• No results found

VOOR-ONTWERP VOOR EEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VOOR-ONTWERP VOOR EEN"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VOOR-ONTWERP

VOOR EEN

WETTELIJKE ONGEVALLEN-REGELING IN NEDERLANDSCH-INDIË,

MET TOELICHTING

LANDSDRUKKERIJ — 1930 — WELTEVREDEN

(2)
(3)

VOOR-ONTWERP

VOOR EEN

WETTELIJKE ONGEVALLEN-REGELING IN NEDERLANDSCH-INDIË,

MET TOELICHTING

LANDSDRUKKERIJ — J 930 — WELTEVREDEN

(4)

m

(5)

IN NEDERLANDSCH-INDIË.

1. Uitkeering'S- plicht.

2. Uitkeerings- plichtige bedrij- ven.

1. In de uitkeering'splichtige bedrijven vermeld onder 4, is de werk- gever verplicht een arbeider, wien in verband met den bedrijfsarbeid een ongeval is overkomen, een schadeloosstelling te verleenen.

Bij overlijden van den arbeider tengevolge van een dergelijk ongeval geldt deze verplichting ten aanzien van diens nagelaten betrekkingen.

2. Deze verplichting vervalt, indien de arbeider het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt.

De schadeloosstelling wordt tot op de helft verminderd, indien de arbeider tijdens een hem overkomen ongeval onder den invloed is geweest van sterken drank of bedwelmende middelen. Degeen, die behoorende tot de nagelaten betrekkingen van een arbeider, het aan dezen overkomen ongeval opzettelijk of onder invloed van sterken drank of bedwelmende middelen heeft veroorzaakt, heeft geen aan- spraak op uitkeering.

3. Periodieke uitkeeringen vervallen gedurende het ondergaan van een vrijheidsstraf van langer dan drie maanden of gedurende de plaatsing in een Landsopvoedingsgestieht.

4. De uitkeeringsplichtige bedrijven zjjn:

a. de bedrijven vallende onder artikel 1 van het Veiligheidsreglement (St. 1910—406) d.z. de bedrijven waarin een of meer krachtwerk- tuigen gebezigd worden en de bedrijven die werken met ontplof- bare stoffen, licht ontvlambare, kokende of bijtende vloeistoffen of met gassen, welke in vloeibaren toestand of onder een grooteren druk dan dien van den dampkring verkeeren;

b. transportbedrijven;

c. mij nb e drijven ;

bedrijven tot het laden en lossen van goederen;

electriciteitsbedrijven v.z.v. zij niet reeds vallen onder a (dus aan- leg, bediening en onderhoud van leidingen met toebehooren buiten de centrales) ;

bouwbedrijven v.z.v. betreft aanleg en onderhoud van bouwwerken van ondernemers en aanleg en onderhoud van bouwwerken in eigen beheer ten behoeve van eenig bedrijf of dienst;

bedrijven van houtaankap (inclusief panglongs) ;

bedrijven werkende met arbeiders onder poenale sanctie, v.z.v. zij niet reeds uit anderen hoofde uitkeeringspliclitig zjjn.

d

f

(6)

2

5. Werkgever is ieder, natuurlijke of rechtspersoon, die een uitkee- ringsplichtig bedrijf uitoefent.

Geen onderscheid wordt gemaakt tusschen particuliere bedrijven en bedrijven van publiekrechtelijke lichamen.

6. Een aannemingscontract ontheft den werkgever niet van zijn uit- kceringsplicht indien Ie het aannemingscontract strekt tot uitoefening van zijn bedrijf en de werkzaamheden een gebruikelijk onderdeel van 's werkgevers bedrijf vormen en 2e het ongeval plaats heeft in of bij de gebouwen of emplacementen waar de werkgever doorgaans zijn bedrijf uitoefent en waarover hij controle heeft.

7. Als „arbeiders" in den zin van deze regeling worden beschouwd alle personen voor loon werkzaam in de uitkeeringsplichtige bedrijven zonder onderscheid van sekse, leeftijd, landaard of nationaliteit.

8. Als arbeiders worden ook beschouwd volontairs, leerlingen en derge- lijke personen, die in verband met hun opleiding nog geen loon ont- vangen.

9. Uitgezonderd worden:

a. arbeiders, die onder een buitenlandsche wettelijke Ongevallen- regeling vallen;

b. thuiswerkers, behalve zij die arbeiden met gevaarlijke stoffen;

c. ouders, echtgenooten en kinderen van den werkgever, die uitslui- tend voor zijn rekening arbeid verrichten en in zijn huis wonen.

