• No results found

‘Op de vingers getikt’: ethische reflecties over het fysiek straffen van kinderen in een gezinscontext vanuit christelijk perspectief Forum

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "‘Op de vingers getikt’: ethische reflecties over het fysiek straffen van kinderen in een gezinscontext vanuit christelijk perspectief Forum"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Op de vingers getikt’: ethische reflecties over het fysiek straffen van kinderen in een gezinscontext vanuit christelijk perspectief

Geweld, Gezin, Kinderrechten, opvoeding

Annemie Dillen

Na de recente, schokkende onthullingen van seksueel misbruik in de kerk, komt de kwets- bare positie van het kind pijnlijk naar boven.

De ‘pedagogische tik’ kan in deze context dan misschien eerder triviaal klinken. Toch stelt het kinderrechtencomité zeer duidelijk dat fysieke straffen wettelijk verboden zouden moeten worden, in het bijzonder ook binnen een ge- zinscontext. Christenen hebben tot nu toe hun stem weinig laten horen wat betreft huiselijk geweld, en zeker al niet wanneer het gaat over elementen in de dagelijkse opvoeding. Het morele spreken van de Kerk is het afgelopen jaar ook serieus onder kritiek komen te staan.

Annemie Dillen wil in dit artikel laten zien dat respect voor de waardigheid van elke mens cruciaal is. Een grote uitdaging bestaat er dan ook in om voldoende vormen van opvoedings- ondersteuning te stimuleren en meer aandacht te besteden aan positieve alternatieven voor fysiek straffen.

In het licht van vele zeer pijnlijke ervaringen die heel wat mensen in hun gezinscontext en daarbuiten meemaken, lijkt het nadenken over

‘fysieke straf’ of in de volksmond de minder zwaarwichtig klinkende uitdrukking ‘pedago- gische tik’, misschien eerder triviaal. Seksueel misbruik, verwaarlozing, vernedering, emo- tioneel misbruik, en zovele andere vormen van geweld komen veel voor in gezinnen, in families en daarbuiten, ook in pastorale con- texten1. In deze bijdrage wil ik laten zien dat respect voor de waardigheid van elke mens, door christenen kind van God en beeld van God genoemd, cruciaal is. Alle genoemde vormen van mishandeling, getuigen van een flagrant gebrek aan respect voor de waardigheid van elke mens. Op een positieve manier de waar- digheid van mensen respecteren betekent ech- ter ook al van bij het begin, van in de baby- en peutertijd, kinderen met respect behandelen.

Dit kan op zeer veel manieren positief ingevuld worden, maar er zijn ook grenzen. Ik laat zien hoe fysiek straffen van kinderen best zoveel mogelijk te vermijden is.

(2)

Reeds verschillende keren werd België ‘op de vingers getikt’ door het kinderrechtencomité, een internationaal orgaan dat waakt over de naleving van de rechten van het kind1. Het kinderrechtencomité stelt zeer duidelijk dat fysieke straffen wettelijk verboden zouden moeten zijn, in het bijzonder ook binnen een gezinscontext.

In deze bijdrage wil ik kritisch reflecteren over de als evident beschouwde analogie tussen

‘berispen’ en ‘op de vingers tikken’, of nog:

ik ga na welke argumenten gegeven kunnen worden om wat ook wel de ‘pedagogische tik’

genoemd wordt, niet langer als ethisch geoor- loofd te beschouwen en vervolgens ook wette- lijk te verbieden. Dat wil niet zeggen dat dan een heksenjacht georganiseerd moet worden en dat iedereen in voortdurende angst moet leven, vrezend dat de kinderen uit huis zullen worden geplaatst. Integendeel, ik laat zien hoe meer aandacht voor positieve alternatieven voor fysiek straffen kinderen en ouders kunnen vooruithelpen en meer vertrouwen kunnen ge- ven in elkaar.

