• No results found

Scholencluster Harmelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scholencluster Harmelen"

Copied!
294
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vastgesteld 28 mei 2014

Scholencluster

Harmelen

(2)
(3)

Gemeente Woerden

Bestemmingsplan Scholencluster Harmelen

VASTGESTELD

INHOUD:

- TOELICHTING

- REGELS

- VERBEELDING

Werknummer: 370.309.00 Datum: 28 mei 2014

KuiperCompagnons

Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap B.V.

Rotterdam

(4)
(5)

TOELICHTING

(6)
(7)

INHOUDSOPGAVE DEEL A HET PLAN

1 Inleiding ...1

1.1 Aanleiding en doel ... 1

1.2 Plangebied ... 1

1.4 Leeswijzer ... 4

2 Planbeschrijving ...5

2.1 Inleiding ... 5

2.2 Bestaande situatie ... 5

2.2.1 Ontstaansgeschiedenis ... 5

2.2.2 Ruimtelijke en functionele structuur ... 5

2.3 Toekomstige situatie ... 6

2.4 Planmethodiek ... 10

DEEL B VERANTWOORDING 3 Ruimtelijk kader ... 13

3.1 Rijksbeleid ... 13

3.2 Provinciaal beleid ... 14

3.3 Gemeentelijk beleid ... 15

4 Cultuurhistorische waarden ... 19

4.1 Archeologie ... 19

4.1.1 Kader ... 19

4.1.2 Analyse ... 20

4.1.3 Conclusie ... 21

4.2 Monumenten ... 21

4.2.1 Kader ... 21

4.2.2 Analyse ... 22

4.2.3 Conclusie ... 22

5 Mobiliteit ... 23

5.1 Kader ... 23

5.2 Analyse ... 24

5.3 Conclusie ... 25

6 Milieu ... 27

6.1 Algemeen... 27

6.2 Geluid ... 27

6.2.1 Kader ... 27

6.2.2 Onderzoek ... 28

6.2.3 Conclusie ... 29

6.3 Luchtkwaliteit ... 29

6.3.1 Kader ... 29

6.3.2 Onderzoek ... 30

6.3.3 Conclusie ... 33

6.4 Externe veiligheid ... 33

6.4.1 Kader ... 33

6.4.2 Onderzoek ... 34

6.4.3 Conclusie ... 35

6.5 Kabels en leidingen ... 35

6.5.1 Kader ... 35

6.5.1 Onderzoek ... 36

6.5.3 Conclusie ... 36

(8)

6.6 Bodemkwaliteit ... 36

6.6.1 Kader ... 36

6.6.2 Onderzoek ... 37

6.6.3 Conclusie ... 38

6.7 Milieuzonering ... 39

6.7.1 Kader ... 39

6.7.2 Onderzoek ... 40

6.7.3 Conclusie ... 40

7 Water ... 41

7.1 Kader ... 41

7.2 Analyse ... 44

7.3 Conclusie ... 45

8 Ecologie ... 47

8.1 Kader ... 47

8.2 Onderzoek ... 48

8.3 Conclusie ... 51

9 Duurzaamheid ... 53

9.1 Kader ... 53

9.2 Woerdense situatie ... 53

9.3 Conclusie ... 54

DEEL C UITVOERBAARHEID, OVERLEG EN INSPRAAK 10 Uitvoerbaarheid ... 55

10.1 Economische uitvoerbaarheid ... 55

10.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ... 55

10.3 Handhavingsaspecten ... 55

11 Overleg en inspraak ... 57

11.1 Overleg ... 57

11.2 Inspraak ... 57

11.3 Ontwerpfase ... 57

11.4 Vaststellingsfase ... 57

Bijlagen

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, DGMR, Rapport M.2013.0153.00.R001, d.d. 18 maart 2013

Bijlage 2 Quickscan Flora en faunawet, ATKB, Rapport 2013051/rap01, d.d. 15 januari 2014 Bijlage 3 Boom Effect Analyse 1 vleugelnoot Wilhelminalaan/Hendriklaan Harmelen,

Bomenwacht Nederland, Projectcode: 14035, d.d. 4 maart 2014 Bijlage 4 Bodemrapportages Hendriklaan te Harmelen, Grondslag, 2014

Bijlage 5 Nota van beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Scholencluster Harmelen, d.d.

April 2014

(9)

DEEL A

HET PLAN

(10)
(11)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In de kern Harmelen zijn enkele verouderde scholen aanwezig. De gemeente is voornemens een nieuw scholencluster te realiseren ter vervanging van deze verouderde scholen. In het scholencluster kunnen ook andere maatschappelijke functies een plaats krijgen.

Het scholencluster wordt aan de Hendriklaan gerealiseerd. Aan de Hendriklaan zijn momenteel een sporthal, kerk, school en een dagopvang voor mensen met een lichamelijke beperking aanwezig.

Het scholencluster wordt ter plaatse van het huidige park gebouwd. De huidige basisschool aan de Hendriklaan zal gesloopt worden. Daarnaast zal het terrein anders worden ingericht met onder andere een speelplaats en wordt er aan de Groenendaal een parkeerplaats gerealiseerd. Deze ontwikkelingen passen niet binnen de vigerende bestemmingsplannen, waardoor het noodzakelijk is een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

In dit bestemmingsplan worden de bovengenoemde ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Omdat ook de openbare ruimte rondom het scholencluster heringericht wordt, is het gehele gebied rondom de Hendriklaan met de aanwezige maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen in dit bestemmingsplan opgenomen.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat de directe omgeving rond de Hendriklaan in de kern Harmelen. Dit gebied is in het zuiden van Harmelen gelegen. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Wilhelminalaan in het noorden, de Raadhuislaan in het oosten, de Groenendaal in het zuiden en het voetpad langs het Claushof in het westen.

De globale ligging van het plangebied is weergegeven op afbeelding 1. De exacte begrenzing van het gebied is op de verbeelding opgenomen.

(12)

Afbeelding 1: Globale ligging plangebied 1.3 Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied zijn momenteel twee verschillende bestemmingsplannen van kracht. Het betreft de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Raadsbesluit Besluit Gedeputeerde Staten

Kern Harmelen 2009 15 oktober 2009 n.v.t.

Buitengebied Harmelen 28 februari 2001 14 oktober 2002

Momenteel wordt het bestemmingsplan voor het buitengebied van Harmelen herzien.

De bestemmingsplannen worden met het voorliggende plan deels vervangen. De plangebieden van de vigerende bestemmingsplannen zijn weergegeven in afbeelding 2.

(13)

Afbeelding 2: Vigerende bestemmingsplannen

(14)

1.4 Leeswijzer

De opzet en het vervolg van deze toelichting is als volgt. In hoofdstuk 2 vindt de planbeschrijving plaats waarin de huidige en toekomstige situatie wordt beschreven. Tevens komt de planmethodiek aan de orde. In deel B van de toelichting komen achtereenvolgens de aspecten met betrekking tot het ruimtelijk kader, cultuurhistorische waarden, mobiliteit, milieu, water, ecologie en duurzaamheid aan de orde. Hierbij wordt per thema het relevante beleid van de verschillende overheidslagen kort weergegeven en wordt de huidige situatie en de toekomstige situatie beschreven zoals deze is vastgelegd in dit bestemmingsplan. Hierbij wordt uitsluitend ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Het hoofdstuk milieu wordt uitgesplitst in de verschillende milieuaspecten. De uitvoerbaarheid van het plan en het hoofdstuk met betrekking tot overleg en inspraak komen in deel C aan de orde.