10. De schadeloosstelling bestaat uit:

a. vrije geneeskundige behandeling en verpleging, vervoer in verband met het ongeval, genees- en verbandmiddelen, dan wel een vergoe- ding voor een en ander;

b. begrafeniskosten tot een bedrag van één maal het maandloon met een minimum van ƒ 20.— en een maximum van ƒ 200.— ;

c. een uitkeering in geld, berekend naar het loon van den arbeider, w.o. te verstaan alle geldelijke belooningen (vast salaris, tantièmes,

gratificaties, premies, overwerkgelden enz.) en op geld waardeer- bare emolumenten (vrije woning, voeding, geneeskundige behan- deling enz.), met dien verstande, dat wanneer het loon meer dan ƒ 400.— 's maands bedraagt dat meerdere voor de vaststelling der uitkeering niet in aanmerking komt.

11. Als maandloon wordt, behoudens evenbedoeld maximum van ƒ 400.—, aangenomen 1/12 gedeelte van het in de laatste 12 maanden in totaal verdiende loon in het bedrijf, waarin het ongeval plaats greep; bij kortere onafgebroken werkzaamheid dan een jaar wordt het gesteld op 30 maal het totaal loonbedrag gedurende de laatste periode van onafgebroken dienst, gedeeld door het aantal dagen waarop de arbeider

(7)

in die periode heeft gewerkt. Blijft de invalide arbeider in het genot van bijzondere emolumenten, dan worden deze bij de berekening van het maandloon niet medegeteld.

12. Ten aanzien van de volontairs enz. vermeld onder 8, wordt als loon aangenomen het minimumloon, dat een bezoldigde arbeider in hetzelfde bedrijf voor dezelfde of nagenoeg dezelfde werkzaamheden geniet.

13. De uitkeeringen in geld, bedoeld onder 10 sub c, zijn als volgt:

a. bij overlijden van den arbeider ontvangen diens nagelaten betrek- kingen gezamenlijk (weduwe, wettige of wettiglijk erkende kin- deren beneden 15 jaar) een uitkeering ineens van 12 X h e t maand- loon;

b. bij blijvende geheele invaliditeit ontvangt de arbeider een perio- dieke uitkeering van 50% van het loon;

c. bij blijvende gedeeltelijke invaliditeit ontvangt de arbeider een gedeelte van de uitkeering sub b naar verhouding van den inva- liditeitsgraad, waartoe voor de meest voorkomende verminkingen vaste verhoudingscijfers worden gegeven (zie staat A) ; voor bij- zondere gevallen wordt de invaliditeitsgraad vastgesteld door een geneesheer in overleg met den controleerenden ambtenaar;

cl. bij tijdelijke invaliditeit en zoolang nog niet vaststaat of een in- validiteit blijvend is, ontvangt de arbeider gedurende 'de eerste maand vol loon en daarna half loon, met inachtneming c.q. van ten hoogste vijf wachtdagen.

14. Houdt de werkgever den arbeider, die — tijdelijk of blijvend — gedeeltelijk invalide is, in dienst, dan kan hij de uitkeeringen bedoeld onder 13 sub c en cl verminderen met een zoodanig bedrag, dat de verlaagde uitkeering vermeerderd met het nieuwe loon niet meer be- draagt dan het oude loon.

15. I. Partijen kunnen overeenkomen:

A. de uitkeering in eens bedoeld onder 13 sub a om te zetten in een periodieke maandelijksche uitkeering, welke bedraagt voor:

a. een weduwe 20% van het maandloon tot aan eventueel her- trouwen ;

b. een kind 10% van het maandloon tot aan het bereiken van den 15-jarigen leeftijd, met dien verstande dat deze uitkeeringen I sub a en b tezamen niet meer bedragen dan 40% van het

maandloon ;

B. de periodieke uitkeeringen, bedoeld onder 13 sub b en c geheel of gedeeltelijk om te zetten in een uitkeering in eens, welke bedraagt:

a, bij geheele invaliditeit 24 X bet maandloon;

b. bij gedeeltelijke invaliditeit een percentage van deze som naar verhouding van den invaliditeitsgraad.

(8)

1

5. Garanties t. a. v. de uitkee- ringen.

Bij gedeeltelijke omzetting wordt de aldus berekende uitkeering in- eens naar evenredigheid verlaagd.

De uitkeeringen in eens worden .eventueel verminderd met de perio- dieke uitkeeringen, welke reeds hebben plaats gehad.

II. De werkgever is eenzijdig bevoegd tot de omzettingen, bedoeld onder A en B, indien het maandloon van den arbeider tijdens het ongeval niet meer dan ƒ 50.— bedroeg.

16. De werkgever is bevoegd van den arbeider te vorderen, dat deze zich op kosten van den werkgever door een bevoegd geneesheer laat onderzoeken en/of behandelen. Weigert de arbeider dit zonder ge- gronde redenen, dan vervalt het recht op uitkeering bij overlijden en blijvende invaliditeit van den arbeider, en kan zij bij tijdelijke in- validiteit worden opgeschort.

