• No results found

George van Aalst, Lotgevallen van een voetbalschoen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "George van Aalst, Lotgevallen van een voetbalschoen · dbnl"

Copied!
270
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

George van Aalst

bron

George van Aalst, Lotgevallen van een voetbalschoen. Valkhoff & Co., Amersfoort 1924

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/aals010lotg01_01/colofon.php

© 2012 dbnl

(2)

Aan Frans

(3)

Pag. 156.... een regen van glasscherven viel op den helm....

(4)

Hoofdstuk I.

Pommy krijgt een afstraffing.

De heer Vleugels tilde zijn zoon Pommy van den grond en legde hem over dat lichaamsdeel, waarop kleine kinderen zoo gaarne paardje rijden en waarop grootere kinderen hun zonden tegen het ouderlijk gezag vaak boeten.

Toen de executie van voornoemd jongmensch afgeloopen was, zette de heer Vleugels het schreiende zoontje weer op z'n beentjes en zeide, zakelijk als hij was:

‘Ziezoo, nu zullen we eens praten’.

Pommy, die hartroerend snikte, als ware de afstraffing minstens in barbaarschheid te vergelijken met een Turksche lijfstraf, kon niet anders dan een door snikken onderbroken ‘ja, pa’ uitbrengen.

Maar de heer Vleugels, voor wien een dergelijke hartroerende houding na een ouderlijke afstraffing geen nieuwigheid meer was, vervolgde onvermurwd: ‘Het is voor de derde maal, dat je deze week met je zolen van je schoenen afgetrapt thuis komt. Nu is de maat vol. Je speelt voorloopig niet buiten en ik verbied je ten strengste te voetballen. Wat is dat voor een spel? 't Lijkt wel of jullie waanzinnig worden, zoodra je zoo'n bal ziet. Begrepen, Pim?’

De heer Vleugels noemde Pommy bij dergelijke gevallen altijd Pim en zoo heette

de held van dit

(5)

hoofdstuk dan ook, alleen werd hij door niemand - behalve dan door z'n vader als deze officieel tegen hem optrad - zoo genoemd en noemde iedereen hem Pommy, een Hollandsch verkleinwoord van het Fransche ‘pomme’, wat appel beteekent.

Pommy zou dan in goed Hollandsch vertaald, zooveel beteekenen als ‘Appeltje’

en de scherpzinnige lezer heeft al dadelijk begrepen, dat er tot deze zonderlinge naamsverandering toch eenige aanleiding moest wezen.

Nu, die was er ook. Want beantwoordde ooit een naam meer aan de persoonlijkheid van iemand, dan was het de naam Pommy aan den persoon van Pim.

Pommy was een heel gewone jongen. Zoo gewoon, dat hij niet eens in aanmerking zou komen om tot boekenheld gepromoveerd te worden, zoo hij dit niet grootendeels te danken had aan het paar schoenen, welks historie in dit boek beschreven zal worden.

En toch had Pommy iets, dat hem onderscheidde van de meeste zijner natuurgenooten.

Pommy had een buikje!

Pommy z'n bovenlijf was zoo rond als een appel en onder dat ronde bovenlijf stonden een paar pootige, kromme beentjes en op dat appelronde bovenlijf stond bijna zonder den gebruikelijken overgang van dat lichaamsdeel, dat bij een mensch

‘hals’ heet, een appelrond hoofd, met ronde, roode wangen, een paar kraaloogjes en een klein mopneusje, dat de verdenking sterk op zich laadde van zoo maar losweg aan z'n gezicht geplakt te zijn.

Dat was Pommy!

Hij leek wel geheel uit appeltjes geconstrueerd.

Pommy was zeker niet de knapste uit de familie Vleugels, maar daarom wel de

goedigste, want hoewel z'n naam eigenlijk een spotnaampje was, noemde hij sinds

jaar en dag zichzelf in navolging van heel z'n familie zoo, zoodat niemand wist, dat

hij eigenlijk Pim heette.

(6)

Z'n vrinden - en Pommy had er veel - noemden hem Pommy, z'n meester op school noemde hem Pommy.

En alleen zijn vader week van deze gewoonte af bij gevallen als in den aanvang van dit boek beschreven.

Pommy had volgens z'n vader maar één gebrek en dat was z'n niet te breidelen hartstocht voor het edele voetbalspel.

En Pommy van zijn kant verkeerde als zooveel jongens in 't zeer lastige en dikwijls huiselijke drama's verwekkende geval, een vader te bezitten, die een verwoed hater was van Het Bruine Monster.

Ongelukkig toch, dat jongens met een brandenden hartstocht voor het voetbalspel, zoo dikwijls een vader moeten treffen, die deze liefde met allerlei barbaarsche middelen tracht uit te roeien.

Maar evenals zooveel vaders, die in dat moeilijke geval verkeeren, zou het ook den heer Vleugels niet gegeven zijn het voetbalvuur in zijns zoons hart ook maar één graad te temperen.

Onder deze omstandigheden is het dan te verstaan, dat Pommy niet opgewekt keek en al was z'n brand- en moordgeschrei meer gemobiliseerd om invloed uit te oefenen op den duur van de afstraffing, feit was het, dat Pommy toch zeer bedroefd was.

Niet over de pijn natuurlijk.

Dan was Pommy al geen rechtgeaard aanhanger geweest van Het Bruine Monster, want alwie zich oefent in het edel voetbalspel, moet dit doen met souvereine minachting voor blauwe schenen, bloedneuzen, opstoppers en andere niet te verhoeden blessuren van het voetbalveld.

En wat is een pak slaag vergeleken bij de vele opstoppers en trappen, die men op kan loopen op het veld van eer.

Maar Pommy was een voetballer van 't rechte slag in weerwil van z'n dikte, die hem nog al eens hinderde.

Dus voelde Pommy geen pijn, doch zijn droefenis

(7)

ging over 't verbod van z'n vader, die hij er te goed voor kende, dat hij zijn maatregelen ter beveiliging van Pommy z'n schoenen tot het uiterste zou door-zetten.

En dat was voor Pommy een crime.

Gaarne gehoorzaamde hij z'n ouders en z'n moeder wilde hij voor geen geld van de wereld verdriet doen, maar als het op voetballen aankwam, ja, dan werd de verleiding zoo groot...

Zóó groot, dat hij bij 't gezicht van een bal in een oogenblik al zijn beloften, al zijn goede voornemens, zijns vaders strenge bedreigingen en moeders zachte, verwijtende oogen vergat, om met één sprong achter het geliefde voorwerp aan te hollen.

Een bal werkte op hem, als de roode lap op een stier.

Zoolang hij maar niets zag van 't voetbalspel, dan ging het goed en dan kon hij zich vaders verbod blijven herinneren, maar al zag hij slechts een aanplakbiljet:

QUICK - H.V.V.

dan voelde hij, hoe zijn bloed anders ging vloeien en zag hij dan een paar jongens

‘jatten’, dan stokte zijn adem, even stond hij stil, alsof hij een harden strijd streed, maar altijd liep 't er op uit, dat hij alles vergat voor den bal.

Ja, Pommy was een rare jongen.

Natuurlijk had Pommy zich na deze gevoelige vermaning van zijn papa met de meeste beslistheid voorgenomen om z'n leven te beteren, maar zooals het in zulke gevallen meer gaat, het noodlot scheen hem te achtervolgen.

Den volgenden morgen ging hij met z'n Zondagsche, bruine schoentjes naar school, daar z'n schoollaarzen weer eens in de maak waren.

‘Pommy,’ zei z'n moeder, ‘voetbal nu niet met die schoentjes, hoor, want dan zijn

ze zoo stuk.’

(8)

Expres ging Pommy laat naar school om de verleiding maar tot een minimum te beperken.

Op weg naar school moest hij een zandvlaktetje van ettelijke vierkante meters passeeren.

Daar lag de verleiding op de loer.

Een van z'n vrinden was jarig en had dien morgen tot z'n groote verrassing een

‘drie’ voor z'n verjaardag gehad en nu had hij z'n bal natuurlijk mee naar school gebracht om dien schat aan z'n makkers te toonen, die onmiddellijk geneigd waren om het geliefde voorwerp eens te probeeren.

Pommy zag het met één oogopslag, dat z'n vrinden aan 't goalkicken waren, maar z'n heele houding wees uit, dat hij nu aan de verleiding weerstand wilde bieden.

Hij wendde z'n hoofd af! Maar als werkte er een electrische veer op, zoo moest hij 't telkens weer naar 't voetballende groepje keeren.

‘Ik wil niet. Ik wil niet,’ streed 't in hem en zijn wangen werden nog rooder en nog dikker van inspanning.

Doch het voetbalduiveltje heeft vele pijlen op z'n boog.

‘Hé, Pommy, zie je ons niet?’ riep Jaap Helmers en toen bezweek Pommy... en als een opgejaagde holde hij naar den bal.

't Was vijf minuten voor negen. Geen vijf minuten kon hij de verleiding weerstaan.

En als gewoonlijk dacht Pommy niet meer aan de executie van den vorigen avond, niet meer aan z'n goede voornemens en niet meer aan z'n Zondagsche, bruine schoentjes!

Dit werd hem noodlottig.

Want in het zand lagen verraderlijk eenige groote steenen en toen Pommy in 't

vuur van de goalkickerij den bal een harden zet wou geven, toen trapte hij in 't zand

met zoo'n vaart tegen een verborgen steen, dat het zand opspoot.

(9)

Met een pijn-verwrongen gelaat greep Pommy, terwijl hij z'n been oplichtte, naar zijn voet.

Toen zag hij in den neus van 't bruine schoentje een groot gat en de punt van de zool was geheel weggewrongen.

De tranen sprongen Pommy in de oogen. Nu dacht hij weer aan alles, maar het was te laat.

