransport. Uit artikel 81, lid 2 van de Gaswet blijkt dat één van de doelstellingen van de regulering is dat de netbeheerders niet meer rendement behalen dan in het economisch verkeer gebruikelijk is. De Raad hanteert hiervoor de in de

economische wetenschap breed toegepaste WACC methodiek. De evaluatie van de regulering heeft aangetoond dat netbeheerders meer rendement kunnen behalen dan in het economisch verkeer gebruikelijk. Met het onderhavige besluit heeft de Raad een aantal ongewenste effecten in de reguleringssystematiek aangepast. Deze generieke aanpassingen zullen naar verwachting het verschil tussen het daadwerkelijk behaald rendement en een redelijk rendement reduceren. Deze aanpassingen zijn bovendien afzonderlijk gemotiveerd en methodologisch verklaarbaar. Anders gezegd: de aanpassing van de reguleringssystematiek is niet gebaseerd op de gemiddelde geconstateerde winstenverschillen uit het evaluatieonderzoek, maar op methodologische aanpassingen in de systematiek.

34. Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd onder vier bedrijven die zowel gas- als

elektriciteitsnetbeheerder zijn en op de markt van het gastransport een gezamenlijk marktaandeel hebben van rond de 90%. De Raad concludeert in het onderzoek dat de oorzaken voor het behalen van meer winst dan gebruikelijk in het economisch verkeer, inherent zijn aan het wettelijk kader en de indertijd gehanteerde reguleringssystematiek. Deze systematiek geldt ook voor de regionale netbeheerders gas die niet zijn onderzocht. Op basis hiervan, en omdat de Raad verwacht dat de tijd, de administratieve lasten en de uitvoeringskosten die gepaard gaan met aanvullend onderzoek niet in verhouding staan tot de te verwachten resultaten, heeft de Raad de overige netbeheerders in het kader van het evaluatieonderzoek niet onderzocht.

35. De Raad erkent dat de uitkomsten van het evaluatieonderzoek (waaronder de verklaringen voor de winstverschillen) afwijkingen vertonen tussen de onderzochte bedrijven. Echter, dit betekent niet, zoals Delta en NRE stellen, dat deze verschillen de maatregelen in de weg staan zoals vastgelegd in onderhavig besluit. De uitwerking van de bedoelde maatregelen is immers niet gebaseerd op de geconstateerde absolute winsten van de individuele netbeheerders, maar op de inzichten die de Raad als gevolg van dit onderzoek in de werking van de reguleringssystematiek heeft verkregen. De Raad acht deze inzichten relevant voor de regulering van alle netbeheerders, aangezien de oorzaken voor het behalen van meer rendement dan in het economisch verkeer gebruikelijk inherent zijn aan het wettelijk kader en de indertijd gehanteerde reguleringssystematiek (zie ook het voorgaande

(11)

randnummer). De wijzigingen die mede worden ingegeven door de evaluatie worden derhalve op de gehele sector toegepast. De Raad is niet van mening, dat de hoogte van de gevonden

winstverschillen representatief is voor alle netbeheerders in de sector. Maar deze zijn, zoals

aangegeven, niet van belang van de door de Raad doorgevoerde wijzigingen in de methode. Evenmin worden individuele netbeheerders gekort voor geconstateerde individuele winstverschillen.

36. De verhoudingsgewijs hoge x-factor voor Delta wordt veroorzaakt door het streven naar het gelijke speelveld. Een hogere x-factor van een netbeheerder dan de gemiddelde sectorbrede x-factor houdt in dat de inkomsten per output van deze netbeheerder hoger zijn dan de gemiddelde inkomsten per output in de sector. Uit de parlementaire geschiedenis8 blijkt dat het de doelstelling van de wetgever is dat alle netbeheerders dezelfde beloning voor hun prestaties krijgen, met andere woorden: gelijke inkomsten per output. De Raad wijst in dit verband op de randnummers 34 tot en met 36 en paragraaf 8.5.1 uit onderhavig besluit. Aangezien de inkomsten per output van Delta boven het gewenste niveau liggen, moet Delta nu de beweging maken naar het sectorgemiddelde niveau. Dit staat los van het rendement dat Delta maakt. De hoogte van de individuele x-factor heeft dan ook geen direct verband met de hoogte van de geconstateerde winstverschillen, niet voor Delta en ook niet voor enig andere netbeheerder.

37. Kortom, de Raad acht de inzichten die het evaluatieonderzoek heeft gegeven in de ongewenste effecten van de reguleringssystematiek representatief voor alle bedrijven in de sector, omdat de gevonden oorzaken voor het behalen van meer rendement dan in het economisch verkeer

gebruikelijk inherent zijn aan het wettelijk kader en de indertijd gehanteerde reguleringssystematiek.