17. Vertrekt de getroffen arbeider zonder toestemming van den genees- heer of den werkgever naar zijn plaats van herkomst binnen Neder- landsch-Indië, dan kan de werkgever bij overlijden of blijvende in- viliditeit van den arbeider de uitkeering tot op de helft verlagen of opschorten bij tijdelijke invaliditeit.

Vertrekt de getroffen arbeider zonder bedoelde toestemming naar het buitenland, dan vervalt het recht op eenigerlei uitkeering.

18. Zoowel werkgever als arbeider kunnen bij blijvende invaliditeit van den laatste binnen 3 jaar na het ongeval vorderen een eenmaal vast- gestelde uitkeering te herzien in verband met eventueele wijziging van den invaliditeitsgraad. Bij uitkeeringen in eens kan deze herzie- ning alleen betrekking hebben op verhooging van den invaliditeits- graad.

19. De werkgever in de uitkeeringsplichtige bedrijven is vrij zich al dan niet te verzekeren. Verzekert de werkgever zich dan wordt het recht op de assurantiepenningen onttrokken aan het verhaal van de fiscus en andere crediteuren van den werkgever.

20. Bij insolvabilité^ van den werkgever worden de verplichte schade- loosstellingen opgenomen onder de bevoorrechte schulden op de goe- deren van den werkgever en wel — v.z.v. betreft het B. W. — tusschen 3e en 4e van artikel 1149.

21. Schadeloosstellingen, welke op deze wijze niet of niet volledig op den werkgever of diens boedel kunnen worden verhaald, geschieden uit een eigen rechtspersoonlijkheid bezittend garantiefonds van den Lande, waarbij het fonds een vordering behoudt op den insolvabelen werkgever.

22. Vijf jaar na de inwerking treding van deze regeling wordt over- wogen in hoeverre voor dit fonds bijdragen zullen worden gevraagd

(9)

van de werkgevers in de uitkeeringsplichtigc bedrijven, welke niet aan alsdan door de wet vast te stellen waarborgen van solvabiliteit voldoen.

23. De uitkeeringen zijn onvervreemdbaar, niet vatbaar voor verpanding of beleening, evenmin voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag.

§ 6. Administra- 24. De werkgever is verplicht van elk ongeval in zijn bedrijf zoo spoedig tie, procedure, mogelijk een opgave te verstrekken aan den controleerenden ambte- toézicht en sanc- naar. De getroffen arbeider, diens familieleden en mede-arbeiders zijn ties. bevoegd van een ongeval mededeeling te doen aan evenbedoelden

ambtenaar.

25. De werkgever is verplicht een ongevallenregister aan te houden, waarin worden aangeteekend plaats, tijd en oorzaken van het ongeval, naam van den getroffen arbeider en eventueele getuigen enz.

26. Zoo spoedig mogelijk na het ongeval stelt de werkgever aan de hand van de wettelijke tarieven de uitkeering vast en houdt daarvan, alsmede van de betaling, aanteekening in het verplichte ongevallen- register.

27. Na ontvangst van een opgave of bericht nopens een ongeval stelt de controleerende ambtenaar zoo spoedig mogelijk een onderzoek in naar de oorzaak en de gevolgen van het ongeval, waarbij werkgever, werknemer en eventueele getuigen verplicht zijn alle gevraagde in- lichtingen te verstrekken. De controleerende ambtenaar verifieert dan of de door den werkgever vastgestelde uitkeering juist is; in het ont- kennend geval pleegt hij overleg met den werkgever om de uitkeering alsnog te doen wijzigen. Heeft de vaststelling van de uitkeering door den werkgever nog niet plaats gehad dan geschiedt dit alsdan.

28. Eventueele geschillen tusschen werkgever en arbeider worden door den controleerenden ambtenaar zooveel mogelijk in der minne geschikt met inachtneming van de in deze regeling vervatte bepalingen.

29. De controleerende ambtenaar is mede bevoegd uit eigen initiatief op te treden, wanneer hij dit in het belang van de juiste naleving dezer regeling wenschelijk of noodzakelijk acht.

30. Wordt in geschillen door den controleerenden ambtenaar overeen- komstig punt 28 geen overeenstemming bereikt dan wordt dezelfde pro- cedure gevolgd als bij geschillen inzake arbeidsovereenkomsten, terwijl partijen geschillen ook kunnen onderwerpen aan de uitspraak van scheidslieden.

31. In afwachting van de uitspraak van rechter of scheidslieden is de controleerende ambtenaar bevoegd in urgente gevallen:

a. voor te schrijven, dat de arbeider geneeskundig wordt behandeld en/of verpleegd;

(10)

G

b. te bepalen dat eventueel« begrafeniskosten worden uitbetaald;

c. een voorloopige uitkeering vast te stellen mits het geschil alleen loopt over de grootte der uitkeering.