Pommy kon dien morgen niet meer deelnemen aan de opgewonden gesprekken, die z'n makkers hielden over den bal van Jaap Helmers. Almaar moest hij denken aan den neus van z'n Zondagsche, bruine schoentje.

De oplettendheid op school liet ook te wenschen over, zoo zelfs, dat Pommy, die een ijverig jongmensch was, honderd strafregels opliep: ik moet in de school beter opletten.

Ook nam hij niet deel aan de heftige discussies, die er waren tusschen de jongens van z'n klas omtrent een voetbalclub, die ze - nu Jaap Helmers een bal had - wilden oprichten.

Wat had hij in een ander geval warm geloopen voor zoo'n plan, nu haalde hij de schouders op, met een: ik mag toch geen lid worden.

Toen de kwesties, of er een cent dan wel twee centen contributie per week zou betaald worden en of Jaap Helmers die den bal had, dan wel Harry van Halen, die voor den besten speler doorging, penningmeester zou worden, opgelost waren, werd Pommy door Harry, die tenslotte tot captain benoemd was, uitgenoodigd om lid te worden van de nieuwe club, die den naam zou krijgen van de club van den grooten broer van Frans Berenkamp, welke club ‘Harry Up’ heette, waarvan wel niemand de beteekenis kende en misschien de groote broer zelf ook niet, maar waarover allen het eens waren, dat het een ‘keiïge’ naam was.

Pommy watertandde en hij kreeg den kriebel in z'n teenen als hij aan al die

heerlijkheden dacht.

(10)

Een bal van Jaap Helmers. (Wàt een ouders had die Jaap!) Een schoolclub, die ‘Hurry Up’ heette!

't Wàs ook om te watertanden.

‘Doe je 't, Pommy?’ vroeg Harry.

‘Ik mag immers niet.’

Ja, dat was een moeilijk geval, maar de steun van Pommy kon niet gemist worden in 't elftal en Harry bedacht:

‘Word dan geheim lid net als Jo van Wijk, die mag ook niet trappen.’

Geheim lid worden, zonder toestemming van zijn ouders, 't trok Pommy wel aan, maar Pommy was zoo eerlijk als hij rond was en z'n ouders bedriegen deed hij niet gaarne.

Als ze eens vroegen of hij z'n belofte na kwam.

‘Zaterdag is er al een match!’ verleidde Harry.

Een match van z'n eigen club!

En Pommy... bezweek.

‘Maar m'n schoenen...’ verweerde hij zich nog.

‘Ik heb een ouden, rechtschen schoen van mijn broer voor je, je hebt nog al groote voeten,’ bood Frans Berenkamp meer vriendelijk, dan complimenteus aan.

Toen had Harry het pleit gewonnen en Pommy was ondanks de misère van zijn Zondagsche, bruine schoentjes dien morgen al tweemaal bezweken voor de verleiding van Het Bruine Monster.

Zelfs zou hij dien morgen nog eenmaal bezwijken.

Wel niet voor Het Bruine Monster, maar dan toch voor een in z'n plaats weinig gebruikt caricatuur, een ouden schoen.

Op weg naar huis vond hij namelijk zulk een voorwerp op de straat liggen.

Nu was het de geregelde gewoonte van Pommy om alle voorwerpen van de straat,

die maar eenigszins in beweging te krijgen waren, bij gebrek aan een bal, voor zich

uit te centeren.

(11)

Rotte aardappelen, sinaasappelen, keien, oude hoeden e.a. waren niet veilig voor z'n voet.

Zoo ging het ook met den ouden schoen, waardoor hij ten derde male dien ochtend zijn fraaie, bruine schoentjes vergat.

Iederen keer nam hij een aanloopje en trapte den schoen voor zich uit; op een gegeven moment echter, niet ver van zijn huis meer, schepte hij het voorwerp, dat vervolgens met een merkwaardige juistheid den neus van een voorbijrijdend fietsrijder trof, tot versplintering van diens daarop gebaseerde so-easy.

Pommy rushte natuurlijk weg, zoodra hij 't noodlottig gevolg van zijn trap zag in z'n haast niet ontdekkende, dat het den buurman van drie huizen verder was.

Nu zou een ander misschien nog den dans ontsprongen zijn, maar Pommy was te

goed herkenbaar en dus

(12)

was Pommy nauwelijks thuis of de belwerd overgehaald.

Pommy schrok, want al meende hij wel niet ontdekt te zijn, toch was zijn geweten niet zuiver en in zulke gevallen zijn de meeste menschen schrikachtig en waarom zou Pommy, die een heel gewoon mensch was, op dien regel een uitzondering maken?

Zijn moeder deed open en bevond zich tegenover den buurman, die een opgezetten neus, met een zware, roode striem had, mitsgaders een van woede trillende stem.

‘Mevrouw, 't is een schande, zooals die jongens tegenwoordig de straat met dat ellendige voetballen onveilig maken. Kijk eens wat uw zoontje me gelapt heeft...

met een ouden schoen, mevrouw!’

En de vertoornde buurman drukte met alle macht op de woorden ouden schoen, als om ten volle z'n afkeer van het bewuste voorwerp kenbaar te maken en voer toen in hetzelfde snel-driftige tempo voort, terwijl hij het corpus delicti viezig tusschen duim en vinger houdend toonde nu evenwel op behoorlijken afstand voor z'n neus, als was hij nog bang, dat er voor oude schoenen een zekere aantrekkingskracht in zijn gezwollen reukorgaan zat:

‘'t Is schande, mevrouw. Meer dan schande. De politie moest er een einde aan maken.’

‘Maar, meneer,’ trachtte Pommy z'n moeder den woordenvloed te stuiten, ‘Pommy voetbalt niet. Bovendien heeft hij z'n Zondagsche schoentjes aan... heeft u zich niet vergist?’

‘Vergist, vergist, mevrouw. Ik zou me in iedereen kunnen vergissen, behalve in ùw zoon, mevrouw.’

En hij was ondanks zijn verbolgenheid zeker nog te beleefd om te zeggen, waarom hij zich niet in den zoon van mevrouw Vleugels kon vergissen.

‘Dan zal ik Pommy even roepen,’ hakte mevrouw den knoop door.

‘Pommy! Pommy!’

Pommy kwam met looden schoenen. Met één oogopslag herkende hij z'n

slachtoffer.

(13)

‘Pommy, heb jij dien meneer met een ouden schoen gegooid?’

‘Getràpt,’ verbeterde het slachtoffer.

‘Getrapt,’ herhaalde mevr. Vleugels gehoorzaam.

‘Ja, moe.’

‘Dan weet ik genoeg. Ga naar binnen, Pommy,’ zei zijn moeder gestreng en Pommy droop af.

Wat er verder tusschen zijn moeder en 't slachtoffer van Pommy gesproken is, is een raadsel voor Pommy gebleven, maar zekerheid was, dat zijn spaarpot met de somma van zeven gulden en vijftig cents verlicht werd.

Daarmee was het geval niet afgeloopen.

Geen kwartier later volgde de ontdekking van de ramp der Zondagsche, bruine schoentjes, 't geen een heftig familie-drama tengevolge had, waarbij papa zelfs de woorden, opvoedingsgesticht, galg en rad en meer dergelijke kippenvellerige termen bezigde en 't geheel werd besloten met een krachtdadige repetitie van het pijnlijke geval, waarmee dit merkwaardige boek aanvangt.

's Avonds had Pommy meer dan overvloedig gelegenheid om zijn strafregels te schrijven, want direct na vieren werd hij ‘ingesloten’ op het zolderkamertje, waar de weerwillige spruiten van den heer Vleugels gewoonlijk tot gehoorzaamheid gedwongen werden of gelegenheid verschaft werd om na te denken over de veelheid hunner overtredingen tegen het ouderlijk gezag.

Pommy besteedde zijn tijd echter anders en zijn pen ratste vlijtig over het papier:

ik, ik ik, ik... enz. (100 ×) moet, moet, moet... enz. (100 ×), zoo ging het verder en voor hij 't wist, stonden zijn honderd strafregels al voor hem.

Toen ging hij z'n overtredingen bepeinzen en in de stilheid van z'n gevangenis gaf hij zijn ouders groot gelijk en beloofde zichzelf weer eens beterschap.

En hij nam zich dapper voor om voor het ‘geheime

(14)

lidmaatschap’ van ‘Hurry Up’ te bedanken, wat den daarop volgenden dag tot groote storing van de drukke werkzaamheden van de ‘elftalcommissie’ van ‘Hurry Up’

geschiedde.

Toch bleven al deze gebeurtenissen, hoe pijnlijk en vervelend ook voor den held ervan, niet zonder invloed op den verderen loop van zijn voetballoopbaan, want aan den avond van dien ongeluksdag hadden de heer en mevrouw Vleugels een zeldzaam lang onderhoud over de hartstochtelijke voetballiefde van hun Pommy en de gebeurtenissen van dien dag waren mede oorzaak, dat zijn vader besloot om mettertijd den strijd tegen den eenigen hartstocht van Pommy op te geven en hem een verrassing te bereiden, die hem in oeconomisch opzicht zelf ook niet onvoordeelig zou zijn.

De heer Vleugels besloot namelijk Pommy, wanneer hij zich nu verder goed gedroeg, bij zekere gelegenheid een paar voetbalschoenen te koopen, wat een aanmerkelijke inkrimping van de schoenmakersrekening tengevolge zou hebben, volgens mama Vleugels.

Maar eerst zou er nog iets gebeuren, dat het inzicht van den heer Vleugels bijna

tot groote schade van Pommy zou doen veranderen en waardoor Pommy weer in

veel ellende zou komen.

(15)

Hoofdstuk II.

Pommy doet een gelukkige uitvinding, die ongelukkig afloopt.

Pommy had beterschap beloofd en hij was er den man - of liever den jongen - niet naar om althans weer niet te tràchten die belofte te houden.