(15)

2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het plangebied zodat een duidelijk beeld van het totale gebied ontstaat. Bij de beschrijving van de bestaande situatie wordt ingegaan op de historie en de ruimtelijke en functionele aspecten van het gebied. Vervolgens wordt de toekomstige situatie beschreven waarbij ingegaan wordt op de planologische afwegingen die zijn gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. Ten slotte wordt ingegaan op de planmethodiek van het bestemmingsplan.

2.2 Bestaande situatie

2.2.1 Ontstaansgeschiedenis1

De oudste schriftelijke vermelding van Harmelen dateert van 1202; het wordt dan "Hermale" genoemd.

Harmelen bestond niet alleen uit het kerkdorp Harmelen, gelegen langs de Oude Rijn, maar ook uit een aantal bestuurseenheden en gerechten in de omgeving, zoals de Harmelerwaard, Gerverscop, Reijerscop en Indijk. Deze gebieden waren, net als andere dorpen in de regio, in de 12e en 13e eeuw ontgonnen; zo ontstonden de polders, die later ook bestuurlijke eenheden werden.

Waterstaatkundig viel Harmelen in twee delen uiteen: de polders Gerverscop, Breudijk, Oudeland en Haanwijk vielen onder het Groot Waterschap van Woerden; terwijl Harmelen (Bijleveld), Harmelerwaard en Reijerscop onderdeel uitmaakten van waterschap Bijleveld. De Haanwijkersluis in de Oude Rijn markeerde de grens tussen beide afwateringsgebieden.

Vanouds was Harmelen een agrarische gemeente. Naast de veeteelt kwam vanaf het begin van de 20e eeuw ook tuinbouw voor, met name in Oudeland en de Harmelerwaard. Na 1950 groeide Harmelen uit tot een bescheiden forensengemeente. In de jaren '70 van de 20e eeuw werden in de dorpskom veel panden gesloopt met het oog op een betere verkeersontwikkeling. Landelijk geniet Harmelen bekendheid vanwege de treinramp van 1962, nabij het buurtschap De Putcop, waarbij een groot aantal mensen overleed of gewond raakte. De gemeente Harmelen verloor in 2001 haar zelfstandigheid en ging in het kader van een gemeentelijke herindeling op in de gemeente Woerden.

2.2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied wordt gekenmerkt door een parkachtige structuur waarin diverse maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen zijn gelegen. De sporthal De Kroon, Stichting De Boogh en basisschool De Horizon zijn rondom de Henriklaan vanaf de Groenendaal geclusterd. Vanaf de Wilhelminalaan is de kerk en het park met speeltuin bereikbaar. De voorzieningen zijn door middel van wandelpaden met elkaar verbonden. Het parkje bestaat uit grasvelden met speelvoorzieningen omringd door bomen. Het parkje vormt een verlengstuk van het Koningspark aan de overzijde van de Wilhelminalaan.

1 Bron: RHC Rijnstreek en Lopikerwaard

(16)

Het gebied maakt deel uit van de naastgelegen woonwijk Hofwijk. Hofwijk wordt gevormd door woonhofjes. De hofjes en woonstraten zijn smal en doodlopend. Via wandelpaden is het plangebied vanuit de woonwijk te bereiken.

De aanwezige voorzieningen in het plangebied bestaan uit:

1. Verenigingsgebouw Dezibel 2. Christelijke Kerk De Open Poort 3. O.B.S. De Horizon

4. Stichting Boogh 5. Sporthal De Kroon

Afbeelding 3: Huidige situatie

In het park is een Sam Sam aangelegd. Dit is een beperkte speeltuin die met subsidie door de buurtbewoners is aangelegd. De Sam Sam is grotendeels aan vervanging toe.

Stichting Boogh is een dagopvang voor mensen die door ziekte of een ongeluk minder mobiel of gehandicapt zijn geworden.

2.3 Toekomstige situatie

Het scholencluster

Achter de sporthal De Kroon en naast O.B.S. De Horizon wordt een nieuw scholencluster gerealiseerd. In dit scholencluster worden de scholen De Fontein, De Notenbalk en De Horizon gevestigd. In het scholencomplex zal ook de BuitenSchoolse Opvang (BSO) ondergebracht worden.

De Fontein zal vanuit twee bestaande locaties (Willem Alexanderlaan 2 en Schoollaan 8) naar de

(17)

nieuwbouw verhuizen. O.B.S. De Horizon zal na realisering van de nieuwbouw worden gesloopt. Het scholencluster is dus ter vervanging van de bestaande schoolgebouwen. De huidige gebouwen zijn circa 40 jaar oud en bouwkundig afgeschreven. Onderwijsvernieuwingen hebben slechts beperkt plaatsgevonden, zodat de bestaande gebouwen ook niet meer voldoen aan de functionaliteiten. De nieuwbouw wordt zodanig gesitueerd dat het gebouw van De Horizon tijdens de bouw in gebruik kan blijven, waardoor een tijdelijke huisvesting niet benodigd is.

De leerlingenprognose voor de basisscholen in Harmelen laten tot 2026 een dalende tendens zien (30% minder leerlingen in 2026). Met de bouw van het scholencluster wordt geanticipeerd op het leerlingenaantal in 2026. Dit houdt in dat het te bouwen gebouw tot 2026 te klein zal zijn voor de huisvesting van alle leerlingen van de drie scholen.

Het gebouw van het nieuwe scholencluster bestaat aan de zuidkant uit twee bouwlagen en aan de noordkant uit één bouwlaag met platte daken. Een deel van de platte daken op de eerste bouwlaag zal ingericht worden als een groen dak of als een speeldak.

Afbeelding 4: Situering scholencluster

Openbare ruimte

De openbare ruimte rondom het scholencluster wordt opnieuw ingericht. Aan de zuidkant van het gebouw en ter plaatse van het te slopen gebouw van O.B.S. De Horizon wordt een speelplein

(18)

aangelegd. Dit speelplein zal openbaar en daarmee vrij toegankelijk zijn. De huidige Sam Sam wordt verplaatst naar het speelplein waarbij de huidige speeltoestellen worden vervangen door nieuwe speelelementen.

De openbare ruimte aan de noordkant van het scholencluster krijgt een meer groene inrichting waarin ruimte is om te spelen en te recreëren.

Afbeelding 5: Schetsontwerp openbare ruimte

Overige ontwikkelingen

Aan de zuidkant van de Groenendaal wordt het bestaande parkeerterrein vergroot, zodat hier voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor het halen en brengen van de kinderen. Ook het bestaande parkeerterrein voor sporthal De Kroon wordt heringericht waardoor deze direct ontsloten

(19)

wordt op de Groenendaal. De ontsluiting van het parkeerterrein op de Hendriklaan komt hiermee te vervallen.