Wat mensen denken…

Een aantal jaren geleden zou nog steeds on- geveer 77 % van de Belgische bevolking in sommige omstandigheden voor het gebruik van de pedagogische tik zijn in gezinscontext2. 17 % hiervan zou de pedagogische tik altijd geoorloofd vinden. Ongeveer één vijfde van de

bevolking zou de pedagogische tik onder alle omstandigheden ongeoorloofd vinden. Andere cijfers, eerder gebaseerd op enquêtes bij lezers van dag- en weekbladen, tonen een nog hogere aanvaarding van de ‘pedagogische tik’3. Deze cijfers zeggen veel, en tegelijk heel wei- nig. Gezien de publieke debatten die in de Belgische en Vlaamse context van tijd tot tijd oplaaien over de pedagogische tik, lijken deze cijfers behoorlijk realistisch. Er zijn niet zoveel mensen uitdrukkelijk tegen de peda- gogische tik. Toch zijn de cijfers beperkt: wat wordt verstaan onder ‘pedagogische tik’, hoe werd de vraagstelling geformuleerd, en nog veel andere vragen rijzen onmiddellijk bij het lezen van de cijfers. Op zich zijn deze cijfers maar in beperkte mate relevant voor de ethi- sche vraagstelling, en ik ga dan ook niet ver- der in op details van onderzoek hieromtrent.

We moeten immers een onderscheid maken tussen ‘descriptieve ethiek’ (het overzicht van de ethische opvattingen die mensen hebben, vaak uitgedrukt in empirische cijfergegevens) en ‘normatieve ethiek’ (de meer filosofische en theologische discussie over wat ethisch wenselijk is). Beide staan niet geheel los van elkaar4, maar het is wel zo dat wat ethisch

Reeds verschillende keren werd België

‘op de vingers getikt’ door het kinder- rechtencomité, een internationaal or- gaan dat waakt over de naleving van de rechten van het kind.

(3)

goed is (vanuit normatief perspectief ) niet noodzakelijk is wat de meerderheid van de bevolking denkt. Wat mensen denken is bo- vendien sterk beïnvloed door de cultuur en de tijd waarin ze leven. Hetzelfde geldt natuurlijk voor ethici (of ook pedagogen in deze materie) die normatief-ethische uitspraken doen, maar met dit verschil dat ethici vaak pretenderen om meer universeel geldende uitspraken te doen en ook kritisch over de historische en contextu- ele bepaaldheid kunnen reflecteren. Ook deze fundamentele ethische discussies laat ik hier even buiten beschouwing en ik ga onmiddellijk voort met de kern van de discussie.

Het debat

Het is niet altijd duidelijk wat juist onder de

‘pedagogische tik’ verstaan wordt. In de inter- nationale literatuur wordt gesproken over het

‘fysiek disciplineren’ van kinderen, dat kan va- riëren van een lichte tik op de vingers, over het serieuze slaan, tot ernstige, fysieke straffen.

De argumentatie is deels gelijkaardig voor ver- schillende vormen van ‘fysieke disciplinering’, al is een ‘lichte tik’ natuurlijk veel minder ern- stig dan ernstige vormen van slaan.

Een eerste ethische vraag is of ‘het fysiek straf- fen’ van kinderen in gezinscontext geoorloofd is of niet. Een tweede vraag is vervolgens of er ook een expliciet wettelijk verbod moet ko- men op fysieke disciplinering van kinderen, dat verder gaat en uitdrukkelijker geformuleerd is dan de huidige Belgische wetgeving. Meestal duikt de vraag omtrent het geoorloofd zijn van

‘fysiek disciplineren’ op naar aanleiding van wetsvoorstellen omtrent een juridisch verbod.

Recent was er zo het debat omtrent het wets- voorstel van CD&V senator Sabine De Bethune – een wetsvoorstel dat al van 1999 dateert5. Het voorstel zou zijn om in artikel 371bis van het burgerlijk wetboek een expliciet verbod op de pedagogische tik te vermelden.

Dat een wetsvoorstel rond de ‘pedagogische tik’ reacties uitlokt, is begrijpbaar en ligt zelfs in de lijn van de bedoeling van een wetswijzi- ging, met name het stimuleren van een men- taliteitswijziging. De voornaamste doelstelling van een duidelijk wettelijk verbod op de peda- gogische tik is dat mensen zich meer bewust zouden worden van het problematische ka-

Foto: www.kuleuven.be/thomas

(4)

soms wordt aangenomen – dat mensen voort- durend zouden moeten vrezen voor bestraffing en om bijvoorbeeld hun kinderen te moeten afstaan. In heel wat landen waar een verbod werd ingevoerd, is gebleken dat de publieke opinie wijzigt naar aanleiding van het invoe- ren van een verbod op de pedagogische tik en dat fysieke disciplinering algemeen veel meer als problematisch wordt beschouwd in landen waar er een verbod is.