Zóó ernstig meende hij het met zichzelf, z'n ouders en z'n schoenen, dat hij den eerstvolgenden Zaterdagmiddag met z'n zusje heel zoetjes naar de Scheveningsche boschjes ging om... eikels te zoeken - flauwe bezigheid voor een jongen als Pommy, die slechts gewend was om achter Het Bruine Monster aan te draven -.

De consequentie van Pommy z'n goede voornemens ging echter weer niet zoover, dat hij alle voorwerpen, die hij op z'n weg ontmoette en die de moeite van het voorttrappen waard waren, met rust kon laten, zoodat hij reeds na enkele minuten zich overhaast van de zijde van z'n zusje moest verwijderen, wilde hij een pak slaag mis loopen, dat een heer hem toedacht, toen deze plotseling met wiskundige zuiverheid een stuk cokes op z'n hoed geplaatst voelde.

‘Bij den Bataaf zie ik je,’ beet Pommy z'n zusje toe en zoo hard hij kon ging hij

op de vlucht voor z'n belager.

(16)

Bij den theetuin, bekend bij de Haagsche en Scheveningsche jeugd als de ‘Bataaf’, trof hij inderdaad z'n zusje.

‘Heeft-ie me nog lang nageloopen?’

‘Tot je heelemaal uit 't zicht was.’

Pommy lachte en merkte op, dat z'n schot niet zuiverder had kunnen wezen.

Het eikelzoeken begon Pommy natuurlijk gauw te vervelen en weldra stond hij dan ook achter 't hek van een der tennisbanen zich te verdiepen in het tennisspel.

Eigenlijk vond Pommy het zonde en schande, dat zulke fijne balletjes gebruikt werden voor zoo'n flauw spel als tennis, waarbij nota bene meisjes meespeelden, die niets anders deden dan gillen.

Floep!

Daar vloog een balletje over 't hek.

Eén van de dametjes gilde en Pommy volgde begeerig het zoo geliefde voorwerp.

‘Hè,’ verzuchtte hij, ‘als ik er zoo een eens had.’

Maar hij was te eerlijk en te rechtschapen om het te stelen, hoewel hij dat nu gemakkelijk gekund had.

Doch daar dacht hij niet eens aan.

Met z'n handen in z'n zak wandelde hij op het balletje af om het weer over het hek te trappen.

Juist op dit oogenblik schoten uit het boschje twee rasechte Scheveningsche jongens, die met het balletje aan den haal gingen.

‘Da's gemeen,’ mompelde Pommy en meteen holde hij achter de jongens aan, die 't natuurlijk in 't loopen tegen hem af moesten leggen.

‘Terug geven,’ brulde Pommy hen toe, terw hij er een greep.

‘Is-t-ie van jou?’ schreeuwde de jongen.

Maar Pommy antwoordde niet en gooide den jongen op den grond.

Misschien had hij den ongelijken strijd toch nog wel verloren, als niet een der

heeren was toegeschoten,

(17)

waarop de tweede vijand van Pommy aan den haal ging.

De andere dief werd huilende mede naar de tent genomen, waar hij gedreigd werd met politie en gevangenis om daarna door de vrouwelijke barmhartigheid der tennisspeelsters de vrijheid te herkrijgen.

En Pommy...

Wie schetst zijn vreugde? Welke pen beschrijft den zaligen glimlach, die over z'n appelwangetjes speelde?

Pommy kreeg zoo'n heerlijken, spiksplinternieuwen tennisbal.

Ieder lezer en iedere lezeres, ja, ieder vader en moeder al haten ze het voetbalspel

van heeler harte, zal het Pommy vergeven, dat hij als met tooverslag al z'n beloften

vergat.

(18)

Er bestònden eenvoudig geen vader en moeder meer voor hem, die het edele voetbalspel verachtten.

En terwijl z'n zusje ijverig eikeltjes zocht, was Pommy naar hartelust aan het knallen.

Op den terugweg was het zijn voornaamste zorg om het geliefde voorwerp te verbergen voor de oogen van vader en moeder.

Het gelukte hem volkomen om zijn dierbaar bezit veilig binnen te smokkelen.

Na het eten was hij onmiddellijk boven om zijn kleinood in zijn eentje te

bewonderen en Pommy zou Pommy niet geweest zijn, als hij het daarbij had kùnnen laten.

Eerst stelde hij zich tevreden met het voorwerp neer te stooten op den grond om het daarna op te vangen.

Daarna ging hij het tegen den muur kaatsen om dan zoodoende den terugspringenden bal te keepen.

Dat spel sleepte hem al zoo mede, dat hij er weldra toe overging om het voorwerp tegen den muur te trappen.

Verblind door z'n voetbalhartstocht, werden de eerst schuchtere en zachte trapjes weldra reuzenpillen, die tegen de deur bonkten, alsof het paneel er uit moest.

En zonder zich om tijd of plaats te bekommeren, jatte hij eenige minuten later met een geweldigen trap den bal dwars door een momumentalen spiegel heen, zoodat het glas een grooten stralenkrans vertoonde.

Het was de eerste krans, die Pommy tijdens zijn voetballoopbaan ontving en hij heugt hem tot op den huidigen dag.

Tot bezwijmens toe was hij verrast en gedurende de eerste seconden kon hij er zich slechts toe bepalen om den gebroken spiegel met groeiende ontzetting en geopenden mond te aanschouwen.

Nog niet geheel van zijn eerste verbijstering bekomen, volgde de tweede

verbijstering al, in den vorm van zijn halve familie, die haastig de kamer

(19)

binnenviel en welke wat gelaatskleur betrof, alle variaties tusschen pimpelpaars en lakenbleek doorliep. Maar aller oogen waren zonder uitzondering op

groote-schrikwijdte geopend en richtten zich op den eersten krans van Pommy.

De ontzetting van de familie duurde niet zoo lang als die van Pommy, nog één oogenblik beschouwden ze de illustratie van Pommy's voetbalcapaciteiten, toen viel hun oog op het corpus delicti.

Pa z'n oogen fonkelden, toen sleurde hij Pommy van de rampzalige plek af, terwijl zijn zoons schoenen diepe sporen van weerspanningheid op het ijsgladgeboende zeil nalieten, daarna had een executie plaats, als in 't begin van dit boek nader beschreven, alleen in graad van hevigheid en tijdsduur beslist superieur aan alle vorige

kastijdingen.

Zwijgend werd de strafoefening aanschouwd door mama, Piet, den grooten broer, Hermine, de groote zuster en Catharine, de andere, groote zuster.

En toen de held van dit verhaal weer - eveneens zwijgend - rechtop stond in den kring van z'n belangstellende familie, toen wachtte hem een anderspektakel.

Mama dribbelde met moordlust om de geroffelde broek van Pommy, de beide groote zusters dreigden met hun vingers en de groote broer, blij dat hij zich ook eens kon laten gelden zonder veel gevaar door Pommy uitgelachen te worden, zeide bestraffend:

‘Jou aap van een jongen.’

Papa nog hijgende van zijn bestraffing, raapte het corpus delicti op en bij 't zien daarvan flitste het door Pommy's hoofd: ‘Kwijt’.

Inderdaad werd het voorwerp door zulk een deugdelijke daad verworven door papa verbeurd verklaard en door mama in blindheid van woede in het fornuis gestopt.

Maar daarover heeft de tennisbal zichzelf gewroken, want twee dagen lang heeft

een afgrijselijke stank van brandend gummie in het huis gehangen,

(20)

die de heele familie - inzonderheid de groote zussen - wanhopig maakte.

Was dit nu maar het einde van de scène geweest, maar na dien kreeg Pommy nog de aanzegging, dat hij tot December niet uit mocht.

Alle vrije uren en middagen moest hij op z'n kamer doorbrengen.

De lezers zullen begrijpen, dat Pommy een moeilijken tijd tegemoet ging.

Het waren dagen van verveling en steeds heviger wordend verlangen om toch weer eens achter Het Bruine Monster aan te loopen.

Bovendien kreeg Pommy op school de meest watertandendste berichten van de pas opgerichte schoolclub ‘Hurry Up’.

Maar aan het noodlot was nu eenmaal niets te veranderen en zoo verdroeg hij z'n straf geduldig en bij nader inzien moest hij toch ook wel toestemmen, dat ze niet geheel onverdiend was.

*

*

*

Men zegt, dat de eenzaamheid vindingrijk maakt en wat Pommy betreft, schijnt er in dat gezegde veel waarheid te schuilen.

Natuurlijk peinsde Pommy in z'n strafuren voor meer dan drievierde van den tijd over voetbal en al de aankleve van dien.

Toen deed Pommy op één van z'n strafmiddagen een uitvinding, die een

voetbalmaniak in dergelijke omstandigheden goud waard was en de strafmiddagen tot ware genotmiddagen maakte.

En Pommy was wel zoo slim om van z'n uitvinding niets aan zijn ouders mee te deelen, aangezien hun grondige afkeer van het voetbalspel hen wel eens zou kunnen verleiden om hun zoon dit eenvoudige genot te ontzeggen.

Ja, Pommy oordeelde wel wat hard over z'n ouders.

(21)

Z'n uitvinding had dus betrekking op het geliefde voetbalspel.

Op z'n kamer had hij namelijk een ouden stoel met een houten zitting, waarin gaatjes waren. In 't midden was een grooter gat en daar kon juist een knikker in liggen.

Deze omstandigheid maakte Pommy zich ten nutte en bedacht het volgende voetbalspel:

Van den rand van den stoel liet hij tegelijkertijd twee knikkers over de zitting rollen, die een weinig hellend was naar de uiteinden. In den regel - niet altijd echter - kwam één ervan in het groote gat terecht. Dat was een doelpunt.

De twee knikkers stelden twee verschillende ‘elftallen’ voor. Met dien ouden stoel en twee knikkers organiseerde Pommy nu een reuzen-voetbalwedstrijd.

