• No results found

INHOUD. Deel 1 Ik en de samenleving 15. Woord vooraf 11

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INHOUD. Deel 1 Ik en de samenleving 15. Woord vooraf 11"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Woord vooraf 11

Deel 1 Ik en de samenleving 15

Hoofdstuk 1 Op ontdekkingstocht door een bekend gebied? 19

1.1 De samenleving als speelveld 20

1.2 Het dagelijkse leven door de bril van de socioloog 24

1.2.1 Over eten en drinken 24

1.2.2 Over sport 26

1.2.3 Over lifestyle en lijfstijl 27

1.2.4 Over liefde 28

1.2.5 Contingent maar niet arbitrair? 28

1.3 Een stap verder 29

1.3.1 Echtscheiding 30

1.3.2 Zelfdoding 31

1.3.3 Arbeid 32

1.3.4 Ziekte en dood 34

1.4 Een eerste definitie van sociologie 37

Hoofdstuk 2 De samenleving is een veld 41

2.1 Individu en samenleving: een strijd van goed tegen kwaad? 45 2.2 De samenleving: een vat vol mogelijkheden en beperkingen 50

2.3 Solidariteit versus strijd 53

2.3.1 Solidariteit en cohesie 53

2.3.2 Strijd en conflict 59

2.4 Ongelijkheid versus gelijkheid 64

Hoofdstuk 3 Welk nut heeft de sociologie? 69

3.1 De sociologie, een wetenschap als (g)een ander? 70 3.2 Er is meer wetenschap onder de zon dan enkel natuurwetenschap 73

3.3 Een socioloog onderzoekt sociale feiten 76

3.4 Wat brengt de sociologie ons bij? 79

3.5 De sociologie: een van de huizen op het plein van de samenleving, met

verschillende kamers en de bijbehorende ramen 81

3.6 Welk nut heeft de sociologie voor een professionele bachelor? 84

(2)

Hoofdstuk 4 De ene bril is de andere niet 87 4.1 We dragen allemaal een bril! Over selectieve waarneming 88

4.2 Referentiekaders 92

4.3 Het breekpunt tussen common sense en wetenschap 101

Hoofdstuk 5 Eenheid in verscheidenheid, verscheidenheid in eenheid 107 5.1 Eenheid in verscheidenheid: de empirische cyclus 110

5.2 Verscheidenheid in eenheid 114

5.2.1 De typologie: vier kwadranten 115

5.2.2 Actoren en structuren 115

5.2.3 Consensus en conflict 117

5.3 Het symbolisch interactionisme en de etnomethodologie 118 5.3.1 De grondleggers: Weber (sociaal handelen) en Mead (sociale

interactie) 119

5.3.2 Het symbolisch interactionisme 122

5.3.3 De etnomethodologie 123

5.3.4 Kritische bedenkingen 124

5.4 De sociale ruil 125

5.4.1 De voorvaders 125

5.4.2 De individualistische interpretatie: directe ruil 125 5.4.3 De collectieve interpretatie: indirecte ruil 127 5.4.4 Economische ruil als een vorm van sociale ruil 128

5.5 Het structuurfunctionalisme 130

5.5.1 Emile Durkheim (1858-1917): de voorvader 130 5.5.2 Talcott Parsons (1902-1979): de systeembouwer 131 5.5.3 Robert K. Merton (1910-2003): functie en disfunctie, manifeste

en latente functie 135

5.6 Het conflictsociologische paradigma 138

5.6.1 Enkele voorbeelden uit een staalkaart 138

5.6.2 Karl Marx (1818-1883) 141

Deel 2 Sociologische blokken en bouwsels 147 Hoofdstuk 6 Blokken uit de sociologische blokkendoos 149

6.1 Sociaal handelen 150

6.2 Interactie en communicatie 155

6.2.1 Interactie 155

6.2.2 Communicatie: verbaal en niet-verbaal 157

6.2.3 De impact van sociale media op de communicatie 161 6.3 Sociale relaties en posities, sociale rol en status 164

6.3.1 Sociale relaties 164

6.3.2 Sociale posities 166

(3)

