• No results found

Bedachtzame revolutionairen. Oost-Duitse en Tsjechische oppositiebewegingen, 1975-1990

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bedachtzame revolutionairen. Oost-Duitse en Tsjechische oppositiebewegingen, 1975-1990"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bedachtzame revolutionairen. Oost-Duitse en Tsjechische oppositiebewegingen, 1975-1990

Bloem, F.

Citation

Bloem, F. (2010, June 10). Bedachtzame revolutionairen. Oost-Duitse en Tsjechische oppositiebewegingen, 1975-1990. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/15666

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/15666

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

163

V Scheuren in het ijs

‘Ein Irrtum geht um die Welt, der Irrtum der Demokratie’.606

-mOAning Star-

‘Die jongelui weten niet wat wij weten – dat dit volk niet tot massale actie te bewegen valt’.607

-Ludvík Vaculík-

De ineenstorting van het communistische machtsblok in 1989 kwam als een verrassing voor vrijwel alle betrokkenen. Bekijkt men echter de berichtgeving over het Oostblok uit de voorafgaande jaren, dan lijken de voortekenen nauwelijks te missen. Het einde van de communistische heerschappij in de Warschaupactlanden viel voor velen buiten het bereik van het voorstelbare, maar halverwege de jaren tachtig begon vooral in Midden-Europa de greep van de regimes op de maatschappij zichtbaar te verslappen. Demonstraties waar vroeger slechts de harde kern van dissidenten op afkwam, trokken opeens meer mensen. Een in Tsjechoslowakije circulerende petitie voor religieuze vrijheid kreeg niet enkele honderden handtekeningen, zoals het oprichtingsmanifest van Charta 77, maar een half miljoen.608 Manifestaties van de Oost-Duitse politiek alternatieve groepen kenden stijgende bezoekersaantallen en werden kritischer van toon. In 1986 was de Initiative Frieden und Menschenrechte de eerste groep die het aandurfde af te zien van de bescherming biedende kerkelijke status, omdat de leden de directe confrontatie met het SED-regime niet langer uit de weg wilden gaan. Ze geloofden niet meer in de door protestantse kerkelijke functionarissen uitgezette koers van kleine stapjes en stille diplomatie. In diverse landen vormden zich groepen die voorzichtig de machtsvraag begonnen te stellen. In de zomer van 1988 dwong SolidarnoĞü politieke onderhandelingen met de Poolse communistische partij af, wat een jaar later zou uitmonden in gedeeltelijk vrije verkiezingen. Tegen die tijd schoven de Hongaren het IJzeren Gordijn voorzichtig open en kon de slotakte van de Koude Oorlog beginnen. Het politieke landschap van het Oostblok veranderde spectaculair, als schuivende aardlagen die, na jarenlang onder spanning te hebben gestaan, plots met grote schokken in beweging kwamen.

606 ‘Macht alles, was ihr wollt, aber bloß keine Demokratie’, mOAning Star (1989) nr. 4711 15.

607 Ludvík Vaculík, ‘Srpnové záĜí’ in: Idem, Srpnový rok 1988-1989 (Praag 1990) 34-36, aldaar 34.

608 Petice PodnČty katolikĤ k Ĝešení situace vČĜících obþanĤ, sepsana katolickým laikem A[u]gustinem Navrátilem (1987) in: JiĜí Suk, Milena Janišová en Vilém Preþan ed., Hlasy obþanské spoleþnosti 1987–1989.

VýbČr z textĤ a dokumentĤ (Praag 1999) 18-25. Zie ook: Timothy Garton Ash, ‘Pre-spring’ in: Ash, The uses of adversity, 192-204, aldaar 192-198.

(3)

164

Het startpunt van deze seismische onrust wordt vaak gezien in het aantreden van Michail Gorbatsjov, in maart 1985, als Secretaris-Generaal van de communistische partij van de Sovjet-Unie. Zijn onder de steekwoorden ‘perestrojka’ (herstructurering) en ‘glasnost’

(openheid) bekend geworden programma was de laatste poging het sovjetcommunisme een efficiënter en democratischer gezicht te geven. Een belangrijk verschil met voorafgaande pogingen was dat het initiatief tot hervormingen ditmaal uit het Kremlin zelf kwam. Het nieuwe geluid kon niet zo gemakkelijk worden onderdrukt en had onvermijdelijk repercussies voor de satellietstaten. Hervormers raakten gesterkt, hardliners nerveus, en de oppositiebewegingen kropen steeds meer uit hun schulp. De laatsten namen niet alleen in omvang en aanhang toe, maar veranderden ook van karakter. De historicus Padraic Kenney spreekt in dit verband over de opkomst van de konkretny–generatie, naar het Poolse woord voor ‘concreet’. In tegenstelling tot de intellectuele dissidenten, die tot dan toe het gezicht van de oppositie tegen het communisme hadden bepaald, waren deze jonge activisten vaker op straat dan achter de schrijftafel te vinden. Ze concentreerden zich op concrete, lokale issues en wisten die met inventieve, demonstratieve acties goed onder de aandacht te brengen.609 Kenney ziet de konkretny–generatie vooral in Polen opduiken, maar constateert ook in andere Midden-Europese landen de aanwas van nieuwe, door jongeren bevolkte oppositiegroepen die meer op sociale bewegingen dan op intellectuele discussiegroepen leken.

De omslag naar een meer op actie georiënteerde vorm van oppositievoeren wordt vaak toegeschreven aan de vergrote speelruimte die er met Gorbatsjovs perestrojka was ontstaan.

Kenney heeft er echter terecht op gewezen dat de eerste tekenen van deze nieuwe vormen van oppositie al van voor Gorbatsjovs aantreden dateren.610 Er moet dus ook naar interne oorzaken gekeken worden, zoals de generatiewisseling die zich rond deze tijd binnen de oppositiegroepen voltrok. Er dienden zich jongeren aan die ‘1968’ niet bewust hadden meegemaakt en daardoor in het algemeen minder geïnteresseerd waren in ideologische vraagstukken en meer pragmatisch ingesteld. Tegelijkertijd waren ze bereid meer risico’s te nemen en probeerden ze met provocerende, zichtbare acties de publieke ruimte op de communisten terug te winnen. Deze durf was niet alleen het gevolg van de relatief geringe ervaring die de jongeren met harde repressie hadden, ze was ook een manier om zichzelf op de kaart te zetten. Hoewel de onderlinge verstandhouding vaak goed was en er intensieve contacten bestonden tussen de nieuwe en de oude groepen, was er tussen de gevestigde dissidenten en de nieuwkomers ook een concurrentiestrijd gaande om aandacht, erkenning en subsidies van westerse bondgenoten.611

De veranderingen die de oppositiegroepen halverwege de jaren tachtig doormaakten, mogen dan geen rechtstreeks gevolg van de perestrojka zijn geweest, helemaal los stonden ze er ook niet van. Zonder de koerswijziging in de Sovjet-Unie is het niet goed denkbaar dat deze nieuwe initiatieven hadden kunnen beklijven en zich verder ontwikkelen. Gorbatsjov voerde niet alleen belangrijke beleidswijzigingen door, hij riep de sovjetburgers ook op hun

609 Kenney, A carnival of revolution, 3-15.

610 Ibidem, 7-10.

611 Ibidem, 118-120.

(4)

165

kritiek niet langer voor zich te houden. Dat maakte het voor de andere communistische regimes moeilijk afwijkende geluiden op de vertrouwde, vanzelfsprekende manier de kop in de drukken. Burgers die zich tot dan toe makkelijk hadden laten intimideren, vatten nu moed en zochten in sommige gevallen toenadering tot oppositiegroepen. Die waren op hun beurt zeker niet onverdeeld positief over de perestrojka. De voorstanders van een antipolitieke politiek hadden steevast gewaarschuwd zich niet blind te staren op de officiële politiek.

Verandering zou alleen van ‘onderop’ kunnen komen. Maar nu er eindelijk beweging was gekomen in de starre sovjetstructuren, gingen velen in dissidente kringen toch weer hoopvol naar ‘boven’ kijken. Daarnaast vonden veel jongeren dat de speelruimte die er met de sovjethervormingen was gekomen, niet voldoende werd benut en pleitten zij voor gedurfdere acties. Zo openbaarden zich in het oppositionele landschap diverse breuklijnen, die draaiden om strategie, generatieconflicten en de voor- en nadelen van politiek van ‘boven’ en van

‘onder’.

Reform von oben: Michail Gorbatsjov en de perestrojka

Met Michail Gorbatsjov, 54 jaar oud toen hij tot secretaris-generaal werd verkozen, was er een nieuwe generatie aan de macht gekomen. Gorbatsjov was de eerste sovjetleider die na de Russische Revolutie was geboren. Na het overlijden van Leonid Brezjnev en het kortdurende bewind van de twee bejaarde tussenpauzen Andropov en Tsjernenko, leek zich nu iemand te hebben aangediend die de Sovjet-Unie lange tijd zou gaan leiden. Het werd al snel duidelijk dat Gorbatsjov niet van plan was alleen maar op de winkel te passen. In toespraken kondigde hij aan werk te gaan maken van allerlei problemen die te lang waren blijven liggen. Zijn hervormingspolitiek, die gaandeweg steeds ingrijpender zou worden, was er aanvankelijk vooral op gericht de onder corruptie en inefficiëntie lijdende economie aan de praat te krijgen.