Natuurlijk was er in het begin nog wel wat te verbeteren aan z'n uitvinding, want toen hij de knikkers een minuut of vijf telkens liet rollen, kwam hij tot abnormale uitslagen van 50-37, 60-58, enz.

Zoo iets leek allerminst op een normalen voetbalwedstrijd-uitslag, zelfs niet op een korfbal-uitslag.

Maar daar vond hij ook al iets op.

Hij liet de twee ‘teams’ tienmaal rollen en zoo verkreeg hij prachtige uitslagen van 4-2, 2-1, 1-0 (dan was het een heel spannende wedstrijd en had hij z'n keel heesch geschreeuwd) en een keer zelfs 0-0 (toen zagen z'n appelwangen paars van

aanmoedigingskreten).

Hij kon nu dus fatsoenlijke wedstrijden organiseeren.

En wat meer zegt: hij kreeg fatsoenlijke uitslagen, varieerende tusschen 10-0, 5-5 en 0-0. Uitslagen, die ook op de heusche voetbalvelden voorkwamen.

Nu en daar was het Pommy maar om te doen.

Al die wedstrijden en uitslagen en het aansluiten van nieuwe ‘eftallen’ bezorgde heel wat administratie, want alles werd nauwkeurig opgeteekend.

Heele schriften legde hij er voor aan en de tijd

(22)

vloog om. Soms vond hij het vervelend om voor het eten geroepen te worden.

Zoo langzamerhand kreeg hij ook heel wat ‘elftallen’, want vanaf het oogenblik van z'n uitvinding legde hij beslag op alle mooie, gladde knikkers. En vooral de kleintjes trokken hem aan, want daaruit recruteerde hij zijn beste ‘teams’, omdat ze het gemakkelijkst in het ‘doel’ konden rollen.

Hij organiseerde allerlei wedstrijden. Bekerwedstrijden, seriewedstrijden, Zilveren Balwedstrijden.

Ook verspeelde hij het kampioenschap van Nederland.

Soms op één Woensdagmiddag.

Om te watertanden voor het bestuur van de N.V.B. dat altijd maar critiek te hooren krijgt over zonneof te wel zweetvoetbal.

Echter wat Pommy niet verhinderen kon, ook zijn voetbalspel was grillig als het echte voetbalspel. Ja, zelfs nog grilliger, omdat de ‘elftallen’ zich niet bewust waren of ze de waardigheid van een eersteklasser dan wel van een derde-klasser op te houden hadden.

Wel praatte Pommy zich voor als Sparta ‘in 't veld’ moest komen tegen H.V.V., dat Sparta ‘er alles op zou zetten’ om te winnen, maar onafhankelijk daarvan was steeds de uitslag.

En hoewel de knikkers allen even gelijkmatig rolden, sprak Pommy toch getrouw van spannende en slecht-gespeelde matches, van derde- en eersteklas spel.

Zoodoende kreeg Pommy dus de zonderlingste uitslagen, zoo zonderling, dat de

schrijver van dit boek aan zijn verhaal te kort zou doen, zoo hij niet enkele bladzijden

uit het ‘Voetbalboek’ van Pommy zou overpennen ten gerieve van zijn lezers, die

met belangstelling het volgende knipsel uit Pom's archief zullen lezen, daarbij in 't

oog houdende, dat de getallen achter de clubnamen aanduiden in welke

(23)

klasse, West, Zuid, Oost of Noord de verschillende clubs uitkwamen.

Het knipsel betreft hier een verspelen van den ‘Nederlandschen Beker’ en luidt oorspronkelijk als volgt:

NEDERLANDSCHE BEKER.

Eerste Ronde.

QUICK (W.I) - H.S.C. (N. II) 2-7 H.D.V.S. (W. II) - WILLEM II (Z. I) 4-0 GO AHEAD (O. I) - B.M.T. (W. III) 0-8 QUICK (O. I) - MIDDELBURG (Z. III) 0-1

VELOCITAS (Z. I) - BLAUW-WIT (W. I) 1-2 (na verlenging) SPARTA (W. I) - VEENDAM (N. III) 1-5

HERCULES (W. I) - FORTUNA (W. III) 1-9 H.V.V. (W. I) - B.V.V. (Z. III) 3-2 (na verlenging) AJAX (W. I) - VITESSE (O. I) 4-5

HAARLEM (W. I) - EDO (W. III) 3-4 (na verlenging) H.F.C. (W. I) - D.F.C. (W. I) 0-7

U.V.V. (W. I) - N.A.C. (Z. I) 3-1

GROOTEGAST (N. III) - H.B.S. (W. I) 8-2

BE-QUICK (N. I) - ZEVENHUIZEN (W. III) 0-10 SPARTAAN (W. II) - U.D. (O. I) 2-3 (na verlenging) V.O.C. (W. I) - D.O.V. (W. III) 2-5

Tweede Ronde.

H.S.C. (N. II) - H.D.V.S. (W. II) 4-1

B.M.T. (W. III) - MIDDELBURG (Z. III) 0-6 BLAUW-WIT (W. I) - VEENDAM (N. III) 0-7

H.V.V. (W. I) - FORTUNA (W. III) 2-1 (na verlenging) VITESSE (O. I) - EDO (W. III) 0-3

D.F.C. (W. I) - U.V.V. (W. I) 8-1

GROOTEGAST (N. III) ZEVENHUIZEN (W. III) 1-0 (na verlenging)

U.D. (O. I) - D.O.V. (W. III) 1-6

Derde Ronde.

H.S.C. (N. II) - MIDDELBURG (Z. III) 5-3

VEENDAM (N. III) - H.V.V. (W. I) 7-1

(24)

Finale.

VEENDAM (N. III) - GROOTEGAST (N. III) 0-9

Grootegast (Noordelijk derde-klasser) bekerhouder!

(25)

Ziehier een bladzijde uit het archief van Pommy, welke geen onaardig beeld geeft van de verrassingen, waartoe het voetbal-knikkerspel van Pommy leidde.

De uitslagen waren, zooals men zien kan, nog een tikje verrassender dan bij werkelijke voetbalwedstrijden, hoewel men daar soms ook bij gaat denken aan uitslagen van een voetbal-knikkerspel. Want in de heusche voetbalwereld staat men ook voor verbluffende problemen, die geen enkele voetbaluitslagvoorspeller zou aangedurfd hebben.

Het merkwaardige van Pommy's ‘Bekerwedstrijden’ was wel, dat de Noordelijke derde-klassers de beroemde, Westelijke eerste-klassers (want de Westelijk eerste klasse was ook bij Pommy de sterkste!) bij wijze van spreken aan hun laarzen lapten.

Sparta, dat door een gril van 't noodlot kampioen was, 't geen niet verhinderde, dat het een jaar later glorieus degradeerde, kreeg maar eventjes van Veendam met 5-1 klop en Veendam, dat gedurende het gansche tournooi zich zoo kranig had geweerd, moest tenslotte toch buigen voor de grillen van het voetbalknikkerspel en kreeg met 9-0 de tikken van... Grootegast, dat meteen den beker in de wacht sleepte.

O, wreede gril van 't noodlot, die den beroemden Nederlandschen Beker naar het onaanzienlijke Grootegast deed verhuizen.

Tot eer van Pommy dient gezegd te worden, dat hij den beker veel liever gegund had aan Sparta, H.V.V. of een andere, meer beroemde club.

Het fijnste vond Pommy die kleine, ‘spannende’ uitslagen. Dan zat hij op z'n knieën voor het ‘veld’ en brulde als gold het een heuschen wedstrijd, zoodat het

‘geloei’ zelfs tot in de huiskamer doordrong, 't geen één der groote zussen dan verstoord van een handwerkje deed opkijken om te vragen:

‘Wat voert Pommy toch uit, ma?’

‘Ach, hij speelt met knikkers. Laat hem. Hij doet nu geen kwaad,’ antwoordde

mama, die lang niet

(26)

zoo wreed was als Pommy meende en het knikkerspel al lang ontdekt had.

Aan die geweldige nederlagen van eerste tegen derde-klassers wist Pommy echter ook wel een mouw te passen, door in een verslag (want van sommige wedstrijden schreef hij ook verslagen) te spreken over een absoluut uit den vorm zijn, een falen van de verdediging enz.

Over den wedstrijd Be-Quick - Zevenhuizen (0-10) schreef hij b.v. in zijn schrift met ‘voetbalverslagen’, het volgende:

Be-Quick (N.I) - Zevenhuizen (W. III) 0-10!

Groot was de verbazing, die de geweldige nederlaag van de beroemde Groninger club tegen een bijna onbekende Westelijke derde-klasser, verwekte. Echter zij direct aangemerkt, dat Be-Quick met vier invallers uitkwam en Zevenhuizen in een uitstekende conditie, geheel compleet (!) aantrof. Het verloop van den wedstrijd was als volgt: Bij den eersten

‘uitloop’ rolde Zevenhuizen direct in.... 't gaatje (doel). Bij den ‘uittrap’

dacht men Be-Quick te zien gelijkmaken, maar jawel, Zevenhuizen dacht er anders over en rolde door een handige manoeuvre om Be-Quick heen om andermaal in 't gaatje te rollen (0-2). 't Publiek loeide als wilde beesten (sic! van den auteur). Toen Zevenhuizen de derde maal in het doel landde (0-3), kwam er aan de toejuichingen geen einde. Het was iets ongehoords het schitterende werk van deze derde-klasser tegen het sterke Be-Quick.

De vierde keer hield Be-Quick unfair af, wat Zevenhuizen niet verhinderde om met een keihard schot den stand op 0-4 te brengen. De vijfde maal verraste Zevenhuizen Be-Quick geheel en al (0-5). Na rust speelde Be-Quick een verloren spel en had weinig in te brengen tegen 't schitterend spelende Zevenhuizen, dat overweldigend optrad en tot het einde met élan den strijd voerde, zoodat het einde een alleszins verdiende 0-10

overwinning bracht.

