• No results found

Missen gemeenten in Nederland niet de boot door niet over te gaan op de IPSAS?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Missen gemeenten in Nederland niet de boot door niet over te gaan op de IPSAS? "

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Missen gemeenten in Nederland niet de boot door niet over te gaan op de IPSAS?

Namen: Souhaila Habtat Asmae el Ghannouti

Studentnummers: S1952102 S1952137

Telefoonnummer: 06-81443150 06-83238337

Emailadres: souhaila143@hotmail.com noharia@hotmail.com Opleiding: Master Accounting & Control aan de

Eerste begeleider: Prof. dr. D.W. Feenstra Tweede begeleider Drs. D-J. Heslinga

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

Startdatum onderzoek: 05 maart 2010

(2)

Voorwoord

Ter afsluiting van de opleiding accountancy dienen de studenten van masteropleiding Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen een afstudeeropdracht te schrijven. Het

onderwerp mogen de studenten zelf uitkiezen, mits dit voldoet aan de ingangsvoorwaarden. Het idee voor ons scriptieonderwerp hebben wij te danken aan onze voormalige collega E. Vijn, werkzaam bij de gemeente Amsterdam. Tijdens een gesprek met mevrouw E. Vijn hebben wij gebrainstormd over mogelijke scriptieonderwerpen. Uiteindelijk hebben wij voor het onderwerp IPSAS gekozen. De hoofdvraag die met dit onderwerp gepaard gaat, luidt als volgt:“Missen gemeenten in Nederland niet de boot door niet over te gaan op de IPSAS?”

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, hebben wij twee type onderzoeken verricht. Het eerste onderzoek bestaat literatuuronderzoek, dat een beschrijvend en analyserend karakter heeft.

Hierbij is Souhaila verantwoordelijk voor het BBV onderzoek en Asmae voor de IPSAS

onderzoek. Het tweede deel van het onderzoek bestaat uit een enquête, waarin de werkelijke en gewijzigde jaarrekening werden voorgelegd aan acht ervaren accountants met daarnaast een vragenlijst. Hierbij hebben we gekeken naar de 8 belangrijkste verschillen, tussen het BBV en de IPSAS waarbij Souhaila verantwoordelijk is voor de uitwerking van de eerste 4 verschillen en Asmae voor de laatste 4. Het onderzoek is snel en goed verlopen.

Graag willen wij hierbij enkele personen bedanken. Ten eerste willen wij onze begeleider Prof. dr.

D.W. Feenstra bedanken voor zijn begeleiding tijdens het schrijven van deze scriptie. Daarnaast willen wij van deze gelegenheid gebruik maken om onze ex-collega E.Vijn. Zij heeft ons begeleid vanuit de gemeente Amsterdam. Dankzij hun actieve begeleiding, goede adviezen en kritische opmerkingen heb wij deze scriptie kunnen voltooien, tot hetgeen wat het nu is. Tenslotte willen wij alle anderen bedanken die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van onze scriptie.

Souhaila Habtat & Asmae el Ghannouti 15 november 2010

Amsterdam

(3)

Samenvatting

Er bestaat een wereldwijde trend naar harmonisatie van standaarden voor de financiële verslaggeving, zowel in de private sector als in de publieke sector. Steeds meer overheden en intergouvernementele organisaties passen International Public Sector Accounting Standards (IPSAS) toe. Meer dan 80 landen maken inmiddels gebruik van de IPSAS standaarden of zijn bezig met de invoering van de IPSAS. Dit terwijl in Nederland de IPSAS-standaarden voor de overheidspraktijk geen wettelijke status hebben.

Deze internationale invoering en gebruik van IPSAS leidt tot een wereldwijde harmonisatie van standaarden binnen de overheidssector. Daarnaast is er een aanzienlijke administratieve

lastenverlichting te bereiken door één instantie aan te wijzen die de richtlijnen voor de jaarverslaggeving voortaan gaat vaststellen voor de overheid. Een groot aantal verschillende verslaggevingsstelsels vervangen door één stelsel betekent minder regels en is dus een vorm van deregulering.

Dit onderzoek richt zich op de vraag of de IPSAS-standaarden bijdragen aan de kwaliteit, inzichtelijkheid, vergelijkbaarheid, openheid en bruikbaarheid van de jaarrekeningen van gemeenten in Nederland.

Aangezien de totale populatie van de overheidsssector te groot is, hebben wij er in dit onderzoek voor gekozen alleen te kijken naar gemeenten. De reden hiervoor is dat de IPSAS ontwikkeld zijn voor overheden die het baten-lastenstelsel (willen gaan) toepassen. De gemeenten hebben reeds het baten-lastenstelsel toegepast en lopen hiermee voor op de Rijksoverheid die nog werkt met het kas-verplichtingenstelsel.

Gezien de beschikbare tijdzijn wij tijdens ons onderzoek ingegaan de 8 belangrijkste verschillen tussen het BBV en de IPSAS en het effect daarvan op de jaarrekening. Per post hebben wij geanalyseerd wat het effect is op de jaarrekning indien er gebruikt wordt gemaakt van de IPSASstarndaarden. Uit onze analyse op deze posten is gebleken dat het gebruik maken van IPSASs zorgt voor een hogere balanswaarden. De IPSAS schrijft voor dat er meer financiele informatie geactiveerd dient te worden en dat materiele vaste activa op actuele waarde moet worden gewaardeerd. Daarnaast zien we in de IPSASs dat het opnemen van een

kasstroomoverzicht en het consollideren van een jaarrekening een vereiste is. Ook dit zocht voor meer inzichtelijkheid op een jaarrekening.

Op basis van de resultaten van het kwalitatieve onderzoek, kan worden gesteld dat de

meerderheid van de ondervraagden vindt dat de gemeente de boot niet mist door niet over te gaan op de IPSAS. Echter geeft een groot deel van de ondervraagden aan dat zij een

geconsolideerde balans op prijs stellen. Door het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening krijgen de gebruikers van de jaarrekening een betere totaalbeeld omtrent de economische

verbondenheid en de mogelijke risico’s. Daarnaast dienen de richtlijnen van de BBV, wat betreft

de bijzondere waardevermindering, te worden aangescherpt. Dit zorgt voor meer duidelijkheid

op dit gebied voor de gemeenten. Ook de verslaggevingregels omtrent de voorzieningen dienen

aangescherpt te worden, zodat de subjectiviteit zoveel mogelijk wordt vermeden. Als laatste is het

(4)

opnemen van een kasstroomoverzicht een toegevoegde waarde op de inzichtelijkheid van een

jaarrekening

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Samenvatting 3

Hoodstuk 1 Inleiding 7

1.1 Aanleiding 7

1.2 Doel van het onderzoek 7

1.3 Centrale vraagstelling 8

1.4 Relevantie 8

1.5Onderzoeksmethode 8

Hoofdstuk 2 Huidige verslaggevingsregels van de gemeente 10

2.1 Algemeen 10

2.2 Historie 10

2.3 Taakverdeling binnen gemeente 11

2.4 Jaarrekening 11

2.5 Enkele verschillen tussen gemeente- en ondernemingsverslaggeving 12

Hoofdstuk 3 IPSAS 14

3.1 Algemeen 14

3.2 Oprichting IPSASB 14

3.3 Structuur van de IPSASB 15

3.4 Standaardzettingsproces 16

3.5 Wat is IPSAS? 16

Hoofdstuk 4 Verschillen tussen het BBV en de IPSAS die wij gaan onderzoek 18

Hoofstuk 5 Analyse 21

5.1 Methode van analyse 21

5.2 Resultaten van onze analyse 21

5.3 Conclusie 44

Hoofdstuk 6 Enquête 45

6.1 Inleiding 45

6.2 Resultatenanalyse: Algemene gedeelte 45

6.3 Resultatenanalyse: Specifieke gedeelte 47

6.4 Conclusie enquête-analyse 50

Hoofstuk 7 Conclusie & aanbevelingen 51

7.1 Inleiding 51

7.2 Conclusie algemeene gedeelte 51

7.3 Conclusie specifieke gedeelte 52

7.4 Vervolgonderzoek 54

(6)

Literatuurlijst 55

Bijlagen 56

(7)

Hoofdstuk 1: Inleiding

In dit hoofdstuk zullen wij kort introduceren wat wij gaan onderzoeken en waarom wij voor dit onderwerp hebben gekozen. Als eerste zullen wij in paragraaf 1.1 de aanleiding van het scriptie- onderwerp behandelen. Daarna wordt er in paragraaf 1.2 het doel van dit onderzoek beschreven;

paragraaf 1.3 bevat hoofd- en deelvragen van dit rapport. Vervolgens wordt de relevantie van het onderzoek in paragraaf 1.4 behandeld. De onderzoeksmethode komt in paragraaf 1.5 aan de orde. Afsluitend zulen in paragraaf 1.6 de randvoorwaarden voor dit onderzoek naar voren komen.