Toen resultaten uitbleven stelde Gorbatsjov fundamentelere hervormingen in het vooruitzicht, die ook aan het politieke systeem raakten. Herhaaldelijk benadrukte hij de noodzaak van meer transparantie en vanaf 1987 maakte hij serieus werk van de democratisering van de communistische partij.612 Zo hoopte hij meer draagvlak te creëren voor zijn hervormingsprogramma, dat op allerlei niveaus werd tegengewerkt omdat het gevestigde belangen aantastte. Om het verzet van de conservatieve partijgarde te breken, probeerde Gorbatsjov de bevolking aan zijn kant te krijgen met de belofte van meer inspraak. Daarbij riep hij echter krachten op die hij op den duur niet kon beheersen. In de laatste fase van zijn bewind, dat in 1991 zou eindigen met het opbreken van de Sovjet-Unie, werden staat en partij ontvlochten en zouden de communisten hun grondwettelijk verankerde leidende rol verliezen.

Op het terrein van de buitenlandse politiek waren Gorbatsjovs hervormingen niet minder revolutionair. Onder het mom van ‘nieuw denken’ werden internationale betrekkingen niet langer als een vorm van klassenstrijd gezien en begon de sovjetdiplomatie een verzoenende toon aan te slaan.613 Dat leidde onder andere tot verregaande toezeggingen in de

612 Archie Brown, The Gorbachev Factor (Oxford 1996) 160-168.

613 Baron, Kalter Krieg und heisser Frieden, 23-24.

(5)

166

kernwapenonderhandelingen met de Verenigde Staten en tot de terugtrekking van sovjettroepen uit Afghanistan. Toch bleven er in het Westen lang bedenkingen bestaan over de intenties van Gorbatsjov, met Helmut Kohls beruchte vergelijking met Goebbels als hoogtepunt.614 Bij het grote publiek werd hij weliswaar ongekend populair, maar sceptici zagen in hem een charmeur die zijn geopolitieke concessies verpakte als cadeautjes, terwijl ze in feite afgedwongen waren door de noodzaak iets aan de torenhoge defensie-uitgaven te doen.615 Anderen wezen op de vaagheid van termen als ‘hervormingen’, die in het midden lieten of de perestrojka slechts een opknapbeurt van het sovjetcommunisme beoogde, of dat de communisten daadwerkelijk wat van hun macht zouden afstaan.616

Dergelijke twijfels leefden ook in bevriende staten. Afhankelijk van de gezindheid van die regimes werden de nieuwe geluiden uit Moskou begroet dan wel koeltjes ontvangen. In Polen en Hongarije kregen hervormers langzaam maar zeker de overhand in de communistische partij en zij deden hun voordeel met de onverwachte ontwikkelingen in de Sovjet-Unie. Daarvan kon in de DDR en in Tsjechoslowakije geen sprake zijn. Er waren in de SED en KSý wel fracties die er achter de schermen voor pleitten Gorbatsjovs koers te volgen, maar zij waren niet sterk genoeg om het beleid te bepalen. Hoewel van deze schermutselingen af en toe iets aan de oppervlakte doordrong, bleven de officiële reacties op de perestrojka terughoudend. In een inmiddels legendarisch interview merkte SED chefideoloog Kurt Hager (1912-1998) op dat nieuw behang bij de buren nog geen reden is om zelf te gaan klussen.617 Vasil BiĐak, Hagers tegenhanger in Tsjechoslowakije, verklaarde plechtig dat de socialistische landen ieder hun eigen pad volgden.618 Twee van de tot dan toe trouwste vazallen van de Sovjet-Unie hadden plots de taal van nationale onafhankelijkheid ontdekt en beweerden dat de perestrojka slechts bestond uit hervormingen die hun eigen landen allang achter de rug hadden. Dat was in het geval van de DDR trouwens niet alleen een uitvlucht.

Het ‘nieuwe denken’ in de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie spoorde inderdaad goed met Honeckers al eerder ingezette toenadering tot West-Duitsland, waarbij onder het mom van een Koalition der Vernunft het belang van dialoog werd onderstreept.619 Het SED-regime volhardde echter in zijn weigering binnenlandse consequenties te verbinden aan deze nieuwe internationale lijn.

De oppositie en Gorbatsjov

Het onbehagen van de Oost-Duitse en Tsjechoslowaakse partijleiding versterkte de aandacht van het dissidente milieu voor de perestrojka. De Oost-Berlijnse biochemicus Jens Reich

614 ‘Kohl to Reagan: ‘Ron, be patient’’, Newsweek (27 oktober 1986) 19-20.

615 Egbert Jahn, ‘Das Scheitern der sozialistischen Systemreformation und des konstitutionellen Kommunismus.

Ein Forschungsbericht über ‘Perestrojka’ und ‘Neues Denken’ in der Sowjetunion’, Jahrbuch für historische Kommunismusforschung (1996) 319-336, aldaar 327-330.

616 George Schöpflin, ‘Reform in Eastern Europe’, Slovo 1 (1988) nr. 1, 1-5, aldaar 1-2.

617 ‘Interview mit Kurt Hager’, Der Stern 40 (1987) nr. 16, 140-144.

618 ‘Inspirující podnČty i pro nás. Rozhovor Rudého práva se soudruhem Vasilem BiĐakem o aktuálních otázkách tvoĜivého rozvoje socialismu’, Rudé Právo (20 februari 1987).

619 Dirk Rochtus, Zwischen Realität und Utopie. Das Konzept des ‘dritten Weges’ in der DDR 1989/90 (Leipzig 1999) 70-71.

(6)

167

(1939), drijvende kracht achter de kritische discussiegroep Freitagskreis, begon intensief de sovjetberichtgeving te volgen en vertaalde hele artikelen, die hij onder zijn kennissen verspreidde.620 In Bratislava wreef Milan Šimeþka zich de ogen uit over de gedaantewisseling die de altijd zo saaie sovjetbladen hadden ondergaan:

‘Ik ben de sovjetpers gaan lezen. Wie had dat ooit gedacht! Ik kan me niet eens meer herinneren wanneer ik voor het laatst enigszins systematisch Russisch heb gelezen. […]. Ook anderen zijn begonnen Russisch te lezen en van de krantenservice van de post hoorde ik dat een abonnement op een sovjettijdschrift niet meer zo gemakkelijk te krijgen is als vroeger. […].

Mensen die nog niet zo lang geleden walgden van de stompzinnige sovjetpropaganda, zien nu op de sovjettelevisie hoe jonge presentatoren de heilige koeien van de sovjetideologie onderuit halen’.621

‘In 1968 hebben we Rusland buiten de deur van ons hart gezet, maar het is door het raam weer binnengekomen’, concludeerde Šimeþka, die in zijn feuilletons nauwgezet verslag deed van de tegenstrijdige gevoelens die de perestrojka bij de dissidenten opriep.622 Net als vele westerse commentatoren was hij gecharmeerd van de nieuwe eerste man in het Kremlin, die in ieder geval zo intelligent was dat hij niet alles van een papiertje hoefde voor te lezen, maar Šimeþka durfde niet te voorspellen of deze vernieuwing in stijl door serieuze hervormingen gevolgd zou worden. ‘Verandert er daadwerkelijk iets, of verandert alleen de taal?’, vroeg Šimeþka zich af, nadat hij op de Oostenrijkse televisie een debat had gezien waarin een sovjetfunctionaris niet alleen in discussie ging met een Tsjechoslowaakse emigrant en de Hongaarse dissident György Konrád, maar hen ook nog eens netjes liet uitpraten.623 Naarmate de perestrojka aan vaart won, verdween die twijfel. Tot zijn verbijstering zag Šimeþka hoe in de Sovjet-Unie het ene na het andere taboe sneuvelde en hij was met stomheid geslagen door het bericht dat een sovjettijdschrift George Orwells 1984 zou gaan publiceren, een boek waarvoor Šimeþka nog maar enkele jaren terug in het grootste geheim een Tsjechisch nawoord had geschreven.624 Bij alle sympathie voor wat hij Gorbatsjovs ‘marxistisch liberalisme’ noemde, bleef Šimeþka sceptisch over de kansen voor een nieuwe, levensvatbare vorm van communisme.625 Ronduit teleurgesteld was hij over het uitblijven van excuses van sovjetzijde voor de inval van 1968. Russische intellectuelen overtroffen elkaar in het veroordelen van de schade die met name Stalin Rusland had berokkend, maar hadden volgens

620 Guntolf Herzberg en Klaus Meier, Karrieremuster. Wissenschaftlerporträts (Berlijn 1992) 423-424.

621 Milan Šimeþka, Konec nehybnosti (Praag 1990) 46-47. Nederlandse versie: Het einde van de stilstand (Groningen 1991).

622 Šimeþka, Konec nehybnosti, 46.

623 Milan Šimeþka, ‘Club 2’, Obsah (1986) november-nr., 127-129, aldaar 129.

624 Šimeþka, Konec nehybnosti, 75. Šimeþka’s nawoord bij 1984, ‘Náš soudruh, Winston Smith. ýeskoslovenský doslov k románu George Orwella ‘1984’’, staat in: George Orwell, 1984 (Keulen 1984) 257-324. Een Duitse vertaling is te vinden in: Norbert Leser ed., Macht und Gewalt in der Politik und Literatur des 20. Jahrhundert (Wenen 1985) 292-362.

625 Šimeþka, Konec nehybnosti, 47.