Wordt bij gewijsde het recht op schadeloosstelling ontzegd dan wel de voorloopige uitkeering op een lager bedrag vastgesteld, dan wordt het teveel betaalde door het Garantiefonds gerestitueerd met vergoeding van 6% rente per jaar.

32. Elk vorderingsrecht van den arbeider vervalt na verloop van één jaar na het ongeval of den dood van den arbeider, behoudens in de gevallen dat de rechthebbenden voor den rechter kunnen aantoonen, dat het verzuim aan oorzaken buiten hun schuld moet worden toege- schreven.

33. Strafbaar is:

a. de werkgever, die opzettelijk geen opgave indient van een ongeval in zijn bedrijf dan wel het verplichte ongevallen-register niet of onjuist invult;

6. elkeen, die een arbeider of diens nagelaten betrekkingen bewerkt om een ongeval niet ter kennis van den controleerenden ambtenaar te brengen, dan wel met gebruikmaking van giften, beloften, mis- bruik van gezag of aanzien, geweld, bedreiging of misleiding den arbeider of diens nagelaten betrekkingen opzettelijk beweegt geen gebruik te maken van een hun volgens deze ongevallen-regeling toekomend recht;

c. elkeen, die opzettelijk valsche verklaringen aflegt omtrent onge- vallen, zoomede omtrent de gevolgen daarvan.

34. De controleerende ambtenaren zijn mede bevoegd deze strafbare feiten op te sporen.

35. Ieder beding is nietig, dat de aansprakelijkheid van den werkgever ingevolge deze regeling uitsluit of vermindert.

36. De burgerrechtelijke verantwoordelijkheid van den werkgever voor de geldelijke schade, welke een arbeider als gevolg van een ongeval lijdt, wordt opgeheven in de gevallen waarin door deze regeling wordt voorzien.

37. Het Hoofd van het Kantoor van Arbeid is bevoegd ten aanzien van bepaalde bedrijven of groepen van bedrijven, welke voldoende waar- borgen opleveren voor een behoorlijke naleving van deze Ongevallen- regeling, dispensatie te verleenen van de voorschriften in de punten 27 en 29. Wordt deze dispensatie geweigerd dan staat beroep open op den Directeur van Justitie.

38. In de gevallen, dat deze dispensatie wordt verleend, is het betrok- ken bedrijf of de betrokken groep van bedrijven verplicht na afloop

(11)

van elk kwartaal zoo spoedig- mogelijk een opgave te verstrekken — op de wijze als door het Hoofd van het Kantoor van Arbeid voor te schrijven — van de bedrijfsongevallen en schadeloosstellingen in die periode, en toe te laten, dat door den controleerenden ambtenaar voor zoover noodig een onderzoek naar de juistheid dezer opgave wordt ingesteld.

Staat A.

Verlies van : Invaliditeitspercentage : den rechterarm vanaf het schoudergewricht 75

„ linkerarm „ „ „ 70

„ rechterarm vanaf of boven het ellebooggewricht 65

,, linkerarm „ ,, ,, ,, ,, 60 de rechterhand vanaf of boven het polsgewricht 60

„ linkerhand „ „ „ „ „ 55

een been 55 een voet 50 een oog 30 het gehoorvermogen van beide ooren 40

„ „ „ één oor 10

een duim der rechterhand 20 een duim der linkerhand 18 de wijsvinger der rechterhand 15

„ ,, „ linkerhand 12 een der andere vingers van de rechterhand 8

„ ,, „ „ „ „ linkerhand 6

„ ,, groote teenen 5

„ andere ,, 3

T o e l i c h t i n g :

1. Bij „linksche" personen worden bij verlies van een arm, hand of vinger de percentages berekend, hierboven voor „rechtsche" personen vermeld.

2. Bij gelijktijdig verlies van verschillende lichaamsdeelcn hierboven ver- meld, worden de desbetreffende percentages bij elkaar opgeteld, uiter- aard tot een maximum van 100%.

3. Totale verlamming van een der ledematen wordt met verlies gelijk- gesteld.

(12)

TOELICHTING OP HET VOOR-ONTWERP VOOR EEN WETTELIJKE ONGEVALLEN-REGELING IN NEDERLANDSCH-INDIË.

Inleiding.

§ 1. Uitkeerings- plicht.

In de meeste industrieele landen wordt thans de arbeider wettelijk beschermd t.o.v. de gevolgen van bedrijfsongevallen, een der zwaarste risico's verbonden aan zijn arbeid.

Ook in Nederlandsch-Indië noopt de voortschrijdende industrialisatie en het daarmede toenemend aantal ongevallen - - in 1929 werden alleen in de industrieele bedrijven reeds 1479 bedrijfsongevallen geconstateerd met 1628 getroffenen waarvan 256 overleden - - tot het treffen eener wet- telijke Ongevallen-regeling.