1.1 Aanleiding

In 2003 zijn er aparte verslaggevingsregels, onafhankelijk van titel 9 boek 2 BW, geintroduceerd voor de provincies en gemeenten genaamd het BBV. Er is toen besloten om geen aansluiting te zoeken bij IPSAS.

Heden ten dage bestaat er een wereldwijde trend naar harmonisatie van standaarden voor de financiële verslaggeving, zowel in de private sector als in de publieke sector. Sinds het jaar 2000 zijn de eerste International Public Sector Accounting Standards (IPSAS)

uitgevaardigd. Ons land speelt hierbij een actieve rol. Zo hebben wij een

vertegenwoordiger in de IPSAS Board en denkt een NIVRA werkgroep actief mee met de ontwikkeling van IPSAS en de implementatie in Nederland. Steeds meer overheden en intergouvernementele organisaties passen International Public Sector Accounting Standards (IPSAS) toe. Meer dan 80 landen passen IPSAS toe of zijn bezig met de invoering van de IPSAS. Dit terwijl in Nederland de IPSAS-standaarden voor de overheidspraktijk geen wettelijke status hebben.

Een promotor van IPSAS in Nederland is prof. Dr. Frans van Schaik RA. In

spreekbeurten en artikelen houdt hij een warm pleidooi voor de invoering van de IPSAS.

Het lijkt ons interresant om te onderzoeken wat de IPSAS standaarden toevoegen aan de kwaliteit, inzichtelijkheid, vergelijkbaarheid, openheid en bruikbaarheid van de

jaarrekeningen van gemeenten in Nederland.

1.2 Doel van het onderzoek

In Nederland is er aan diverse onderdelen van de publieke sector inmiddels de nodige aandacht besteed aan mogelijke toepassing van IPSAS. De IPSAS zijn met name

ontwikkeld voor overheden die het baten-lastenstelsel (willen gaan) toepassen. Sinds 1985 wordt het baten-lastenstelsel toegepast bij gemeenten en provincies en hiermee lopen deze dan ook op internationaal perspectief redelijk voorop in hun verslaggeving.

Wij willen onderzoeken of het invoeren van de IPSAS bijdraagt aan de kwaliteit,

inzichtelijkheid, vergelijkbaarheid, openheid en bruikbaarheid van de jaarrekeningen van

gemeenten in Nederland.

(8)

1.3 Centrale vraagstelling

De centrale vraagstelling voor het onderzoek luidt als volgt:

“Missen gemeenten in Nederland niet de boot door niet over te gaan op de IPSAS?”

Om deze centrale vraag te beantwoorden zijn er vijf deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen geven richting aan ons onderzoek.

1. Hoe luiden de huidige verslaggevingregels van de gemeenten in Nederland?

2. Wat houden de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS) in?

3. Wat zijn de onderlinge verschillen tussen IPSAS en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)?

4. Wat zijn de effecten op de jaarrekening voor het toepassen van IPSAS?

5. Wat draagt het toepassen van IPSAS bij aan de kwaliteit, inzichtelijkheid, vergelijkbaarheid, openheid en bruikbaarheid van de jaarrekening?

1.4 Relevantie

Meer dan 80 landen passen IPSAS toe of zijn bezig met de invoering van de IPSAS. Dit leidt tot een wereldwijde harmonisatie van standaarden binnen de overheidssector. Daarnaast is er een aanzienlijke administratieve lastenverlichting te bereiken door één instantie aan te wijzen die de richtlijnen voor de jaarverslaggeving voortaan gaat vaststellen voor de overheid. Een groot aantal verschillende verslaggevingsstelsels vervangen door één stelsel betekent minder regels en is dus een vorm van deregulering. Aangezien de totale populatie van de overheidsssector te groot is, hebben wij ervoor gekozen om alleen te kijken naar gemeenten. De reden hiervoor is de IPSAS ontwikkeld zijn voor overheden die het baten-lastenstelsel (willen gaan) toepassen. De gemeenten hebben reeds het baten-lastenstelsel toegepast en lopen hiermee voor op de Rijksoverheid die nog werkt met het kas-verplichtingenstelsel.

Waarom nog zelf regels ontwikkelen als er kant-en-klare verslaggevingsrichtlijnen voor de public sector voorhanden zijn, de IPSAS, de International Public Sector Accounting Standards?

Voldoen deze verslaggevingsrichtlijnen aan de kwaliteitseisen? Hoeft Nederland niet meer zelf richtlijnen te ontwikkelen, maar de Nederlandse richtlijnen te baseren op internationaal algemeen aanvaarde richtlijnen? Om bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden is het belangrijk om te onderzoeken of het invoeren van de IPSAS bijdraagt aan de kwaliteit, inzichtelijkheid,

vergelijkbaarheid, openheid en bruikbaarheid van de jaarrekeningen van gemeenten in Nederland.

1.5 Onderzoeksmethode

Wij zullen onderzoeken of de IPSAS-standaarden bijdragen aan de kwaliteit, inzichtelijkheid, vergelijkbaarheid, openheid en bruikbaarheid van de jaarrekeningen van gemeenten in Nederland.

Dit onderzoek hebben wij in drie fases onderverdeeld. Allereerst zal er een literatuuronderzoek

plaatsvinden met als doel de eerste drie deelvragen te beantwoorden. De afgelopen jaren is er

voor diverse onderdelen van de publieke sector inmiddels de nodige aandacht gekomen voor

(9)

deelvragen te benantwoorden.Vervolgens zullen wij onze uitwerkingen uit het

literatuuronderzoek analyseren en beoordelen wat het effect zal zijn bij het toepassen van de IPSAS in plaats van de BBV op een jaarrekening. Dit onderzoek heeft betrekking op

belangrijkste verschillen tussen IPSAS en BBV. Op deze wijze worden data verzameld, die

relevant zijn voor de beantwoording van de vierde deelvraag. De belangrijkste verschillen hebben

betrekking op acht posten. Nadat we de gevolgen en verschillen hebben geanalyseerd, zullen we

deze uitwerkingen toepassen op één jaarrekening van de gemeente Amsterdam. We zullen

proberen IPSAS toe te passen op deze jaarrekening. Om na te gaan of IPSAS daadwerkelijk een

bijdrage levert aan de kwaliteit, inzichtelijkheid, vergelijkbaarheid, openheid en bruikbaarheid van

de jaarrekeningen , zullen wij de werkelijke en gewijzigde jaarrekening voorleggen aan acht

ervaren accountants met daarnaast een vragenlijst. De resultaten uit dit onderzoek zullen de

laatste deelvraag beatwoorden.

(10)

Hoofdstuk 2: Huidige verslaggevingsregels van de gemeenten

In dit hoofdstuk zullen wij ingaan op de huidige verslaggevingregels van Nederlandse gemeenten. Paragraaf 2.1 zal algemene informatie verstrekken over gemeenten in Nederland. Daarna zullen wij in paragraaf 2.2 ingaan op de verslaggevingshistorie van gemeenten. Vervolgens zullen wij in paragraaf 2.3 de taakverdeling binnen gemeenten bespreken. In paragraaf 2.4 behandelen wij de jaarrekening van de gemeente. Tenslotte zullen wij in paragraaf 2.5 enkele verschillen tussen gemeente- en

ondernemingsverslaggeving uitzetten.

2.1 Algemeen

Nederland heeft in totaal 431 gemeenten. De provincies vormen de bestuurslaag tussen het rijk en de gemeenten. De gemeente is de kleinste bestuurslaag in Nederland en komt na de

provincies. De gemeentes krijgen grotendeels van hun geld van de rijksoverheid. Deze inkomsten mag de gemeenten naar eigen inzicht besteden. De regelgeving voor de financiële verslaggeving voor de gemeenten zijn opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Het BBV eist dat gemeenten de begroting en jaarrekening opstellen volgens het baten-lastenstelsel. De BBV is onderverdeeld in negen hoofdstukken die in totaal 79 artikelen bevatten. De negen hoofdstukken bevatten bepalingen over algemene zaken, de begroting en toelichting, de meerjarenraming en toelichting, de jaarstukken en toelichting, waardering, activeringen en afschrijvingen, uitvoeringsinformatie, informatie voor derden, commissie besluit begroting en verantwoordingen, en de overgangs- en slotbepalingen.

2.2 Historie

De Gemeentelijke ComptabiliteitsVoorschriften vormen tot 2004 de regelgeving voor de financiële verslaggeving voor de gemeenten in Nederland. Tot en met 1985 werd voor de financiële verslaglegging bij gemeenten gebruik gemaakt van het kas- verplichtingstelsel. Bij het toepassen van het kas- verplichtingstelsel worden de uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin de feitelijke uitgaven en ontvangsten plaatsvinden. Daarnaast wordt

aangegeven wat de financiële consequenties zijn van de aangegane verplichtingen en de verkregen rechten. Dit betekent dat op het moment dat een gemeente heeft besloten om te investeren in het aanleggen van een wegdek voor een bedrag van € 50 miljoen en het wegdek heeft een levensduur van 40 jaar, het volledige bedrag ten laste komt van de verantwoording in het jaar dat de

investering heeft plaatsgevonden. Dus in jaar 1 wordt er € 50 miljoen als kasuitgave verantwoord en in de resterende 39 jaar van gebruik, wordt de verantwoording en begroting niet belast.