Over de spelkwaliteit valt weinig op te merken: Be-Quick is bar

tegengevallen in 't Westen en van Zevenhuizen zullen we nog wel eens

meer hooren. Als misschien de N.E.C. haar schreden eens wil richten naar

dit onaanzienlijke plaatsje met zijn prachtvoetballers?

(27)

Ja, ja, onze Pommy had fantasie.

Ongetwijfeld.

Om zoo'n verslag op te stellen over twee knikkers en een ouden stoel met gaatjes, daar hoort meer dan normale verbeeldingskracht toe.

Er zullen echter voor ieder weldenkend mensch wel raadselachtige dingen in 't verslag blijven bestaan, die zelfs voor den grootsten fantast moeilijk zullen blijven om zich voor te stellen.

Hoe zou Pommy zich wel een uit één knikker bestaand Be-Quick met vier

‘invallers’ hebben voorgesteld?

Dat Zevenhoven compleet was, is het meest begrijpelijk.

Maar wat voor verschil zou er bestaan tusschen 't rollen van den eenen knikker en het rollen van den anderen om te kunnen spreken van een uit-den-vorm zijn en een prachtconditie der clubs?

Dat het publiek (zegge Pommy, tevens referee!) brulde, is licht verklaarbaar.

Maar hoe zou de eene knikker unfair kunnen spelen tegen den anderen knikker?

Er zullen dingen in de uitvinding blijven, die een raadsel voor de lezers blijven en alleen opgelost werden in het toenmalige brein van den jeugdigen uitvinder, die geheel en al opging in z'n ‘uitslagenspel’, wiens fantasie met veel vrijmoedigheid over deze raadselen heenstapte en ze met een gebruikelijken voetbalterm oploste.

Schrijver dezes is geneigd om te gelooven, dat Pommy in dezen tijd koud zou gebleven zijn voor een veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf, mits het hem vergund ware geweest zijn knikkerspel en z'n ouden stoel mede te nemen naar z'n cel.

Wat al kampioenschappen had hij dan niet op z'n knieën voor zijn ouden stoel

kunnen verspelen met z'n tallooze clubs, die hij ook al weer met een zekere

vrijmoedigheid hem eigen had ingedeeld met souve-

(28)

reine minachting voor het toenmalige competitie-systeem der N.V.B.

Bij zoo'n competitie-wedstrijd zette hij dan z'n handen voor z'n mond en verbeeldde zich het enthousiaste publiek te zijn. Pommy ‘zat’ dan heelemaal in zijn spel.

Tot hun genoegen merkten z'n vader en moeder, dat Pommy het echte voetbalspel begon te verzaken, niet wetende, dat uit den nieuwen hartstocht van hun zoontje de oude straks als een phenix zou verrijzen om des te krachtiger bezit te nemen van het hart van Pommy.

Bij de competitie van Pommy gebeurden echter ook al heel zonderlinge dingen.

Hij had er namelijk een afkeer van om bij een overwinning den winnaar de hem eerlijk toekomende twee punten toe te deelen. Zoo een regeling vond hij flauw.

Bij hem waren de ‘goaltjes’ verreweg het voornaamste en hij kon zich nooit voorstellen, dat een club, die met 1-0 won, evengoed als een club, die met 8-0 won van de N.V.B. maar twee punten kreeg. En dat twee clubs, die gelijkspeelden ieder een punt kregen, vond hij al even raar. Als je gelijk speelt, win je niks, zoo redeneerde hij en wie niks heeft gewonnen, krijgt ook niks.

Neen, de doelpunten vond hij den besten maatstaf en die club, die de meeste

‘goaltjes’ had gefokt, kwam volgens zijn systeem, het kampioenschap toe.

Een club, die met 3-0, 4-1 of 5-2 won, verdiende naar z'n meening drie punten, verloor je echter met 0-2, dan had je twee punten ‘minder dan niks’, zooals hij dat uitdrukte en won je dan den volgenden wedstrijd met 4-2, dan had je net niks.

Vandaar...

Dat de ranglijstjes van Pommy aan nog meer verrassingen en aan nog meer

bokkesprongen en hevige dalingen onderhevig waren dan de ranglijsten

(29)

uit de heusche voetbalwereld, waar toch ook al zonderlinge dingen kunnen plaats grijpen.

Zoo stond bij voorbeeld H.V.V. bij Pommy een keer boven aan met 20 goals voor en 12 tegen en U.V.V. onderaan met 10 goals voor en 14 tegen.

Reeds jubelde Pommy over het aanstaande kampioenschap van den Leeuw van den Wassenaarschen Weg.

Maar ‘jawel,’ zou Pommy weer in het verslag kunnen schrijven, ‘U.V.V. dacht er anders over’.

Er volgde een wedstrijd tusschen nummer laatst en nummer één, die in een beetje normale competitie toch niet zoo heel zonderling had kunnen verloopen.

Maar de competitie van Pommy stoorde zich daar niet aan: U.V.V. zegevierde met 10-0 (zegge tien tegen nul!). U.V.V. stond No. 1 en H.V.V. zag zijn

kampioenschap in rook opgaan en kwam op één na onderaan. En 't merkwaardigste...

dat was de eerste nederlaag in dat ‘seizoen’ van H.V.V. en tevens de eerste

overwinning van U.V.V. H.V.V degradeerde dat seizoen door nog met 1-0 te verliezen en V.O.C. (twee na laatst) liet U.V.V. door een 7-1 nederlaag op de middenmoot landen, waarna het pardoes kampioen was, zelf zeker het meest verrast.

De club met de meeste overwinningen degradeerde!

Zonderlinge competitie.

Tot op den laatsten wedstrijd waren de clubs nog niet zeker van hun leven.

Intusschen schijnt er in het knikker-voetbalspel van Pommy, althans voor een deel, een geest van waarzeggerij gezeten te hebben, want vele van die ongerijmdheden zijn heden in de voetbalwereld geen zeldzaamheden meer.

Bedoeld worden ongerijmdheden als dat oude, pionnierclubs als Sparta, H.V.V.

en H.F.C. onder aan bengelen of degradeeren en clubjes uit achteraf-stadjes den toon

aangeven.

(30)

Knikkerspel-uitslagen komen er trouwens tegenwoordig in de voetbaluitslagen ook al voor.

Ja, Pommy had het nog niet zoo ver mis met z'n uitvinding.

Pommy speelde ook ‘internationale wedstrijden’.

Hier deed zich het zonderlinge geval voor dat het Nederlandsch Elftal (de kampioensknikker!!) altijd won.

Hoe Pommy dat toch klaarspeelde, zal wel weer een raadsel blijven.

Zelfs de in veel gevallen geraadpleegde knikkerspelarchieven verspreidden in deze kwestie niet het noodige licht.

Misschien is het vermoeden gerechtvaardigd dat Pommy bij een wedstrijd van Nederland tegen een andere mogenheid, zoozeer met zijn nationalen trots te kampen had, dat hij die andere mogenheid door een bijna vierkanten knikker liet

vertegenwoordigen, die alle rolvermogen miste.

Feit is ook, dat Engeland meestal het hardst op z'n kop kreeg.

Eens wilde Pommy de 12-2 nederlaag, die Nederland (het heusche!) tegen 't echte Engeland te Darlington geleden had, bloedig wreken.

Tot z'n teleurstelling merkte hij, dat een 12-2

(31)

uitslag in geen tien keer rollens te verkrijgen was, tenzij hij de goaltjes van ‘Holland’

dubbel telde.

Maar daar was hij nu weer te eerlijk voor en hij besloot dan maar vijftien keer te rollen.

Dus werd er vijftien maal gerold en Darlington werd gewroken en nog wel met 14-1.

Hoe de Engelschen er toch nog in geslaagd zijn hun eer te redden!

Zelfs speelde hij Olympiades (voor ‘voetbal’ alleen dan!) te Londen, Rotterdam, Parijs en Bern, waarin Holland natuurlijk won.

Tallooze Duitsche, Engelsche en Fransche clubs kwamen op de strafmiddagen op het zolderkamertje van Pommy bij Sparta, Quick, D.F.C. enz. op bezoek om dan meestal met de kous op hun kop naar het vaderland weer te keeren.

Naar de Olympiades zonden zelfs Japan, China, Lapland en Voor-Indië hun vertegenwoordigende ‘elftallen’.

Alle nationaliteiten van Indianen en Boschjesmannen tot Eskimo's toe, dongen in die zoogenaamde ‘groote’ Olympiades naar den eerepalm, die echter alleen Nederland maar scheen te kunnen winnen.

Eén keer echter liep het mis.

Het was in den beslissingswedstrijd tusschen Holland en Groenland.

Groenland was buitengewoon ‘in den vorm’ en won met 4-3.

Daar keek Pommy sip van, maar bliksemsnel herinnerde hij zich, dat een referee wel eens een doelpunt mag afkeuren.

Het winnende doelpunt van Groenland werd dus geannuleerd wegens off-side (zeker van heel Groenland).

Toen was het 3-3.

De nu volgende beslissingswedstrijd werd door Holland beslissend gewonnen met

9-1. Hoe kon 't ook anders.

(32)

Dat was een betere verhouding en Holland's naam was hersteld. Meer zonderlinge verhalen van de knikkercompetitie zouden te doen zijn, maar de lezer heeft zich nu een tamelijk goed beeld kunnen vormen van de verstrooiing, die Pommy op z'n strafmiddagen zocht.

Eén voorval dient echter nog aan de vergetelheid ontrukt te worden.

Op een middag werd Pommy juist geroepen om te eten toen Sparta en Vitesse om het kampioenschap van Nederland moesten spelen.

Dat was erg jammer. Hij had liever zijn eten nog wat laten staan. Maar zoo iets werd in den huize Vleugels niet geduld.