Mogelijk wordt het huidige voetpad langs de woningen aan de Claushof ook toegankelijk gemaakt voor fietsers en worden er diverse fietsenstallingen geplaatst.

Stichting Boogh is direct naast de toegangsweg van het nieuwe scholencluster gehuisvest. Veel cliënten van de stichting worden met kleine busjes vervoerd en moeten vlak voor de ingang worden afgezet. Voor een veilige doorgang van de leerlingen van de basisscholen, die met de auto naar school komen, is het noodzakelijk dat er aparte opstelstroken op het terrein van Stichting Boogh worden aangelegd. Deze opstelstroken zullen naast de toegangsweg voor het gebouw van Stichting Boogh worden aangelegd.

Naast de kerk aan de Wilhelminalaan wordt een extra parkeerterrein aangelegd. Deze parkeerplaatsen zijn hoofdzakelijk bedoeld voor bezoekers van de kerk. De extra parkeerruimte zal met name tijdens begrafenissen benodigd zijn.

Het verenigingsgebouw Dezibel heeft in het bestemmingsplan ‘Kern Harmelen 2009’ een sportbestemming. Omdat een maatschappelijke bestemming beter past bij de activiteiten die in het gebouw plaatsvinden, wordt de bestemming gewijzigd in ‘Maatschappelijk’. Het bouwvlak blijft ongewijzigd.

Beeldkwaliteitsplan Scholencluster Harmelen

Voor de realisatie van het scholencluster is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het doel van het beeldkwaliteitsplan is de gewenste kwaliteit van het gebouw en haar omgeving vast te leggen.

De huidige locatie waar de school gaat komen heeft een kleinschalig karakter. Er is overwegend één- laagse bebouwing aanwezig met af en toe een kap erop. De grenzen van het gebied zijn gevormd door de Wilhelminalaan, de Groenendaal, de watergang langs de Raadhuislaan en de woongebouwen van de naastgelegen woonwijk. Hoewel het gebied wat ongedefinieerd lijkt, sluit het op groter schaalniveau aan op doorgaande groenstructuren en op het Koningspark aan de noordzijde.

De toename van het programma vraagt om een efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte. De verkeersafwikkeling speelt hierbij een belangrijke rol. Voor het parkeren is aanzienlijk veel ruimte nodig en dat zou ten koste gaan van het park. Mede daarom is er gekozen om het programma aan de zuid-oostkant te concentreren, waar gebruik kan worden gemaakt van de bestaande parkeervoorzieningen van de sporthal. Daarnaast is het mogelijk op deze plek het autoverkeer zoveel mogelijk te scheiden van het langzaamverkeer: auto’s aan de zuidkant, fietsers en voetgangers aan de noordzijde. Tevens wordt de woonwijk zoveel mogelijk ontlast van autoverkeer en geluidshinder.

Overigens speelt bij het bepalen van de locatie van het gebouw ook de fasering een belangrijke rol.

Op de plek van de huidige scholen kan namelijk niet gebouwd worden, omdat deze open moeten blijven tijdens de bouw.

Een andere vorm van efficiënt ruimtegebruik komt voort uit dubbelgrond gebruik. Het scholencluster neemt zoveel ruimte in, dat het groene karakter van de omgeving in de verdrukking dreigt te komen.

Daarom is een deel van het dak van de school voorzien van een groendak, dat ook als speelplaats dienst kan doen. Op deze wijze maakt het gebouw onderdeel uit van de groene omgeving. De grootste kwaliteit van de locatie, het parkachtige karakter en de aantakking op het Koningspark wordt

(20)

hiermee versterkt. Het gebouw is dus dienstbaar aan de omgeving en heeft een ingetogen uitstraling.

Hoogteverschillen in het park bieden extra speelaanleiding en maakt het gebouw minder massaal vanaf de Wilhelminalaan.

Speelplaatsen hebben meestal een steenachtig inrichting. Door de speelplaats en het groen te combineren tot een groene speelterrein winnen beiden aan kwaliteit. De speelplaats is zo veel meer parkachtig en het groen krijgt meer ruimte en gebruikskwaliteit. Een slimme manier van dubbel grondgebruik, waarbij de speelplaats buiten schooltijd ook voor de buurt een aangename plek is om te verblijven.

Door het gebouw iets te verschuiven ten opzichte van de naastgelegen gebouwen, ontstaan tussenruimtes met een eigen karakter. De open verbinding met de omgeving zorgt ervoor dat het geen afgezonderd gebied of achterkant-situatie is. Een eenduidige materialisering met de uitstraling van een “erf” verbindt de losstaande gebouwen tot één herkenbaar gebied.

De school is een bijzonder gebouw dat een positieve uitstraling heeft op haar omgeving. Het legt de link tussen de bestaande bebouwing en park-achtige omgeving. Als een opgetild parklandschap creëert het een toegevoerde waarde voor zowel de school als de groene omgeving.

Het beeldkwaliteitsplan wordt gekoppeld aan de welstandsnota. Bij het aanvragen van de omgevingsvergunning zal hieraan getoetst worden.

2.4 Planmethodiek

Algemeen

Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk een ontwikkelingsplan. Het maakt de bouw van een nieuw scholencluster mogelijk. Het plangebied beslaat naast de locatie van het scholencluster ook de directe omgeving met diverse voorzieningen. Ten aanzien van de planmethodiek wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de methodiek uit het vigerende bestemmingsplan ‘Kern Harmelen 2009’.

De planmethodiek is afgestemd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) (versie 29 oktober 2013). Daarbij is de indelingsopzet van de aangegeven hoofdgroepen van bestemmingen gehanteerd.

Verbeelding

De verbeelding is getekend op schaal 1 : 1000. Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om (in de toekomst) het plan via internet te raadplegen.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

(21)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn de begrippen verklaard die gebruikt worden in hoofdstuk 2 en 3. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel “wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden.

De volgende bestemmingen komen in onderhavig bestemmingsplan voor: Groen, Maatschappelijk, Sport, Verkeer en Water.

Groen

Het openbaar gebied met een groen karakter is bestemd als ‘Groen’. Binnen deze bestemming zijn ook water, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair en nutsvoorzieningen en gemalen toegestaan.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen, zoals de onderwijsinstellingen, de kerk en het verenigingsgebouw in het plangebied, zijn als ‘Maatschappelijk’ bestemd. Voor de inhoud van de bestemming is aangesloten op het voorgaande bestemmingsplan ‘Kern Harmelen 2009’. Dit houdt in dat binnen de bestemming diverse maatschappelijke voorzieningen uitwisselbaar zijn. Gebouwen mogen uitsluitend in de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd tot een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter. Het gebouw van het nieuwe scholencluster krijgt een bouwhoogte van 7 meter. Hiermee past het gebouw binnen de huidige bouwregels voor maatschappelijke voorzieningen.

Sport

De sporthal is bestemd als ‘Sport’. Naast het uitoefenen van sportactiviteiten zijn ondergeschikte kantoorfuncties en ondergeschikte horecafuncties in categorie 3 (dagzaak) en 4 (cafetaria) toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. De hoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.

Verkeer

Het openbare gebied met een verkeersfunctie is bestemd als ‘Verkeer’. Binnen deze bestemming vallen wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, groen, speelvoorzieningen en straatmeubilair.

Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd.

Water

In het plangebied valt een klein stukje van de aangrenzende singel, welke als ‘Water’ is bestemd.

Hiermee wordt aangesloten op de bestemming ‘Water’ van het aangrenzende geldende bestemmingsplan.

(22)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels welke op de bestemmingen van hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

Anti-dubbeltelregel

In deze bepaling is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om bouwvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Het betreft een erfbebouwingsregeling voor niet-woonbestemmingen en een regeling voor ondergronds bouwen.

Algemene aanduidingsregels

Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden bijzondere bouwbepalingen die met een aanduiding op de verbeelding zijn weergegeven. In dit bestemmingsplan betreft het een regeling voor de bescherming van waardevolle bomen.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft hier ondermeer een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een afwijking geregeld kunnen worden.

Algemene procedureregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan een in dit plan opgenomen afwijkingen of wijzigingsbevoegdheden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

(23)

DEEL B

VERANTWOORDING

(24)
(25)

3 Ruimtelijk kader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 inwerking getreden. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe.

Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s.

Dit bestemmingsplan voorziet in een nieuw scholencluster waarbij meerdere scholen in één gebouw samengevoegd worden. Hiermee wordt geanticipeerd op het teruglopende aantal scholieren. Het scholencluster wordt binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Daarmee voldoet onderhavig bestemmingsplan met het beleid uit de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.

(26)

Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Bij besluit van 28 augustus 2012 is tevens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten en provincies verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de duurzaamheidsladder op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Het Barro heeft geen directe consequenties voor het plangebied. Daarmee is het plan niet in strijd met het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie 2013 – 2028

Op 4 februari 2013 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. In de PRS wordt het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028 beschreven. De provincie dient aantrekkelijk te worden gehouden om te wonen, werken en recreëren. De volgende twee beleidsopgaven zijn daarbij van belang:

De Provinciale Structuurvisie beoogt een aantrekkelijke provincie te creëren om in te wonen, werken en recreëren. De met vele regiopartijen opgestelde Strategie Utrecht 2040 vormt daarvoor het uitgangspunt. De doelen uit Strategie Utrecht 2040 vragen om een integrale aanpak die resulteert in drie pijlers:

 een duurzame leefomgeving;

 vitale dorpen en steden;

 landelijk gebied met kwaliteit.

In de structuurvisie is voor Harmelen een uitbreiding aan de westzijde voorzien van 90 woningen.

Deze uitbreiding was reeds opgenomen in de Structuurvisie Streekplan 2005-2015. Voor het overige worden in de structuurvisie geen specifieke uitspraken gedaan over de kern Harmelen. In het algemeen wordt over kleine kernen het volgende gesteld:

De leefbaarheid in kleine kernen verdient bijzondere aandacht. Vooral het verenigingsleven en ontmoetingspunten zoals een basisschool of dorpshuis zijn belangrijk voor de sociale cohesie in de kern. Door gezinsverdunning, vergrijzing en het wegtrekken van veel jongeren wordt het steeds moeilijker om deze voorzieningen in stand te houden en ontstaat behoefte aan andere typen voorzieningen. Een uitbreidingslocatie met een aantal woningen biedt meestal geen structurele oplossing. Er zal gezocht moeten worden naar andere oplossingsrichtingen. Dit betreft maatwerk per kern. Via een integrale visie kunnen gemeenten zowel de niet-fysieke als fysieke aspecten in beeld brengen, waarbij ook de inbreidings- en transformatiemogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied kunnen worden betrokken.

(27)

Afbeelding 6: Uitsnede kaart Provinciale Structuurvisie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied waarbij maatschappelijke functies geclusterd worden om de maatschappelijke voorzieningen zoveel mogelijk in stand te kunnen houden. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de provinciale belangen.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Tegelijkertijd met het opstellen van de structuurvisie is een nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) opgesteld, welke op 4 februari 2013 is vastgesteld.

De PRV laat ten aanzien van de scheiding tussen wonen en werken en het landelijk gebied dezelfde contour zien als de PRS. De ontwikkeling van het scholencluster valt daarmee in het stedelijk gebied.

De uitbreiding van het parkeerterrein ten zuiden van de Groenendaal valt daarmee buiten het stedelijk gebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Woerden

De raad heeft op 2 juli 2009 een structuurvisie voor de gehele gemeente vastgesteld. Het doel van de structuurvisie is het bieden van een ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de gemeente Woerden voor de periode tot 2025, met een nadere concretisering voor de periode tot 2015 als ruimtelijke uitwerking van de (toekomstige) Strategische Visie 2025.

In het algemeen zijn de volgende opgaven voor de toekomst geformuleerd:

 maximaal profiteren van ligging in het Groene Hart;

 versterken van de identiteit van de afzonderlijke kernen;

(28)

 onderscheid tussen open veenweidegebied en mozaïeklandschap van oeverwallen Oude Rijn in tact houden / versterken;

 verantwoordelijkheid nemen in de regio: onderzoeken van mogelijkheden om te voorzien in regionale behoefte naar woon- en werklocaties, met respect voor cultuurhistorische waarden in het gebied;

 zuinig / zorgvuldig omgaan met ruimte;

 verbeteren van de bereikbaarheid, zowel van buiten af als binnen de kernen, nieuwe locaties voor wonen en werken bezien in relatie tot het bereikbaarheidsvraagstuk.

Afbeelding 5: Uitsnede gewijzigde structuurvisiekaart

Op 28 maart 2013 heeft de raad van de gemeente Woerden de wijziging van de structuurvisie vastgesteld. Een van de belangrijkste aanpassingen is dat de gemeente Woerden afziet van een regionale opvangtaak voor bedrijventerreinen.

In de aangepaste structuurvisie wordt het volgende over Harmelen aangegeven:

“Harmelen blijft een middelgroot dorp op de oeverwal. De woningbehoefte bedraagt 530 woningen tot 2030 en is dus aanzienlijk. Ook daarna blijft Harmelen beperkt groeien. Fasering in Harmelen houdt in dat eerst op de inbreidingslocaties en later op de locaties grenzend aan de kern, in de polder Haanwijk, gekeken wordt voor nieuwbouw. De spelregels zoals opgenomen in de structuurvisie voor de uitbreiding in de polder Haanwijk blijven ongewijzigd.

(29)

Voor de noordkant van Harmelen tussen de Breudijk, de kern van Harmelen en de verouderede glastuinbouwbedrijven achter de Ambachtsheerelaan en bedrijventerrein Putkop is het plan om hier een integrale visie voor te ontwerpen. Omdat dit deels buiten de rode contour en deels binnen de rode contour ligt, is hiervoor medewerking van de provincie noodzakelijk. Alhoewel het qua gebied niet te vergelijken is met de rand van Zegveld, zijn er qua totstandkomingsproces en belangen wel duidelijke overeenkomsten. Geadviseerd wordt daarom om eerst de pilot bij Zegveld af te wachten.”