Deze systematiek geldt ook voor de niet-onderzochte regionale netbeheerders gas. Bovendien is het onderzoek uitgevoerd onder vier netbeheerders die gezamenlijk een marktaandeel van rond de 90%

hebben. De Raad concludeert dat de verschillen tussen individuele bedrijven in de uitkomsten van het evaluatieonderzoek geen afbreuk doen aan de inzichten die het evaluatieonderzoek heeft gegeven. Bovendien hebben de niet bij het evaluatieonderzoek betrokken netbeheerders niet met voorbeelden aannemelijk gemaakt dat de uitkomst van het evaluatieonderzoek voor hen niet representatief is. De Raad ziet daarom in het bestaan van de beschreven verschillen geen reden de beoogde reguleringssystematiek aan te passen.

Conclusie “uitkomsten evaluatieonderzoek onvoldoende basis voor aanpassingen reguleringssystematiek”

38. De zienswijze heeft niet geleid tot een inhoudelijke wijziging in het besluit. Wel heeft de Raad naar aanleiding van onder meer deze zienswijze besloten om in paragraaf 6.1 van onderhavig besluit een nadere toelichting te geven op dit onderzoek en op de wijze waarop de Raad het onderzoek heeft gebruikt bij de totstandkoming van dit besluit.

39. NRE trekt de conclusies van het evaluatieonderzoek in twijfel. Naar de mening van NRE wordt in het onderzoek ten onrechte uitgegaan van de vennootschappelijke jaarrekening in plaats van

regulatorische cijfers. Als gevolg daarvan wordt ten onrechte het bedrijfsresultaat volgens de vennootschappelijke jaarrekening vergeleken met een normrendement dat bepaald is op basis van de GAW zonder inflatiecorrectie en met toepassing van een reële WACC.

8 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26303, nr. 3, p. 3, 4 en 6.

(12)

Reactie “hanteren onjuiste methodiek evaluatieonderzoek”

40. De Raad is van mening dat het evaluatieonderzoek correct is uitgevoerd en licht dit hieronder toe.

41. NRE acht het niet juist dat de Raad het evaluatieonderzoek baseert op de vennootschappelijke jaarrekening in plaats van regulatorische cijfers. De Raad heeft reeds in het ontwerpbesluit aangegeven dat het doel van het evaluatieonderzoek was om de werking van de

reguleringssystematiek in de praktijk te evalueren. De Raad heeft daarbij onderzocht of het voor netbeheerders mogelijk was om in de praktijk meer rendement te behalen dan op grond van de reguleringssystematiek9 en in het economisch verkeer gebruikelijk is. Volgens de Raad is een dergelijke evaluatie alleen mogelijk wanneer het vennootschappelijke bedrijfsresultaat behaald met de gereguleerde activiteiten hierin wordt betrokken. Daarom heeft de Raad de vennootschappelijke jaarrekening geanalyseerd en niet de regulatorische cijfers. De Raad is van mening dat dit correct en zorgvuldig is.

42. NRE stelt bovendien dat de Raad ten onrechte de GAW niet heeft gecorrigeerd voor de inflatie. De Raad constateert dat hier sprake is van een misvatting. De Raad heeft in het evaluatieonderzoek een GAW gehanteerd die, in afwijking van hetgeen NRE in haar zienswijze stelt, wel degelijk is

gecorrigeerd voor inflatie. Op basis van deze activawaarde en de reële WACC is de winst vastgesteld die de Raad redelijk acht. Dit normrendement is in het onderzoek vergeleken met de

vennootschappelijke bedrijfsresultaten van de gereguleerde activiteiten. Het doel van het onderzoek was immers een evaluatie van de reguleringssystematiek.

43. Kortom, de Raad is van mening dat het evaluatieonderzoek is uitgevoerd op een correcte en zorgvuldige wijze.

Conclusie “hanteren onjuiste methodiek evaluatieonderzoek”

44. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het besluit.

45. Delta en NRE geven aan dat zij de conclusies van het evaluatieonderzoek in twijfel trekken, omdat in het onderzoek gebruik zou zijn gemaakt van onbetrouwbare data.

46. Volgens Delta is de gestandaardiseerde activawaarde (hierna: GAW) voor Delta te laag vastgesteld en is dit in het evaluatieonderzoek door de Raad erkend. Ook vindt Delta dat het gebruik van de GAW in het onderzoek in strijd is met de Overeenkomst tussen de directeur DTe en de regionale netbeheerders gas met betrekking tot de regulering van de transporttarieven gas in de periode 2002 t/m 2007 van 3 november 200310 (hierna: Overeenkomst Regulering Transporttarieven Gas), omdat daarin is afgesproken dat de GAW slechts zal worden gebruikt voor reguleringsdoeleinden.

47. NRE acht de gebruikte data onbetrouwbaar omdat het onderzoek zich beperkt tot de jaren 2004 en 2005.

9 De Raad doelt hiermee op het redelijk rendement.

10 Zie www.dte.nl.

(13)

Reactie “data evaluatieonderzoek onbetrouwbaar en onjuist”

48. De Raad is het niet eens met de zienswijzen van Delta en NRE. De Raad acht in de eerste plaats de gebruikte data in het evaluatieonderzoek betrouwbaar en juist. Bovendien wijst de Raad er op dat een eventueel verschil van inzicht over de gebruikte data in het evaluatieonderzoek, niet direct betekent dat zelfstandig gemotiveerde wijzigingen in de reguleringssystematiek onjuist zouden zijn.