Ik leg verder uit waarom ook christenen rede- nen hebben om het moreel problematische ka- rakter van de pedagogische tik te aanvaarden en om middelen te zoeken om het gebruik van de pedagogische tik als disciplinerend middel zoveel mogelijk te voorkomen. Een wettelijk verbod kan hiertoe bijdragen.

Neen aan de pedagogisch tik binnen een breed kader

Vooraleer redenen te geven waarom de peda- gogische tik problematisch is, moeten eerst een aantal misverstanden opgehelderd wor- den. Het is nefast voor kinderen wanneer ze opgevoed worden vanuit een laissez-faire mentaliteit, wanneer de ouders een vorm van

‘permissief-verwaarlozend’ of ‘permissief- toegeeflijk’ ouderschap hanteren. Discipline, grenzen en regels zijn nodig. Het omgekeerde, een ‘autoritaire’ opvoeding, is echter even- eens problematisch, zo blijkt uit pedagogisch onderzoek6. Algemeen wordt een ‘democra- tische’ opvoeding als het meest wenselijk

deloos onderhandeld moet worden, maar wel dat de mening van kinderen ook gerespecteerd wordt, dat uitleg gegeven wordt en dat er geen blindelingse gehoorzaamheid vereist is. De- mocratische opvoeding omvat in principe een grote mate aan ondersteuning en veel (demo- cratische) controle. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die op een autoritaire manier wor- den opgevoed doorgaans vrij hoog scoren wat schoolresultaten betreft, maar het moeilijker hebben wat zelfvertrouwen en sociale vaar- digheden betreft7. Ik wil niet suggereren dat autoritaire opvoeding en de pedagogische tik hetzelfde zijn, maar de argumentatie van heel wat mensen voor de pedagogische tik ligt in de lijn van wat doorgaans als autoritaire opvoe- ding beschouwd wordt.

Een andere bedenking betreft het verschil tus- sen oordelen dat de pedagogische tik ‘moreel problematisch is’ en mensen die hun kind af en toe een ‘oorveeg geven’ veroordelen. Dat laat- ste is ook voor de meeste tegenstanders van de pedagogische tik geenszins de bedoeling.

We kunnen hier verwijzen naar een principe dat binnen de christelijke ethiek zeer belang- rijk is, namelijk het onderscheid tussen ‘daad’

en ‘dader’. We spreken in deze context enkel over de daad – over de mate van subjectieve schuld moet sowieso in elke particuliere situ- atie apart geoordeeld worden. Binnen het per- sonalistische christelijk-ethische denken geldt dat, om tot een goede ethische inschatting te komen, niet enkel de daad, maar steeds ook de intentie en de omstandigheden een belangrijke

(5)

rol spelen. Er zijn situaties denkbaar waarin ie- mand weinig andere keuze had dan een kind een pedagogische tik te geven, rekening hou- dend met de dringendheid van het ingrijpen, de eigen opvoeding, of het acute gebrek aan alternatieven. Er is ook een groot verschil tus- sen iemand die een kind slaat met de bedoe- ling het pijn te doen als uitdrukkelijke fysieke straf, of iemand die een kind een pedagogische tik op de hand geeft om kort en krachtig dui- delijk te maken dat iets niet kan. Wat intentie en omstandigheden betreft, zijn er grote ver- schillen denkbaar. Denkend in de lijn van de groei-ethiek, zoals deze ontwikkeld werd door Roger Burggraeve8, zouden we kunnen stellen dat ook niet iedereen met eenzelfde rugzak en zelfde uitrusting aan de beklimming van de bergtop kan beginnen. De bergtop staat voor een positieve en geweldloze opvoeding in vele betekenissen van het woord. Op de weg er naar toe zijn echter verschillende berghutten – die voor sommigen al een belangrijke stap zijn. Het is belangrijk om in concrete situaties ook het

‘kleiner goed’ te benoemen, rekening houdend met de gehele context. Daarbij is het evenwel goed om het ideaal van geweldloze opvoeding steeds voor ogen te houden en te blijven ge- loven in de mogelijke groei van iedereen. Het denken over de geoorloofdheid van de pedago- gische tik in concrete gevallen moet dus sowie- so genuanceerd zijn. Gezien deze bredere sa- menhang in het denken over de pedagogische tik, is het makkelijker te begrijpen waarom het invoeren van een wetsvoorstel ook niet auto- matisch tot massa’s strafrechtelijke vervolgin-

gen zou moeten leiden. Bedoeling is trouwens om het verbod in het burgerlijk wetboek – niet in het strafwetboek – op te nemen.