(7)

168

Šimeþka nauwelijks oog voor het lot van volkeren die onder de wielen van het sovjetcommunisme waren geraakt.626

Dergelijke verwijzingen naar de Praagse Lente kleurden het Tsjechische debat over de perestrojka sterk. Vooral de ’68-ers maakten er een sport van om elke in Moskou aangekondigde maatregel af te meten aan de Tsjechoslowaakse hervormingen van twintig jaar terug. In Listy schreef ZdenČk MlynáĜ al in zijn eerste commentaar over de nieuwe secretaris- generaal, met wie hij in de jaren vijftig samen had gestudeerd, dat de Sovjet-Unie nu voor dezelfde problemen stond als Tsjechoslowakije in de jaren zestig.627 MlynáĜ liet in het midden of de oplossingen ditmaal net zo verstrekkend zouden zijn, maar hij zag in ‘mijn studiegenoot Gorbatsjov’ wel ‘een nieuwe kans voor het socialisme’, ook al had die het tijdens zijn staatsbezoek aan Engeland nagelaten het graf van Marx te bezoeken.628 Wat telde was dat de Sovjet-Unie had gebroken met de politiek ‘van begrafenis naar begrafenis’ en nu werd geleid door iemand met een pragmatische blik op de wereld.629

MlynáĜs analyse zette de toon voor een stroom van publicaties van voormalige, in ongenade gevallen partijfunctionarissen, die stuk voor stuk de hervormingen in de Sovjet- Unie omarmden.630 Zo konden ze punten op meerdere velden tegelijk scoren. In de eerste plaats verhoogden ze druk op het Husák-regime, dat zich in allerlei bochten moest wringen om de zo voor de hand liggende parallellen tussen perestrojka en Praagse Lente te ontkennen.

Maar de ’68-ers hadden met Gorbatsjov ook een krachtig argument in handen tegen de antipolitieke stroming binnen de Tsjechische oppositie, die nooit veel had gezien in pogingen het systeem ‘van bovenaf’ te veranderen. De recente ontwikkelingen in Moskou leken echter het gelijk te bevestigen van degenen die altijd waren blijven geloven in de hervormbaarheid van het sovjetcommunisme.

Daartoe behoorde ook ýestmír CísaĜ (1920), minister van Onderwijs en Cultuur in 1968. CísaĜ nam deel aan verschillende discussiegroepen van ex-partijleden en publiceerde regelmatig in samizdatbladen, maar had altijd zorgvuldig afstand tot Charta 77 bewaard.

Hervormingsgezinde communisten als hijzelf begrepen volgens CísaĜ beter dan de ‘100%

democraten’ dat elke samenleving een functionerend staatsapparaat nodig heeft. Anarchie was uit den boze.631 CísaĜ maakte daarom herhaaldelijk ouvertures in de richting van de verstandige krachten in de KSý, die er volgens hem wel degelijk waren.632 Dat dacht de orthodoxe stroming in de KSý kennelijk ook en om ervoor te zorgen dat deze verlichte vleugel zich koest zou houden, organiseerde zij in november 1985 een ideologische conferentie waar de officiële interpretatie van de Praagse Lente als een contrarevolutionaire onderneming nog eens werd bevestigd. ZdenČk MlynáĜ merkte fijntjes op dat de partijlijn

626 Ibidem, 20-21. Zie ook de mede door Šimeþka ondertekende oproep aan enkele intellectuelen in de Sovjet- Unie zich over de inval in Tsjechoslowakije uit te spreken: ‘Dopis þs. IntelektuálĤ do SovČtského svazu’, Listy 18 (1988) nr. 6, 11-12.

627 ZdenČk MlynáĜ, ‘Stagnace konþí’, Listy 15 (1985) nr. 2, 1-2, aldaar 1.

628 ZdenČk MlynáĜ, ‘MĤj spolužák Michail Gorbaþov’, Listy 15 (1985) nr. 4, 22-24, aldaar 23.

629 MlynáĜ, ‘MĤj spolužák Michail Gorbaþov’, 23-24.

630 Veel van deze stukken zijn in Listy te vinden.

631 Laureatus [pseudoniem van ýestmír CísaĜ], ‘Otresná bravura’, Diskuse (1986) nr. 33, 5-20, aldaar 19-20.

632ýestmír CísaĜ, ‘PĜitvrzený reformní kurs’, Listy 17 (1987) nr. 4, 16-21.

(8)

169

kennelijk niet meer vanzelfsprekend was, als die met zulk zwaar retorisch geschut onderstreept moest worden.633 De geest wilde inderdaad de fles niet meer in. De identificatie van perestrojka met het hervormingsprogramma van de Praagse Lente bereikte haar hoogtepunt toen Alexander Dubþek zijn jarenlange stilzwijgen doorbrak en in een interview met de Italiaanse krant L’Unita zijn zegen gaf aan Gorbatsjov.634

Lang niet alle Tsjechische dissidenten deelden het beeld van de perestrojka als een sovjetuitgave van de Praagse Lente. Er bestond ook ergernis over de ijver waarmee sommige oud-communisten aan hun rehabilitatie werkten. Maar zelfs degenen die niets moesten hebben van een al dan niet hervormd communisme, zagen in Gorbatsjovs optreden wel een kans op meer nationale onafhankelijkheid. Dat gold bijvoorbeeld voor de altijd tegendraadse Ludvík Vaculík, die warme woorden wijdde aan de zo gehate Vasil BiĐak. Juist het feit dat iemand als BiĐak zich niet langer als een buikspreekpop van het Kremlin gedroeg, was volgens Vaculík het beste bewijs dat de tijden van slaafse onderworpenheid aan Moskou voorbij waren. Van Gorbatsjovs ideeën was Vaculík, net als BiĐak, niet onder de indruk:

‘Kwaliteitsproducten maken: hoe revolutionair en gedurfd! Meerdere kandidaten bij verkiezingen: wat een vondst! Groente verbouwen in een moestuintje! Vrijheid van denken: hoe lang deze keer? [...]. Maar wat jullie verder ook mogen ontdekken, laat ons met rust..’.635

De Tsjechen plaatsten de perestrojka in een historisch kader waarin Tsjechoslowakije sinds de invasie van augustus 1968 een bezet land was, geregeerd door een stel marionetten. Elke versoepeling van dit in wezen koloniale regime was welkom. Dit dubbele perspectief, dat de perestrojka als een nieuwe, tolerantere fase van het sovjetcommunisme beschouwde, maar ook bekeek of er voor Tsjechoslowakije meer autonomie in het verschiet lag, ontbrak bij de Oost-Duitse alternatieve groepen. Natuurlijk hoopte men ook daar dat het met Gorbatsjov

‘beter’ zou worden in de DDR, maar die verbetering werd vrijwel uitsluitend gedefinieerd in termen van een gedemocratiseerd socialisme, of daaraan gerelateerde waarden.

Typerend waren de open brieven die Charta 77 en Initiative Frieden und Menschenrechte aan Gorbatsjov stuurden, vlak voordat hij een bezoek aan hun land bracht.

De Tsjechen vroegen zonder veel omhaal om het vertrek van de sovjettroepen, die met hun komst aan het begin hadden gestaan van een ‘geestelijke, sociale en morele ramp’.636 Daarbij appelleerde Charta aan Gorbatsjovs ‘programma van openheid, democratisering en maatschappelijke verandering’, zonder het ook maar één keer over socialisme te hebben.637 Korte tijd later stuurde vertegenwoordigers van IFM een brief waarin ze Gorbatsjov

633 ZdenČk MlynáĜ, ‘S ‘Pouþením’ na vČþné þasy?’, Listy 16 (1986) nr. 1, 6-8.

634 ‘Rozhovor Alexandra Dubþeka s italským deníkem L’Unita zveĜejnČný v lednu 1988’, Listy 18 (1988) extra nummer.

635 Ludvík Vaculík, ‘Historická chvíle’ (1987) in: Vaculík, Jaro je tady, 216-218, aldaar 217. In het Engels verschenen onder de titel ‘Glasnost’ in: Vaculík, A cup of coffee, 123-127.

636 Charta 77, ‘Dopis Michailu Gorbaþovovi’ (23.03.1987) [Charta-document 20/87], Informace o ChartČ 77 10 (1987) nr. 5, 3-4.

637 Charta 77, ‘Dopis Michailu Gorbaþovovi’, 3.

(9)

170

uitgebreid lof toezwaaiden voor zijn hervormingen en de starheid van het SED-regime aan de kaak stelden.638 IFM omschreef zichzelf als ‘demokratische Opposition’, wat voor Oost- Duitse begrippen ver ging, maar maakte duidelijk de socialistische kaders niet te willen verlaten: ‘Uns geht es nicht darum, bürgerliche Verhältnisse nach westlichem Muster zu übernehmen, sondern ein Gesellschaftssystem zu fördern, daß die Einheit von Demokratie und Sozialismus ermöglicht’.639 De Tsjechen wensten het vertrek van de Sovjets zodat ze zelf hun problemen konden gaan oplossen, de Oost-Duitsers leken meer bemoeienis van sovjetzijde juist te verwelkomen.