In de structuurvisie wordt geen aandacht besteed aan de nieuwbouw van het scholencluster. De locatie is aangeduid als ‘Wonen dorps’. Ter plaatse van het parkeerterrein ten zuiden van de Groenendaal is de aanduiding ‘sportvoorziening’ opgenomen. De structuurvisie maakt de realisatie van het scholencluster niet onmogelijk.

(30)
(31)

4 Cultuurhistorische waarden

4.1 Archeologie

4.1.1 Kader

Verdrag van Malta

Op internationaal niveau geldt dat Nederland in 1992 het Verdrag van Malta heeft ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is om op verantwoorde wijze om te gaan met archeologische belangen in de ruimtelijke ordening.

Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Malta en het rijksbeleid is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van veldonderzoek vroegtijdig inzicht wordt gegeven in de archeologische en cultuurhistorische waarden in het gebied. Op deze manier kunnen de aanwezige waarden bij de planontwikkeling voldoende worden gewaarborgd.

Het Verdrag van Malta vindt zijn weerslag in een (ingrijpende) wijziging van de Monumentenwet 1988 die in 2007 van kracht is geworden.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden.

Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: ‘de veroorzaker betaalt’.

Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. De eigen rol van de overheden wordt hierbij steeds belangrijker.

Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.

Belangrijke punten in de wet zijn onder andere:

 Zorgplicht voor alle overheidslagen, met name gemeenten.

 Het bestemmingsplan is het instrument waarbinnen de archeologische monumentenzorg kan worden geregeld. Via het bestemmingsplan kunnen voorwaarden en regels worden verbonden aan omgevingsvergunningen en afwijkingen.

 De veroorzaker is financieel en operationeel verantwoordelijk voor de archeologische monumentenzorg.

 Expliciete verplichting voor overheden en uitvoerende instanties tot terugmelden van resultaten van het archeologisch (voor-)onderzoek.

Bodemschatten van Woerden (september 2007)

Het Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Woerden zet uiteen welke doelen de gemeente wil verwezenlijken ten aanzien van de archeologie, welke uitgangspunten zij daarbij hanteert en hoe deze doelen gerealiseerd moeten worden. Het Archeologische monumentenzorg-

(32)

beleid van de gemeente Woerden kent drie doelstellingen: behoud en beschermen van de Woerdense bodemschatten, vermeerdering van kennis over de bewoningsgeschiedenis van Woerden en het omliggende landelijke gebied en optimaal gebruik maken van de kansen die voorlichting en educatie op het gebied van archeologie bieden.

Uitgangspunt is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem moeten worden bewaard.

Indien blijkt dat dit niet mogelijk is, zal door middel van onderzoek, documentatie en conservering de kennis van de archeologische resten behouden moeten blijven. Hierbij geldt het uitgangspunt “de verstoorder betaalt…”.

Om het bodemarchief doeltreffend te beheren en mee te wegen in de ruimtelijke inrichting is kennis van de archeologische voorraad een eerste vereiste. Voor de gemeente Woerden is daarom een Archeologische BasisKaart (ABK) opgesteld. Hierop zijn de bekende en verwachte archeologische waardevolle terreinen aangegeven. Daarnaast dient regelmatig archeologisch onderzoek te worden verricht en moet de ABK regelmatig worden geactualiseerd.

Archeologische beleidskaart gemeente Woerden

Op 15 december 2010 heeft de gemeenteraad van de gemeente Woerden de Archeologische beleidskaart vastgesteld. Om de gemeentelijke rol als beslissend bestuursorgaan (bevoegd gezag) adequaat en rechtmatig te vervullen heeft de gemeente Woerden een gemeentedekkende archeologische beleidskaart ontwikkeld als instrument voor de uitvoering van haar archeologiebeleid.

Dit document bestaat uit:

1. een waarden- en verwachtingenkaart die een actueel en realistisch beeld geeft van het gemeentelijk bodemarchief in de gehele gemeente;

2. een maatregelenkaart waarin de waarden- en verwachtingen worden gekoppeld aan onderzoekseisen, ontheffingen en planologische maatregelen;

3. een toelichting waarin de werkwijze, bronnen en keuzes worden gemotiveerd.

De Monumentenwet biedt gemeenten de beleidsruimte om, in het belang van de archeologische monumentenzorg en afhankelijk van de plaatselijke situatie, af te wijken van de in de wet opgenomen algemene ontheffing voor archeologisch vooronderzoek bij bodemingrepen tot 100 m2. Daartoe is het grondgebied van Woerden op de beleidskaart onderverdeeld in zes categorieën van zones/terreinen met een archeologische waarde of verwachting. Op de zogenaamde maatregelenkaart zijn deze zones gekoppeld aan een eigen planologisch regime van onderzoekseisen, diepte- en oppervlakte- ontheffingscriteria. Bij de invulling daarvan heeft Woerden een afweging gemaakt tussen haar archeologische ambities (dat wil zeggen bedreigingen voor het bodemarchief tot een minimum beperken, conform beleidsnota Bodemschatten van Woerden, 2007) en de eisen van ‘normaal’

ruimtegebruik en ruimtelijke ontwikkeling.

4.1.2 Analyse

Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden aangeduid als categorie 5 ‘Lage verwachting’. Voor deze gronden geldt geen onderzoeksplicht.

(33)

Afbeelding 7: Archeologische waarden binnen en rondom het plangebied

4.1.3 Conclusie

Het plangebied heeft een lage verwachting voor archeologische waarden. Er geldt geen onderzoeksplicht. Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.2 Monumenten

4.2.1 Kader

Visie Erfgoed en Ruimte

In de Nota 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Om dit te bewerkstelligen is op 1 januari 2012 artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Deze

Categorie 1: Archeologisch monument Categorie 2: Archeologisch waardevol terrein Categorie 3: Hoge verwachting

Categorie 4: Middelhoge verwachting Categorie 5: Lage verwachting Geen: Geen verwachting

(34)

wijziging verplicht gemeenten nu om het aspect cultureel erfgoed expliciet mee te wegen bij de vaststelling van een bestemmingsplan.

In de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek wordt een onderscheid in de fysieke omgeving gemaakt tussen de cultuurhistorie in de ondergrond en de bovengrond:

 het bodemarchief (beschreven in paragraaf 5.1);

 het bouwkundig erfgoed (gebouwen en structuren) (beschreven in paragraaf 5.2);

 het cultuurlandschap (beschreven in paragraaf 2.2.2 en 8.2).

4.2.2 Analyse

In of nabij het plangebied komen geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of MIP-panden voor. Het gebied heeft geen cultuurhistorische waarde. In het bestemmingsplan hoeft dan ook geen regeling opgenomen te worden voor bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

(35)

5 Mobiliteit

5.1 Kader

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Mobiliteit en vormt de visie van het Rijk op het gebied van mobiliteit, bereikbaarheid, ruimte, milieu en leefbaarheid tot 2040.

De SVIR voorziet een groei in de mobiliteitsbehoefte tot 2030. Deze groei is het grootst in de Randstad en Brabant. Om de concurrentiekracht van Nederland te versterken, is een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen nodig, net als een goede nationale bereikbaarheid van onze belangrijkste economische regio’s. Het Rijk zet de gebruiker van mobiliteit centraal. Het verknopen van verkeerssystemen en vervoerwijzen neemt daarbij een belangrijke plaats in, net als het beter benutten van infrastructuur, met een volwaardige plaats voor langzaam en recreatief verkeer.