In 1985 werd via de Gemeentelijke Comptabiliteits Voorschriften (GCV) het stelsel van baten en lasten geïntroduceerd. Na1985 deze periode werden de financiële verslaggevingvoorschriften aangescherpt . Zo werd het opstellen van een balans verplicht gesteld. De Gemeentelijke Comptabiliteit Voorschriften werden in 2003 vervangen door het Besluit Begroting en

Verantwoording (BBV). Het BBV werd voor het eerst toegepast in 2004. Het BBV verplicht tot

het opstellen van de begroting en jaarrekening voor de gemeenten conform het baten- en

(11)

bestaat er een groot verschil tussen een onderneming en een gemeente. Ondernemingen zijn vooral gericht op het maken van winst. Het resultaat is de maatstaf voor de beoordeling van de doeltreffendheid voor winstgevende bedrijven. Gemeenten zijn niet gericht op het maken van winst, het is een inkomensbestedende huishoudingen. De maatstaf voor het meten van

doeltreffendheid van de gemeenten is vooral gericht op het voortgebrachte maatschappelijke nut.

Het baten-lastenstelsel is een stelsel waarin de uitgaven en ontvangsten worden toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Het baten-lastenstelsel verwerkt bij een investering de afschrijvingen en exploitatie- en

onderhoudskosten beter in de boekhouding. Zo zal een investering in het wegdek waarvan een totale kasuitgave van € 60 miljoen bedraagt en de levensduur 40 jaar is, niet in één keer ten laste komen in het jaar dat de investering wordt gepleegd, maar gelijkmatig worden onderverdeeld. Dit betekent dus dat elk jaar € 1.5 miljoen als kosten(lasten) wordt verantwoord . Het gaat er dus om dat de transacties en andere gebeurtenissen worden opgenomen op het moment dat ze

plaatsvinden en niet wanneer het bedrag wordt betaald of ontvangen. In het baten-lastenstelsel zijn de belangrijkste verantwoordingstukken de balans, de resultatenrekening en daarnaast het kasstroomoverzicht. De balans heeft een causaal verband met de resultatenrekening. Dit heeft te maken met de mutatie in het eigen vermogen voor een bepaald jaar en het nettoresultaat voor dat jaar. Dit verband tussen balans en resultatenrekening ontbreekt in een kas- verplichtingenstelsel.

2.3 Takenverdeling binnen de gemeenten

Het begint allemaal bij het BBV dat voorschrijft dat elke gemeente jaarlijks begrotings- en

verantwoordingsstukken moet opstellen. De comissie voor het BBV heeft als taak zorg te dragen voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV. Dit doet zij door het bijhouden van een document dat de uitleg geeft van het BBV en door het beantwoorden van praktijkvragen. De commisie bestaat uit een gevarieerde samenstelling van 14 leden. Op basis van de inhoudelijk regels voor financiele verslaggeving in het BBV stelt de gemeenteraad die aan de hoofd staat van de gemeente de begroting vast. Het college van burgemeester en wethouders voert de begroting uit en legt door middel van de jaarrekening verantwoording af aan de gemeenteraad. Vervolgens controleert de gemeenteraad aan de hand van de jaarrekening de realisatie van de begroting.

2.4 Jaarrekening

De Jaarrekening van de gemeente bestaat uit een balans met toelichting en een staat van baten en lasten.

De balans heeft een vaste indeling die geldt voor alle gemeenten in Nederland. De indeling van de balans van de gemeenten lijkt veel op de indeling die gebruikt wordt voor het bedrijfsleven.

Echter zijn er wel een paar verschillen. Zo is de post materiële vaste onderverdeeld in activa die een economisch nut hebben en activa die alleen een maatschappelijk nut hebben. De reden waarom de gemeenten ook activa opnemen die alleen een maatschappelijk nut hebben is omdat anders de jaarrekening kan leiden tot het nemen van verkeerde beslissingen. Zo doen de

gemeenten als inkomensbestedende huishouding belangrijke investeringen die wel een

maatschappelijk nut opleveren, maar geen economisch nut. Verder heeft de balans van de

(12)

gemeente onder het eigen vermogen een extra post, namelijk de bestemmingsreserve. Deze post kent het bedrijfsleven niet. Bestemmingsreserves zijn reserves waaraan door de gemeenteraad een bepaalde bestemming is gegeven. Een bestemmingsreserve heeft drie eigenschappen:

§ Bij een voorafgaand bestuurlijk besluit zijn specifiek voor een bepaald doel reserves opgenomen.

§ De bestemming waarvoor de reserve wordt aangehouden is nauwkeurig omschreven.

§ Na het bereiken van het specifieke doel, vloeit het restant terug naar de algemene reserve Tenslotte kent de gemeentebalans naast de drie voorzieningen die gebruikelijk zijn

voor het bedrijfsleven nog een ander soort voorziening. Het gaat bij deze voorziening om gemeentegelden die verstrekt zijn door derden die besteed moeten

worden aan een specifiek doel dat door derden nauwkeurig wordt beschreven.

In tegenstelling met de balans kent de resultatenrekening wat betreft de opbouw wel

een verschil per gemeente. Dit komt omdat de resultatenrekening op het niveau van programma’s wordt opgesteld. Een programma is een samenhangend geheel van activiteiten. Hierbij kan men denken aan onderwijs, kunst- en cultuur of sport. Elke gemeente maakt gebruik van verschillende programma’s; dit zorgt er voor dat de indeling in de staat van baten en lasten per gemeente verschilt. Naast de gerealiseerde cijfers worden in de staat van baten en lasten ook de

begrotingcijfers ter vergelijking opgenomen. Naast de baten die een direct verband hebben met een programma wordt er voor de opbrengsten van algemene middelen een apart programma gecreëerd genaamd “Algemene dekkingsmiddelen” .

2.5 Enkele verschillen tussen gemeente- en ondernemingsverslaggeving

Voor het opstellen van een jaarrekening voor ondernemingen en een gemeente bestaat er een aantal verschillen. Zo zijn ondernemingen vooral gericht op het maken van winst. Het resultaat is de meest gebruikte maatstaf voor de beoordeling van de doeltreffendheid voor winstgevende bedrijven. De gemeenten zijn niet gericht op het maken van winst, het zijn inkomensbestedende huishoudingen. De maatstaf voor het meten van doeltreffendheid van de gemeenten is vooral gericht op het voortgebrachte maatschappelijke nut. In het BBV zijn voor de begroting en jaarrekening drie grote verschillen met de ondernemingsverslaggeving te onderscheiden:

§ Bij de gemeenten is de begroting een essentieel document in tegenstelling tot het bedrijfsleven.

De begroting die door de gemeenteraad wordt vastgesteld vervult zowel een allocatiefunctie als een autorisatiefunctie. De allocatiefunctie geeft aan voor welke doeleinden kosten zullen worden gemaakt. Dit terwijl de autorisatiefunctie, het woord verklapt het al, toestemming verleent voor het maken van de kosten.

§ Bedrijven hebben een inkomensverwervend karakter. Het hoofddoel is het streven naar winst.

Hierdoor wordt het vermogen vergroot waardoor de continuiteit gewaarborgd kan worden. Een

belangrijke maatstaf voor het meten van succes is het resultaat. De gemeenten daarentegen

hebben een inkomensbestedend karakter. Het voornaamste doel is het totstand brengen van

maatschappelijke voorzieningen. De maatstaf voor het meten van de doeltreffendheid is

(13)

§ Een activum in het bedrijfsleven is een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen middel, dat door de onderneming wordt beheerst en waaruit in de toekomst naar verwachting

economische voordelen naar de onderneming zullen vloeien. De activa van het bedrijfsleven

genereren opbrengsten gedurende meerdere jaren. Dit terwijl bij de gemeenten niet uit alle activa

economische voordelen voortvloeien. Het BBV staat het namelijk ook toe om activa te activeren

die zichzelf niet terug verdienen maar wel een maatschappelijk nut vertegenwoordigen.

(14)

Hoofdstuk 3: IPSAS

In dit hoofdstuk zullen wij ingaan op de International Public Sector Accounting Standars (IPSAS). Paragraaf 3.1 zal algemene informatie verstrekken over de International Public Sector Accounting Standards Board (IPSASB) en IPSAS. Daarna zullen wij in paragraaf 3.2 ingaan op de Oprichting van de IPSASB. Vervolgens zullen wij in paragraaf 3.3 de structuur van IPSASB bespreken. In paragraaf 3.4 behandelen wij het

standaardzettingproces van IPSASB. Tenslotte zullen wij in paragraaf 3.5 de IPSAS bespreken, in bijlage 5 zien we de IPSAS standaarden terug.