Het ontbreken van een nationale dimensie zorgde ervoor dat de Oost-Duitse receptie van de perestrojka zeer sterk op de ontwikkelingen en historische onthullingen in de Sovjet- Unie zelf was gericht. In de samizdatbladen verschenen vertalingen van Russische artikelen over de stalinistische zuiveringen in de Sovjet-Unie of over de incompetentie van Brezjnev, maar nauwelijks eigen bijdragen over de Oost-Duitse geschiedenis.640 Pas in de zomer van 1989 verscheen een open brief waarin enkele vooraanstaande dissidenten om de rehabilitatie van Robert Havemann en om meer onderzoek naar het stalinisme in de DDR vroegen, maar deze eisen speelden in de latere acties en geschriften van de oppositiegroepen geen noemenswaardige rol.641 De geringe aandacht voor de zwarte bladzijden uit het eigen verleden kan te maken hebben gehad met de aanhoudende kracht van de antifascistische mythe, die ertoe leidde dat de misstappen van de SED-leiders overschaduwd werden door de misdaden van het Derde Rijk. Er waren echter ook praktischere oorzaken, zoals het al eerder geconstateerde minieme aandeel van intellectuelen in de oppositiegroepen. De auteurs van de open brief moesten zich daarom beperken tot een oproep tot meer onderzoek, terwijl in Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie, waar menig op een zijspoor gezet wetenschapper de weg naar de oppositie had gevonden, de bureaulades van dissidente historici al vol lagen met zulke studies.642 Daarnaast hadden de opeenvolgende emigratiegolven ervoor gezorgd dat de Oost- Duitse oppositie vooral uit jongeren bestond en daarom moeite had een historisch geheugen te ontwikkelen. Er werden door sommige groepen wel eens alternatieve geschiedenislessen georganiseerd, maar die konden het gemis aan oudere dissidenten die uit eigen ervaring

638 IFM, ‘Brief an Gorbatschow’ (27.05.1987) in: Grenzfall. Vollständiger Nachdruck aller in der DDR erschienenen Ausgaben (1986/87), Ralf Hirsch en Lew Kopelew ed. (Berlijn 1989) 66-67.

639 IFM, ‘Brief an Gorbatschow’, 67.

640 Zie bijvoorbeeld het in het vijfde nummer (1988) van het in Leipzig gemaakte samizdatblad Glasnot afgedrukte fragment van een tekst van Solzjenitsyn, of: Nikolai Shussenin, ‘Berija. Berichte aus dem Leben eines Verbrechers’, Kontext (1988) nr. 3, 34-40. In de eenmalige samizdatuitgave Ostkreuz schreef Gerd Poppe een uitvoerig artikel over de nieuwe geschiedschrijving over het stalinisme in de Sovjet-Unie: Gerd Poppe, ‘‘Wir sind dabei, uns selbst zu erkennen’. Die Zukunft der Vergangenheit der Sowjetunion’ in: Ostkreuz. Politik, Geschichte, Kultur (Samizdatuitgave; Berlijn (Oost) 1989). Herdrukt in: Ilko-Sascha Kowalczuk ed., Freiheit und Öffentlichkeit. Politischer Samisdat in der DDR 1985-1989 (Berlijn 2002) 527-542.

641 ‘Offener Brief’, Grenzfall 4 (1989) nr. 6, 17-18. De open brief was door 25 mensen ondertekend, waaronder Bärbel Bohley, Werner Fischer en Edelbert Richter.

642 In het Tsjechische samizdattijdschrift Historické Studie, dat van 1978 tot 1989 werd gemaakt, konden historici met een beroepsverbod publiceren. Zie ook: Vilém Preþan ed., Acta Creationis. Unabhängige

Geschichtsschreibung in der Tschechoslowakei, 1969-1980 (Hannover 1980). H. Gordon Skilling, ‘The muse of history – 1984: history, historians and politics in communist Czechoslovakia’, Cross Currents. A yearbook of Central European culture 3 (1984) 29-47. Zie voor de Sovjet-Unie bijvoorbeeld het werk van de broers Roy en Zhores Medvedev.

(10)

171

spraken, niet compenseren.643 Dat gold zelfs voor de initiatiefnemers van Havemanns rehabilitatie –veel jongere bevriende dissidenten– die er pas later achterkwamen dat zij maar weinig van zijn stalinistische verleden hadden afgeweten.644

De blik op het verleden mocht dan vrijwel afwezig zijn, dankzij Gorbatsjov begonnen de Oost-Duitse onafhankelijke groepen de toekomst steeds optimistischer in te zien. In een recensie van een boek van Anatoli Gromyko en Vladimir Lomejko, twee sympathisanten van de perestrojka, constateerde de dominee en vredesactivist Markus Meckel goedkeurend dat de auteurs in de nucleaire wapenwedloop, de ecologische crisis en de groeiende kloof tussen arm en rijk de drie grootste gevaren van de huidige tijd zagen.645 Deze analyse lag zeer dicht bij de ideeën van de politiek alternatieve groepen, die in veel van de sovjethervormingen positieve aanknopingspunten konden vinden.646 Dat gold vooral voor de onafhankelijke vredesbeweging, die grote waarde hechtte aan de nieuwe initiatieven van de Sovjet-Unie in de wapenonderhandelingen. Voelde Milan Šimeþka naast verbazing vooral scepsis bij Gorbatsjovs vredelievende toespraken, bij de kerkelijke vredesbeweging en de onafhankelijke vredesgroepen in de DDR overheerste al snel het enthousiasme. ‘Da dachten wir, Menschenkinder, jetzt sagt er das, was wir immer gesagt haben!’, herinnerde Heino Falcke zich zijn reactie toen Gorbatsjovs zijn visioen ontvouwde van een ‘Europees huis’, waarin de West- en Oost-Europese landen vredig samen zouden leven.647 De Bund der Evangelischen Kirchen was zeer te spreken over de nieuwe toon van de sovjetdiplomatie, die het Freund- Feind denken achter zich had gelaten en niet langer uit was op dominantie over de andere partij.648 Ook bij de vredesgroepen verdween langzaam maar zeker de achterdochtigheid tegen de vredesretoriek van de Sovjet-Unie. De al langer bestaande anti-Amerikaanse sentimenten, die recent nog versterkt waren door Ronald Reagans plannen voor een antiraketsysteem in de ruimte, droegen alleen maar bij aan de onverbloemde sympathie die de vredesactivisten voor de sovjetkant begonnen op te vatten. Op Konkret für den Frieden, een jaarlijkse bijeenkomst van kerkelijke vredesgroepen, werd in 1987 een verklaring aangenomen die de Amerikaanse regering opriep zich aan te sluiten bij Gorbatsjovs voorstel

643 Erhard Weinholz, ‘Ein Riesenaufwand, um uns die einfachsten Sachen zu erklären... Geschichtserkundung in oppositionellen Berliner Zirkeln und Kreisen der siebziger und achtziger Jahre. Ein Gespräch mit Thomas Klein, Tina Krone, Wolfgang Templin und Klaus Wolfram’, Horch und Guck (2002) 37, 54-66.

644 Jürgen Fuchs, Magdalena. MfS, Memfisblues, Stasi, die Firma, VEB Horch & Gauck; ein Roman (Berlijn 1998) 487-489, 504-511.

645 Markus Meckel, ‘‘Atomzeitalter erfordert Revision der Begriffe Macht, Überlegenheit, Sieg…’ Gedanken zu notwendigen Veränderungen anhand einer Veröffentlichung von Anatoli Gromyko und Wladimir Lomejko’, Aktuell (1986) 29 september, 18-20. Het gerecenseerde boek is: Anatoli Gromyko en Wladimir Lomejko, Neues Denken im Atomzeitalter (Leipzig 1985).

646 Neubert, Geschichte der Opposition, 635-637. Choi, Von der Dissidenz zur Opposition, 80-90.

647 Findeis en Pollack ed., Selbstbewahrung oder Selbstverlust, 444. Falcke doelde op een toespraak die Gorbatsjov in oktober 1985 voor het Franse parlement hield en afgedrukt is in: Michail Gorbatsjov, Selected speeches and articles (Moskou 1985) 367-378.

648 ‘Beschluß der Synode des Bundes der Ev. Kirchen in der DDR vom 23.9.1986 in Erfurt’, Friedensnetz (1986) nr.1, 2-4.

(11)

172

alle middellange afstandsraketten te ontmantelen.649 Het ‘nieuwe denken’ won het ruimschoots van Star Wars.

Behalve de vredesgroepen putte ook de milieubeweging moed uit de veranderingen in de Sovjet-Unie. De milieuactivist Hans-Peter Gensichen was vol lof over Gorbatsjovs voorstel jaarlijks een rapport over de toestand van het milieu uit te brengen en ronduit euforisch over een in juli 1988 door de Warschaupactlanden aangenomen verklaring over ecologie, waarin de gebruikelijke ideologische frases ontbraken: ‘Nichts über irgendwelche systembedingten Unterschiede der ökologischen Probleme in Ost und West. Kein Wort über den Kapitalismus als Hauptverursacher der Umweltkrise und über die besseren Chancen des Sozialismus zu deren Behebung’, noteerde Gensichen enthousiast.650 Eindelijk werden de milieuproblemen in de Oostbloklanden erkend in plaats van gebagatelliseerd. Het was echter de vraag wat er van de fraaie, op internationale podia uitgesproken beloftes in Oost-Duitsland zelf gerealiseerd zou worden. Gensichen was vooral bang dat het DDR-regime door zou gaan de toestand van het milieu alleen achter gesloten deuren te behandelen en drong erop aan dat de milieurapportages openbaar zouden worden.651

Binnen het politiek alternatieve milieu werd openbaarheid nog niet door iedereen als een doel op zich gezien. Volgens Peter Eisenfeld (1941), een geoloog die in de Sovjet-Unie had gestudeerd en in de Ökumenische Friedensarbeitskreis Dresden-Johannstadt actief was, waren de kerkelijke groepen veel te terughoudend in het opeisen van een Oost-Duitse variant van de perestrojka en onderschatten ze het belang van vrij publiek debat.652 In april 1987 wees Eisenfeld er in een lezing voor het halfjaarlijkse Friedensseminar in Meißen op dat de Oost- Duitse pers het zo deed voorkomen alsof het ‘nieuwe denken’ alleen maar betrekking had op de buitenlandse politiek, terwijl er in de Sovjet-Unie juist ingrijpende interne hervormingen werden doorgevoerd.653 De DDR gaf dan ook niet thuis zodra het om enkele oude wensen van de onafhankelijke vredesbeweging ging, zoals de mogelijkheid van een alternatieve dienstplicht of het afschaffen van het omstreden schoolvak Wehrkunde. Het ging Eisenfeld niet zozeer om deze specifieke maatregelen, maar om de noodzaak van een geestelijk klimaat waarin zulke kwesties openlijk konden worden besproken:

‘Es geht jedoch bei einem solchen Umgestaltungsprozeß –auf die DDR bezogen- nicht nur darum, daß in einem vertraulichen Gespräch zwischen Kirchenleitung und Staat das eine oder andere ungelöste Spannungsfeld der Glaubensfreiheit zur Sprache kommt und einzelne Konfliktfälle gelöst werden. Da geht es auch um mehr, als um die staatlich stillschweigend geduldete, mühevolle und von der Öffentlichkeit ausgeschlossene Kleinarbeit der verständlicherweise häufig von Resignation und

649 Carlo Jordan en Wolfgang Rüddenklau, ‘Leipziger Ergebnisse. Vom 5. Seminar ‘Konkret für den Frieden’, Februar 1987 - Rückfragen der Umwelt-Bibliothek an Carlo Jordan’, Umweltblätter 2 (1987) nr.1, 2p.