Het Rijk mikt op multimodale (keten)maatregelen die het gebruik van de capaciteit optimaliseren.

In de ambitie van het Rijk is Nederland in 2040 een bepalende speler in de transitie naar duurzame mobiliteit. In de SVIR gaat het Rijk vooral in op de transitie naar schone voertuigen, uitgewerkt in de duurzaamheidsagenda. Deze doet een beroep op bedrijfsleven (Green Deals) en decentrale overheden (Klimaatagenda).

Strategisch Mobiliteitsplan Provincie Utrecht (SMPU) (2004 –2020)

Met het Strategisch Mobiliteitsplan Provincie Utrecht (SMPU) wordt voorzien in de behoefte aan een actueel, realistisch en concreet beleidsplan voor de komende tien tot vijftien jaar. Volgens het rijksbeleid moet bij het plannen van nieuwe verstedelijking in de provincie Utrecht rekening worden gehouden met de effecten op het verkeers- en vervoersysteem. De (kwaliteit van de) bereikbaarheid in en van het gebied en van de Randstad geldt als een belangrijk uitgangspunt in het ruimtelijk beleid.

De kwaliteit van de leefomgeving, in termen van hinder voor mensen, natuur en milieu, is een ander belangrijk uitgangspunt.

Drie hoofddoelen staan centraal in het verkeers- en vervoerbeleid:

 Het realiseren van een doelmatig verkeers- en vervoersysteem om de bereikbaarheid in en van de provincie Utrecht en de Randstad te waarborgen.

 Het verbeteren van de veiligheid van het verkeers- en vervoersysteem voor gebruikers en omwonenden.

 Het verminderen van de negatieve effecten van verkeer en vervoer op de kwaliteit van de leefomgeving.

Nota parkeernormen

Begin 2012 is de Nota parkeernormen in werking getreden. De nota Parkeernormen heeft als doel om bij nieuwe of te wijzigen ruimtelijke plannen en projecten de hoeveelheid parkeerplaatsen te kunnen bepalen en de bereikbaarheid en leefbaarheid te waarborgen. Een tweede doel van de nota is om de toepassing van de parkeernormen inzichtelijker te maken, zodat het voor burgers, bedrijven en ontwikkelaars duidelijk is welke normen gehanteerd worden bij de betreffende bouwaanvraag of ruimtelijke ontwikkeling. In de nota worden de parkeernormen voor verschillende functies vastgelegd en wordt aangegeven onder welke voorwaarden ontheffing van deze gemeentelijke parkeereis kan

(36)

worden verleend. Daarnaast wordt ingegaan op de hoogte van de parkeerbijdrage en de aanwending van de middelen uit het parkeerfonds.

5.2 Analyse

Verkeersstructuur

De huidige verkeersstructuur blijft als zodanig behouden. Ten aanzien van de parkeervoorzieningen, wordt het huidige parkeerterrein ten zuiden van de Groenendaal uitgebreid. Het parkeerterrein ten zuiden van de sporthal, wordt ontsloten op de Groenendaal. De ontsluiting van het parkeerterrein op de Hendriklaan komt daarmee te vervallen. Door vergroting van het parkeerterrein ten zuiden van de Groenendaal en het aanleggen van een kiss-and-ride-strook kunnen alle kinderen die met de auto komen, hier worden gebracht of worden opgehaald.

Stichting Boogh is direct naast de toegangsweg van het nieuwe scholencluster gehuisvest. Veel cliënten van de stichting worden met kleine busjes vervoerd en moeten vlak voor de ingang worden afgezet. Voor een veilige doorgang van de leerlingen van de basisscholen, die met de auto naar school komen, is het noodzakelijk dat er aparte opstelstroken op het terrein van Stichting Boogh worden aangelegd. Deze opstelstroken zullen naast de toegangsweg voor het gebouw van Stichting Boogh worden aangelegd.

Het huidige voetpad langs de woningen aan de Claushof wordt ook toegankelijk gemaakt voor fietsers en krijgt een breedte van circa 3 meter breed.

Op het verharde schoolplein worden meerdere fietsenstallingen gerealiseerd.

Aan de Wilhelminalaan blijven de langsparkeerplaatsen gehandhaafd ten behoeve van de bezoekers van Dezibel. Het is de bedoeling dat alle kinderen die met de auto worden gebracht, aan de Groenendaal worden afgezet en niet aan de Wilhelminalaan. Om gevaarlijke situaties te voorkomen, wordt er daarom op de Wilhelminalaan een stopverbod ingesteld ter plaatse van de inrit Hendriklaan.

Parkeren

Naast de kerk aan de Wilhelminalaan wordt een extra parkeerterrein aangelegd. Deze parkeerplaatsen zijn hoofdzakelijk bedoeld voor bezoekers van de kerk.

Aan de Groenendaal wordt het huidige parkeerterrein uitgebreid. In totaal zullen er 90 parkeerplaatsen aanwezig zijn. Dit is voldoende voor een scholencluster met 480 leerlingen. Het benodigde aantal parkeerplaatsen is als volgt berekend:

Parkeerplaatsen personeel: 20 lokalen x 0,75 parkeerplaatsen = 15 parkeerplaatsen.

Parkeerplaatsen onderbouw: 180 leerlingen x 0,60 (percentage kinderen dat met de auto wordt gebracht) x 0,75 (reductie aantal kinderen per auto) x 0,25 (reductiefactor parkeerduur = 41 parkeerplaatsen.

Parkeerplaatsen bovenbouw: 300 leerlingen x 0,40 (percentage kinderen dat met de auto wordt gebracht) x 0,85 (reductie aantal kinderen per auto) x 0,25 (reductiefactor parkeerduur) = 26 parkeerplaatsen.

In totaal zijn dus minimaal 82 (15 + 41 + 26) parkeerplaatsen benodigd.

(37)

Ten aanzien van het fietsparkeren wordt uitgegaan van 6 klemmen per 10 leerlingen. In totaal zullen dus minimaal 288 fietsklemmen (6 x 48 = 288) worden gerealiseerd.

5.3 Conclusie

Ten behoeve van het halen en brengen van kinderen met de auto wordt ten zuiden van de Groenendaal in extra parkeergelegenheid voorzien. In de openbare ruimte nabij het scholencluster worden extra fietsenstallingen geplaatst. Hiermee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

(38)
(39)

6 Milieu

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de diverse milieuaspecten die relevant zijn voor het plangebied.

Per milieuaspect wordt het geldende wettelijk en/of het beleidskader beschreven. Elk milieuaspect wordt afgesloten met een conclusie. Resultaten van uitgevoerde onderzoeken worden kort weergegeven en belicht.

6.2 Geluid

6.2.1 Kader Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing bij de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige functies, zoals woningen en andere gevoelige gebouwen (zie art. 1.2 van het Besluit geluidhinder). Met betrekking tot bestaande geluidgevoelige functies geldt het Saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer 1998.

In de Wet geluidhinder (Wgh) worden geluidzones gedefinieerd rondom belangrijke geluidbronnen (gezoneerde industrieterreinen, verkeerswegen en spoorwegen) ter beperking van geluidhinder. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied.