De Raad licht zijn standpunt hieronder toe.

49. De Raad heeft met het evaluatieonderzoek de reguleringssystematiek willen evalueren die de Raad sinds het begin van de regulering toepast. De Raad heeft daarom de onderzochte bedrijven in het evaluatieonderzoek door middel van een informatieverzoek, in de zin van artikel 35 van de Gaswet, gevraagd om data voor de jaren 2003, 2004, 2005 en indien mogelijk 2006 te overleggen. Alleen voor de jaren 2004 en 2005 waren alle onderzochte bedrijven in staat de gevraagde data te

overleggen. Het merendeel van de data was voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.

De data waarvoor niet binnen een redelijk tijdsbeslag een accountantsverklaring kon worden verkregen, waren voorzien van een bestuurdersverklaring. Dit zijn de gebruikelijke eisen die de Raad stelt aan dergelijke data. De Raad heeft geen aanwijzingen dat de gebruikte data niet betrouwbaar zouden zijn.

50. De GAW maakt deel uit van de reguleringssystematiek en is daarom tevens voor alle onderzochte bedrijven gebruikt als referentiepunt voor het bepalen van het redelijk rendement bij de uitvoering van het evaluatieonderzoek. Delta stelt dat de Raad in het evaluatieonderzoek zou hebben erkend dat de GAW van Delta te laag is vastgesteld. Dit berust op een misverstand. De Raad merkt ten eerste op dat de GAW van Delta (net als die van andere netbeheerders) is vastgesteld op basis van informatie die Delta zelf, voorzien van goedkeurende accountantsverklaringen, heeft aangeleverd bij de Raad. Als de GAW van Delta derhalve te laag zou zijn vastgesteld, dan komt dit door de

informatie die Delta - samen met zijn accountant - hier zelf over heeft verstrekt. Ten tweede stelt de Raad vast dat hij de GAW reeds in eerdere besluiten heeft gehanteerd, zonder dat dit tot bezwaar of beroep leidde van Delta. Pas tijdens het evaluatieonderzoek stelde Delta dat de GAW van Delta te laag was vastgesteld. De Raad heeft op dat moment nader onderzocht of hierin mogelijk de oorzaak kon worden gevonden van het grote verschil tussen brutowinst en normrendement. In het rapport bij het evaluatieonderzoek is de Raad hier vervolgens op ingegaan. De Raad citeert:

"Delta en Essent geven aan dat het feit dat zij het grootste verschil hebben tussen brutowinst en

normrendement, wordt veroorzaakt doordat zij - vergeleken met Eneco en Nuon - een lagere GAW en dus een lager normrendement hebben. De GAW verschilt inderdaad aanzienlijk per bedrijf: Essent en Delta hebben een verhoudingsgewijs lagere GAW dan Eneco en Nuon. Uit een analyse van de totale kosten van deze vier bedrijven, blijkt echter dat de totale kosten van Essent en Delta verhoudingsgewijs hoger liggen dan voor Eneco en Nuon. Dit betekent dat Essent en Delta verhoudingsgewijs meer operationele kosten en minder kapitaalkosten hebben ten opzichte van Eneco en Nuon. Hieruit blijkt, dat de netbeheerders zelf invloed hebben op de verhouding tussen kapitaalkosten en operationele kosten11. De netbeheerders kunnen hiertussen voor hun eigen bedrijf een optimale mix bepalen. De NMa heeft hier geen invloed op. Een lage

11 De NMa gaat uit van outputsturing. Dat betekent dat de bedrijven zelf hun bedrijfsvoering kunnen inrichten. De NMa bepaalt in de reguleringssystematiek geen normatieve verhouding tussen de kapitaalkosten en de operationele kosten.

(14)

activawaarde hoeft derhalve geen argument te zijn voor het accepteren van het relatief grote verschil bij Delta en Essent." 12

De Raad stelt vast dat hij in het evaluatieonderzoek dus niet heeft erkend dat de GAW van Delta te laag is vastgesteld. De Raad heeft slechts vastgesteld dat Delta – net als Essent – een

verhoudingsgewijs lage GAW heeft, maar dat dit wordt gecompenseerd door verhoudingsgewijs hogere operationele kosten bij deze netbeheerders. Hieruit blijkt het principe van outputsturing:

netbeheerders kunnen zelf een optimale mix van operationele kosten en kapitaalkosten bepalen. Dit heeft tot gevolg dat sommige netbeheerders verhoudingsgewijs lage kapitaalkosten (als gevolg van verhoudingsgewijs lagere GAW) hebben, maar dat daar tegenover verhoudingsgewijs hoge

operationele kosten staan. Kortom, de Raad is van mening dat de GAW juist is vastgesteld door de Raad. Hij heeft in het evaluatieonderzoek niet erkend dat de GAW te laag zou zijn vastgesteld voor Delta.