650 Hans-Peter Gensichen, ‘Liebe Leser [KFH-Brief 16]’, Briefe zur Orientierung im Konflikt Mensch-Erde (1987) nr. 16, 1, 17. Hans-Peter Gensichen, ‘Gorbatschow durchsetzen!’, Briefe zur Orientierung im Konflikt Mensch-Erde (1988) nr. 18, 7-10, aldaar 7.

651 Gensichen, ‘Gorbatschow durchsetzen’, 8.

652 Peter Eisenfeld, ‘Rausschmeißen...’. Zwanzig Jahre politische Gegnerschaft in der DDR (Bremen 2002) 330- 331.

653 Peter Eisenfeld, ‘Neues Denken in der Politik’ (1987) in: Eisenfeld, ‘Rausschmeißen...’, 470-496, aldaar 494- 495.

(12)

173

Verunsicherung befallenen Basisgruppen. Da geht es um nicht mehr und nicht weniger, als um die geistige Erneuerung des gesellschaftlichen Lebens, um die öffentlich betriebene Wahrheitsfindung, um die Respektierung der Mündigkeit des Bürgers’.654

Op het moment van zijn lezing had Eisenfeld al enige tijd een emigratieaanvraag lopen en hij zou nog diezelfde maand naar West-Duitsland vertrekken. Dat hij innerlijk al afscheid van de DDR had genomen, zal er voor hebben gezorgd dat zijn kritiek op het politiek alternatieve milieu harder was dan daar gebruikelijk was. De door hem gewenste politisering, die ertoe moest leiden dat de Oost-Duitse vredesactivisten scherper stelling namen tegen het regime en zichzelf meer als burgers met bepaalde rechten gingen zien, kwam in de jaren 1986 en 1987 voorzichtig op gang. De protestantse kerk en de onafhankelijke groepen gingen hun lof voor de perestrojka nadrukkelijker met binnenlandse eisen verbinden. De BEK gebruikte in de zojuist aangehaalde resolutie het ‘nieuwe denken’ als opstapje naar het verzoek om een coulante behandeling van dienstweigeraars.655 In de aanloop naar het bezoek dat Gorbatsjov in mei 1987 aan de DDR zou brengen, werden er in Berlijn diverse acties ondernomen om de roep om hervormingen kracht bij te zetten. Zo werd de hal van een metrostation in Berlijn volgeplakt met posters van Gorbatsjov.656 Ook sloten jongeren met zelfgemaakte plakkaten waarop ‘glasnost’ en ‘perestrojka’ te lezen stond, zich aan bij een 1 mei-demonstratie van de FDJ.657 De posters waren binnen een uur verwijderd en de demonstranten werden opgepakt, maar beide voorvallen laten zien dat de politiek alternatieve groepen geleidelijk aan ontdekten hoe ze de hervormingen in de Sovjet-Unie voor hun eigen zaak konden inzetten.

Twijfels bij de perestrojka

Onder de Tsjechische dissidenten waren verwijzingen naar de perestrojka omstreden. De gretigheid waarmee diverse prominente ex-communisten de perestrojka omarmden en als een verlate rechtvaardiging van hun eigen hervormingsprogramma opvatten, zorgde bij andere dissidenten voor irritatie. Petr Uhl verweet de veteranen van ‘68 te lijden aan ‘het trauma van augustus’ en zette vraagtekens bij hun rol in de Praagse Lente.658 Zo draaide elke discussie over de voors en tegens van de perestrojka al snel uit op een debat over 1968. In een artikel voor het linkse Amerikaanse tijdschrift New Politics onderscheidde Uhl twee wezenlijke elementen van de Praagse Lente: de door de KSý doorgevoerde hervormingen, die liberale trekjes hadden maar het politieke systeem intact lieten, en de door intellectuelen en studenten van onderaf aangejaagde democratisering.659 Deze twee kanten werden ten onrechte vaak met elkaar verward. De gewezen partijleiders gaven zich graag uit voor populaire, door het volk gesteunde politici en verdoezelden zo dat ze allesbehalve enthousiaste democraten waren. Ze hadden geen nieuwe politieke partijen toegestaan, herhaaldelijk geprobeerd de vrije pers weer

654 Eisenfeld, ‘Neues Denken in der Politik’, 495-496.

655 ‘Beschluß der Synode des Bundes der Ev. Kirchen in der DDR vom 23.9.1986 in Erfurt’, 3.

656 ‘Keine Gorbatschow-Bilder’ in: Grenzfall, Hirsch en Kopelew ed., 55.

657 ‘Kampfdemonstration ohne Glasnost’, Grenzfall, Hirsch en Kopelew ed., 54.

658 Petr Uhl, ‘Srpnové trauma’, Diskuse (1987) nr. 55, 8-16.

659 Petr Uhl, ‘Czechoslovakia: reforms or democratization?’, New Politics 1 (1988) nr. 4, 103-114.

(13)

174

te beteugelen en sommigen hadden na de invasie een bijzonder kwalijke rol gespeeld in het herstellen van autoritaire structuren. Deze geschiedvervalsing was volgens Uhl symptomatisch voor het gebrek aan zelfkritiek van de ex-communisten, die zich in allerlei toonaarden beklaagden over de discriminatie die hen onder Husák ten deel viel, maar zwegen over hun rol in de zuiveringen van de jaren vijftig, toen zij zelf andersdenkenden van hun banen, en soms nog wel van meer hadden beroofd.660

De machtspolitieke aspiraties van de ex-communisten zetten de verhoudingen binnen Charta onder druk. Die spanningen bleken bijvoorbeeld uit de snelheid waarmee Charta een correctie publiceerde op een bericht van Radio Free Europe, dat een open brief van enkele ex- communisten aan Gorbatsjov ten onrechte aan Charta had toegeschreven.661 Uhl, en met hem ook chartisten uit religieuze hoek of uit het underground-circuit, was bang dat Charta langzaam maar zeker werd overgenomen door ex-communisten die de tijd rijp achtten gesprekken met het regime aan te knopen. Die drongen namelijk aan op een einde aan provocerende acties en uitlatingen, omdat die de toenadering tot de KSý in gevaar zouden kunnen brengen.662

De oude discussie binnen Charta over de vraag in hoeverre er serieus met de communisten gepraat moest worden, was weer actueel geworden.663 Uhl vond dat Charta zich niet moest wagen aan contacten met het regime. Dat zou haar apolitieke karakter ondermijnen en zo de precaire balans tussen de verschillende vleugels verstoren. Bovendien geloofde hij niet dat zulke onderhandelingen zin hadden. Natuurlijk was elke maatregel die de repressie verminderde en het leven dragelijker maakte welkom, maar een echte oplossing kon alleen van de parallelle structuren komen die door onafhankelijke initiatieven als Charta werden opgebouwd. Hervormers als Gorbatsjov, die het sovjetsysteem wilden revitaliseren in plaats van afschaffen, pasten niet in zo’n project.664

Die mening werd gedeeld door Milan Hübl (1927-1989), die degenen die dachten dat Gorbatsjov op een ‘reprise van de Praagse Lente’ uit was, voorspelde dat ze als ‘notoire alcoholisten’ van de ene kater in de andere zouden vallen.665 Hübl, een historicus die zich had ingezet voor de rehabilitatie van de slachtoffers van de stalinistische zuiveringen, was in de jaren zestig uitgegroeid tot een vooraanstaande persoon in de hervormingsgezinde vleugel van de KSý. Na de invasie vertrouwde hij er lange tijd op dat zijn vriend Gustáv Husák, die hij geholpen had aan de macht te komen, iets van de hervormingspolitiek van ‘68 zou weten te redden. Toen dat een misrekening bleek, begon Hübl een samizdatblad uit te geven en zocht hij contact met de geëmigreerde communisten rondom het tijdschrift Listy. In 1972 werd hij in

660 Uhl, ‘Srpnové trauma’, 14.

661 Charta 77, ‘Dementi k mylné zprávČ’ [Charta-document 29/87], Informace o ChartČ 77 10 (1987) nr. 6, 2. Bij de brief gaat het om: ‘Dopis 18 þs. obcanĤ M. Gorbaþovovi’, Informace o ChartČ 10 (1987) nr. 6, 13-14.

662 Uhl, ‘Srpnové trauma’, 10.

663 Enkele bijdragen uit deze discussie zijn: Petr Uhl, ‘O potĜebČ dialogu’, Dialogy 2 (1978) nr. 10, 2-9. Ladislav Hejdánek, ‘Možnosti a meze dialogu’ Dialogy 2 (1978) nr. 10, 10-26. Een korte samenvatting is te vinden in:

Skilling, Charter 77, 75.