Geluidzones (algemeen)

Per 1 juli 2012 is SWUNG I (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) van kracht geworden. Hierin is vanuit de Wet milieubeheer geregeld dat Rijkswaterstaat voor alle rijkswegen en Prorail voor alle hoofdspoorwegen verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de geluidemissie plafonds van deze verkeersbronnen. De handhaving vindt plaats in fictieve controle punten die op 50 meter afstand van de rijks- of spoorweg liggen (zie www.geluidregister.nl). De gegevens die in dit register staan vermeld vormen de basis voor ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied van de zone.

Het gebied van de zone is een aandachtsgebied waarbinnen onderzoek, bij de ontwikkeling of realisatie van geluidgevoelige functies, noodzakelijk is.

Geluidzones wegverkeer

In de Wgh. (artikel 74 lid 1) is bepaald dat elke weg een zone heeft. De breedte van deze zone wordt bepaald door de binnen- of buitenstedelijke ligging en door het aantal rijstroken. Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur- gebied of een woonerf. Deze wegen zijn van een zone uitgesloten. Echter op basis van vaste jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel getoetst te worden aan de Wet geluidhinder.

Geluidzones spoorwegen

Hoofdspoorwegen hebben een geluidzone waarvan de breedte wordt bepaald op basis van het Besluit geluidhinder (art. 1.4a lid 1). Een spoorweg die is aangegeven in het geluidregister2 heeft een zone

2Voor regionale lijnen zoals tramlijnen, metro’s en regionale spoorlijnen zijn andere geluidzones van toepassing.

(40)

die zich uitstrekt vanaf de as van de spoorweg tot de breedte naast de spoorweg, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond op het betrokken referentiepunt.

Geluidzones industrieterrein

Een speciale categorie bedrijventerrein zijn de, overeenkomstig hoofdstuk V van de Wgh, gezoneerde industrieterreinen. Rondom een dergelijk terrein ligt een 50 dB(A) zonegrens die de maximale begrenzing vormt van de geluidemissie van alle bedrijven gezamenlijk.

Conclusie geluidzones

Voor dit bestemmingsplan is uitsluitend het aspect wegverkeer van belang. Er zijn binnen het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen gezoneerde spoorlijnen of industrieterreinen aanwezig.

6.2.2 Onderzoek

Uitgangspunten

Door DGMR is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai voor de realisatie van de school. De berekeningen van de geluidsbelasting afkomstig van het wegverkeer zijn verricht met een door DGMR ontwikkeld computerprogramma dat is gebaseerd op standaardrekenmethode II van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.

In de berekening is met alle factoren die van belang zijn rekening gehouden, zoals afstandsreducties, reflecties, afschermingen, bodem- en luchtdemping, helling- en kruispuntcorrecties. Er is gerekend met één reflectie en een sectorhoek van twee graden.

De rekenmodellen zijn ingevoerd ten opzichte van het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel. De berekeningen zijn uitgevoerd op de gevel, op elke verdieping, van de nieuwe school.

De verkeersgegevens van de gemeentelijke wegen voor het peiljaar 2020 zijn aangeleverd door de gemeente Woerden en afkomstig uit het geluidsmodel dat is opgesteld in het kader van de EUgeluidskaarten. De verkeersgegevens zijn opgehoogd met 1.5% per jaar naar het peiljaar 2023.

De verkeersgegevens van de A12 zijn afkomstig uit het geluidsregister (geraadpleegd op 06-02-2013).

De Wilhelminalaan en de Groenendaal (westelijk deel) zijn 30 km/uur wegen met een relatief lage etmaalintensiteit. De Wilhelminalaan heeft volgens het geluidsmodel van de gemeente een etmaalintensiteit van minder dan 700 motorvoertuigen per etmaal. De Groenendaal is een doodlopende straat die niet is opgenomen in het geluidsmodel. Van beide wegen kan worden geconcludeerd dat deze geen significante invloed hebben op de geluidsbelasting nabij de school.

De motorvoertuigen zijn verdeeld over de categorieën personenauto’s (lv), middelzware motorvoertuigen (mv) en zware motorvoertuigen (zv). In de hierna weergegeven tabel zijn de gehanteerde gegevens opgenomen.

(41)

Weg Wegdek- verharding

Rijsnelheid Etmaal-

intensiteit

Verkeersverdeling (%)

(km / uur) 2023 lv mv zv

Reijercopse overgang Asfalt (DAB) 50 2.478 90 7,5 2,5

Raadhuislaan Asfalt (DAB) 50 4.186 94 5,1 0,9

A12 ZOAB 120 157.000 89 5 6

Resultaten

Uit de rekenresultaten volgt dat de geluidsbelasting afkomstig van de gemeentelijke wegen voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

De geluidsbelasting ten gevolge van de A12 overschrijdt de voorkeurswaarde op de oost-, zuid- en westgevel. De maximale waarde van 53 dB waarvoor ontheffing kan worden verleend, wordt niet overschreden. De geluidsbelasting afkomstig van de A12 bedraagt maximaal 51 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh. In de onderstaande tabel is de maatgevende geluidsbelasting per gevel opgenomen.

Bestemming Hoogte (m) Gevel Geluidsbelasting dagperiode

A12 (dB) Gem. weg (dB)

School 1,5 Noord laagbouw 46 44

School 4,0 Noord hoogbouw 47 43

School 4,0 Oost 50 48

School 4,0 Zuid 51 45

School 4,0 West 49 35

Maatregelen om de geluidsbelasting ten gevolge van de A12 ter plaatse van de school te reduceren, zoals dubbellaags ZOAB en schermen, zullen stuiten op bezwaren van landschappelijke en financiële aard. De bouw van de school is alleen mogelijk indien de gemeente Woerden een hogere waarde van 51 dB vaststelt voor de geluidsbelasting afkomstig van de A12.

6.2.3 Conclusie

De geluidsbelasting, veroorzaakt door het verkeer op de A12, overschrijdt de voorkeurswaarde op de oost-, zuid- en westgevel van het toekomstige schoolgebouw. De maximale waarde van 53 dB waarvoor ontheffing kan worden verleen, wordt overschreden. Daarom zal een hogere waarde van 51 dB worden vastgesteld.

6.3 Luchtkwaliteit

6.3.1 Kader

Wetgevend kader

Voor luchtkwaliteit gelden de luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5.2) van de Wet milieubeheer. Hierin is vastgelegd dat onder meer ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden en richtwaarden. Deze Wet is nader uitgewerkt in Besluiten en Regelingen, waarvan het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate (nibm), het Besluit gevoelige bestemmingen en de Regeling beoordeling de belangrijkste zijn.

Grenswaarden

(42)

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de richtwaarden en de grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtvervuilende stoffen. De belangrijkste zijn de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof.

Deze zijn weergegeven in de hierna volgende tabel.