51. Delta stelt verder dat in de Overeenkomst Regulering Transporttarieven Gas is vastgelegd dat de GAW alleen zal worden gebruikt bij de regulering. De Raad beaamt dit. Delta is daarom echter van mening dat de Raad deze gegevens niet had mogen gebruiken in het evaluatieonderzoek. De Raad is het hier niet mee eens. Zoals reeds is vermeld, betreft het evaluatieonderzoek een evaluatie van de reguleringssystematiek. Een evaluatie van de reguleringssystematiek valt ook onder “het gebruik bij de regulering” in de zin van de Overeenkomst Regulering Transporttarieven Gas. De Raad acht het gebruik van de GAW in het evaluatieonderzoek dan ook niet in strijd met de Overeenkomst Regulering Transporttarieven Gas.

52. De Raad acht de data die gebruikt zijn bij het evaluatieonderzoek voldoende betrouwbaar voor het doel van het onderzoek en het gebruik er van niet in strijd met de Overeenkomst Regulering Transporttarieven Gas.

Conclusie “data evaluatieonderzoek onbetrouwbaar en onjuist”

53. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het besluit.

54. In dit onderdeel behandelt de Raad de zienswijzen die relevant zijn voor paragraaf 6.2 van onderhavig besluit. Naar aanleiding van zienswijze 8 heeft de Raad een passage in die paragraaf gewijzigd ter vermijding van de suggestie dat uitkomsten van het evaluatieonderzoek en (de vergoeding van) ORV’s causaal met elkaar zijn verbonden. Daarnaast vormde zienswijze 9 voor de Raad aanleiding om in paragraaf 8.2.3 op te nemen dat hij de afzet op de verschillende EHD netten voor elk net ziet als afzonderlijke outputcategorie.

12 Evaluatieonderzoek 2007, p 43.

(15)

55. LTO refereert in haar zienswijze aan het evaluatieonderzoek en geeft aan dat voorgestelde

reguleringssystematiek die is gebaseerd op efficiënte kosten per 2010, niet nieuw maar een herhaling is van een door de Raad eerder ingenomen standpunt. LTO vindt de stelling dat de Raad hiermee een vervolg geeft aan de uitkomsten uit het evaluatieonderzoek niet correct.

Reactie “geen vervolg aan de uitkomsten van het evaluatieonderzoek gegeven”

56. De Raad onderschrijft de opmerking van LTO dat ook in voorgaande reguleringsperioden de efficiënte kosten mede de basis vormden voor de reguleringssystematiek. In de komende

reguleringsperiode wordt dit aangescherpt door de toegestane inkomsten expliciet gelijk te stellen aan de efficiënte kosten aan het einde van de reguleringsperiode. De resultaten uit het

evaluatieonderzoek hebben de Raad tot het inzicht gebracht deze aanscherping in de reguleringssystematiek aan te brengen.

Conclusie “geen vervolg aan de uitkomsten van het evaluatieonderzoek gegeven”

57. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van dit besluit.

58. Intergas citeert randnummer 128 van het ontwerpbesluit. Naar de interpretatie van Intergas bedoelt de Raad hier te zeggen dat:

“de uitkomsten van het evaluatieonderzoek op zichzelf het uitgangspunt vormen om met ingang van dit besluit rekening te houden met objectiveerbare regionale verschillen (hierna: ORV’s)”13.

Intergas is het hiermee niet eens.

Reactie “uitkomsten evaluatieonderzoek geen reden voor ORV’s”

59. De Raad merkt op dat Intergas een onjuiste interpretatie heeft gegeven aan het bewuste randnummer. In de door hen aangehaalde passage uit het ontwerpbesluit bedoelt de Raad geen directe, oorzakelijke relatie tussen de uitkomsten van het evaluatieonderzoek en (de vergoeding van) ORV’s aan te geven. Wel heeft de Raad in dit ontwerpbesluit, explicieter dan in voorgaande

besluiten, ORV’s willen benoemen als component in de efficiënt geachte kosten in het eindpunt van de reguleringsperiode. De beoogde reguleringssystematiek stelt, eveneens explicieter dan voorheen, de totale inkomsten van een netbeheerder in het eindpunt van de reguleringsperiode gelijk aan de efficiënt geachte kosten, inclusief ORV’s. Deze laatst beschreven stap beoogt te bewerkstelligen dat netbeheerders met hun gereguleerde activiteiten een redelijk rendement behalen, maar niet méér dan dat. Dit doet recht aan de uitkomsten van het evaluatieonderzoek. De Raad herformuleert de door Intergas aangehaalde passage uit het ontwerpbesluit ter vermijding van de suggestie dat uitkomsten van het evaluatieonderzoek en (de vergoeding van) ORV’s causaal met elkaar zijn verbonden.