664 Uhl, ‘Srpnové trauma’, 10-12.

665 Milan Hübl, ‘ýekání na Gorbaþova - þekání na Godota?’ in: Idem, Cesty k moci (Praag 1990) 88-89, aldaar 88.

(14)

175

de golf van politieke processen tot 6½ jaar gevangenisstraf veroordeeld, waarvan hij er bijna vijf moest uitzitten.666 De desillusie over deze periode was wellicht de bron voor de diepe scepsis, die Hübls vele artikelen in diverse samizdatbladen kenmerkte. Zijn met azijn geschreven politieke commentaren hadden regelmatig de politieke naïviteit van de ’68-ers tot onderwerp. Die hadden maar weinig geleerd van hun nederlaag. Zo waren de steeds maar weer opgeworpen vergelijkingen tussen Praagse Lente en perestrojka contraproductief volgens Hübl, die niet verbaasd was dat Gorbatsjov tijdens zijn bezoek aan Tsjechoslowakije geen woorden van spijt over zijn lippen kreeg, maar wel enkele omfloerste steunbetuigingen aan de normalisatiepolitiek van het Husák-regime:

‘Daarna heb ik enkele romantici horen verzuchten: ‘Waarom heeft hij ons dat aangedaan, hij had dat toch niet hoeven zeggen!’ En dat zeggen uitgerekend zij, die hem met al hun appèls, petities en brieven expliciet hebben opgeroepen iets over 1968 te zeggen en nu teleurgesteld zijn, dat hij hun wens heeft verhoord –uiteraard op een andere manier dan ze hadden gehoopt’.667

Overigens bleek later dat Hübl in de jaren tachtig uitgebreide gesprekken met de geheime dienst had gevoerd, in de toch ook bepaald niet realistische hoop dat hij zo de hogere regionen van de partij zou kunnen bereiken.668

Het uitblijven van een nieuw sovjetstandpunt over de inval in Tsjechoslowakije temperde het enthousiasme voor de perestrojka. Gorbatsjov leek nu toch meer een pragmatische hervormer die het sovjetsysteem wilde versterken, zonder al te veel aan het communistische machtsmonopolie te morrelen. Datzelfde vermoeden leefde ook onder enkele Oost-Duitse onafhankelijke groepen en kritische kerkelijke functionarissen die, in lijn met de al langer gearticuleerde kritiek op Honeckers consumptiesocialisme, vreesden dat Gorbatsjovs hervormingen voornamelijk bedoeld waren om de concurrentiestrijd met de Verenigde Staten beter aan te kunnen. ‘Schande uns Europäern!’, schreef de in Leipzig werkzame kritische theoloog Harald Wagner (1950) vanwege deze veronachtzaming van de Derde Wereld.669 Zijn collega Edelbert Richter (1943), middelpunt van een kerkelijke vredesgroep in Naumburg, zag daarom weinig in een Oost-Duitse variant op zulke door ‘ökonomisch-technokratischen’

overwegingen ingegeven hervormingen: ‘Für uns kann es aber nicht primär um ein Nachholen von industrieller Fortschritt, sondern muß es um Alternativen zum bisherigen industriellen

‘Fortschritt’ gehen; und schon gar nicht darum, im internationalen Machtkampf

666 Karel Bartošek, ýeský vČzeĖ (Praag 2001) 231-239.

667 Milan Hübl, ‘KvČtomluva na PĜíkopech’ in: Idem, Cesty k moci (Praag 1990) 91.

668 Ján Mlynárik, ‘Zatajované pozadí þeského “historikerstreitu”’, Lidové Noviny (16 augustus 2006). Schovánek,

‘DevČt agentĤ mezi námi’.

669 Harald Wagner, ‘Perestroika – Hoffnungsschimmer oder Fatamorgana. Gedanken zur widersprüchlichen Aufnahme der Umgestaltung in der Sowjetunion’ in: Torsten Metelka ed., Alles ist im Untergrund obenauf;

einmannfrei… Ausgewählte Beiträge aus der Zeitschrift Kontext 1-7 (Berlijn 1990) 7-14, aldaar 7.

Oorspronkelijk verschenen in het samizdatblad Kontext (1988, nr. 3).

(15)

176

obenzubleiben, sondern aus ihm herauszukommen’.670 De sovjetexperimenten met marktmechanismen in de economie boezemden zulke critici weinig vertrouwen in. ‘Mc Donald[‘s] in Wladiwostok’, zo omschreef een deelnemer zijn sombere toekomstvisioen in een discussie over de perestrojka, die in het IFM-blad Grenzfall werd afgedrukt. 671 In hetzelfde gesprek kwam iemand aan het woord die net terug was uit de Sovjet-Unie en bezorgd was over de richting die de discussie daar opging:

‘Das wirklich Faszinierende ist, daß eine große Diskussion eingesetzt hat in der SU, über die nächsten Jahre, über Konzepte. Jeder diskutiert, jeder hat eine andere Vorstellung. Was mich dabei auch verblüfft hat, ist die Freiheit, mit der man über mögliche politökonomische Wege redet, die in Richtung Kapitalismus gehen.

[…]. Und selbst meine Nachfrage, daß das das Ende der sozialistischen Länder sein wird –für eine gewisse Zeit wenigstens–

erzeugte nur Schulterzucken’.672

De angst dat onder het mom van hervormingen het kapitalisme sluipenderwijs een voet tussen de deur zou krijgen, bepaalde ook de debatten in de groepen die de revolutionaire boodschap van het socialisme nog serieus namen. In september 1988 organiseerden zij als protest tegen de jaarlijkse conferentie van het Internationale Monetaire Fonds, die dat jaar in West-Berlijn werd gehouden, een Anti-IWF-Aktionswoche, waar in seminars ook de voortgang van de perestrojka werd besproken.673 Een in tien theses gegoten samenvatting van die discussies was positief over het doorbreken van de vastgeroeste, bureaucratische partijstructuren in de Sovjet-Unie en enkele andere Oostbloklanden, maar constateerde wel dat er nog geen vervangende, werkelijk democratische politieke instituties waren ontstaan. Door dit machtsvacuüm dreigde het:

‘Gefahr eines Ausverkaufs auch inzwischen erkämpfter politischer Errungenschaften der Selbstverwaltung und der sozialistischen Demokratie an den Kapitalismus…. Nur mit eigenen Antrieben (und nicht mit halbherzigen Anleihen an die Mechanismen einer kapitalistisch beherrschten Weltwirtschaft, an der man sich jedoch ansonsten total auszurichten gedenkt) werden sozialistische Länder in ihrer wirtschaftlichen Leistungsfähigkeit überlegen und zu einer wirklichen Alternative nicht nur für die ‘Dritte Welt’’.674

670 Edelbert Richter, ‘Warum kommt es in der DDR zu keiner der sowjetischen analogen Umgestaltung?’ in:

Torsten Metelka ed., Alles ist im Untergrund obenauf; einmannfrei… Ausgewählte Beiträge aus der Zeitschrift Kontext 1-7 (Berlijn 1990) 15-17, aldaar 16. Oorspronkelijk verschenen in het samizdatblad Kontext (1988, nr.

4).

671 ‘‘…daß auch in diesem Land Geschichte zu machen ist’. Aus Anlaß einer Moskaureise im Gespräch über gesellschaftliche Veränderungen’ (1989) in: Wolfgang Rüddenklau, Störenfried. DDR-Opposition 1986-1989.

Mit Texten aus den 'Umweltblättern’ (Berlijn 1992) 301-307, aldaar 302-303.

672 ‘‘…daß auch in diesem Land Geschichte zu machen ist’’, 303.

673 Zie: Herbert Mißlitz, ‘Im Herbst der Bestie’, 102-122.

674 ‘Das Reformgeschehen in einigen realsozialistischen Ländern. Zur Diskussion aktueller Probleme der 80er Jahre’, Friedrichsfelder Feuermelder (1988) november-nr., 5-8, aldaar 8.

(16)

177

In een reactie uit de groep rondom de Berlijnse Umweltbibliothek werd betwijfeld of economische groei überhaupt wel een legitieme doelstelling was en pleitte men voor radicale afbouw van de industrie.675 Daarbij beriepen ze zich op voorbeelden uit de anarchistische traditie als Peter Kropotkin en Gustav Landauer, wat door andere, meer marxistisch geschoolde activisten weer als romantische luchtfietserij werd afgedaan.676

De partij in beweging?