' Bovendien zal rekening zijn te houden met de toepassing h.t.1. van de na te noemen door Nederland reeds geratificeerde Internationale Verdragen inzake schadeloosstellingen bij bedrijfsongevallen.

De bouwstoffen voor het nevensgaande Schema zijn hoofdzakelijk ont- leend aan:

a. de Ned. Ongevallen-wet 1921 (N. O. W.) ; b. de Ned. Zee-ongevallen-wet 1919:

c. de Britsch-Indische Workmen's Compensation Act van 1923;

d de Internationale Arbeidsverdragen (1) inzake schadeloosstelling voor ongevallen in den landbouw, (2) inzake gelijke behandeling van vreem- de arbeiders en eigen onderdanen t.a.v. de ongevallen-verzekering en (3) inzake schadeloosstelling voor arbeidsongevallen (in industrieele bedrijven) (*) ;

e. de bestaande vrijwillige ongevallen-regelingen voor gouvernements- en particuliere bedrijven in Nederlandsch-Indië.

Evenals de hierboven vermelde wetten en verdragen gaat ook het Schema uit van het thans haast algemeen aanvaarde beginsel van het risque professioneel", hetwelk medebrengt dat bij de moderne wijze van bedrijfsuitoefening het onpersoonlijk bedrijf het risico behoort te dragen hetwelk voortvloeit uit ongevallen, welke zijn arbeiders in den dienst over- komen.

Bij het ontwerpen der grondslagen is er verder naar gestreefd de Indische Ongevallen-regeling zoo eenvoudig mogelijk te houden, t.w. een verplichting van den werkgever tot uitbetaling van een schadeloosstelling volgens zooveel mogelijk in de wet vast te leggen tarieven, zonder ver- plichte verzekering.

1. Het evengenoemd principe van het „risque professionnel" is in dit punt neergelegd.

(>) Zie Ned. Stbl. 1926 no. 188, 1927 no. 225 en 1927 no. 226.

(13)

§ 2. Uitkeerings- plichtige bedrij- ven.

§ 3. De arbeiders vallende onder de regeling.

Onder ongeval wordt verstaan een plotselinge inwerking van een van buiten komende oorzaak op een persoon, waarvan aantasting van den gezondheidstoestand van lichaam of geest het gevolg is.

Het ongeval moet in oorzakelijk verband staan met den bedrijfs- arbeid van den werkman. Beroepsziekten zijn voorloopig buiten de regeling gehouden. Het ongeval kan veroorzaakt worden door bedrijfs- voorwerpen, doch ook door een natuurverschijnsel (b.v. bliksem, storm) of een menschelijke daad (b.v. mishandeling van een stakings- breker) indien het verband met den bedrijfsarbeid aanwezig is.

2. Vgl. art. 26 der Ned. Ongevallen Wet (N.O.W.) 1921 en art. 3 der Br.-Indische Workmen's Compensation Act 1923.

3. Vgl. art. 28 van N. O. W. 192'1.

4. Hier zijn vermeld de bedrijven, waarin, v.z.n. de huidige gegevens uitwijzen, het ongevallenrisico het grootst is. Indien b.v. landbouw- bedrijven rail- of kabelbanen exploiteeren, dan vallen zij in zooverre ook onder de „transportbedrijven" sub b. Voor de scheepvaartbedrij- ven is een afzonderlijke regeling in bewerking; het laad- en losbedrijf der scheepvaartmaatschappijen valt echter onder de bedrijven sub d.

Onder ƒ vallen in verband met punt 5 ook de bouwwerken door de B. O. W. of de Genie in eigen beheer uitgevoerd.

5. Vgl. o.a. N. O. W. 1921 art. 2 en 3 en bovengenoemd Verdrag inzake schadeloosstelling voor arbeidsongevallen (V. S. A.) art. 2.

6. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat de werkgever zich aan zijn uitkeeringsplicht onttrekt door een deel van zijn bedrijf in aanneming ta, dóen geschieden. Daarbij zijn conjunctief twee voorwaarden gesteld om de aansprakelijkheid van den werkgever te beperken, n.1. de werk- zaamheden moeten een gebruikelijk onderdeel van zijn bedrijf vormen, en voorts op zoodanige plaats worden verricht dat toezicht van zijn zijde daarop redelijkerwijs mogelijk is. In de overige gevallen is de aannemer uitkeeringsplichtig.

7. Vgl. N. O. W. 1921 art. 2 lid (2). Een jeugdgrcns is niet gesteld omdat dit kinderarbeid zou bevorderen. Geen verschil in nationaliteit is gemaakt in verband met bovengenoemd Verdrag inzake gelijke be- handeling van vreemde arbeiders en eigen onderdanen t.a.v. de onge- vallenverzekering.