Een volgende verwarring die soms optreedt is het idee dat wanneer mensen stellen dat fysieke disciplinering van kinderen uit den boze is, dit zou impliceren dat dit de ergste of de enige vorm van moreel problematisch handelen ten aanzien van kinderen is. Dat wil ook geen enkele voorstander voor een wet- telijk verbod op de pedagogische tik gezegd hebben. Natuurlijk zijn er veel zwaardere vor- men van mishandeling (denk maar aan de vele vormen van seksueel misbruik en de concrete verhalen van slachtoffers van misbruik in pas- torale en andere relaties die recent in de media kwamen) en natuurlijk is in heel wat situaties emotionele mishandeling en kleinering, het

‘slaan met woorden’, het schelden, negeren of vernederen, veel moeilijker te verdragen en schadelijker dan een ‘tik op de hand’. Het feit dat er andere dingen erger zijn, moet men- sen echter niet weerhouden om een bepaalde praktijk aan te klagen. Het is niet omdat er door sommigen op massale schaal fraude gepleegd wordt, dat kleine winkeldiefstallen geoorloofd zouden zijn bijvoorbeeld. De proportie heeft wel gevolgen voor de bestraffing. Ik heb hier- boven al gesuggereerd dat straf in het geval van de pedagogische tik iets is wat slechts zeer uitzonderlijk kan en moet voorkomen. Desal- niettemin is een mentaliteitswijziging, waarbij de pedagogische tik als ‘moreel problematisch’

beschouwd wordt, wel wenselijk – ook al zijn er ergere zaken en ook al maken omstandighe-

(6)

den en intentie vaak dat er niet noodzakelijk een zware subjectieve schuld gekoppeld moet worden aan de pedagogische tik. In heel wat gevallen is er echter een continuïteit tussen de

‘pedagogische tik’ en zwaardere vormen van mishandeling en sommige ouders verschuilen zich achter de ‘pedagogische tik’ om het seri- eus slaan van hun kinderen goed te praten. In die zin is het belangrijk ook te stellen dat de pedagogische tik zelf niet kan – het doet ons in elk geval kritisch staan bij alle vormen van fysieke disciplinering in de opvoeding.

Waarom de pedagogische tik moreel problematisch is, in het bijzonder ook voor christenen

Hoewel er relatief weinig theologische litera- tuur over kinderrechten bestaat, zijn de kin- derrechten en de daarmee samenhangende ideeën omtrent het belang van de waardigheid van kinderen voor christenen zeer belangrijk.

Kinderen zijn bij uitstek degenen die vallen onder de voorkeursoptie voor de armen en voor kwetsbare mensen. De christelijke traditie heeft een eeuwenoude traditie van zorg voor kinderen. Vaak werd echter gedacht dat de beste zorg die ‘met de harde hand’ was. Daar

doorwerking ervan tot op vandaag (zie bijvoor- beeld Spr 13,24a (Willibrordvertaling): ‘Wie de roede spaart, is zijn zoon slechtgezind’). Chris- telijke waarden en Bijbelse visies vragen ech- ter om voortdurende recontextualisering9 – ze moeten steeds herdacht worden in dialoog met de huidige tijd en cultuur.

Vandaag wordt respect voor de ‘waardigheid’

van mensen als zeer belangrijk beschouwd in de samenleving – hoewel we natuurlijk al- lemaal veel voorbeelden kennen waarin deze waardigheid geschonden wordt. Het slaan van volwassenen wordt algemeen beschouwd als een schending van de waardigheid van een persoon – het betekent een vernedering en is

‘not done’. Hetzelfde geldt voor kinderen – al denken velen daar anders over omdat kinderen

‘moeten leren’. Een uitzondering maken voor kinderen en het slaan van kinderen wel toela- ten en het slaan van volwassenen niet, wordt door sommigen als ‘adultisme’ omschreven.