Naarmate het duidelijk werd dat Gorbatsjov geen eendagsvlieg was, begonnen hervormingsgezinde groepen in de KSý en de SED zich te roeren. In Tsjechoslowakije was het vooral Lubomír Štrougal, premier van de federale regering, die zich in verschillende toespraken opwierp als een voorstander van vernieuwingen. Zijn voorstellen beperkten zich vooralsnog tot de economische sector, maar dat hij zich openlijk op de hervormingen in de Sovjet-Unie beriep, was een duidelijk signaal aan de conservatieve fractie in de KSý-top, die de relevantie van de perestrojka voor haar eigen land hardnekkig ontkende.677 Deze meningsverschillen ontgingen de dissidenten niet. JiĜí Dienstbier prees Štrougal en riep de communisten op om afstand te nemen van de officiële interpretatie van de Praagse Lente: ‘De KSý heeft al ernstigere fouten toegegeven, ook fouten die naar bloed stinken’.678 Zdislav Šulc (1926), een voormalig econoom en journalist die veel publiceerde in het door zijn vrouw uitgegeven samizdatblad Ze zásuvky i z bloku (Uit de bureaula en van het kladblok), dacht dat er goede kansen waren voor zo’n koerswijziging. Šulc voorspelde een generatiewisseling in de KSý, waar tijdens de jaren van de normalisatie alleen nog maar carrièristen lid van waren geworden. Dat bood mogelijkheden. Partijleden die zich door pragmatische overwegingen lieten leiden waren eerder geneigd oude dogma’s overboord te zetten, dan de oude, ideologisch gemotiveerde garde. Het zou slechts een kwestie van tijd zijn voordat deze twee groepen het met elkaar aan de stok kregen.679

De geslepen tacticus Gustáv Husák, 74 jaar oud inmiddels, voelde dit conflict aankomen en begon voorzichtig in de richting van Štrougal op te schuiven. Tijdens een bezoek aan Moskou in november 1987 verzekerde hij Gorbatsjov van zijn onvoorwaardelijke steun voor de perestrojka.680 Husák hoopte samen met Štrougal gematigde hervormingen in gang te zetten, die uit decentralisatie van de economie en een geleidelijke verjonging van het partijkader zouden bestaan. De groep rondom Vasil BiĐak, die vreesde voor haar eigen positie, was hem echter te snel af en slaagde er eind 1987 onverwacht in Husák af te zetten.

President mocht hij blijven, maar de positie van secretaris-generaal moest Husák opgeven ten

675 R.L. [Pseudoniem voor Wolfgang Rüddenklau] en A.K., ‘Ein neues Lied, ein besseres Lied’, Umweltblätter 4 (1989) nr. 3, 42-43. R.L. en A.K., ‘Mittel und Ziele gesellschaftlicher Veränderungen’, Umweltblätter 4 (1989) nr. 4, 37-39. Zie ook: Rüddenklau, Störenfried, 267-269, 307-312.

676 ‘Ich kenne die Weise, ich kenne den Text, ich kenn auch die Herren Verfasser…’, Umweltblätter 4 (1989) nr.

3, 43-45.

677 Renner, Tsjechoslowakije na 1945, 169-174. Wolchik, ‘Czechoslovakia’, 141-144.

678 JiĜí Dienstbier, ‘Soukromý názor’, Obsah (1987) april-nr., 118-121, aldaar 120.

679 AZ, ‘Po pĜíkladu þínské císaĜovny? (Úvaha posjezdová)’ Listy 16 (1986) nr. 5, 1-3.

680 Michail Gorbatsjov, Erinnerungen (Berlijn 1995) 879.

(17)

178

gunste van de grijze bureaucraat Miloš Jakeš.681 Štrougal zou een klein jaar later het veld ruimen. Zo kwam er in de KSý een kliek aan de macht die bij monde van Jakeš wel lippendienst aan de perestrojka bewees, maar het in de praktijk bij tot niets verplichtende frases liet. Binnen de partij bleven er echter groepen naar serieuze hervormingen streven.

Uitgerekend Alojz Lorenc (1939), chef van de geheime dienst StB, was betrokken bij een plan dat in democratisering van de communistische partij, een wat vrijere berichtgeving en toenadering tot de oude garde van ’68 voorzag. Onder de indruk van de demonstraties ter nagedachtenis van Jan Palach, die in januari 1989 een week lang hadden aangehouden, stelde Lorenc met enkele bondgenoten in die geest een memorandum op dat ze aan Jakeš voorlegden. Die deed er echter niets mee.682 Het is typerend dat hoge functionarissen als Lorenc, die inzagen dat veranderingen onontkoombaar waren, er niet over dachten hun gelijk buiten de partij te halen. Ze zochten geen publiciteit en legden geen contact met potentiële bondgenoten. Hun inspanningen waren er op gericht het initiatief bij de KSý te houden en daarom probeerden ze tot het laatst toe door schimmige intriges binnen de partij zelf een nieuwe koers af te dwingen.

Binnen het politbureau van de SED was er geen machtsstrijd voor nodig om hervormingen te voorkomen. Erich Honecker had weinig te vrezen van de andere, veelal bejaarde politbureauleden. Dat hij, verzwakt na een periode van ziekte, in oktober 1989 toch moest opstappen kwam vooral door de massale emigratiestroom en de demonstraties tegen zijn bewind, niet omdat er in de SED-top een rivaliserende fractie van hervormers op zijn val uit was. Maar in de lagere echelons rommelde het wel degelijk. Onder doorsnee SED-leden groeide het onbegrip over het consequente afhouden van hervormingen naar sovjetvoorbeeld.

In het licht van het ongekend vrije discussieklimaat in de Sovjet-Unie, waar de hoogste partijleider het spuien van kritiek aanmoedigde, kregen zij steeds meer moeite met de autoritaire cultuur in de SED, waar op- of aanmerkingen van de basis niet op prijs werden gesteld. Die onvrede resulteerde in een aanzienlijke toename van het aantal disciplinaire straffen in de SED, vaak naar aanleiding van discussies over de partijlijn.683

In de academische wereld probeerden kritische wetenschappers een Oost-Duitse draai aan de perestrojka te geven. Aan de Humboldt Universiteit in Oost-Berlijn werkte een groep filosofen, economen, politicologen en sociologen, waaronder de broers Michael (1954) en André (1950) Brie, Rainer Land (1952) en Dietrich Segert (1952), aan het onderzoeksproject

‘modern socialisme’. Zij waren allemaal lid van de SED en geloofden dat alleen een grondige theoretische herbezinning het socialisme nog toekomst kon geven. Opvallend was dat deze grotendeels jonge, rond 1950 geboren wetenschappers een beeld van het Westen hanteerden

681 JiĜí Suk, ‘‘Vidím vám všem až do žaludku’. Sesazování Gustáva Husáka v roce 1987’, DČjiny a souþasnost 26 (2004) nr. 4, 22- 27. František Koudelka, ‘HusákĤv pád 1987. Dokumenty k oddČlení funkcí prezidenta ýSSR a generálního tajemníka KSý’, Soudobé dČjiny 7 (2000) 473-525.

682 Otáhal, Opozice, moc, spoleþnost, 80-83. Alojz Lorenc, Ministerstvo strachu? Neskartované vzpominky generála Lorence (Bratislava 1992) 150-153.

683 Thomas Klein, ‘Reform von oben? Opposition in der SED’ in: Ulrike Poppe, Rainer Eckert en Ilko-Sascha Kowalczuk ed. Zwischen Selbstbehauptung und Anpassung: Formen des Widerstandes und der Opposition in der DDR (Berlijn 1995) 125-141, aldaar 137-139.

(18)

179

dat veel genuanceerder was dan de uit de propaganda bekende clichés. De harde kanten van het kapitalisme werden nog steeds verfoeid, maar dat sloot interesse voor markteconomische mechanismen niet langer uit. Meer inspraak, scheiding der machten en een serieuze rechtstaat zouden de Oostbloklanden ten goede komen. De centralistische organisatie van landen als de DDR diende plaats te maken voor een samenleving waar burgers en maatschappelijke sectoren veel meer autonomie genoten. De voor het sovjetcommunisme zo centrale idee van een verregaande identiteit tussen staat, partij en maatschappij werd opgegeven. Daar kwam echter geen echte democratie voor in de plaats, in ieder geval niet meteen. Voor de SED bleef een aparte rol gereserveerd, aangezien zij het beste in staat zou zijn de overgang naar een meer pluralistische maatschappij te begeleiden.684 Bovendien vreesden de hervormers dat een demontage van de SED de weg zou vrijmaken voor West-Duitse inmenging.685 Achter deze praktische argumenten schuilde, zo gaven enkele van de betrokkenen later toe, een emotionele verbondenheid met de partij waarin vele van hen min of meer waren opgegroeid. Het conservatieve politbureau mocht zich dan doof houden voor vernieuwende geluiden uit eigen gelederen, een breuk met de partij was uit den boze.686

De loyaliteit aan de SED bemoeilijkte een verbond van deze heimelijke hervormers met de oppositiegroepen. Er bestonden wel persoonlijke contacten, die soms twintig jaar teruggingen, maar die waren verre van hartelijk. De Oost-Duitse socioloog Wolfgang Engler (1952), die zelf verkeerde in kringen van kritische SED-leden, heeft deze animositeit beschreven als een intern conflict van de generatie die in 1968 politiek geëngageerd was geraakt.687 Deze jongeren deelden het ideaal van een radicaal vernieuwd socialisme, maar verschilden van mening over de weg daar naartoe. Liep die door de SED, die van binnenuit veranderd moesten worden, of moest hij juist ver weg van de macht worden gezocht? Over dit punt raakte de Oost-Duitse ’68-ers verdeeld en splitsten zich gaandeweg in ‘Etablierte und Außenseiter, Politiker und Ethiker; Reformisten und Idealisten’, die elkaar weinig meer te zeggen hadden.688 Volgens de eersten bestonden de vredes- en mensenrechtengroepen uit moedige maar wereldvreemde moralisten, met een diepe, weinig constructieve argwaan tegen elke vorm van macht. Zij hadden het zich makkelijk gemaakt door zich te nestelen in het eigen morele gelijk en niet de strijd aan te gaan binnen de bestaande structuren. Hun zelfverkozen leven in de marge van de samenleving betekende dat ze vaak geen opleiding hadden kunnen volgen en dus, zo meenden degenen die voor de gang door de instituties hadden gekozen, geen serieuze partners konden zijn. ‘Wenn sie es in der Hand haben, muß es schief gehen’, oordeelde André Brie.689 Omgekeerd was er in de politiek alternatieve groepen weinig begrip voor de weifelende SED-intellectuelen, die alleen achter gesloten deuren

684 Rochtus, Zwischen Realität und Utopie, 81-

685 Matthew Siena, ‘Interview with Michael Brie, December 23, 1991’, HIA, GDR Oral History Project, doos 1, 6.

686 Rainer Land en Ralf Possekel, Namenlose Stimmen waren uns voraus. Politische Diskurse von Intellektuellen aus der DDR (Bochum 1994) 45-48.