3.1 Algemeen

De International Public Sector Accounting Standards Board (IPSASB) is een commissie van de International Federation of Accountants (IFAC). De IFAC is opgericht in 1977 met als

vestigingsplaats New York. De IFAC heeft als missie het versterken van het accountantsberoep wereldwijd en het instellen en promoten van kwalitatief hoge professionele standaarden om de publieke sector van dienst te zijn. Een van de activiteiten van de commissie is het uitbrengen van verslaggevingsregels voor de publieke sector. De International Public Sector Accounting

Standards (IPSAS) zijn verslaggevingregels opgesteld door de IFAC. IPSAS zijn te vergelijken met de International Accounting Standards (IAS) en de International Financial Reporting Standards (IFRS) voor de private sector. Door het uitbrengen van IPSAS wil IFAC een bijdrage leveren aan een wereldwijde harmonisatie van de financiële verslaggeving in de publieke sector.

Inmiddels zijn er meer dan 20 IPSAS-standaarden gepubliceerd. Zo zijn er standaarden voor het baten/lastenstelsel, gebaseerd op IFRS en toegesneden op de publieke sector. De standaarden vinden al navolging in verschillende landen (Australië en Nieuw-Zeeland) en bij internationale organisaties (NAVO en de Europese Unie). De Verenigde Naties, de Wereldbank en het IMF behoren tot de sponsors van de IPSASB.

3.2 Oprichting van IPSASB

Tot op heden hanteren overheden en andere publieke sectorentiteiten wereldwijd een enorme diversiteit aan boekhoudkundige praktijken. Ook op nationaal vlak wordt eenzelfde fenomeen waargenomen, waarbij er voor de verschillende geledingen van de overheid en de publieke sector in het algemeen, veelal geen eenvormige standaarden zijn. In de weinige landen waar er reeds een standaardzettende autoriteit is, bevinden deze zich nog in een vroeg stadium van ontwikkeling of is hun toepasbaarheid gelimiteerd tot enkele specifieke entiteiten in de publieke sector. In nog andere landen worden de boekhoudkundige regels vastgelegd door de wetgever, waardoor er daar zelfs geen sprake is van standaarden (V. Hartman, IPSAS: de toekomst van de, 2007) In 1986 werd daarom de IPSASB opgericht, op een wereldwijde gecoördineerde basis, om de noden van diegenen die betrokken zijn bij de financiële rapportering in de publieke sector te behandelen.

Het doel van de IPSASB is om services te verlenen aan de openbare sector door het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardige boekhoudstandaarden voor de openbare sector en door het

vergemakkelijken van de convergentie van de internationale en nationale normen, waardoor

verbetering van de kwaliteit en standaardisering van financiële rapportering over de hele wereld

gangbaar wordt.

(15)

De IPSASB gaat ervan uit dat consistente en vergelijkbare financiële verslaggeving wezenlijke voordelen zullen opleveren en zullen leiden tot meer transparantie.

3.3 Structuur van de IPSASB

De leden van de IPSASB worden grootedeels benoemd door het IFAC bestuur.De hoofdtaak van de IPSASB is het ontwikkelen en het ontwerpen van de IPSAS standaarden. De richtlijnen komen via een uitgebreid proces tot stand waarbij er veel gelegenheid wordt gegeven om de conceptrichtlijnen te becommentariëren. De IPSASB bestaat uit 18 leden, waarvan 15 door het IFAC bestuur zijn benoemd. De overige drie leden zijn publiekelijk benoemd, dit kunnen zowel individuen als ondernemingen zijn. De 18 leden van de IPSAS hebben een breed verspreide achtergrond, zoals overheid, accountantskantoren,accountantsinstituten en ontwikkelingsbanken.

Tabel 1 geeft een weergave van de landen die in representatief zijn in de IPSASB.

Tabel 1: Landen die in de IPSASB representatief zijn

Engeland China Zuid Afrika

Australië Israël Nieuw Zeeland

India Canada Amerika

Duitsland Kenya Frankerijk

Nederland Japan

De toezichthouders van de IPSASB zijn organisaties die een belang hebben in de finaciele verslaggeving van de publieke sector. Deze toezichthouders hebben het recht vergaderingen van de IPSASB bij te wonen, maar geen stemrecht. Onder deze toezichthouders vallen.

·  Asian Development Bank (ADB)

·  European Union (EU)

·  Eurostat

·  International Accounting Standards Board (IASB)

·  International Monetary Fund (IMF)

·  International Organisation of Supreme Audit Institutions (INTOSAI)

·  Organization for Economic Co-operation and Development (OECD)

·  United Nations Development Programme (UN/UNDP)

·  World Bank

Daarnaast beschikt de IPSASB over een adviesgroep. De leden van de adviesgroep worden

benoemd door de IPSASB . De adviesgroep functioneert voornamelijk als een elektronisch

platform voor de belanghebbende partijen om hun standpunten en adviezen over de publieke

sector financiële verslaggeving ontwikkelingen en vraagstukken te geven. De leden van de

adviesgroep hebben het recht om vergadering van de IPSASB bij te wonen maar hebben geen

stemrecht. (V. Hartman, IPSAS Explained, 2009)

(16)

3.4 Het standaardzettingproces

De IPSASB heeft voor het totstandkomen van de IPSAS standaarden gekozen voor een proces waarbij belanghebbende partijen, zoals de IFAC, accountants en boekhouders, opstellers van de jaarrekening, opstellers van standaarden en individuen de gelegenheid krijgen om opmerkingen te maken.

Het standaarzettingproces van de IPSAS begint met een besluit tot het ontwikkelen van een standaard of het afkeuren van een standaard. Indien de IPSASB besluit een standaard te ontwikkelen stelt zij voor het desbetreffende project een team op en een ruwe leidraad voor de verdere ontwikkeling van de standaard. Afhankelijk van het project zal de IPSASB ervoor kiezen om direct een voorstel (exposure draft) te ontwikkelingen of eerst te beginnen met een

discussienota en vervolgens een voorstel uitwerken. Zodra het concept discussienota door het hiervoor aangeweze team is voltooid, geeft de IPSASB zijn eventuele slotopmerkingen en keurt de discussienota goed. Vervolgens wordt de discussienota voor een vastgestelde periode

beschikbaar gesteld aan het publiek op de website van de IFAC en kan worden

becommentarieerd door de belanghebbende partijen. Na het verstrijken van de vastgestelde periode waarop commentaar geleverd kan worden op de discussienota en de daaropvolgende herziening door IPSASB werknemers, wordt de discussienota ter goedkeuring an de IPSASB voorgelegd. Een meerderheid van twee derde van de stemmen van de IPSAS-leden is nodig om een voorstel of discussienota goed te keuren. Elk lid van de IPSASB telt voor één stem (V.

Hartman, IPSAS Explained, 2009).

3.5 Wat is IPSAS?

De IPSAS-standaarden worden ontwikkeld en uitgegeven door de International Federation of Accountants (IFAC). Het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) is als beroepsorganisatie op het terrein van de accountancy betrokken bij en lid van de IFAC. Uit dien hoofde steunt het NIVRA deze IFAC-ontwikkelingen. De IPSAS-standaarden hebben voor de kern van de Nederlandse overheidspraktijk (rijk, provincies en gemeenten) geen wettelijke status. De Nederlandse overheden beschikken immers sinds jaar en dag over wet- en regelgeving die als adequaat gelden. IPSAS staat dus voor International Public Sector Accounting Standards.

Accounting betekent daarin niet controleren maar boekhouden en verslaggeven. De IPSAS zijn dus de internationale overheidsverslaggevingsregels. De IPSASs zijn wereldwijde aanbevelingen voor financiële verslaggeving van overheden, gebaseerd op een volledig baten-lastenstelsel en bedrijfseconomische principes. Door het toepassen van het IPSASs wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de ervaringen van het bedrijfsleven; de IPSASs zijn namelijk afgeleid van internationale aanbevelingen voor het bedrijfsleven. Er zijn IPSAS standaarden voor het baten- lastenstelsel en voor het kasstelsel. De standaarden voor het baten-lastenstelsel zijn gebaseerd op de IFRS-standaarden en geschikt gemaakt voor overheden, zowel centraal als decentraal. De IPSAS standaarden regelen de waardering, presentatie en openbaarmaking in verband met transacties en gebeurtenissen in de jaarrekeningen voor algemene doeleinden. Met betrekking tot de ontwikkeling van de IPSASstandaarden op basis van het baten-lastenstelsel streeft de IPSASB door convergentie van IPSAS- en de IFRS standaarden. Voor regels die niet worden behandeld, of slechts in geringe mate door de bestaande IFRS standaarden zal de IPSASB eigen specifieke standaarden op zetten

Er is een bestuursorgaan dat deze activiteiten organiseert en richtlijnen (standaarden) publiceert,

de IPSAS-Board. Inmiddels zijn er per begin 2010 al 31 definitieve standaarden (zie bijlage 5)

(17)

verschenen en het gepubliceerde IPSAS-handboek doet denken aan het handboek betreffende de

Nederlandse Richtlijnen voor de Jaarrekening (RJ-richtlijnen). (IPSAS standaarden, 2010)

(18)

Hoofdstuk 4: Verschillen tussen het BBV en de IPSAS die wij gaan onderzoek

In de voorgaande hoofdstukken hebben wij in het algemeen de BBV en de IPSAS-standaarden besproken. Vele standaarden uit het BBV komen overeen met de IPSAS-standaarden. In deze hoofdstuk zullen wij ingaan op de acht belangerijkste verschillen tussen het BBV en de IPSAS- standaarden.