Zoals seksisme het onterecht discrimineren is van iemand op basis van het geslacht, zo is adultisme het onterecht discrimineren van ie- mand op basis van het feit dat die persoon al dan niet volwassen is. Adultisme is een term die een oordeel impliceert: het gaat over ‘on- terecht’ discrimineren. Velen zullen argumente- ren dat kinderen anders zijn dan volwassenen en dus anders behandeld moeten worden. We kunnen daar echter ook vraagtekens bij plaat- sen. Pedagogen en psychologen hebben de laatste decennia zeer duidelijk gemaakt dat kinderen meer zijn dan nog-niet-volwassenen Het slaan van kinderen kan beschouwd

worden als een schending van de waardigheid die gepaard gaat met het persoon-zijn van kinderen.

(7)

en dat zij veel meer kunnen dan wij vaak den- ken. Kinderen zijn op zeer jonge leeftijd vaak al in staat om te begrijpen wat ouders bedoelen en snappen vrij snel wanneer een ouder iets niet wil of wanneer het iets niet mag doen. Er zijn vele manieren om kinderen duidelijk te ma- ken dat iets niet kan.

Vanuit theologisch standpunt verdedigde de bekende katholieke theoloog Karl Rahner al in 1966 de visie dat de kindertijd meer is dan een puur voorbijgaande fase op weg naar volwas- senheid, maar dat de kindertijd in het licht van de eeuwigheid veel waarde heeft10. Hij spreekt hier over kindertijd of over het kind-zijn – wat nog iets anders is dan het spreken over con- crete kinderen. Toch is zijn visie theologisch zeer belangrijk in het licht van de hedendaagse stromingen rond spiritualiteit van kinderen, en theologie over en door kinderen11.

Het geloof in kinderen als gave Gods en de Bij- belse verhalen over Jezus die een kind in het midden plaatst en opkomt voor de kinderen die aan de kant worden geschoven, bieden even- eens een sterk kader om op te komen voor de

waardigheid van kinderen. Het belangrijkste argument in het kader van het discours over de pedagogische tik is mijns inziens te situeren op het niveau van deze waardigheid: het slaan van kinderen kan beschouwd worden als een schending van de waardigheid die gepaard gaat met het persoon-zijn van kinderen. Niet alle mensen, en ook niet alle christenen, zijn het hiermee eens en gaan dit als problema- tisch beschouwen. Dat heeft onder andere te maken met een verschil in mensvisie en met de diversiteit aan theologische en ethische visies waarmee onze wereld geconfronteerd wordt. Ik ga uit van een optimistisch mensbeeld, waarbij mensen principieel in staat zijn tot het goede.

Niet iedereen handelt automatisch en vanzelf goed, maar iedereen heeft wel die mogelijk- heid in zich als die voldoende aangeboord wordt. Respect voor de waardigheid van elke persoon en verzet tegen fysieke disciplineren heeft te maken met geloof dat kinderen vooral positief moeten en kunnen gestimuleerd wor- den en in staat zijn om op basis van positieve ondersteuning moreel goede keuzes te maken.

Het Triple-P programma voor opvoedingson- dersteuning, dat openstaat voor alle ouders, en internationaal wordt aangeboden, vertrekt ook vanuit deze positieve instelling (weliswaar niet vanuit christelijke gronden). Triple P verwijst naar Positive Parenting Programme en omvat informatie en training omtrent alternatieven voor fysiek straffen en helpt ouders om op een positieve manier met hun kind om te gaan en toch in voldoende discipline en structuur te voorzien. Dit model en het onderzoek omtrent

Foto: Mathilde Rauwerda

(8)

voor de pedagogische tik mogelijk zijn. Be- langrijke houdingen zijn dan bijvoorbeeld een positieve band met het kind bevorderen, het veelvuldig praten en spelen met kinderen, kin- deren veel positieve feedback geven, ook niet- verbale aandacht geven, kinderen helpen om op een aangename manier bezig te zijn en hen te boeien met leuke activiteiten, het stimuleren van nieuwe vaardigheden, het hanteren van re- alistische verwachtingen ten aanzien van een kind, enzovoort. Dit zijn allemaal houdingen en opvoedingsactiviteiten die kunnen vermijden dat ouders naar de ‘pedagogische tik’ grijpen omdat ze echt geen raad weten met bepaald gedrag van hun kind. Goed voor zichzelf zorgen is eveneens een basishouding binnen ‘posi- tief ouderschap’. Ouders die voldoende aan- dacht aan zichzelf geven, staan immers vaak sterker om meer positieve aandacht aan hun kind(eren) te schenken. Ongewenst gedrag kan worden afgeleerd door onder andere goede re- gels vast te leggen en hierover ook te praten, door duidelijk en rustig instructies te geven, door gevolgen van bepaald gedrag uit te leg- gen, door het kind tot rust te laten komen en door het even apart te laten zitten wanneer hij of zij na herhaaldelijk vragen toch niet luistert.