8. Vgl. N. O. W. 1921 art. 2 lid (2) le.

9^ De uitzondering sub a voorkomt dubbele aansprakkelijkheid van den werkgever. Voor de overige uitzonderingen moge verwezen wor- den naar V. S. A. art, 2. Daaruit zijn onder de uitzonderingen niet overgenomen de tijdelijke arbeiders, die niet werkzaam zijn in de onderneming van den werkgever, omdat deze personen reeds vallen

(14)

10

buiten de omschrijving van „arbeider" in punt -7. De praktijk h.t.1.

ten aanzien van vuurwerk-ongevallen heeft de wenschelijkheid aan- getoond om thuiswerkers niet uit te zonderen wanneer zij met gevaar- lijke stoffen arbeiden; naast explosieve stoffen zouden ook bijtende, kokende en vergiftige stoffen tot de gevaarlijke kunnen worden ge- rekend. Hoofdarbeiders en arbeiders boven een zekere loongrens zijn in. navolging van de N. O. W. niet uitgezonderd; verschil tusschen hoofd- en handenarbeid is juridisch moeilijk scherp te stellen, terwijl een loongrens bij wisselende inkomsten groote onzekerheid voor den werknemer medebrengt of hij al dan niet onder de regeling valt.

Hier worden vermeld de meest voorkomende vormen waaruit de schadeloosstelling bestaat: vgl. N. O. W. 1921 art. 14—19 en V. S. A.

art. 5 en 9. Naast de geldelijke uitkeering is de geneeskundige hulp aan het slachtoffer van overwegend belang zoowel voor den arbeider

— om diens gezondheid zoo spoedig mogelijk te herstellen — als voor den werkgever onr de invaliditeit van zijn werkman zooveel mogelijk te beperken of te voorkomen. Ook voor vergoeding van begrafenis- kosten binnen bejmalde grenzen beslaat h.t.1. alleszins aanleiding aan- gezien de nagelaten betrekkingen van Inlandsche werklieden door- gaans deze onvermijdelijke kosten bezwaarlijk zonder steun kunnen bestrijden.

Als „loon" van den arbeider worden in navolging van de N. O. W.

en de Britsch-Indische Compensation Act ook andere op geld waar- deerbare belooningen beschouwd. Evenals in de meeste Ongevallen- regelingen is voorts, teneinde het risico van het bedrijf binnen redelijke grenzen te houden, het basis-loon aan een maximumgrens gebonden, hier van ƒ 400.— 's maands ; m.a.w. wat boven dit bedrag uitgaat telt niet mee voor de vaststelling der uitkeering.

Hier is het maandloon als norm genomen omdat h.t.1. een maand de meest voorkomende betalingstermijn is.

Met het oog op de groote loon-differentiatie h.t.1. is, in afwijking van N. O. W. 1921 art, 8, voor volontairs enz. hier het minimum loon genomen van den bezoldigden medearbeider, die in hetzelfde bedrjjf hetzelfde of nagenoeg hetzelfde werk verricht.

Waar praktische ervaring met een wettelijke ongevallenregeling h.t.1. nog ontbreekt zijn de uitkeeringen in dit schema ecnigszins lager gesteld dan in de N. O. W. en in de internationale „Aanbeveling"

betreffende het'minimumbedrag der schadeloosstellingen voor arbeids- ongevallen (i), aangenomen op de zevende internationale Arbeids- conferentie. Verder is rekening gehouden met Indische toestanden en de reeds bestaande vrijwillige uitkeeringen,

(') Zie bijlage.

(15)

a. Bij overlijden van den werkman is een uitkeering in eens als regel gekozen omdat zoodanige uitkeering voor den werkgever den minsten administratieven omslag beteekent en in vele gevallen ook voor de nagelaten betrekkingen van den overleden arbeider praktische voordeelen oplevert, b.v. wanneer het achtergebleven gezin het land gaat verlaten, of de weduwe van den Inlandschen arbeider een kleine nering wil beginnen of een huisje koopen.

Om de hierboven onder 13, alinea 1, vermelde redenen is men ook bij het aanwijzen der rechthebbende familieleden minder ver gegaan dan in de N. O. W. en in de internationale „Aanbeveling".

Teneinde tegen te gaan, dat minder goed controleerbare familie- verhoudingen in de Inlandschc samenleving tot knoeierijen worden misbruikt, zal de werkgever nimmer verplicht kunnen worden een- zelfde uitkeering meer dan één maal uit te betalen. B\j de vraag wie weduwe is geldt, dat het huwelijk moet bestaan hebben ten tijde van het ongeval en nog bestaan op het oogenblik van het overlijden van den arbeider.

b. Bij blijvende algeheele invaliditeit is de arbeider het meest ge- holpen met een periodieke uitkeering omdat hij doorgaans door zjjn arbeidsongeschiktheid een kapitaaltje niet voldoende rendabel kan maken.