Toen moest de wedstrijd 's avonds plaats hebben.

Dan was het eigenlijk bedtijd, maar Pommy had meermalen clandestien 'savonds bijzonder spannende wedstrijden gespeeld.

Er was maar één hindernis bij die avondwedstrijden: Pommy kon niet hard loeien, anders had mama het euvel ontdekt en zeer waarschijnlijk den strijd gestaakt.

Stiekum ging Pommy ook dien avond weer uit zijn bedje, schoof naast het knikker-strijdperk een tweeden stoel, waarop hij het olielampje plaatste en knielde in z'n hansop voor het terrein neder om het kampioenschap van Nederland te verspelen.

Zachtjes zat hij in z'n handen te fluister-loeien en hij verbeeldde zich, dat het geleek op geloei van verren afstand.

Het werd een fraaie wedstrijd met een kleinen uitslag.

Tot den achtsten keer hadden noch Sparta noch Vitesse ‘het gaatje kunnen vinden’.

Pommy gloeide van geestdrift en loeide als een bezetene in z'n handen. De negende

keer verliep ook zelfs zonder doelpunt... Pom zwaaide met z'n

(33)

armen, alsof hij 'n volle werkelijkheid op een Spartaansche tribune zat.

En daar de tiende keer... hoera... leve Sparta... 1-0 voor Sparta... enorm was het enthousiasme

Uit geestdrift stootte hij 't lampje om. De inhoud rolde over 't bed en in een oogenblik sloeg er een groote vlam op.

Pommy was verbijsterd van schrik... zijn knieën knikten... en 't enthousiasme stroomde als koud water uit z'n leden.

Toen ineens schoof hij 't raam op:

‘Help, help! Brand! Brand!’

Vader, moeder, de groote broer en de groote zussen holden gillend naar boven.

In de straat weergalmde het tienmalen herhaalde ‘brand, brand’.

Maar Pommy's vader was kordaat. Hij duwde de gillende zussen en de bezwijmende mama weg en met een paar emmers water bluschte hij den brand.

Intusschen had zich een groote menigte voor 't huis verzameld. Deze menigte smaakte nog wel het genoegen den brandweer voor het huis te zien.

Ze aanschouwde echter, dank zij 't kordate optreden van den heer Vleugels, geen ijselijkheden als zuigelingen, die uit de dakgoot aan een dun touwtje eergelaten worden, vallende balken, uit het raam springende meisjes en andere dier gaarne geziene ijselijkheden.

De brandweer rukte in.

Nooit heeft Pommy meer zoon anthousiaste match gespeeld, mede omdat andere

geneugten hem wachtten, die zijn voetballoopbaan meer zouden beheerschen dan

het beroemde knikkerspel.

(34)

Hoofdstuk III.

Pommy wordt de gelukkigste van alle menschen.

De Sint Nicolaasdag naderde!

O, zalige dag voor Hollands zoete jeugd!

Het was omtrent een week voor dezen dag, dat Pommy na een vrij langdurige boetpredikatie zijns vaders ‘begenadigd’ werd en plechtig moest beloven, dat hij zoolang z'n vader geen toestemming gaf tegen geen bal aan zou trappen, in huis noch buitenshuis, noch tegen een of ander roerend goed dat te kwader ure door zijn hartstocht tot bal kon gepromoveerd worden.

Pommy beloofde het plechtig.

Het was althans een geruststelling voos hem, dat in deze Sint Nicolaasweek hem iets kon helpen bij de vervulling van z'n belofte.

Immers in deze week moesten de surprises gemaakt en gekocht worden.

In deze week zou een meer dan buitengewone energie van zijn dichterstalent gevraagd worden om de zussen te helpen met allerlei Sint Nicolaasversjes.

Bovendien was Pommy een dolle liefhebber van Sint Nicolaas-winkels kijken.

Dus deze week zou hij z'n belofte kunnen houden.

Maar dan...

De Sint Nicolaas zou dit ‘dan’ voor Pommy

(35)

oplossen, zoo vorstelijk, dat hij, zooals boven dit hoofdstuk geschreven staat, zich de gelukkigste aller stervelingen zou wanen.

Pommy had veel pech gehad, maar aan alle pech komt een einde. De ongelukken kunnen een mensch wel een tijdlang volgen, maar er komt een tijd, dat ze wegblijven.

Zoo zou het Pommy gaan.

Druk maakte hij gebruik van z'n herkregen vrijheid om de mooie étalages te zien.

Veel moois bewonderde zijn oog.

Maar één winkel trok bijzonder zijn aandacht: de sportwinkel van Koonings.

Wat daar allemaal voor heerlijkheden uitgestald lagen?

Voor een voetballer om te watertanden.

Allereerst stond er in die étalage een miniatuurgoal met een dito keeper erin en een goal-kicker ervoor, die door een onbegrijpelijk mechanisme den bal telkens in 't net joeg.

Daar alleen kon Pommy urenlang naar kijken. Dat gezicht vond hij eenig. Veel eeniger dan al die wonderen van suikergoed en marsepijn.

Tallooze voetbalschoenen stonden in die étalage, maar één paar bruine schoenen scheen als 't ware te knipoogen tegen Pommy. Daar moest hij maar naar kijken.

't Was of ze met hem spraken.

Of die bruine neuzen Pommy hypnotiseerden.

Maar Pommy was niet de eenige jongen, die verrukt naar deze schitterende collectie voetbalschoenen keek.

Neen, dag aan dag aanschouwden deze schoenen een schier eindelooze rij jongelingen, wier begeerige blikken op hen bleven rusten.

Soms werden hun vurige bewonderaars aan moeders hand meegetrokken als ze te

lang naar de betooverende collectie wilden kijken. En menigmaal moesten ze hooren:

(36)

‘Toe, moe, geef ze me nou? Dan kom ik nooit weer met kapotte schoenen thuis!’

Er waren dus meer jongens, die met kapotte schoenen thuis kwamen!

Van Pommy alleen vingen die schoenen niets dan hevige zuchten van verlangen op.

Iederen dag ondernam hij een tocht naar den winkel van Koonings en telkens weer zag hij ‘zijn’ zalige schoenen staan.

Twee dagen voor Sint Nicolaas waren ze wèg.

Het was Pommy of er iets in hem brak, net alsof hij nu voortaan twee trouwe vrienden moest missen. Zoo naderde de Sint Nicolaas.

*

*

*

De Sint Nicolaasavond werd in den huize Vleugels altijd feestelijk gevierd en ook deze avond zou geen uitzondering zijn op den regel.

Dezen geheelen onvergetelijken avond te beschrijven zou te ver van het doel voeren, daarom zal alleen meegedeeld worden, wat die avond aan Pommy bracht.

Eerst moest Pommy eenige geduchte spotternijen dragen. Hij kreeg namelijk een volmaakt beeld van zichzelf, bestaande uit twee op elkaar gehechte appels. In de onderste staken een paar luciferhoutjes en in de bovenste een paar kraaloogjes en een neus. Het was een bespottelijk portret.

Natuurlijk was er een vers bij:

Dit is Pommy, onze held, Die onlangs met veel geweld Een doelpunt in den spiegel maakte, Wat een heel tumult verzaakte.

Vervolgens kwamen er nog gebroken stukken glas, ‘nieuwe elftallen’ voor z'n competitie, een brandweerladder voor 't geval er weer eens brand ontstond bij een wedstrijd en toen... Pommy dacht al, dat er geen einde aan de plagerijen zou komen...

toen kwam er een doos:

(37)

Voor Pommy.

Uit de doos kwamen... een paar voetbalschoenen... neen, ‘zijn’ voetbalschoenen, die hij bij Koonings gezien had en die twee dagen voor Sint Nicolaas verdwenen waren.

Pommy kon geen woord uiten.

De tranen kwamen in zijn goedige oogen en door een nevel van tranen keek hij naar z'n ouders, die lachten:

‘Vader....’

Toen stormde hij op hen los en viel hen om den hals.

In den eenen schoen zat een klein papiertje. Pommy las het:

‘Ik geef aan Pommy toestemming om te voetballen, zooveel hij wil, als hij tevens zorgt, dat z'n werk er niet onder lijdt en hij zal trachten door z'n examen te komen.’

Zijn pa.

‘Dat zal ik,’ beloofde Pommy plechtig.

Deze verrassing was een grootsch moment geweest op den Sint Nicolaasavond, dat de heer en mevrouw Vleugels voor geen geld hadden willen missen.

Pommy was geheel verzoend met z'n ouders!

De feestavond kon hem nu niets nieuws meer brengen en Pommy was eigenlijk blij, toen hij alleen met z'n schoenen op z'n slaapkamer aangekomen was.

Daar hield hij uit de volheid van z'n gemoed een hartroerende toespraak tot z'n schoenen, die van nu aan z'n vrienden werden, welke hij gehoor, gezicht en gevoel toekende.

‘Gij zult mijn vrienden zijn, waarmee ik de groene velden betreden zal. Ik zal u liefhebben als edele vrienden en uw roem zal de mijne zijn en mijn roem de uwe. Ik geef u ieder een naam, daarmee zult ge genoemd worden zoolang ge leeft en ge zult meer roem oogsten dan een uwer broederen.’

Van dat oogenblik werden voor Pommy z'n schoenen bezielde wezens, waaraan

hij lief en leed meedeelde

(38)

en die ook niets tegen hem verzwegen van hun leed. Wel spraken ze geen

menschelijke taal, maar Pommy zag aan hen, wat er in hun ‘ziel’ omging en daarom kon hij met hen converseeren naar hartelust.

Het zou een diepe vernedering voor Pommy zijn, zoo schrijver en lezer dezes boeks, ook niet die eigenschappen aan z'n schoenen toekenden, die hij er aan toegekend had en zoo zullen ook wij voortaan van Key en Pil - zoo noemde hij den linkeren rechterschoen - als bezielde wezens blijven beschouwen, die hooren, zien, spreken, lezen en voelen kunnen, met wier indrukken we evenveel rekening zullen hebben te houden als met menschelijke indrukken.