Online en via lezingen en boeken is tegenwoor-

voeden’12.

Er zijn ook andere argumenten tegen de peda- gogische tik te geven, met name op het vlak van de consequenties. Men kan stellen dat de pedagogische tik op korte termijn een ‘af- schrikeffect’ heeft, maar dan is de vraag of het op lange termijn helpt en of kinderen op die manier leren nadenken over hun gedrag of en- kel uit angst zullen handelen. Over de intentie kan ook veel gezegd worden, en dat de inten- tie om een kind hardhandig van straat weg te trekken of bij een hete kachel vandaan te halen anders is dan het bewust fysiek straffen van kinderen om hen ‘een lesje te leren’ of ‘te doen gehoorzamen aan het ouderlijke gezag’.

Christenen hebben tot nu toe hun stem weinig laten horen wat betreft huiselijk geweld, en zeker al niet wanneer het gaat over elementen in de dagelijkse opvoeding die naar geweld neigen. Het morele spreken van de Kerk is de laatste jaren, en in het bijzonder het afgelopen jaar, serieus onder kritiek komen te staan. Dat betekent evenwel niet dat ethische reflectie en stellingname helemaal moet worden uitgeslo- ten. Christenen hebben een lange traditie van opkomen van de waardigheid van elke mens, vooral wanneer het gaat over het leven voor de geboorte en vlak voor het sterven. Er ligt echter ook een grote uitdaging om juist ook in de zeer kwetsbare tijd na de geboorte, tijdens de kin- derjaren, aandacht te vragen voor de waardig- heid van elke persoon. Dit impliceert evenwel ook dat het stimuleren van voldoende vormen van opvoedingsondersteuning voor iedereen Ouders die voldoende aandacht aan

zichzelf geven, staan immers vaak sterker om meer positieve aandacht aan hun kind(eren) te schenken.

(9)

(niet enkel voor mensen in moeilijke gezins- situaties) een zeer belangrijke prioriteit moet zijn in de praktijk. Christenen hoeven dit niet allemaal zelf te organiseren – maar steun aan die initiatieven, programma’s en visies die op opvoedingsterrein ouders helpen kinderen po- sitief te stimuleren kan duidelijk wel verwacht worden. Over de plaats van de ‘pedagogische tik’ zelf zal allicht nog veel gediscussieerd wor- den. In Vlaanderen is het laatste woord hier- over zeker niet gezegd.

ANNEMIE DILLEN is docent pastoraaltheolo- gie aan de Faculteit Godgeleerdheid van de K.U.Leuven. Ze is voorzitter van het Acade- misch Centrum voor Praktische Theologie aan de K.U.Leuven en van de Interdiocesane Dienst voor Gezinspastoraal in Vlaanderen (IDGP). Ze publiceert onder andere op het terrein van ge- zinnen, ethiek en pastoraal, huiselijk geweld, kindbeelden en religieuze opvoeding van kin- deren. Eerder verschenen haar boeken ‘Onge- hoord vertrouwen’ (Garant, 2004), ‘Geloof in het gezin?’ (Lannoo, 2006) en ‘Het gezin: à- Dieu? (KVAB, 2009).

Noten

1 Voor een theologische, ethische en pastorale reflectie over geweld in gezinnen, zie: A. DILLEN, R. BURGGRAEVE, J. DE

TAVERNIER, J. HANSSENS, D. POLLEFEYT (ed.), Wanneer ‘liefde’

toeslaat. Over geweld en onrecht in gezinnen, Leuven, Davidsfonds, 2006.

2 http://www.endcorporalpunishment.org/pages/pro- gress/reports/belgium.html (toegang 22 oktober 2010).