Stof Type norm

van kracht vanaf

Concentratie (g/m3)

Max. aantal

overschrijdingen per jaar

Stikstofdioxide Jaargemiddelde 2015 40

Uurgemiddelde 2015 200 18

Fijn stof Jaargemiddelde 2011 40

24-uursgemiddelde 2011 50 35

De concentraties van de overige stoffen benaderen de grens- en richtwaarden in Nederland niet. Er hoeft daarom niet te worden getoetst aan deze richtwaarden en grenswaarden, ze zijn dus niet opgenomen in de bovenstaande tabel.

Niet in betekenende mate (Nibm)

Alleen projecten die ‘in betekenende mate’ bijdragen aan de concentraties verontreinigende stoffen worden getoetst aan de grenswaarden. Er dient te worden onderzocht of een project ‘in betekenende’

mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Het Besluit nibm bepaalt dat een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie verontreinigende stoffen als deze minder dan 3%

van de grenswaarde, ofwel 1,2 microgram per m3. De Regeling nibm is hier een nadere uitwerking van. Hierin is bepaald dat woningbouwprojecten tot 1.500 woningen en kantoren met een bruto vloeroppervlak tot 100.000 m2 zijn vrijgesteld van toetsing aan de wettelijke grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof.

Besluit gevoelige bestemmingen

Kinderen, ouderen en zieken zijn gevoeliger voor luchtvervuiling en worden daarom extra beschermd.

Op basis van het Besluit gevoelige bestemmingen gelden voor gevoelige bestemmingen nabij wegen zwaardere beperkingen. Zo mogen binnen 300 meter van rijkswegen en 50 meter vanaf provinciale wegen geen bestemmingen voor langdurig verblijf als kinderdagverblijven, scholen of verzorgingstehuizen worden gebouwd, als de wettelijke grenswaarden worden overschreden. Het Besluit verplicht overheden om onderzoek uit te voeren naar de concentraties stikstofdioxide en fijn stof.

Goede ruimtelijke ordening

Plannen dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: “het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigd dan het dienen van de belangen afzonderlijk”. Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is inzicht in de luchtkwaliteit van belang.

6.3.2 Onderzoek

Er worden 20 permanente lokalen gerealiseerd voor de zogenaamde stabiele periode die over een kleine 13 jaar intreedt: 481 leerlingen per 1 augustus 2026.

Bij de opening per 1 augustus 2015 worden 577 leerlingen verwacht. Daarom worden 4 tijdelijke lokalen gerealiseerd. Deze tijdelijke lokalen worden via een aparte procedure mogelijk gemaakt.

(43)

De verkeersgeneratie voor de ontwikkeling van de het scholencluster zal naar verwachting 298 motorvoertuigen per werkdag etmaal bedragen. Het aandeel vrachtverkeer wordt ingeschat op 2 % dit is een worstcase benadering. Uit de NIBM tool van het kenniscentrum infomil blijkt dan de volgende toename:

Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit

Extra verkeer als gevolg van het plan

Extra voertuigbewegingen

(weekdaggemiddelde) 298

Aandeel vrachtverkeer 2,0%

Maximale bijdrage extra

verkeer NO2 in μg/m3 0,34

PM10 in μg/m3 0,08

Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in μg/m3 1,2

Conclusie

De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate;

geen nader onderzoek nodig

Conform het Besluit niet in betekenende mate zal bovengenoemde ontwikkeling dus niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof en hoeft daarom niet te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De planlocatie is gelegen op een afstand die groter is dan 300 meter van de rijksweg A12. Daarnaast bevindt het plan zich ook op een grotere afstand dan 50 meter van de provinciale weg N198. Aan de eisen van het Besluit gevoelige bestemmingen kan derhalve worden voldaan.

De Omgevingsdienst heeft de concentraties stikstofdioxide en fijn stof voor het jaar 2013 berekenend met het rekenmodel GeoMilieu, versie 2.30. In dit rekenmodel is het rekenhart STACKS geïntegreerd, welke voldoet aan de Regeling beoordeling. De hieruit voortgekomen concentraties zijn weergegeven in afbeelding 7 en 8.

(44)

Afbeelding 7: Concentraties stikstofdioxide in 2013 in het plangebied

Afbeelding 8: Concentraties fijn stof (PM10) in 2013 in het plangebied

Uit de afbeeldingen 7 en 8 is af te leiden dat de concentratie stikstofdioxide en fijn stof zich beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3 bevinden.

(45)

De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide van 200 microgram per m3 wordt overschreden wanneer de concentraties gemiddeld op jaarbasis boven de 60 microgram per m3 uitkomen. De concentraties in het plangebied overschrijden nergens de grens van 60 microgram per m3, wat betekent dat voor het hele plangebied aan de uurgemiddelde grenswaarde wordt voldaan.

Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof is er ook een daggemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m3 van kracht, die per jaar 35 keer mag worden overschreden. Uit statistische vergelijkingen van TNO en het RIVM blijkt dat deze grenswaarde bij een concentratie van 31,3 microgram per m3 vaker dan 35 keer wordt overschreden. Aangezien de concentratie fijn stof in het plangebied niet boven de 31,3 microgram per m3 uitkomt, wordt aan deze daggemiddelde grenswaarde voldaan.

6.3.3 Conclusie

De ontwikkeling van het scholencluster draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. Dit betekent dat de ontwikkeling voldoet aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.

Uit de berekeningen blijkt dat de concentraties stikstofdioxide maximaal 28 microgram per m3 bedragen in en rond het plangebied in het jaar 2013. De concentraties fijn stof in het gebied bedragen maximaal 25 microgram per m3 in het jaar 2013. Dit betekent dat ter plaatse van de planlocatie geen blootstelling plaatsvindt aan concentraties boven de grenswaarde. Hiermee wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

Vanuit luchtkwaliteit zijn er geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

6.4 Externe veiligheid

6.4.1 Kader

Algemeen

Externe veiligheid is de kans om te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Beleid en regelgeving op dit gebied is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege:

a. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);

b. het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, waterwegen en spoorwegen;

c. het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Met betrekking tot risico’s wordt onderscheid gemaakt in twee risicomaten: Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als het risico op een plaats buiten een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Binnen de wet- en regelgeving zijn aan deze definitie grens- en richtwaarden opgehangen ten aanzien van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In a previous study, it was demonstrated that dogs that were admitted less than 20 days from the on- set of clinical signs, either had no radiographic abnor- malities, or had

Daniëlle Teeuwen, Financing Poor Relief through Charitable Collections in Dutch Towns, c..

Uit de relatie tussen opbrengst in vers gewicht, waterverbruik en gemiddelde vochtspanning van de grond blijkt, dat indien een uitdrogingsgrens van p F 2,6 of hoger

MAIN MAIN 24 Pl=300.. Tenslotte wordt verwezen naar fig. 1 waarop de file-flow van de drie jobs in hun onderlinge samenhang staat weergegeven. Opgemerkt wordt dat het gegeven

-decay γ -ray emission in inter- actions with material in the SNR shell. The broad-band SED can be explained in this scenario with a reasonable choice of input param- eters.

As a fundamental point, the proposal to study novel zirconium and hafnium coordination compounds as well as their solution behavioural characteristics, for the separation

According to the Interorganizational Committee on Guidelines and Principles for Social Impact Assessment (1994:9–11), the SIA variables are for illustrative purposes only, and

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the