Nu waren het in ieder geval zeer bijzondere schoenen, die evenals menschen, hun sympathie en antipathie konden toonen, hun goede buien en kwade luimen hadden, pessimistisch en optimistisch gestemd konden zijn en die bovenal door hun goede eigenschappen op veel wedstrijden meer invloed zouden uitoefenen dan hun meesters zelf.

Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat de gebroeders Key en Pil direct een reusachtige sympathie voor Pommy voelden.

En dat was gelukkig.

Want een voetbalschoen heeft soms geraffineerde middelen om z'n antipathie te toonen.

Met een onwilligen voetbalschoen is per slot van rekening even weinig te beginnen als met een onwillig paard of een koppigen ezel.

Een rijpaard maakt z'n meester zandruiter en een voetbalschoen laat iemand z'n voet verzwikken.

Ja, wel denkt men met een zwikriempje onwillige voetbalschoenen te kunnen dwingen, maar dit is een zuiver suggestief middel en meerdere voetballers hebben dat tot hun teleurstelling ondervonden.

Een onwillige ezel steekt z'n kop tusschen z'n pooten en is met geen salvo van

zweepslagen vooruit

(39)

te krijgen; een voetbalschoen steekt z'n neus in 't zand en wee den voetballer, die dan nog doortrapt.. enfin de voetballers kennen dat gevoel onder hen min of meer berucht en gevoelig bekend onder den term ‘je poot wegtrappen’. Deze korte uitwijding moge er toe dienen vele voetballers meer rekening te doen houden met de ‘ziel’ van hun voetbal-schoen en de meening te versterken, dat een goede voetbalschoen meer invloed op 't spel uit oefent, dan men tot dusver misschien gemeend heeft.

Van dàt kaliber waren Key en Pil, de vrienden van Pommy.

Den volgenden morgen wilde Pommy ze beslist mee naar school nemen om aan al z'n vrienden het heerlijke geschenk te toonen en bij het ontbijt stonden Key en Pil te rechter en te linker zijde van z'n bord. Voortdurend zat Pommy tegen hen te loenzen.

Ook op school wekten de nieuwe schoenen allerwege de bewondering van de kenners op.

Heel ‘Hurry Up’ stond om Pommy heen en de opmerkingen welke gemaakt werden, waren zoo vleiend voor Key en Pil, dat ‘Hurry Up’ zeker verzekerd kon zijn van de sympathie dezer ‘bezielde’ schoenen.

‘Reuzenschoentjes,’ vond Jaap Helmers.

‘'t Lijken wel stalen neuzen,’ meende Harry van Dalen, die met een kennersblik de neuzen onderzocht.

‘Watzulje hier fijn mee pillen,’ zei Frans Berenkamp.

‘En nou word ik lid van “Hurry Up” ook,’ maakte Pommy bekend.

(40)

Dat deed de vreugde ten top stijgen, want Pommy was een speler, dien ‘Hurry Up’

heel best kon gebruiken.

Het ging met deze jonge vereeniging nog niet naar wensch, want sedert haar bestaan had ze nog geen enkele overwinning kunnen boeken.

Haar ergste concurrent was een lagere schoolclubje met den angstaanjagenden naam ‘Tao’ (Trap Alles Omver).

Eigenlijk was ‘Hurry Up’ een te nette club om tegen ‘Tao’ te spelen. Maar zooals dat in de lagere voetbalregionen meer gaat, er waren wel veel clubs, maar alle onderling verband ontbrak en zoo gebeurde het dus, dat het altijd heel veel moeite kostte om een match aan te nemen.

De clubs, die in elkaars omgeving speelden, kwamen dus begrijpelijkerwijs veel tegen elkaar uit.

Zoo speelden bijvoorbeeld ‘Hurry Up’ en ‘Tao’, ondanks herhaalde ruzies en het standsverschil, wel vijf en twintig maal in het jaar tegen elkaar.

‘Hurry Up’ en ‘Tao’ waren in die buurt de eenige clubs met het jeugdige ‘Sparta’, dat bij gebrek aan 't noodige zakgeld, inplaats van roodwitte shirts haar leden toestond met een rood-wit lapje te spelen door een welwillende zuster sierlijk in den vorm van een schild gemaakt.

‘Tao’ was maatschappelijk wel de minste van de de drie en dus wat spelkwaliteit betrof, de beste.

‘Hurry Up’ stond weer 't laagst en de meeste van haar leden hadden iets van een voetbaluitrusting, al was het uniform niet geheel gelijk van ieder der leden.

De een droeg een heel wit pak, de andere zwartwit, weer een ander rood-wit of

geel-zwart. Ieder deed zoo wat goed was in zijn eigen oog, maar de ‘officieele’ kleur

was blauw-wit. Blauw-wit echter waren slechts de hoekvlaggen, die door de oudste

zus van Harry van Dalen gemaakt waren, de trots van heel ‘Hurry Up’.

(41)

Ook had ‘Hurry Up’ - en dat stempelde haar in 't oog der andere clubs wel 't meest tot een ‘echte’ voetbalclub - goalpalen. Of eigenlijk volledige goalpalen waren 't niet. 't Waren alleen maar zijpalen, met tot bovenlatten gespannen touwen.

Die goals had ‘Hurry Up’ cadeau gekregen van Frits Nijland zijn ouders en 't was een heel bezit.

Maar juist dit ideale bezit van ‘Hurry Up’ vormde bij wedstrijden een bron van veel twisten.

Eigenlijk kun je veel beter spelen met ‘goalpalen’ van jassen of petten, dan weet ieder miniatuurvoetballer tenminste, dat als hij niet langs den grond den bal door den goal jaagt, dat hij dan niet zit volgens de gangbare begrippen in de

adspirantvoetbalbeweging. Want is hij maar een meter van den grond, dan durft de vijandelijke keeper steeds met een staal gezicht te beweren: ‘Te hoog’.

Maar een goal met touwlatten is een ware ergernis.

Bij een hoogen bal kun je nooit zeggen of hij onder of boven de ‘lat’ was, waarvan natuurlijk de benadeelde partij altijd heftig partij trekt.

Dat was dan de oorzaak, dat de wedstrijden van ‘Hurry Up’ nogal eens in een vechtpartij verliepen.

Maar anderzijds had ‘Hurry Up’ het weer aan die goalpalen en die hoekvlaggen te danken dat ‘Tao’ en ‘Sparta’ tegen haar wilden spelen, want eigenlijk was het geen partij voor die twee fanatieke clubjes.

Nederlagen als 12-0, 10-1, 11-2, 16-4 en eenmaal zelfs 25-0 waren voor ‘Hurry Up’ geen uitzondering.

Met de intrede van Pommy en z'n beide vrienden, Key en Pil, in de jonge vereeniging, zou deze eindelooze rij van vernederingen echter gesloten worden en zou ‘Hurry Up’ een tegenstander worden waar rekening mee gehouden moest worden, zelfs ondanks de goalpalen.

De eerste wedstrijd bracht Pommy in 't veld tegen ‘Tao’.

(42)

Dien middag verloor ‘Hurry Up’ niet.

Onder enthousiast hu-geroep - de krijgskreet van Pommy! - ging ‘Hurry Up’ ten aanval. Deze krijgskreet was echter te verleidelijk voor den vijand dan dat ze dien niet na zou gaan bootsen, hetgeen dan ook onder hoongelach geschiedde toen ‘Hurry Up’ het veld moest ruimen.

De stand was 4-4 (en Pommy smaakte het genoegen om door middel van Pil vier doddige goaltjes te maken) in een half uur tijds, daarna ontaardde de wedstrijd in een vechtpartij, die ‘Hurry Up’ verloor en eindigde met een smadelijke verdrijving der ‘Hurry Uppers’ van hun eigen terrein met achterlating van hoekvlaggen en goalpalen, waartusschen ‘Tao’ heel gemoedelijk een ‘onderlinge vrendlie geem’ ging spelen.

Hoe die herrie kwam?

Wel door de aanwezigheid van het trio Pommy, Key en Pil natuurlijk.

‘Tao’ was gewend, dat de stand in een kwartier tijds altijd circa 5-0 was en nu was het slechts 2-2.

Eigenlijk was het 6-4 voor ‘Hurry Up’, maar door die ellendige touwen waren de resteerende goals na veel geschreeuw afgekeurd.

Wel kreeg ‘Hurry Up’ als verzachting tweemaal een ‘pennantie’ te nemen, maar Pil schoot voor Pommy er een tegen het touw en den andere ‘mijlen ver’ naast het doel.

‘Zie je nou wel, dat ze niet gezete hebbe!’ schreeuwden de ‘Tao'ers’ en ‘Hurry Up’ keek sip, overtuigd als ze was, dat ze wel gezeten hadden.

Enfin, zoo is het voetbaladat der lagere regionen!

Pommyhad anders nog nooit zooveel medailles uitgedeeld als in dezen eersten wedstrijd voor ‘Hurry Up’.

En hij werd daarin getrouw bijgestaan door z'n beide vrienden Key en Pil.

Inzonderheid Key had een zekere virtuositeit in het kwistige distribueeren van

medailles, aangezien

(43)

Pommy alleen maar rechts kon trappen en dus met z'n vriend Key meer beenen dan ballen raakte.

De scherpzinnige lezer heeft natuurlijk al begrepen, dat het woord medailles eigenlijk tusschen een paar bedenkelijke aanhalingsteekens diende geplaatst te worden en dat dit woord slechts een euphemistische uitdrukking kan zijn voor de vele plekken, ter grootte van een riks, welke op de beenen der ‘Tao'ers’ getrapt werden en die naar gelang van den bloedsomloop van den gekwetste paars, blauw, rood, groen, fletsgeel of regenboogkleurig getint waren.