Algeheele invaliditeit zal o.a. zijn aan te nemen bij totale blindheid, algeheel verlies van geestelijke vermogens en voorts in de gevallen, waarin bij gelijktijdig verlies van verschillende lichaamsdeelen de daarbij be- hoorende invaliditeitspercentages — zie staat A — tezamen een invali- diteitsgraad van 100% of meer opleveren.

c. Door bij blijvende gedeeltelijke invaliditeit voor de meest voor- komende verminkingen vaste invaliditeitsgraden aan te nemen worden — wat een belangrijk voordeel is — geschillen nopens dit punt tot een minimum gereduceerd. Dit systeem wordt o.a. in de Br. Indische en in meerdere Amerikaansche regelingen toegepast, terwijl de ook h.t.1.

werkende maatschappijen tot verzekering tegen ongevallen in hun polissen zooveel mogelijk vaste invaliditeitsgraden hebben opgenomen. De aan- gehechte staat A is opgemaakt aan de hand van de percentages in deze polissen, internationale gegevens en door de Ned. Rijksverzekeringsbank verstrekte tarieven. In bijzondere gevallen zal de graad van invaliditeit afzonderlijk moeten worden vastgesteld; de vaststelling door, een genees- heer in overleg met den controleerenden ambtenaar dient om een zoo zuiver mogelijke taxatie te waarborgen.

d. Reeds thans wordt h.t.1. bij tijdelijke invaliditeit meestal vol loon uitbetaald. Na afloop der eerste maand is voor tijdelijke invaliditeit de uitkeering gesteld op 50% van het loon, welke uitkeering in dit geval

(16)

12

ook elders o.a. in Br. Indië veelal gegeven wordt. In overeenstemming met art. 6 van het V. S. A. zijn ten hoogste 5 wachtdagen genomen;

deze zullen echter niet zijn af te trekken in de gevallen waarin simulatie uitgesloten is, d.i. wanneer de invaliditeit 4 weken of langer duurt, of bij korteren duur indien de behandelende geneesheer certificeert dat geen simulatie aanwezig is.

14. Dit punt houdt rekening met de in de praktijk niet zeldzame gevallen, dat de werkgever den gedeeltelijk invaliden werkman in zijn bedrijf ander werk geeft, dikwijls tegen het oude loon. Waar de werkgever aldus reeds voor een deel de geldelijke nadeelen van het ongeval voor den . werkman opheft, is het billijk dat hij de verplichte uitkeering in dit

geval kan verlagen.

Aldus wordt meestal in het belang van beiden — de band tusschen werkgever en den invaliden werkman zooveel mogelijk versterkt en gecon- tinueerd. Betaalt de werkgever den invaliden arbeider het oude loon, dan komt dit dus praktisch in de plaats van de uitkeeringen onder c en d van punt 13.

15. Br kunnen zich gevallen voordoen dat de nagelaten betrekkingen van een arbeider meer gebaat zijn met periodieke uitkeeringen omdat deze meer- dere waarborgen bieden tegen eventueele zorgeloosheid dan een uitkee- ring in eens. Aan den anderen kant kan het voorkomen, dat de blijvend

invalide arbeider meer geholpen is met een uitkeering in eens b.v. bij vertrek naar elders. Daarom is — vgl. ook V. S. A. art. 5 — de moge- lijkheid opengelaten dat partijen overeen kunnen komen om uitkeeringen in eens om te zetten in periodieke uitkeeringen of omgekeerd.

Op grond van praktische overwegingen is den werkgever de bevoegd- heid gegeven eenzijdig tot deze omzettingen over te gaan indien het maand- loon van den arbeider niet meer dan ƒ 50.— bedraagt.

16. Door een bevoegde geneeskundige behandeling kan de invaliditeitsgraad van den arbeider worden beperkt en daardoor de uitkeeringsplicht van den werkgever verlicht. Het komt daarom biUi.'k voor den werkgever de in dit punt vermelde bevoegdheid te geven. Als gegronde reden om een geneeskundige behandeling te weigeren kan b.v. gelden vrees voor een levensgevaarlijke operatic.

17. Het lijkt wenschelijk h.t.1. evenals in Br. Indië rekening te houden met den sterken impuls bij ernstige z;eken van inheemschen landaard om naar hun geboortestreek 1e trekken teneinde een mogelijk sterven in vreemde omgeving te voorkomen. Doet de getroffen arbeider dit eigen- machtig dan vergroot hij daarmede het uitkeeringsrisico van den werk- gever, die in dit geval de uitkecriug bij overlijden of blijvende invalidi- teit van den arbeider zal kunnen verlagen tot op de helft of opschorten

(17)

bij diens tijdelijke invaliditeit. Bij vertrek van den getroffen arbeider naar het buitenland is contrôle van de zijde van den werkgever vrijwel onmogelijk, in verband waarmede in deze gevallen de verplichting tot eenige uitkeering niet is gehandhaafd.