Tabel één geeft een samenvatting van deze verschillen.

Tabel 1: De acht belangerijkste verschillen tussen het BBV en de IPSAS-standaarden.

Omschrijving BBV IPSAS Verschillen

Herwaarderingsreserve Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

Hierdoor is de post herwaarderingsreserve afwezig.

Activa worden

gewaardeerd op basis van de verkrijgings,

vervaardigingsprijs of actuele waarde. Indien gewaardeerd wordt op actuele waarde dan is de post herwaarderingsreserve aanwezig.

Ipsas heeft indien gewaardeerd wordt op actuele waarde de post herwaarderingsreserve op de balans staan.

Deelnemingen Aandelen worden gewaardeerd tegen de historische

kostprijs/verkrijgingprijs, of de lagere marktwaarde als de prijs onder de historische kostprijs valt.

Aandelen worden gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde.

Consolidatie Het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening is verboden.

Een geconsolideerde jaarrekening wordt

opgesteld indien er sprake is van beleidsbepalende invloed op de deelneming.

Bijzondere

waardevermindering

Het begrip bijzondere waardevermindering wordt niet uitgebreid behandeld.

Het begrip bijzondere waardevermindering wordt uitgebreid behandeld. Ipsas maakt een onderscheid tussen

kasstroomgenererende

eenheden en niet

kasstroomgenererende

(19)

uitgebreid ingegaan op de methodes om te

beoordelen of er sprake is van bijzondere

waardevermindering.

Gebeurtenissen na balansdatum

Verwerking van gebeurtenissen tussen het opmaken van de jaarrekening en het vaststellen van de jaarrekening vindt alleen plaats indien het om informatie gaat die onontbeerlijk is voor de getrouwheid,

duidelijkheid en het stelselmatig inzicht in de financiële positie op balansdatum.

Verwerking van

gebeurtenissen tussen het opmaken van de

jaarrekening en het vaststellen van de jaarrekening vindt plaats indien het gaat om nadere informatie over de

feitelijke situatie op balansdatum.

Voorzieningen -Onder het BBV worden voorzieningen gevormd wegens verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de

balansdatum onzeker is.

-Onder het BBV worden van derden verkregen middelen die specifiek moeten worden besteed, tot de voorzieningen gerekend.

-Onder IPSAS mogen voorzieningen slechts worden opgenomen voor bestaande rechtens afdwingbare en bestaande feitelijke verplichtingen die waarschijnlijk zullen worden afgewikkeld.

-Onder IPSAS dienen gelden waarvoor zo’n terugbetalingsverplichting geldt, als vooruitontvangen bedragen te worden

gepresenteerd.

Financiele lease Het enige wat het BBV zegt over lease is te vinden bij de niet in de balansopgenomen belangrijke financiele verplichtingen waaraan de provincie of de

IPSAS schrijft voor dat bij financiele lease de

gemeente de activa en

verplichtingen dient op te

nemen tegen de laagste van

de contante waarde van de

minimale leasebetalingen

(20)

gemeente voor toekomstige jaren is verbonden. Er dient melding te worden gemaakt van de

financiele verplichtingen die voor een aantal toekomstige jaren worden voorzien.

en de reele waarde van het actief.

Kasstroomoverzicht Het BBV stelt geen kasstroomoverzicht verplicht.

IPSAS schrijft voor dat kasstromen in het kasstroomoverzicht worden geclassificeerd als kasstromen uit

operationele, investerings-

en financieringsactiviteiten.

(21)

Hoofdstuk 5: Analyse

In hoofstuk twee en drie is het theoretische kader uiteengezet en daarmee zijn de eerste drie deelvragen beantwoord. Om de centrale vraag te kunnen

beantwoorden is het van belang om de laatste twee deelvragen te behandelen. In dit hoofdstuk wordt deelvraag 4 beantwoord. De laatste deelvraag zal in hoofdstukken 6 en 7 aan bod komen.

5.1 Methode van analyse

Gezien de beschikbare tijd zullen wij in dit onderzoek ingaan op de belangrijkste verschillen tussen het BBV en IPSAS en het effect daarvan op de jaarrekening. In totaal zullen de acht belangerijkste verschillen in waardering en verwerking tussen het BBV en de IPSAS worden behandeld. De analyse bestaat per post uit de vier volgende stappen:

§ Definitie van de post

§ Het verschil tussen het BBV en IPSAS

§ Onderzoek

§ Het effect op de jaarrekening

De gegevens van het onderzoek worden ontleend aan de jaarrekening van de gemeente Amsterdam over 2008.

5.2 Resultaten van onze analyse

In deze paragraaf beschrijven wij per post de vier stappen van ons onderzoek.

5.2.1 Herwaarderingsreserve a. Definitie

Een herwaarderingsreserve ontstaat wanneer de reële waarde hoger is dan de boekwaarde van de activa. De boekwaarde van de activa wordt dan verhoogd tot de reële waarde. Deze toename van de boekwaarde van de activa komt ook tot uitdrukking in een toename van het eigen vermogen door de waardestijging te boeken op de herwaarderingsreserve.

b. Het verschil tussen BBV en IPSAS

Het BBV geeft aan dat activa gewaardeerd dienen te worden op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de

inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden

toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van

de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan

(22)

worden toegerekend. Het BBV geeft in tegenstelling met het IPSAS niet de mogelijkheid om de actuele waarde als waarderingsgrondslag te gebruiken. De afwezigheid van de post

herwaarderingsreserve wordt veroorzaakt door het feit dat het BBV het waarderen van de activa op basis van actuele waarde niet toestaat. In 1995 is bij de invoering van de CV95 is gekozen voor één waarderingsgrondslag voor de gehele verslaggeving. En omdat toen de actuele waarde nog maar bij zo’n 20% van het bedrijfsleven werd toegepast, is de verkrijgings- of

vervaardigingsprijs de uniforme waarderingsgrondslag voor de lokale

overheid geworden en dit is zo gebleven onder het BBV. In de toelichting op de balans moet nu wel verplicht inzicht in de actuele waarde worden gegeven als het desbetreffende actief van bestemming verandert (art. 63, lid

3 BBV).

c. Onderzoek

Het BBV gebruikt als waarderingsgrondslag voor de materiële vaste activa de aanschaffing- of vervaardigingsprijs, verminderd met de van derden

ontvangen investeringsbijdragen. De IPSAS staan naast de historische kosten, die vergelijkbaar zijn met de BBV verkrijgings- en

vervaardingingsprijs, ook de actuele waarde als waarderingsgrondslag toe.

Om te beoordelen wat voor effect dit heeft op de jaarrekening zullen wij van de gemeente Amsterdam de materiele vaste activa waarderen op de actuele waarde. Vanwege het beperkte tijdbestek en gebrek aan middelen veronderstellen wij een stijging van de actuele waarde. Wij nemen aan dat de stijging in het jaar 2008 voor de materiele vaste activa in totaal 5% is( …..).

Gemeente Amsterdam: (bedragen x € 1 miljoen)

Journaalpost:

Materiële vaste activa € 383,12 miljoen

Aan herwaarderingsreserve € 383,12 miljoen

Jaarrekeningpost BBV IPSAS Het verschil

MVA De historische waarde bedraagt per 31-12- 2008

€ 7.662,4.

· De historische waarde = € 7.662,4.

De stijging 2009= 5%.

De actuele waarde =

1.25 * € 7.662,4= € 8.045,52

Het verschil in de post MVA bedraagt

€ 383,12

Herwaardering- Reserve

Het BBV past geen actuele waarde toe, er vindt dus geen opwaardering van de herwaarderingsreserve plaats.

Het IPSAS past wel actuele waarde toe, er vindt een opwaardering plaats van

€ 383,12

Het verschil in de post

herwaarderingsreserve

bedraagt € € 383,12

(23)

Maatstaf

financiele positie

BBV IPSAS

Rentabiliteit van het eigen vermogen

109050448/5807832361=

0,0188

109050448/6190952831 = 0,0176

Current Ratio 1.789.902.335/2.915.284.603 = 0.614 = 61.4%

1.789.902.335/2.915.284.603 = 0.614 = 61.4%

Solvabiliteit 5.807.832.361/12.900.580.950

= 0,45 = 45%

6190952831/13283701420,00=

0,47= 47%

d. Wat voor effect heeft dit op de jaarrekening?