Conclusie “uitkomsten evaluatieonderzoek geen reden voor ORV’s”

60. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging in het besluit. De Raad herformuleert de door Intergas aangehaalde passage in paragraaf 6.2 van onderhavig besluit ter vermijding van de suggestie dat

13 Zie de schriftelijke zienswijze van Intergas van 27 augustus 2007 met kenmerk INTEE.0001/P/00001-mri, p. 4, randnummer 7, www.dte.nl.

(16)

uitkomsten van het evaluatieonderzoek en (de vergoeding van) ORV’s causaal met elkaar zijn verbonden.

61. Delta is van mening dat de Raad de regulering van de extra hoge druk netten (hierna: EHD netten) slechts summier motiveert en dat de Raad daarmee de specifieke situatie omtrent de EHD netten miskent. Volgens Delta wijken de technische kenmerken, de veiligheidseisen, alsmede de

administratieve- en monitoringsverplichtingen voor EHD netten dermate af van die voor lagere druk netten, dat het één op één toepassen op de EHD netten van de reguleringssystematiek die is ontwikkeld voor de lagere druk netten onredelijk is en de netbeheerders met EHD netten (hierna:

EHD netbeheerder) tekort doet. Delta is van mening dat de Raad nader onderzoek moet doen naar de effecten van genoemde verschillen op de kosten, zodat een op de EHD netten toegesneden reguleringssystematiek kan worden ontwikkeld. Tot die tijd zouden volgens Delta de huidige tarieven voortgezet kunnen worden.

62. Omdat het voor de Raad op basis van de schriftelijke zienswijze van Delta onduidelijk was waarom Delta van mening is dat de huidige tarieven voor de EHD netten (hierna: EHD tarieven) moeten worden gecontinueerd, heeft hij Delta gevraagd een nadere toelichting te geven op de zienswijze.

Delta gaf de volgende toelichting. Delta is van mening dat de algemene methode om drie redenen niet op EHD netten kan worden toegepast:

- Delta heeft voor het EHD net hoge beheerskosten en weinig afnemers. Delta vraagt zich af of zij deze hoge kosten wel terug kan verdienen op basis van de EHD tarieven die volgens de

reguleringssystematiek worden vastgesteld voor het kleine aantal afnemers dat zij heeft.

- Delta is van mening dat Delta een hoger risico heeft voor haar EHD netten dan dat

netbeheerders hebben voor ‘normale’ netten. Delta is van mening dat een hogere vergoeding voor EHD netten redelijk zou zijn.

- Delta is van mening dat de output van de verschillende EHD netbeheerders niet zondermeer onderling vergelijkbaar is. Reden hiervoor is dat volgens Delta de wijze van contracteren van capaciteit bij de verschillende EHD netbeheerders op verschillende wijzen plaats vindt.

Reactie “specifieke situatie omtrent EHD netten miskend”

63. De Raad is van mening dat er geen reden is om de EHD netten uit te sluiten van de

reguleringssystematiek die hij in dit besluit neerlegt voor alle beheerders van regionale gasnetten.

Wel kiest hij er voor om de verschillende EHD netten elk als aparte outputcategorie te zien. De Raad is op het moment van vaststellen van dit besluit namelijk van mening dat de output van de

verschillende EHD netbeheerders mogelijk niet onderling vergelijkbaar is, Hieronder licht de Raad dit nader toe.

64. De EHD netten zijn regionale netten en vallen daarmee onder de tariefregulering uit artikel 81b, lid 1 van de Gaswet. De x-factor die de Raad hanteert bij deze tariefvaststelling dient te worden

vastgesteld conform de methode die de Raad vaststelt op basis van artikel 81, lid 1 van de Gaswet.

Omdat de Raad op basis van genoemd artikel één methode dient vast te stellen, dient deze methode toe te zien op de regulering van alle regionale netten, waaronder de EHD netten. De Raad dient de EHD netten dus te reguleren conform de in dit besluit vastgestelde reguleringssystematiek. Ook inhoudelijk is de Raad van mening dat de EHD netten geen afzonderlijke reguleringssystematiek

(17)

behoeven. De Raad acht de algemene uitgangspunten die hij hanteert bij het vaststellen van de reguleringssystematiek in onderhavig besluit ook van toepassing op de EHD netten.

65. Met betrekking tot het kleine aantal afnemers op EHD netten van Delta merkt de Raad op dat hij hier in de regulering al rekening mee houdt. De Raad gaat er namelijk vanuit dat de tarieven die

beheerders van EHD netten voorafgaand aan de regulering aan het kleine aantal afnemers dat zij hebben in rekening brengen kostengerelateerd zijn. Met andere woorden: in de beginsituatie kan het kleine aantal afnemers de kosten voor EHD netten via de tarieven vergoeden aan netbeheerders. De tarieven zijn vervolgens de basis voor het bepalen van de output die de Raad volgens de

reguleringssystematiek toekent aan de EHD netten. Daarnaast baseert de Raad de output op de rekenvolumina, die de Raad voor Delta weer baseert op haar kleine aantal afnemers. Hiermee is de kostenbasering volgens de Raad gewaarborgd.