Zoo illustreerde dus Pommy in deze eerste match zijn voetbalcapaciteiten op de beenen van schier geheel ‘Tao’.

Toen alzoo vele medailles uitgereikt waren en Pommy het ook eens wilde probeeren (de stand was toen 4-4, eigenlijk 9-4 voor ‘Hurry Up’ - de touwen!!!!) om een medaille op een ‘Tao’-oog te decoreeren, toen kwam de herrie.

Die ‘Tao'er’ kon 't zoo waar niet hebben.

Reeds bij de eerste schuchtere poging kreeg Pommy een klap op een van zijn appelronde wangen, dat het over het heele veld kletste.

‘Die zit,’ riep een tweede ‘Tao'er’ spottend en tot groote ergernis van Pommy.

Pommy liet het niet onder zich en zoo kwam van het eene het andere; het slot van de zaak was de boven vermelde, smadelijke vlucht van het geheele ‘Hurry Up’-elftal onder hoonende hu-imitatie.

Enfin ‘Hurry Up’ had de voldoening, dat ze voor het eerst gelijk gespeeld had en wat het aantal bloedende knieën betrof met 11-6 gewonnen had daar de ‘Tao'ers’

over het algemeen minder goed geschoeid waren dan de ‘Hurry Uppers’.

Zij toch moesten zich tevreden stellen met afdankertjes van vaders of oudere

broers, voor dubbelslaan gewaarborgd door een prop papier of op maat gebracht met

twee paar kousen.

(44)

Een liep er zelfs heel trotsch te voetballen op een paar afgedankte, bruine molieres van z'n zuster.

Ja, ja, het was een raar, schilderachtig elftal dat ‘Tao’, maar ze speelden niet kwaad en als ze allemaal in het bezit van een Key of een Pil geweest waren, dan kon ‘Hurry Up’ wel eens met 70-0 op haar kop gekregen hebben.

Pommy heeft na die gedenkwaardige vuurproef van Key en Pil nog tweemaal tegen ‘Tao’ gespeeld en zelfs eenmaal met 8-5 (eigenlijk 12-7, de touwen!!)

gewonnen, waarna ‘Hurry Up’ zich in een vlaag van voetbal-hoogmoedswaanzin tot kampioen van den omtrek verklaarde.

Ook heeft Pommy een paar maal tegen het roodwit gelapte ‘Sparta’ gespeeld.

In den laatsten wedstrijd werd Key ineens koppig, stak z'n neus in een kluit aarde en Pommy verzwikte zijn voet, waarna hij drie weken heen en terug naar school moest hinken.

Wat toen Key bezielde begreep Pommy eerst niet, maar later ontdekte hij, dat Key zich niet langer liet negeeren en dat Pommy ook maar eens links moest leeren trappen, hetgeen Pommy nadien ijvrig is gaan beproeven.

Ok die match tegen ‘Sparta’ was weer rijk aan decoraties.

De Spartanen hadden best hun rood-witte lapjes thuis kunnen laten, want Pommy had bijna alle Spartaansche knieën rood-wit getrapt.

De ‘Hurry Up’-tijd van Pommy zou echter niet lang duren. Een verandering in z'n

leven wachtte hem, die hem (en natuurlijk z'n getrouwe vrienden, Key en Pil) op

nieuwe velden zou brengen, waar z'n heusche voetbalroem hem zou wachten om

eerst te eindigen op het ongelukkige moment, waarin hij één oogenblik z'n trouw

aan z'n vrienden zou verzaken.

(45)

Hoofdstuk IV.

Excelsior!

Er kwam nu een tijd, waarin Key en Pil wel eens moesten klagen tegen elkaar, dat Pommy hen geheel en al links liet liggen. Inderdaad hadden Key en Pil reden tot klagen, want meerdere Woensdag- en Zaterdagmiddagen was Pommy nu op z'n kamer te vinden.

Niet omdat hij straf had. O, neen. Hij gedroeg zich sinds den Sint Nicolaas voorbeeldig en zou niet gaarne z'n ouders na dat oogenblik, waarin hij de gelukkigste aller menschen werd, reden tot klagen gegeven hebben. Integendeel z'n vader klopte hem meermalen op z'n schouder en als z'n moeder zorgvol opmerkte, dat Pommy een beetje smalletjes werd, dan lachte de heer Vleugels:

‘Straks moet hij maar eens flink gaan voetballen, dan zal hij wel weer gauw onze oude Pommy zijn.’

Wat kon den heer Vleugels, den verstokten antivoetballer zoo veranderd hebben.

Wel ten eerste was er geen beter en gehoorzamer zoon dan Pommy na dien Sint Nicolaasdag, waaruit de heer Vleugels zijn eigen conclusies trok.

En ten tweede werkte Pommy zoo hard voor z'n H.B.S.-examen, dat zelfs z'n

ouders het wel eens te erg vonden.

(46)

Ja, Pommy zat voor z'n examen.

En Key en Pil werden nu achteruit gezet. Ze begrepen er niets van, dat Pommy almaar door z'n kamer ijsbeerde en tegen zichzelf praatte. Soms waren 't allemaal getallen, die hij opnoemde.

1672, 1673, 1674, 1648, 1602, 1598, 1795, enz.

Key en Pil begrepen er niets van. Konden 't uitslagen zijn? Dan waren 't rare, of...

er bestonden schoenen met ontzettend productieve neuzen.

Dat Pommy hen voor zoo'n flauwe aardigheid nu aan den muur liet hangen, hadden ze nooit kunnen denken.

Den achtsten Juli was een dag vol spanning voor den huize Vleugels. Pommy was het middelpunt van heel de familie.

Vader kwam vroeger van z'n kantoor, de groote broer telefoneerde hoe Pommy het gemaakt had, de beide zussen liepen den heelen dag zenuwachtig te lachen.

Pommy zag nog iets bleeker en scheen bijkans z'n recht op den naam Pommy verspeeld te hebben.

Maar 20 Juli...!

Toen dreunde het huis van vreugde.

Pommy was geslaagd.

Toen Pommy thuis kwam, was vader thuis, groote broer, de groote zussen, allemaal.

En allemaal op z'n Zondags. En allemaal lachten ze.

Pommy snapte er niets van, maar vader reikte hem een papier over.

De held van ons verhaal duizelde en las niets anders dan:

(47)

bare stukske papier door het huis. Allen juichten mee.

Toen de vreugde wat bekoeld was, zei zijn vader:

‘Pommy, m'n jongen, je hebt je kranig gedragen van harte gefeliciteerd, hoor.’

‘O, ja, dat hebben we vergeten,’ riepen de anderen nu ook en Pommy moest een storm van gelukwenschen aanvaarden.

Toen ging ongemerkt de deur open en de groote broer reed een fonkelnieuwe fiets de kamer binnen. Over 't stuur hingen een wit voetbalshirt en een zwarte voetbalbroek.

‘Hoera voor Pommy,’ riepen ze weer allemaal. En Pommy...

Pommy zag niets meer, want twee reuzentranen biggelden over z'n wangen.

Vader legde z'n hand op z'n hoofd en zeide toen:

‘En nu maar eens veel fietsen en voetballen, maar vooral niet leeren.’

Nu dien raad nam Pommy gaarne ter harte.

Er volgde nu een lange vacantie, waarin Key en Pil geheel en al gerehabiliteerd werden. Juist op 't moment, toen ze gingen denken, dat Pommy hen afgedankt had en inderdaad schoenen bezat, die zulke reuzen uitslagen, als waarvan Pommy gesproken had, konden bewerken.

Ook zijn vriend Harry van Dalen kwam met hem op dezelfde H.B.S. Harry z'n broer zat in de 2e klasse en was lid van ‘Excelsior,’ zoodat spoedig Pommy en Harry ook lid van de voetbalvereeniging ‘Excelsior’ werden.

Eerst kwamen ze natuurlijk in het tweede, maar de elftalcommissie van ‘Excelsior’

bemerkte al gauw, dat Pommy en Harry aardige spelertjes waren en zoo deden ze dan weldra hun intrede in het eerste.

‘Excelsior’ speelde toenmaals in de derde klasse van de H.V.B. en bungelde vrij

onbenullig en met zekere hardnekkige neigingen om af te zakken in de middenmoot

van het ranglijstje.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Genade, vader, in dien drom, Daer ginds, door eene wolk omgeven,!. Van damp, en blaek, en kruid en brand, Daer wordt misschien, door kinderhand, Het lood naer 't

Sijn jaren daghen uren die waren al ghetelt, En de doot en heeft hem niet eer ghevelt, Dan doen hy volbrocht hadde sijn voyage, En hy en soude oock gheen avantage, Verworven hebben

De eerste aflevering van Den Laplandschen Tovertrommel opent met een beschrijving van een idyllische omgeving, een bosrijk gebied aan de Lek, waar de schrijver vertoeft om het

705 So quam die borchgrave int stede Ende daer toe zijn cnape mede, Omme dat zi te bet mids dien Die feeste zouden wel bezien Ende die vrouwen entie heeren. 710 Cume consten zi

Moreover, even though that there are many studies indicating that the memory of positive events is more detailed compared to negative events (D’Argembeau et al., 2003; Destun

Lourens Penning, De held van Spionkop.. Hij snelde met zijn manschappen naar buiten, naar de schuur, en op dit oogenblik was in het woonvertrek niemand aanwezig dan Potgieter, die

Philips met heere groot Gereedde hier omme sine vaert 890 Ende trac also te Vlaenderen waert.. Onder Casselle so viel hij doen, Dair men sach

555 dertich iaer - dats ware dinc, was Dauid gheweldich coninc, na dien dat hi bracht met hem die roeden binnen Iherusalem, daer die zaelighe boem wies of, 560 diemen mach gheuen