Indien er gebruik wordt gemaakt van actuele waarde zal er een opwaardering plaatsvinden van de activa en komt er een extra post “herwaarderingsreserve” bij in de jaarrekening. Op de

herwaarderingsreserve wordt een extra bedrag van € 383.120.00 geboekt. Dit is nodig om de prijsstijging bij vervanging van de activa te waarborgen. In ons voorbeeld wordt de post materiële vaste activa verhoogd met € 383.120.00. Het bedrag op deze rekening is het bedrag dat extra te zijner tijd ten laste van het resultaat wordt gebracht. Het toepassen van de actuele waarde brengt wel een waarderingsprobleem met zich mee. Men moet zich steeds afvragen “ wat zou ik op dit moment voor de activa betalen? ” Indien het gaat om machines, vervoersmiddelen en andere activa waarvan de marktprijzen voorhanden zijn, bestaat er geen probleem. Maar als het gaat om bedrijfsgebouwen, woonruimtes, grond en terreinen, wordt de zaak al wat gecompliceerder.

Daarvan zal de vervangingswaarde geschat moeten worden. Een oplossing hiervoor is een taxatie of door gebruik te maken van een specifieke index. Echt problematisch wordt de waardering in een situatie van technisch niet-identieke vervanging zoals ontwikkelingskosten of

onderzoekkosten. Verder heeft het waarderen op actuele waarde enig effect op het financiële positie. De rentatbiliteit van het eigen vermogen is in geringe mate verslechterd. In het eigen vermogen is de post herwaarderingsreserve opgenomen en de nettowinst is echter niet gewijzigd.

De liquiditeit blijft bij het waarderen van activa op actuele waarde onveranderd. Dit komt omdat waarderen op actuele waarde noch effect heeft op de vlottende activa noch op het korte vreemd vermogen. De solvabiliteit is in geringe mate verbeterd. Dit komt omdat het eigen vermogen verbetert, terwijl het vreemd vermogen ongewijzigd blijft.

5.2.2 Waarderingsgrondslag van deelnemingen a. Definitie

Als een onderneming participeert in het eigen vermogen van een andere onderneming, heeft zij

daarin een kapitaalbelang. Bij een kapitaalbelang in een onderneming bezit de houder van een

belang dus aandelen in die onderneming. Bij de waardering van het kapitaalbelang kan een

onderscheid gemaakt worden tussen rechtstreekse waardering van de aandelen zelf en een

waardering van de achterliggende activa en verplichtingen die door de aandelen

(24)

vertegenwoordigd worden. Bij het houden van een kapitaalbelang in een onderneming verschijnt erop de balans de post deelneming.

b. Het verschil tussen BBV en IPSAS

Onder het BBV worden de aandelen gewaardeerd tegen de historische kostprijs/verkrijgingprijs, of de lagere marktwaarde als de prijs onder de historische kostprijs valt. Bij IPSAS wordt de prijs van het aandeel gewaardeerd op de netto vermogenswaarde. Bij waardering tegen aanschafprijs wordt het betaalde bedrag gerapporteerd. De waardering verandert later nier meer, tenzij zich een duurzame waardevermindering voordoet. Als resultaat uit het kapitaalbelang wordt het

gedeclareerde dividend verantwoord. De methode van nettovermogenswaarde heeft als uitgangspunt dat er gekeken wordt naar de achterliggende activa en passiva die verworven zijn met het kapitaalbelang.

c. Onderzoek

Voor dit onderzoek maken we gebruik van de jaarrekeningen van de Gemeente Amsterdam. Bij het toepassen van nettovermogenswaarde wordt er gebruikt gemaakt van het eigen vermogen per 31 december 2007. Het eigen vermogen per 31 december 2007 wordt aangepast aan de mutatie in het eigen vermogen van de onderneming waarin wordt deelgenomen per 31

december 2008. De mutaties die zich in het eigen vermogen kunnen voordoen zijn: resultaten van het kapitaalbelang, gedeclareerde dividend en

rechtstreekse vermogenmutaties.

Gemeente Amsterdam

VGA Verzekeringen Waarde deelneming

BBV De aanschafwaarde = € 9.4 miljoen

IPSAS Minus:

Stand per 31-12-2007 € 13.342.000 Resultaat € 3.388.000 + Dividend € 4.113.000 - Stand per 31-12-2008 € 12.617.000 Het verschil (IPSAS-

BBV)

Het verschil is € 3.217.000

Journaalpost:

Deelneming 3942000

A Algemene reserve 3942000

Liq. Midd 4113000

A Resultaat uit deelneming 3388000

A Kapitaalbelang 725000

(25)

d. Wat voor effect heeft dit op de jaarrekening?

Door het toepassen van de nettovermogenswaarde komt een stijging in de werkelijke waarde van het kapitaalbelang tot uiting in de boekwaarde. In ons voorbeeld gaat het om een bedrag van

€ 3.217.000. Hierdoor is er niet sprake van een stille reserve in de post kapitaalbelang wat wel het geval is bij waardering tegen aanschafprijs. Uit ons voorbeeld hierboven blijkt dat er bij

waardering tegen aanschafwaarde sprake is van een stille reserve van € 3.217.000. Bovendien bestaat er bij waardering tegen aanschafprijs het gevaar van winststuring voor een houder die voldoende aandelen in zijn bezit heeft om invloed uit te kunnen oefenen op het dividendbeleid.

Zo kan de houder in jaren dat de winst uit eigen bedrijfsactiviteiten tegenvalt, een extra groot dividend laten uitkeren, terwijl in goede jaren wordt afgezien van dividenduitkering. Verder heeft het waarderen op actuele waarde enig effect op het financiële positie. De rentatbiliteit van het eigen vermogen is in geringe mate verbeterd. Dit komt omdat de nettowinst in verhouding is meer toegenomen dan het eigen vermogen.De curent ratio blijft bij het waarderen van de

deelneming tegen nettovermogenswaarde onveranderd. De liguiditeit neemt wel toe maar heeft in verhouding geen effect op de current ratio. De solvabiliteit blijft bij het waarderen van de

deelneming tegen nettovermogenswaarde onveranderd Dit komt omdat het eigen vermogen en het totaal vermogen gelijkmatig toenemen.

5.2.3 Consolidatie a. Definitie

Bij het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening wordt er een jaarrekening opgesteld van het concern als geheel. Bij een 100% kapitaalbelang worden alle afzonderlijke activa, passiva, kosten en opbrengsten bij elkaar opgeteld en onderlinge financiële relaties worden

geëliminieerd. In geval van een kapitaalbelang van minder dan 100% verschijnt op de balans en de winst- en verliesrekening de post “Minderheidsbelang van derden” indien de integrale

consolidatie techniek wordt toegepast. Het minderheidsbelang vertegenwoordigt het belang van derden in de bezittingen en schulden (en het resultaat) van de groep als geheel. Zij hebben slechts recht op een gedeelte van het eigen vermogen bij liquidatie.

Maatstaf financiële positie BBV IPSAS

Rentabiliteit van het eigen vermogen

109050448/5.807.832.361=

0,0188

112438448/5.811.774.361= 0,01935

Current Ratio 1.789.902.335/2.915.284.603 = 0.614 = 61.4%

1794015335/2.915.284.603 = 0.614 = 61.4%

Solvabiliteit 5.807.832.361/12.900.580.950

= 0,45 = 45%

5.811.774.361/12904522950,00

=0,45= 45%

(26)

b. Het verschil tussen het BBV en IPSAS

Het BBV verbiedt het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening. De reden hiertoe is dat consolidatie kan leiden tot onoverzichtelijke en ondoorzichtige verantwoordingsdocumenten.

Verder wordt als argument door het BBV aangegeven dat het verplichten tot consolidatie ingaat tegen het standpunt dat de voorschriften tot het noodzakelijke minimum moeten worden beperkt.” Dit argument werd bij de invoering van het BBV zelfs zo belangrijk gevonden dat er een verbod op consolidatie werd opgenomen. IPSAS daarentegen is een voorstander van het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening als de gemeenten feitelijk beleidsbepalende invloed hebben. Er is sprake van feitelijke beleidsbepalende invloed indien er overheersende zeggenschap uitgeoefend kan worden of de mogelijkheid om de meerderheid van de bestuurders te benoemen en te ontslaan. De reden hiervan is dat de houder van de aandelen de mogelijkheid moet hebben om zich te kunnen bemoeien met het financiële en operationele beleid van de entiteit.

c. Onderzoek

Het BBV heeft een verbod op consolidatie van jaarrekingen. IPSAS is daarentegen een

voorstander van het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening indien de gemeente feitelijk beleidsbepalende invloed op heeft. Om te beoordelen wat voor effect dit heeft op dejaarrekening zullen wij een geconsolideerde jaarrekening opstellen voor de gemeente Amsterdam en VGA verzekeringen. De reden waarom wij voor deelneming VGA verzekeringen hebben gekozen is dat de jaarrekening van deze deelneming beschikbaar is op het internet. Daarnaast heeft de Gemeente Amsterdam een 100 % kapitaalbelang in VGA verzekeringen. In tabel 2 ziet u een overzicht van de belangerijkste deelnemingen van gemeente Amsterdam in 2008. VGA Verzekeringen staat voor de verkrijgingsprijs op de enkelvoudige balans van de gemeente

Amsterdam. Dit hebben wij alleen voor de deelneming VGA verzekeringen gewijzigd in verband met ons beperkte tijdsbestek.