687 Engler, Die Ostdeutschen, 328-340.

688 Ibidem, 330.

689 Land en Possekel, Fremde Welten, 112.

(19)

180

kritisch waren en het maar niet konden opbrengen te breken met de partij. Zo laadden zij de verdenking op zich slechts het juiste moment voor een machtsgreep af te wachten.690

Een enkel SED-lid maakte wel de stap. In het voorjaar van 1989 bracht de advocaat Rolf Henrich (1944) zijn boek Der vormundschaftliche Staat in West-Duitsland uit, wat hem terstond op verlies van zijn partijlidmaatschap kwam te staan.691 Met een aan Rudolf Bahro herinnerend mengsel van socialistische en metafysische overtuigingen probeerde Henrich zijn lezers warm te maken voor een economisch gemoderniseerd socialisme, waarin het individu meer ruimte zou krijgen, maar de politieke macht gereserveerd was voor een soort raad van wijzen. Henrich zocht nadrukkelijk steun bij de politiek alternatieve groepen, waarvoor hij veel lezingen gaf.692 Toch bevestigde ook deze uitzondering eigenlijk de regel dat dissidenten en kritische SED-leden zich in verschillende werelden bewogen. Henrich vond weliswaar een breed gehoor onder de alternatieve groepen en zou zelfs bij de oprichting van het Neue Forum betrokken zijn, maar bleef een vreemde eend in de bijt. In de Umweltblätter werd hij als een elitaire machtswellusteling afgeschilderd die, net als de SED, weinig op had met democratie en met zijn plannen voor economische hervormingen het politbureau rechts inhaalde.693

Het wederzijdse wantrouwen tussen de verlichte, hervormingsgezinde vleugel van de SED en de alternatieve groepen stond een toenadering in de weg. Toch waren er momenten waarop het leek alsof die kloof gedicht kon worden. In augustus 1987 verscheen Der Streit der Ideologien und die gemeinsame Sicherheit, een door partij-ideologen van SED en de West-Duitse sociaal-democratische partij SPD opgestelde verklaring, die in het teken van een nieuwe ‘Kultur des politischen Streits’ stond.694 Uitgaande van de gedachte dat vrede boven alles ging, bepleitte het document een vriendelijker discussieklimaat tussen Oost en West. De beide partijen moesten zich niet langer laten gijzelen door hun wederzijdse vijandbeelden.

Natuurlijk keek men anders tegen democratie en mensenrechten aan, maar deze verschillen mochten de onderlinge verhoudingen niet vergiftigen. Beide systemen zouden in ‘vreedzame competitie’ om de gunst van hun burgers moeten strijden.695 Kritiek op elkaar was legitiem, zo lang de Existenzberechtigung en Friedensfähigkeit van de andere kant maar niet ter discussie werd gesteld.696

Het SED-SPD-Papier was een controversieel document. In West-Duitsland werd de SPD verweten met deze verklaring veel te dicht tegen het SED-regime aan te kruipen. De sociaal-democraten, die zelf trouwens ook verdeeld waren over het aanhalen van de banden met hun traditionele erfvijanden, verdedigden zich onder andere met het argument dat democratische krachten in de SED en daarbuiten zich op het document zouden kunnen beroepen.697 De tekst, die in Neues Deutschland werd gepubliceerd, bevatte inderdaad een

690 Neubert, Geschichte der Opposition, 870-872.

691 Rolf Henrich, Der vormundschaftliche Staat (Reinbek bei Hamburg 1989).

692 Neubert, Geschichte der Opposition, 773-774.

693 ‘Die Reformation des Vormundschaftsstaates’, Umweltblätter (1989) nr. 5, 53-58.

694 ‘Der Streit der Ideologien und die gemeinsame Sicherheit’ (1987) in: Rolf Reißig, Dialog durch die Mauer.

Die umstrittene Annäherung von SPD und SED (Frankfurt am Main 2002) 393-398.

695 ‘Der Streit der Ideologien’, 394.

696 Ibidem, 396-397.

697 Ash, In Europe’s name, 325-326.

(20)

181

passage waarin werd verklaard dat open discussie niet alleen tussen beide machtsblokken mogelijk moest zijn, maar ook ‘innerhalb jedes Systems’.698 Dat bood de Oost-Duitse oppositiegroepen een aanknopingspunt, al maakte het merendeel zich weinig illusies over een plotse omslag van de tot dan toe starre autoriteiten.699 Markus Meckel betreurde het dat de SPD weinig deed om de SED aan deze belofte te herinneren.700 Toch probeerden diverse dissidenten, onder andere van de Initiative Frieden und Menschenrechte, op basis van het Papier in gesprek te komen met officiële instanties. Deze toenaderingspogingen werden steevast afgeweerd met een vertrouwd argument: aan buitenlandspolitieke documenten als het SED-SPD-Papier mochten geen binnenlandse consequenties worden verbonden.701 Het hermetisch gesloten front van de SED begon echter scheurtjes te vertonen. Bij een forumdiscussie in het West-Duitse Freudenberg wekte Rolf Reißig (1940), een prominent lid van de Oost-Duitse delegatie die de gezamenlijke verklaring met de SPD had opgesteld, de suggestie dat interne hervormingen wel degelijk aan de orde waren. Onder druk gezet door Jürgen Fuchs en Roland Jahn, twee vroegere vredesactivisten uit Jena die deelnamen aan de bijeenkomst, verklaarde Reißig dat in het Papier genoemde idealen als democratie, mensenrechten en een beter milieubeleid ook in de DDR zelf open besproken moesten kunnen worden. Daarmee trok hij de belangstelling van het Oost-Duitse alternatieve milieu, waar verslagen van de discussie in Freudenberg circuleerden.702 De vraag was nu of Reißigs woorden wat waard waren.

Even leek het van wel. In september 1987 konden onafhankelijke vredesgroepen meelopen in de Olof Palme-Friedensmarsch, een meerdaagse protestmars voor een kernwapenvrije corridor in het hart van Europa. Dit plan ging terug op een voorstel van een internationale commissie voor wapenbeheersing, die was voorgezeten door de een jaar eerder vermoorde Zweedse premier Olof Palme. De organisatie van de mars was in handen van de protestantse kerk en officiële vredesorganisaties, maar toen enkele onafhankelijke vredesgroepen aankondigden mee te willen doen, werd hen tot veler verbazing niets in de weg gelegd. Direct begonnen de speculaties; was de toestemming de voorbode van een nieuwe koers, of was ze ingegeven door de wens het voor dezelfde tijd geplande staatsbezoek van Erich Honecker aan West-Duitsland niet in gevaar te brengen? De opwinding was er niet minder om. De Olof Palme-mars was de eerste gelegenheid waar officiële en niet-officiële vredesgroepen letterlijk zij aan zij optrokken. Dat maakte grote indruk op vredesactivisten als Heiko Lietz (1943), die jarenlang had geijverd voor erkenning van de onafhankelijke vredesgroepen:

698 ‘Der Streit der Ideologien’, 398.

699 Neubert, Geschichte der Opposition, 663-665. Torpey, Intellectuals, socialism and dissent, 101-104

700 Banchoff, ‘Interview with Markus Meckel’, 17-18.

701 Ulrike Poppe, ‘Kontroverse Positionen der Bürgerbewegung II’ in: Karl Giebeler en Alfred Geisel ed., Das SPD-SED-Dialogpapier. Ist mit der Ideologie auch der Streit erledigt? (Bad Boll 2003) 141-150, aldaar 142- 143.

702 Rolf Reißig, Dialog durch die Mauer. Die umstrittene Annäherung von SPD und SED (Frankfurt am Main 2002) 182-183.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Pollack probeert deze dubbelzinnigheid te vangen in de term ‘politiek alternatieve groepen’, waarmee hij doelt op groepen die zich niet direct met politieke vraagstukken

Onder deze jongste generatie, die voornamelijk uit studenten, mensen uit de underground en kinderen van dissidenten bestond, was wel respect voor Charta, er waren ook contacten, maar

Veel aandacht voor Bahro richtte zich op het sensationele gegeven dat de SED door één van haar eigen leden de maat werd genomen, en ging zo voorbij aan het feit dat Die

De mogelijkheid dat mensenrechtenpolitiek misbruikt werd –wat door Oost-Duitse groepen en dissidenten vaak werd aangevoerd als reden om zich er maar helemaal niet mee in te laten–

Door deze beschavingskritische dimensie onder de loep te nemen, komen onvermoede dwarsverbanden aan het licht, niet alleen tussen de op grond van politieke criteria vaak zo

De voormannen van de Tsjechische oppositie waren aanvankelijk door de gebeurtenissen overrompeld, maar trokken nu het initiatief snel naar zich toe en zouden het, anders dan in

Een vergelijking van de Oost-Duitse en Tsjechische dissidente debatten laat zien dat het zoeken naar legitimiteit niet alleen draaide om het bekritiseren van de communisten, maar

Ein Vergleich der politischen Opposition in Polen, der Tschechoslowakei, Ungarn und der DDR (1976 bis 1989)’ in: Ulrike Poppe, Rainer Eckert en Ilko-Sascha Kowalczuk ed.,