3 Ibidem.

4 In Tertio van 13 januari 2010 schreef Koenraad Dewolf:

‘Nadat 92 procent van de online lezers van Het Nieuws- blad oordeelde dat kinderen een tik op de wang of de poep mogen krijgen, schaarden in een poll ook 87 pro-

cent van de lezers van het weekblad Knack zich achter die idee.’ (K. DEWOLF, ‘Pedagogische tik’ lokt tegenspraak en debat uit, in Tertio, 13 januari 2010, p. 13.)

5 Zie A. Dillen, EmpiricalResearch and Family Ethics, in Ethi- cal Perspectives 17 (2010) 2, 283-307.

6 Zie http://www.pixular.be/cdenvsenaat/fileadmin/

MEDIA/TV/docs/pdf/_Pedagogische_tik__lokt_te- genspraak_en_debat_uit2.pdf (toegang 26 oktober 2010).

7 Zie onder andere E. MACCOBY & J. MARTIN, Socialization in the Context of the Family. Parent-Child Interaction, in E.M.

HETHERINGTON (ed.), Handbook of Child Psychology. Vol. 4.

Socialization, Personality, and Social Development, New York, Willey, 51998, 1-101; S.D. LAMBORN et al., Patterns of Competence and Adjustment among Adolescents from Authoritative, Authoritarian, Indulgent, and Neglectful Families, in Child Development 62 (1991) 1049-1065; L.

STEINBERG et al., Over-Time Changes in Adjustment and Competence among Adolescents from Authoritative, Au- thoritarian, Indulgent, and Neglectful Families, in Child Development 65 (1994) 754-770, p. 755.

8 Zie L. STEINBERG et al., Over-Time Changes, p. 755.

9 Zie bijvoorbeeld R. BURGGRAEVE, Tussen Rome en leven, Es- say over een ethiek van het haalbare, opgetekend door Ilse van Halst, Tielt, Lannoo, 1994.

10 Zie onder andere L. BOEVE, Onderbroken traditie, Antwer- pen, Pelckmans, 1999. Voor een toepassing op de thema- tiek van geweld tegen kinderen en de pedagogische tik, zie A. DILLEN, Standing up for Children in Europe. The Con- tribution of Catholic Theology, in Bulletin ET 19 (2008) nr.

1.

11 K. RAHNER, Gedanken zu einer Theologie der Kindheit, in ID., Schriften zur Theologie. Band VII. Zur Theologie des geistlichen Lebens, Einsiedeln-Zürich-Keulen, Benziger Verlag, 1966, 313-329.

12 Voor een overzicht, zie A. DILLEN, Between Heroism and Deficit: Challenges to Research on Children’s Spiritual- ity from a Christian Theological Standpoint, in Concilium (2007) nr. 5, 57-68.

13 Zie bijvoorbeeld op de site van Kind en Gezin, http://

www.kindengezin.be/Images/kinderkw_positief_opvoe- den_tcm149-61648.pdf (toegang 24 oktober 2010).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast kan door een medewerker of student een klacht worden ingediend bij de Landelijke klachtencommissie Onderwijs, als deze persoon geconfronteerd is met

Het rapport ‘Ongewenst gedrag binnen de Krijgsmacht’ van de Commissie onderzoek ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht, hierna te noemen de Commissie Staal (2006), beveelt onder

Zorg er als bestuur voor dat je gewenst en ongewenst gedrag bespreekbaar maakt, zodat iedereen weet waar de grenzen liggen.. Stel met elkaar vast welk gedrag je binnen de

Indien is komen vast te staan dat de Aangeklaagde ten onrechte is aangeklaagd en hij in het kader van het onderzoek naar de op hem betrekking hebbende Klacht een beroep heeft

Door de werkgever kunnen in dat geval onder andere de volgende sancties worden opgelegd aan degene, die bewust een valse klacht heeft ingediend:. • een

Het College van Bestuur draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat geen enkel persoon in zijn/haar positie en/of belangen binnen de hogeschool geschaad wordt doordat hij/zij als

Hebben jij en/ of je werkgever in de afgelopen 12 maanden aangifte gedaan bij de politie van agressie of ongewenst gedrag dat jij hebt meegemaakt op het werk door patiënten/.

Vooral voor de werknemers van ambulancediensten is dit slecht nieuws: in deze beroepsgroep worden relatief veel werknemers slachtoffer van onge- wenst gedrag, maar er zijn