Tabel 2: Belangrijkste deelnemingen:

NV Afvalenergiebedrijf (€ 706 miljoen) NV NUON (€ 181,5 miljoen)

NV Gemeentevervoerbedrijf (€ 78,8 miljoen)

NV Administratiekantoor Stadion Amsterdam (€ 31,6 miljoen) Amsterdam RAI BV (€ 22,7 miljoen)

NV Luchthaven Schiphol (€ 16,9 miljoen)

Amsterdam Participatie Glasvezel BV (€ 6 miljoen)

NV Verzekeringsbedrijf Groot Amsterdam (€ 9,4 miljoen) NV Stadsherstel (€ 8,3 miljoen)

Economische Zaken, diverse deelnemingen (€ 9,1 miljoen)

NV Zeedijk (€ 6,5 miljoen)

(27)

Tabel 1: Geconsolideerde balans

Enkelvoudige Balans Gemeente Amsterdam (IPSAS) 2008

Eliminatie Enkelvoudige Balans VGA verzekeringen 2008

Geconsolideerde Balans 2008

Immateriële vast active 15052489 91.000 15.143.489

Materiele vaste activa 8080472493 12.611.000 8.080.466.493

onderhoud 12000 -12.617.000 - 12.000

Financiële vaste activa 3436434081 22.432.000 3.458.866.081

kas 4113000 - 4.113.000

Voorraden 533261776 - 533.261.776

Vorderingen 790460557 2.142.000 792.602.557

Overlopende activa 466180002 1.227.000 467.407.002

Totaal activa 13.325.986.398 -12.617.000 38.503.000 13.351.872.398

Gestorte en opgevraagde kapitaal - -113.000 113.000 -

Algemene Reserve 4421917273 -9.116.000 9.116.000 4.421.917.273

Herwaarderingsreserve 376928448 376.928.448

Bestemmingreserve 1280806640 1.280.806.640

Resultaat 112919181 -3.388.000 3.388.000 112.919.181

Achtergestelde lening - 771.000 771.000

Voorzieningen 1616783844 22.938.000 1.639.721.844

Onderhandse lening 2451556744 2.451.556.744

Door derde belegde gelden 71679489 71.679.489

waarborgsommen 29195256 29.195.256

Kortlopende schulden 1622802817 1.824.000 1.624.626.817

Overlopende passiva 1300752439 353.000 1.301.105.439

Schuld Lease 40644267 40.644.267

Totaal passiva 13.325.986.398 -12.617.000 38.503.000 13.351.872.398

ACTIVA

Passiva

(28)

Tabel 2: Geconsolideerde resultatenrekening

Re sultatenreke ning 2008 IPSAS G etallen x € 1000 Om sch rijvin g

En kelv oud ige re sulta te n rek en ing G em ee nte Am s terd am ( IP SAS) 2 00 8

E lim in at ie En ke lv oud ige re su lte nr ek en in g V GA

v erzek erin gen 20 08 G econs olide erd e

res ulta te nr eke nin g 20 08

Baten 2 .7 06 .8 96 1 48 4 5 2 .7 21 .7 4 1

La sten -3 .5 7 6.11 0 -1 1 .4 57 -3 .5 8 7. 567

Bru to re su lta at -86 9.21 4 3.38 8 -8 65.82 6

Alge m en e

de kkin gsm id d elen

Baten 2 .8 77 .2 71 2 .8 77 .2 7 1

La sten -1 .3 8 6.65 1 -1 .3 8 6. 651

Totaal 1.49 0.620 1.49 0.62 0

Re sulta at v oor

bes te m m in g 621 .406 62 4.794

M u ta tie in res erves

Do tatie -1 .0 8 3.40 1 -1 .0 8 3. 401

On trek kin gen 5 71 .0 4 4 5 71 .0 4 4

Totaal m u taties in

res erves -51 2.35 7 -5 12.35 7

M u ta ties ivm toep ass en

van d e IPSA S

Resu ltaat u it d eelnem in g 3 38 8 3 3 8 8 3 38 8

kost en rech tzaa k -1 0 -1 0

Do tatie voo rzienin g 3 3

Afsch . On d erh oud skost en -3 -3

Afsch rijving sko sten -2 1 65 -2 1 65

Le asek osten 2 65 6 2 65 6

Totaal 3.86 9 3.86 9

N ettow in st Dee ln em in g 3 3 8 8 3.38 8

Re sulta at n a 112 .918 11 6.306

(29)

Eliminatie balansposten:

Eigen vermogen 113000,00

Algemene reserve 9116000,00

Saldo onderverdeelde winst 3388000,00

Aan Deelneming 12617000,00

Eliminatieposten resultatenrekening:

Resultaat uit kapitaalbelang 3388000,00

Netto winst 3388000,00

Maatstaf financiële positie Enkelvoudige Jaarrekening Geconsolideerde Jaarrekening Rentabiliteit van het eigen

vermogen

109.050.478/ 5.807.832.361=

0.0188 = 1,88%

109.050.477/5.807.832.360 = 0.0188 = 1,88%

Current Ratio 1.789.902.335/2.915.284.603 = 0.614 = 61.4%

1.793.273.271.335/2.925.732.256

=0,6129= 61,3%

Solvabiliteit 5.807.832.361/12.900.580.950

= 0,45 = 45%

6.192.571.542/13.351.872.398

=0,46=46%

d. Wat voor effect heeft dit op de jaarrekening?

Het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening betekent dat een jaarrekening wordt opgesteld van het concern in het geheel. Kapitaalbelangen boven de 50 % worden in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen. In de geconsolideerde jaarrekeningen worden de afzonderlijke activa, pasiva, kosten en opbrengsten opgenomen voor kapitaalbelangen boven de 50 %. Binnen een concern vinden vaak transacties plaats tussen verschillende concernonderdelen.

Hierdoor dienen alle onderlinge financiële relaties te worden geëlimineerd. Dit is noodzakelijk om dubbeltellingen van omzet en kostprijs te voorkomen. Verder zijn de correcties noodzakelijk in verband met het realisatieprincipe. Het realisatieprincipe houdt in dat de transactiewinst

normaliter genomen wordt als er aan derden verkocht en afgeleverd is. Voor de enkelvoudige

jaarrekening wordt een houder van het kapitaalbelang als een derde beschouwd. Voor een

geconsolideerde jaarrekening geldt dat er pas een levering aan derden plaats is als er buiten de

houder wordt verkocht. Verder heeft het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening ook enig

effect op het financiële positie. De rentatbiliteit van het eigen vermogen blijft bij consolidatie

onveranderd. Dit komt omdat alle wijzigingen in het eigen vermogen van de deelneming al zijn

verwerkt in de enkelvoudige balans. De liquiditeit is in geringe mate verslechterd. Dit komt

omdat de deelneming een wat slechtere liquiditeit heeft dan de moeder. De solvabiliteit is in

geringe mate verbeterd. Dit komt omdat het eigen vermogen niet verandert, terwijl het vreemd

vermogen afneemt.

(30)

5.2.4 Bijzondere waardevermindering a. Definitie

Jaarlijks vinden er reguliere afschrijvingen plaats, maar het kan voorkomen dat door onvoorziene omstandigheden overgegaan moet worden tot een bijzonder waarderingsverlies. Een bijzondere waardeverminderingverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief of een

kasstroomgenererende eenheid zijn realiseerbare waarde overschrijdt. De realiseerbare waarde van een actief of een kasstroomgenererende eenheid is de hoogste waarde van de reële waarde minus de verkoopkosten en zijn bedrijfswaarde.

b. Het verschil tussen BBV en IPSAS

In het BBV wordt niet uitgebreid ingegaan op bijzondere waardeverminderingen. Zo geeft het BBV niet aan welke identificatie een entiteit in aanmerking moet nemen bij de beoordeling of er sprake is van een bijzondere waardevermindering van een actief. Daarbij gaat het BBV ook niet in op de methodes die toegepast kunnen worden om te bepalen of er sprake is van een bijzonder waardeverminderingverlies. Verder gaat het BBV evenmin in op terugnemen van duurzame waardeverminderingen. De IPSAS gaat daarentegen wel uitgebreid in op bijzondere

waardeverminderingen. IPSAS 21 behandelt bijzondere waardeverminderingen van niet- kasstroomgenererende activa. Daarin worden voorbeelden aangegeven wanneer er sprake zou kunnen zijn van bijzonderewaardeverminderingen. Deze indicatoren worden opgesplitst in externe en interne informatiebronnen. Daarnaast worden er drie methodes aangegeven om te bepalen of er sprake is van een boekwaarde die hoger is dan de realiseerbare waarde: de vervangingswaardemethode, de herstelkostenmethode en de diensteenhedenmethode. Welke methode een entiniteit gebruikt om de realiseerbare waarde te bepalen is afhankelijk van de situatie. Bij de vervangingswaardemethode wordt de realiseerbare waarde berekend door de prijs die men zou moeten betalen bij vervanging van dat activum te verminderen met de cumulatieve afschrijvingen opdat moment. De herstelkostenmethode is gelijk aan de

vervangingswaardemethode, alleen worden de herstelkosten nog in mindering gebracht. De diensteenhedenmethode is ook gelijk aan de vervangingswaardemethode alleen worden de beschadigde eenheden van de totale eenheden in vermindering gebracht. Verder geeft IPSAS 21 aan wanneer een entiteit moet beoordelen of er sprake is van bijzondere

waardevermindering. Bovendien geeft IPSAS 21 ook aan wanneer er terugboeking van bijzondere waardeverminderingsverliezen van voorgaande jaren mag plaatsvinden.