6.3.3 De sociale status 169

6.3.4 De status(in)congruentiethese 170

6.4 De sociale rol 171

6.4.1 Rollenstellen en rolconflicten 174

6.4.2 De stabiliteit van rollenstellen 177

6.5 Rolattributen en statussymbolen 179

Hoofdstuk 7 Een netwerk is geen groep 181

7.1 Sociale netwerken 182

7.1.1 Netwerken zijn kanalen waarlangs sociale goederen (kunnen)

stromen 183

7.1.2 Enkele kenmerken van netwerken 185

7.2 Groepen 188

7.2.1 Een typologie als uitgangspunt 190

7.2.2 Sociale categorie 191

7.2.3 Het samenzijn 192

7.2.4 Primaire groepen 192

7.2.5 De collectiviteit 195

7.3 Referentiegroepen 196

7.3.1 Vergelijkende referentiegroepen 197

7.3.2 Normatieve referentiegroepen 198

7.4 Groepen tussen conflict en solidariteit 200

7.5 De ‘civil society’ of de civiele samenleving, ook wel ‘het middenveld’

genoemd 202

7.6 Sociale bewegingen 204

7.7 De massa, de menigte en de ‘multitude’ 206

Hoofdstuk 8 Moderne samenlevingen zijn altijd multicultureel 209

8.1 Door de ogen van anderen 210

8.2 Waarvoor staat cultuur? 212

8.3 Cultuur met een grote en een kleine c 213

8.4 Cultuur: een patroon van waarden, normen, doeleinden en verwachtingen 216

8.4.1 Waarden 217

8.4.2 Normen 219

8.4.3 Doeleinden 221

8.4.4 Verwachtingen 222

8.5 De ene cultuur is de andere niet 223

8.5.1 Verschillen tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur 224

8.5.2 Verschillen tussen samenlevingen 225

8.5.3 Verschillen in de tijd 228

8.5.4 Verschillen binnen samenlevingen: dominante en gedomineerde

culturen, tegenculturen en subculturen 231

8.6 Cultuur en beschaving 233

(4)

8.7 Instituties en institutionalisering 235 8.8 Het gezin: een primaire groep én een institutie 238

8.8.1 Kerngezin en uitgebreid gezin 238

8.8.2 Belangrijke veranderingen in de functies van het gezin 240

8.8.3 Nieuwe samenlevingsvormen 243

8.9 De-institutionalisering van de levensloop? 245

Hoofdstuk 9 Levenslang leren – om in het gareel te lopen? 247

9.1 Cultuur wordt aangeleerd 248

9.2 Waartoe dient socialisatie? 249

9.3 Primaire, secundaire en tertiaire socialisatie 251

9.4 Differentiële socialisatie 257

9.5 Over beïnvloeding, gezag en macht 261

9.5.1 Gezag 262

9.5.2 Macht 264

9.5.3 Over machtsbronnen en elites 264

9.5.4 Machtsmiddelen 268

9.6 Conformisme: gedrag zoals het hoort? 269

9.7 Sociale controle en sociale sancties 270

9.8 De spanning tussen cultureel aanvaarde doelstellingen en middelen:

Mertons typologie 272

9.9 Meer over deviantie 275

9.9.1 Verklaringen voor deviantie 277

9.9.2 Functies van deviantie 280

Hoofdstuk 10 Organisaties 283

10.1 Organisaties of organiseren? 285

10.2 Diverse organisatieparadigma’s 287

10.3 Van associatie tot bureaucratie 288

10.3.1 De associatie 288

10.3.2 De prebureaucratische organisatie 289

10.3.3 De bureaucratie 290

10.3.4 Over de verwording van de bureaucratie 292 10.4 Doelen, middelen en omgeving van de organisatie 295

10.4.1 Doel en middelen 296

10.4.2 De organisatie heeft een omgeving 297

10.5 Organisatiekenmerken 300

10.5.1 Toenemende complexiteit vergt meer coördinatie 303 10.5.2 Mensen zijn geen machines: informele en formele structuren zijn

schering en inslag van het organisatieweefsel 304 10.5.3 Centralisatie, communicatie en compensatie 310

10.5.4 Organisatieculturen 311

10.6 De organisatie tussen strijd en solidariteit 315

(5)

Deel 3 Sociale ongelijkheid en sociale klassen 319 Hoofdstuk 11 Ongelijkheid is van alle tijden 321 11.1 Ongelijkheid en andere soorten van verschillen: een raamwerk 326

11.2 Vier soorten van sociale verschillen 328

11.2.1 Sociale differentiatie 328

11.2.2 Sociale fragmentering 329

11.2.3 Sociale ongelijkheid 330

11.2.4 Sociale uitsluiting 331

11.3 De inkomensongelijkheid: van Pen tot Piketty 331

11.4 Collectieve vormen van ongelijkheid 333

11.5 Slavernij, standen en kasten 334

11.5.1 Is een ongelaagde samenleving mogelijk? 334

11.5.2 De slavernij 335

11.5.3 De standensamenleving 336

11.5.4 De kastensamenleving 337

11.6 De klassenmaatschappij: drie modellen 339

11.7 Sociale mobiliteit 341

11.7.1 Mobiliteit: soorten en de meting van mobiliteit 341 11.7.2 Mogelijkheden en beperkingen van verticale mobiliteit 344