66. Voor wat betreft de vergoeding voor EHD netten merkt de Raad het volgende op. De Raad bepaalt een redelijk rendement dat voor alle netten van regionale netbeheerders gas van toepassing is.

Hierbij kijkt de Raad niet naar de risico’s op afzonderlijke delen, maar naar de risico’s op het totale net. Daarmee is het redelijke rendement binnen de reguleringssystematiek ook van toepassing op de EHD netten.

67. Met betrekking tot de vergelijkbaarheid merkt de Raad het volgende op. Bij de bepaling van de output vergelijkt de Raad de netten slechts per tariefcategorie en drukniveau. De Raad vergeleek EHD netten in het ontwerpbesluit dus uitsluitend met andere EHD netten en niet met netten met een ander drukniveau. De vergelijkbaarheid met andere soorten netten speelt zodoende geen rol.

Delta is nu echter van mening dat de output van EHD netten onderling ook niet vergelijkbaar is. De Raad is over deze zienswijze in overleg getreden met de andere beheerders van de EHD netten. Dit overleg heeft niet geleid tot een definitief oordeel over de onderlinge vergelijkbaarheid van de EHD netten. Hij kiest er daarom voor om voor de komende reguleringsperiode de verschillende EHD netten als verschillende outputcategorie te zien. De Raad is voornemens om de derde periode te gebruiken om te komen tot een definitief oordeel over de vergelijkbaarheid van de EHD-netten. De Raad ziet het behandelen van de verschillende EHD netten als aparte outputcategorieën als een goede tussenoplossing. Hiermee wordt immers tegemoet gekomen aan het belang dat er op de EHD netten geen rendement kan worden behaald dat hoger is dan in het economisch verkeer gebruikelijk. Tegelijkertijd houdt de Raad er rekening mee dat het onvoldoende duidelijk is in hoeverre de output van de EHD netten onderling vergelijkbaar is.

68. Kortom, de Raad is van mening dat hij de EHD netten dient te reguleren volgens dezelfde

systematiek als de andere gasnetten. Wel ziet hij de afzet op de verschillende EHD netten voorlopig als verschillende outputcategorie. Hiermee voorkomt hij dat hij afzet vergelijkt die mogelijk niet goed vergelijkbaar is.

Conclusie “specifieke situatie omtrent EHD netten miskend”

69. Deze zienswijze heeft geleid tot een wijziging in het besluit ten opzichte van het ontwerpbesluit. De Raad heeft in paragraaf 8.2.3 opgenomen dat hij de afzet op de verschillende EHD netten voor elk net ziet als afzonderlijke outputcategorie.

(18)

70. Essent en Delta missen in het besluit een verwijzing naar artikel 3b van de Gaswet. In dit wetsartikel is vastgesteld dat neteigenaren de economische eigendom van de gastransportnetten aan de netbeheerder moeten overdragen. Van de netbeheerder mag op grond van artikel 3b van de Gaswet een tegenprestatie verlangd worden waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid uit de geldende tarieven van de afgelopen vijf jaar. Volgens deze respondenten dient het besluit te garanderen dat de netbeheerder in ieder geval de aan de neteigenaar te betalen tegenprestatie tot het maximum van de in artikel 3b, lid 3 van de Gaswet vastgestelde maximumvergoeding uit de tarieven kan dekken.

Reactie “tegenprestatie voor inbreng economisch eigendom verwerken in de reguleringssystematiek”

71. De Raad is zich bewust van het feit dat de neteigenaren de economische eigendom van de

gastransportnetten op basis van artikel 3b van de Gaswet moeten overdragen aan de netbeheerder, indien het net nu al niet in eigendom van de netbeheerder is. Ook erkent de Raad dat in de wet de hoogte van de maximale tegenprestatie voor de overdracht is opgenomen. De Raad is echter niet van mening dat de tegenprestatie expliciet onderdeel dient te zijn van de reguleringssystematiek.

72. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat de overdracht van de economische eigendom van de netten tot hogere tarieven zou leiden:

“Alle netbeheerders maken deel uit van een concern. De verschuiving vindt plaats binnen het concern. De kosten zullen bestaan uit kosten voor het opstellen van de contracten en het vormgeven van de nieuwe organisatiestructuur, eventueel met behulp van adviseurs. (…) De kosten die verband houden met de verschuiving van de economische eigendom kunnen niet worden doorberekend in de transporttarieven.

Deze tarieven zijn als uitgangspunt alleen ter dekking voor de kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de wettelijke taken. De kosten zullen in verhouding tot de financiële transacties van een gemiddeld energiebedrijf gering zijn.”14

De Raad concludeert op basis hiervan dat het niet de intentie van de wetgever is dat de Raad deze kosten verwerkt in de reguleringssystematiek. De Raad is daarom van mening dat hij niet verplicht is om in de reguleringssystematiek te garanderen dat netbeheerders financieel in staat zijn om de tegenprestatie te financieren uit de gereguleerde tariefinkomsten.