De kasstroomgenererende activa worden behandeld in IPSAS exposure draft 30. In deze ontwerp-standaard worden aanwijzigingen gegeven voor de bijzondere waardeverminderingen voor kasstroomgenererende activa.Kasstroomgenererende activa zijn activa die opbrengsten genereren. IPSAS exposure draft 30 geeft identificaties aan die mogelijk kunnen wijzen op een afwaardering. Verder wordt er ook vermeld wanneer een entiteit moet beoordelen of er sprake is van een bijzondere waardevermindering. Er is sprake van een bijzondere waardevermindering als de boekwaarde zijn realiseerbare waarde overschrijdt. De realiseerbare waarde voor

kasstroomgenererende activa wordt bepaald door de hoogste waarde van enerzijds de reële

waarde minus de verkoopkosten en anderzijds de bedrijfswaarde. De reële waarde kan het best

worden bepaald als een bindende verkoopovereenkomst in een zakelijke, objectieve transactie

(31)

tussen onafhankelijke partijen. Voor het bepalen van de bedrijfswaarde van een actief moet een schatting van de toekomstige instroom en uitstroom van kasmiddelen en de toepassing van de disconteringsvoet op dezetoekomstige kasstromen worden gemaakt. Daarbij geeft de ontwerp- standaard 30 ook aan wanneer er terugboeking van bijzondere waardeverminderingsverliezen van voorgaande jaren mag plaatsvinden.

c. Onderzoek

Zoals boven is aangegeven gaat het BBV niet uitgebreid in op bijzondere

waardeverminderingen. IPSAS daatentegen geeft uitgebreide aanwijzigingen voor bijzondere waardeverminderingen. Hieronder wordt daarom de drie

methodes voor niet-kasstroomgenererende activa behandeld. Daarnaast wordt voor de kasstroomgenererende activa de bedrijfswaarde uitgelegd.

Methode 1: niet-kasstroomgenererende ativa De vervangingswaardemethode

De gemeente Amsterdam kocht in 2003 nieuwe computers in voor een totaal bedrag van € 7 miljoen. De levensduur van de computers werd geschat op 10 jaar.

In 2008 hebben zich belangrijke veranderingen met nadelig effect op de

technische omgeving van de computers voorgedaan. Soortgelijke computers zijn op de markt te verkrijgen voor 700.000 euro. Door de nadelige effecten in de

technische omgeving van de computers zullen de computers voor een kortere periode worden gebruikt. Dit is een indicatie om de realiseerbare waarde te bepalen. Het gaat hier om niet- kasstroomgenererende activa omdat de computers geen opbrengsten genereren. Voor het bepalen van de realiseerbare waarde wordt de vervangingswaardemethode gebruikt.

A) Aanschafwaarde computer in 2003 € 7.000.000 - Cumulatieve afschrijvingen (a × 5 ÷ 10 ) € 3.500.000

B) Boekwaarde 1-1-2008 € 3.500.000

C) Vervangingswaarde1-1-2008 € 700.000

- Cumulatieve afschrijvingen (c × 5 ÷ 10 ) € 350.000

D) vervangingswaarde € 350.000

Bijzondere waardeverminderingsverlies (b – d) € 3.150.000

Methode 2: niet-kasstroomgenererende ativa De herstelkostenmethode

De gemeente Amsterdam heeft voor de stichting vrouwenorganisatie een bus in 2003 gekocht voor € 100.000 euro. Deze bus moet er voor zorgen dat

laaggeschoolde vrouwen uit verschillende buurten in Amsterdam bij elkaar komen

(32)

om cursussen te volgen die hun voorkeur hebben. De bus heeft een levensduur van acht jaar. In 2008 raakte de bus betrokken bij een

verkeersongeluk. Herstelkosten om de bus weer te kunnen gebruiken zijn

€ 25.000. Voor het aanschaffen van een totaal nieuwe vergelijkbare bus op 1-1-2008 betaalt men € 150.000.

Door het verkeersongeluk is er een indicatie aanwezig van mogelijk bijzondere waardevermindering. Er is namelijk sprake van fysieke schade. Voor het bepalen van de realiseerbare waarde wordt de herstelkostenmethode gebruikt.

A) Aanschafwaarde computer in 2003 € 100.000 - Cumulatieve afschrijvingen (c × 5 ÷ 7) € 71.428

B) Boekwaarde 1-1-2008 € 28.572

C) Vervangingswaarde1-1-2008 € 150.000

- Cumulatieve afschrijvingen (c × 5 ÷ 10 ) € 107.143

D) Vervangingswaarde € 42.857

- minus: herstelkosten € 25.000

E) Herstelkosten € 17.857

Bijzondere waardeverminderingsverlies (b – d) € 10.715

Methode 3: niet-kasstroomgenererende ativa De diensteenhedenmethode

De gemeente Amsterdam heeft een project Kansenzones opgezet. De

kansenzones moeten ervoor zorgen dat bepaalde gebieden in Amsterdam-West aantrekkelijker worden. Voor het project is in 1988 een kantoorpand

verworven voor een bedrag van 50 miljoen euro. Het kantoorpand beschikt over 10 verdiepingen. Alle tien verdiepingen zullen worden gebruikt voor

kansenzones. De levensduur van het kantoorpand is 40 jaar. In 2008 worden wegens de kredietcrissis 6 verdiepingen van de 10 gebruikt. In 1-1-2008 is het kantoorpand getaxeerd op een reele waarde van 22 miljoen euro. De

vervangingswaarde op 1-1-2008 70 miljoen euro.

Het gebruik van het aantal verdiepingen is veranderd van tien naar zes. Dit is een indicatie van een mogelijk bijzondere waardevermindering. Om te bepalen of er sprake is van een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt gebruik

gemaakt van de diensteenhedenmethode.

A) Aanschafwaarde computer in 2003 € 50.000.000 - Cumulatieve afschrijvingen (a × 20 ÷ 40) € 25.000.000

B) Boekwaarde 1-1-2008 € 25.000.000

C) Vervangingswaarde1-1-2008 € 70.000.000 - Cumulatieve afschrijvingen (c × 20 ÷ 40 ) € 35.000.000

D) Vervangingswaarde € 35.000.000

- minus: vier verdiepingen(d × 4 ÷ 10 ) € 14.000.000

E) De diensteenhedenwaarde € 21.000.000

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit dit alles besluit ik, dat liegen en de leugen lief te hebben; dat alle bedrieglijkheid en leugenwonderen; alle verachting en woede tegen God en zijn

Het leven, handelen en wandelen van een begenadigde ziel, gelijk het een voorwerp van Gods verkiezing en gekochte door het bloed van de Zaligmaker betaamt, betonende

Hij die spreekt over liefde tot alle mensen, die zegt dat God de mens nooit gemaakt heeft om hem te verdoemen, maar dat alle mensen zalig zullen worden door de algemene verzoening,

Het hof verzuimt aldus te beslissen op een onder- deel van het gevorderde, te weten de vordering tot terug- gave van de motorboot door de koper als voorwaarde voor de terugbetaling

De onderneming waarvoor de commissaris werkzaam is, hoeft namelijk geen loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen meer af te dragen en geen inkomensafhankelijke bijdrage

Door te vragen naar het minimaal noodzakelijke inkomen, ontstaat er een opening naar een gesprek over de kennis die de deelnemer heeft over het inkomen dat de verschillende

Hij schreef: ‘Het zou verstandig zijn als niet alleen het nieuwe kabinet, maar ook de Kamer deze erfenis van de afgelopen decennia onder ogen zou zien.. De overheid is ondanks

Marcellus Emants, ‘Het is me niet mogelik een mening juist te vinden, omdat ze aangenaam is’.. Misschien is u 't met mij oneens, maar ik vind, dat een schrijver zo goed als