Hoofdstuk 12 Sociale klassen 349

12.1 Sociale klassen, een kwestie van productieverhoudingen. Marx en Wright 350

12.1.2 Marx 350

12.1.2 Wright 354

12.2 Klassen hebben drie dimensies. Weber en Bourdieu 357

12.2.1 Weber 357

12.2.2 Bourdieu 363

12.3 Sociale strata, een kwestie van sociaal prestige? De structuurfunctionalisten 366 12.4 Enkele belangrijke ontwikkelingen in de klassenstructuur 371

12.4.1 Het einde van de middenklasse? 374

12.4.2 De upper class 376

12.4.3 Verburgerlijking van de arbeidersklasse? 378 12.4.4 Piketty: drie inkomens- en vermogensklassen 380

12.4.5 Het lange leven van de onderklasse 382

Deel 4 Over maatschappelijke veranderingen 389 Hoofdstuk 13 Ook een film is een opeenvolging van stills 391 13.1 De samenleving: spanning tussen stabiliteit en verandering 392

13.2 Denken in dichotomieën 395

13.3 Denken in meervoud 397

(6)

13.4 Endogene en exogene factoren 399

13.4.1 Endogene factoren 399

13.4.2 Exogene factoren 400

13.5 Niveaus van sociale verandering 400

13.6 Modernisering 403

13.7 Structurele differentiatie 404

13.7.1 Enkele differentiatieprocessen 405

13.7.2 De paradox van structurele differentiatie: schaalverkleining en

schaalvergroting 406

13.8 Rationalisering 406

13.8.1 Voorbeelden van rationalisering 407

13.8.2 De paradox van rationalisering: pluralisering en generalisering 408

13.9 Individualisering 409

13.9.1 Voorbeelden van individualisering 410

13.9.2 De paradox van individualisering 411

13.10 Domesticering van de natuur 412

13.10.1 Voorbeelden van domesticering 412

13.10.2 De paradox van domesticering 413

13.11 Wat de toekomst ons brengt... 414

Hoofdstuk 14 De toestand vandaag: voortzetting van het verleden

of bruuske breuken? 417

14.1 De toename van het welvaartspeil en markante demografische

ontwikkelingen 418

14.2 Technologische ontwikkelingen 420

14.3 Wordt arbeid overbodig? 422

14.4 Het nieuwe belang van grenzen in een globaliserende wereld 424

14.5 Voortschrijdende individualisering 429

14.6 Een kapitalistische, postindustriële, postmoderne en/of risicomaatschappij? 431

14.6.1 De postmoderne samenleving 432

14.6.2 De risicosamenleving 434

14.7 Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. En wat met de

bestrijding van de armoede? 436

14.8 Van diversiteit via superdiversiteit naar hyperdiversiteit? 442

Bibliografie 449

Zakenregister 475

Namenregister 489

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

40 Komt een manager bij de doKter een Woord VooraF 41 verrast op van de envelop met inhoud en besloot samen met haar dochter naar de bank te gaan om het bedrag op

In ‘Woorden’ vind je sjabloonletters voor het maken van uitnodigingen voor allerlei feesten, waar je op terug kunt vallen wanneer je wel wat inspiratie kunt gebruiken voor

Veel leden van de Nederlandse Hervormde Kerk en vooral van de Rooms-Katholieke Kerk gaven bij volkstellingen op dat zij lid waren, terwijl dit lidmaatschap in feite voor hen

 de leerkracht waarbij het kind wordt geplaatst extra tijd beschikbaar krijgt voor zaken als scholing en contacten met ouders en andere instanties;..  er ambulante

Voor het uitvoeren van zijn kwaliteitsbeoordelende taak moet het extern toezicht direct zicht hebben op de kwaliteit van het onderwijs in de praktijk op scholen, afdelingen

[r]

Was het een endocarditis?” Deze zin toont het sublieme samenspel aan tussen context en andere gegevens uit het ziektescript ‘endocarditis’ dat de clinicus in zijn geheugen heeft

‘Een mens leeft niet van brood alleen, maar van alles wat de mond van de heer voortbrengt.’ (Deut. 8:3) De honger die in deze tekst wordt beschreven – naar meer van het leven,