73. Daarnaast gaat de Raad er in de reguleringssystematiek van uit dat het niet uitmaakt of een

netbeheerder eigenaar van het net is of niet. In beide gevallen geldt dat de eigenaar (netbeheerder of een andere entiteit) recht heeft op een vergoeding van de efficiënte kosten inclusief een redelijk rendement. De totale inkomsten van de netbeheerder bevatten namelijk tevens een vergoeding voor het neteigendom. Uit dit deel van de totale inkomsten betaalt de netbeheerder, als hij zelf al niet eigenaar is van de netten, een zogenaamde beheervergoeding aan de neteigenaar. Deze vergoeding wordt in de reguleringssystematiek niet als extra kosten aangemerkt, omdat dit zou leiden tot een dubbele dekking van de kosten. In dat geval zou er sprake zijn van een hoger rendement dan in het economisch verkeer gebruikelijk voor de netbeheerder, hetgeen in strijd is met doel en strekking van de Gaswet.

14 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 372, nr. 10, blz. 33.

(19)

74. Na de economische overdracht van de netten hoeft de netbeheerder de beheervergoeding niet meer te betalen aan de (voormalig) neteigenaar. In plaats daarvan kan hij een tegenprestatie voor de economische overdracht betalen, die door de wetgever is gemaximeerd. Het financieren van deze tegenprestatie leidt weer tot een jaarlijkse kostenpost die toe te schrijven is aan de economische eigendom. Daarbij hoeft de Raad de hoogte van de vergoeding voor het neteigendom niet aan te passen als gevolg van de overdracht van de economische eigendom. Als de Raad dit namelijk wel zou doen, dan zou er wederom sprake zijn van een hoger rendement dan in het economisch verkeer gebruikelijk voor de netbeheerder. Dit zou in strijd zijn met het doel en de strekking van de Gaswet.

75. De Raad is samenvattend van mening dat het niet de intentie van de wetgever is geweest dat de Raad de kosten van de overdracht van de economische eigendom van de gastransportnetten verwerkt in de reguleringssystematiek. Als de Raad dit wel zou doen, dan zouden de netbeheerders een hoger rendement dan in het economisch verkeer gebruikelijk kunnen behalen. Dit is in strijd met het doel en de strekking van de Gaswet.

Conclusie “tegenprestatie voor inbreng economisch eigendom verwerken in methode”

76. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging in het besluit.

(20)

4

77. In dit onderdeel behandelt de Raad de zienswijzen die relevant zijn voor het hoofdstuk over de methode tot vaststelling van de x-factor. Deze zienswijzen gaan over de standaardisatie van prestaties (zie paragraaf 4.1), de vaststelling van de x-factor (zie paragraaf 4.2), de begininkomsten (zie paragraaf 4.3) en de eindinkomsten (zie paragraaf 4.4).

78. In deze paragraaf gaat de Raad in op de zienswijzen die zijn ingediend bij het onderdeel van de reguleringssystematiek dat ziet op de standaardisatie van prestaties (paragraaf 8.2 uit het besluit).

Daarbij heeft de Raad onderscheid gemaakt naar de zienswijzen over de economische kosten (zie paragraaf 4.1.1), de zienswijzen over het redelijk rendement (zie paragraaf 4.1.2) en de zienswijzen over de samengestelde output (zie paragraaf 4.1.3).

79. De Raad behandelt hier de zienswijzen over de economische kosten (paragraaf 8.2.1 van onderhavig besluit). Naar aanleiding van zienswijze 13 heeft de Raad besloten om de berekening van de

kapitaalkosten te corrigeren. Dit heeft geleid tot een wijziging in paragraaf 8.2.1 van onderhavig besluit en een wijziging in enkele formules in Bijlage 1.

80. NRE is van mening dat de gestandaardiseerde kosten, waar de Raad zijn reguleringssystematiek op baseert, niet juist zijn. Hierbij stelt NRE dat de Raad in het verleden twijfels heeft gehad bij de juistheid van de gestandaardiseerde kosten. Het belang van een juiste vaststelling van de kosten volgt uit de wijze waarop deze onderdeel uitmaken van de reguleringssystematiek. De Raad stelt de totale inkomsten in 2010 gelijk aan de sectorgemiddelde efficiënte kosten, die gebaseerd zijn op de gestandaardiseerde kosten. Dit vindt NRE onverantwoord, omdat uitkomsten voor netbeheerders niet haalbaar zouden kunnen blijken te zijn als de Raad uitgaat van incorrecte data.

Reactie “startwaarde gestandaardiseerde kosten onjuist”

81. De Raad heeft al het mogelijke gedaan om zich te vergewissen van de juistheid van de

kostengegevens waar hij de tariefregulering op baseert. Hij heeft ten eerste alle netbeheerders de door hen aangeleverde data laten valideren door een accountant. Deze data is opgesteld conform Regulatorische Accounting Regels (hierna: RAR). Ten tweede hebben alle netbeheerders bij het tekenen van de Overeenkomst Regulering Transporttarieven Gas alle gegevens bekrachtigd. De Raad ziet dan ook geen reden om de hoogte van de vastgestelde gestandaardiseerde kosten te herzien.

Wel onderzoekt de Raad de financiële consequenties van de huidige reguleringssystematiek voor

(21)

netbeheerders15. Hierbij kijkt de Raad niet alleen naar regulatorische gegevens, maar juist ook naar vennootschappelijke cijfers. Kortom, de Raad meent dat hij zich voldoende heeft vergewist van de juistheid van de gegevens.

Conclusie “startwaarde gestandaardiseerde kosten onjuist”

82. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging in het besluit.

83. NRE en RENDO zijn van mening dat het werkkapitaal expliciet onderdeel zou moeten zijn van de gestandaardiseerde economische kosten. Het niet expliciet meenemen van deze kosten leidt volgens NRE en RENDO tot een onderschatting van het efficiënte kostenniveau.

Reactie “werkkapitaal moet onderdeel zijn van de gestandaardiseerde kosten”

84. De Raad bepaalt de totale gestandaardiseerde kosten van netbeheerders op basis van de kostendata die netbeheerders conform RAR rapporteren aan de Raad en op basis van de vastgestelde GAW. De aldus berekende kosten worden verondersteld alle relevante kosten te omvatten. De Raad gaat er bij die berekening van uit dat het netto werkkapitaal (gemiddeld) nul bedraagt, dat wil zeggen dat de kortlopende activa gelijk zijn aan de kortlopende passiva. Hierdoor is het niet nodig om het netto werkkapitaal apart te betrekken in de berekening van de GAW of op andere wijze een vergoeding hiervoor vast te stellen.

85. In het verleden hebben de Raad en de netbeheerders in het kader van de RAR gesproken over de toevoeging van (het) werkkapitaal aan de GAW16. Dit overleg heeft niet geleid tot een definitieve uitwerking van deze toevoeging. Bij een inventarisatie van het belang van de aanpassing bleek dat bij de netbeheerders de afweging tussen urgentie en omvang van de problematiek en de inspanning ter verkrijging van de benodigde gegevens er toe heeft geleid dat zij geen prioriteit hebben gegeven aan de aanpassing van de RAR. Op grond daarvan heeft de Raad geconcludeerd dat de huidige werkwijze niet leidt tot substantiële onderschatting van de gestandaardiseerde kosten.

86. Enkele netbeheerders geven nu aan dat zij verwachten dat genoemde onderschatting wel optreedt.

De Raad zal dit signaal meenemen in de evaluatie van de RAR die de Raad voornemens is uit te voeren (zie hiertoe ook paragraaf 8.2.1 van het besluit).

87. Kortom, de Raad is van mening dat het vooralsnog niet nodig is het netto werkkapitaal in dit besluit onderdeel te laten uitmaken van de gestandaardiseerde kosten. De Raad zal de zienswijze wel betrekken bij de evaluatie van de RAR.

Conclusie “werkkapitaal moet onderdeel zijn van de gestandaardiseerde kosten”

88. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging in het besluit.

15 In dit verband verwijst de Raad naar zienswijze 38 in paragraaf 4.2 van deze Bijlage.

16 Zie www.dte.nl.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ont w ikkelingen t en aanzien van het gasvoorzieningssyst eem , zo m ogelij k t er zake een gezam enlij ke visie ont wikkelen en event ueel proj ect en bet reffende onderzoek en

De begininkomsten worden of gelijk gesteld aan het product van de tarieven voor de transport- en de aansluitdienst van het jaar 2016 en de rekenvolumes voor zesde

Voor de berekening van de efficiënte kosten in 2021 wordt gerekend met de WACC die geldt in 2021 voor de berekening voor jaar 2026 wordt gerekend met de WACC die geldt in

Iedere netbeheerder die het transport van gas verricht dat bestemd is voor levering aan afnemers zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de Autoriteit Consument en Markt een voorstel

reguleringsperiode daarom voornemens om de invoedingsvolumes na te calculeren, voor zover deze niet gelijk opgaan met de ontwikkeling van de capaciteitsvraag voor afname. De ACM

ACM is zich ervan bewust dat Brattle in het onderzoek naar kwalificatie van factoren als ORV’s, waaronder lokale heffingen, ten behoeve van die analyse is uitgegaan van 20 jaar.4

De functie van de door ACM vastgestelde rekenvolumina is om, gecombineerd met de totale inkomsten, de tarieven die netbeheerders ten hoogste in rekening mogen brengen bij

De deelnemende netbeheerders en Netbeheer Nederland verklaren met kracht dat zij het oneens zijn met het feit dat de NMa de regulering van de gasaansluiting baseert op het besluit