18. Waar de invaliditeitsgraad zich in den loop der tijden kan wijzigen hebben de meeste ongevallen-regelingen een bepaling opgenomen als" in dit punt vermeld, waarbij een bepaalde termijn dient om ook hier een zekere stabiliteit te behouden. Bij uitkeeringen in eens kan de in dit punt bedoelde herziening alleen betrekking hebben op verhooging van den invaliditeitsgraad, aangezien van den werkman bezwaarlijk het reeds uit- betaalde kan worden teruggevorderd. Wijziging van den invaliditeits- graad zal geen verhooging der uitkeering tengevolge kunnen hebben, in- dien die wijziging blijkens verklaring van den behandelenden geneesheer aan opzet of grove schuld of een buiten het bedrijf ontstaan nieuw ongeval van den getroffene te wijten valt.

19. Teneinde aan de regeling in het beginstadium, waarin voor risico-bere- keningen niet steeds volledige gegevens voorhanden zullen zijn, zoo min mogelijk een dwingend karakter te geven, wordt aan de bedrijven vrijheid gelaten zelf te beslissen of zij hun risico aan een onderling of particulier verzekeringsinstituut willen overdragen, dan wel dit risico voor eigen rekening willen houden.

20. Waar een verzekeringsdwang achterwege wordt gelaten zullen bij in- solvabiliteit van den werkgever de schadeloosstellingen aan de arbeiders op andere wijzen dienen te worden gewaarborgd (vgl. V. S. A. art. 11).

Daarom worden bij onvermogen van den werkgever in de eerste plaats de verplichte uitkeeringen — c.q. gekapitaliseerd overeenkomstig punt 15

— preferent verklaart, en wel in rangorde gesteld vóór het arbeidsloon en de schadevergoedingen in B.W. art. 1149 ten 4e.

• 21. Als tweede waarborg wordt ingesteld een Lands-garantie-fonds met eigen rechtspersoonlijkheid, waaruit de schadeloosstellingen worden be- taald, die niet of niet volledig op den werkgever of diens boedel kunnen worden verhald.

Hierbij behoudt het fonds een vordering op de insolvabele werkgevers.

22. Het beginsel, dat de kosten der ongevallen in de eerste plaats door de betrokken bedrijven moeten worden gedragen, brengt mede, dat na zekere periode, hier gesteld op 5 jaar, zal zijn overwegen hoeverre — gelijk in Frankrijk en België geschiedt — voor het garantiefonds bijdragen zullen worden gevraagd van de werkgevers, die niet aan alsdan wettelijk vast te stellen waarborgen van solvabiliteit voldoen. Zoo zouden van deze bijdrage vrijgesteld kunnen worden de werkgevers, die zich vrijwillig verzekeren, of zelf een garantiefonds vormen, dan wel voor eikaars ver- plichting uit de Ongevallenregeling borg blijven.

(18)

n

Gedurende evenbedoelde 5 jaar hebben de bedrijven gelegenheid hun ongevallen-risico met het oog op eventueele verzekering op meer volledige basis te berekenen.

23. Dit punt is opgenomen naar analogie van art. 78 N. O. W. 1921.

Hoewel bij het opstellen van dit Schema er naar gestreefd is over- heidsbemoeienis bij deze regeling zooveel mogelijk te beperken zal toezicht op de uitvoering vooral t.a.v. de minder ontwikkelde inheemsche arbeiders niet geheel kunnen worden gemist; de eisch van controle wordt ookMn het V. S. A. (art. 8) gesteld.

24. Uitgangspunt van dit toezicht vormt de verplichting van den werkgever om van elk ongeval in zijn bedrijf zoo spoedig! mogelijk opgave te ver- strekken aan den controleerenden ambtenaar (Veiligheidsingenieurs, Ar- beidsinspecteurs en c.q. Hoofden van plaatselijk bestuur). Een soort- gelijke verplichting bestaat thans reeds ex art. 5 van het Veiligheids- reglement (St. 1910 — 406). Teneinde zooveel mogelijk te voorkomen dat ongevallen worden verzwegen zijn ook de getroffen arbeiders, diens familieleden en medearbeiders bevoegd verklaard een ongevals-aangifte te doen.

25. Het verplichte ongevallen-register vormt de basis voor de verdere controle; een juiste, volledige bijhouding daarvan is daarom voor beide partijen van groot belang.

26. Waar de regeling zelf zooveel mogelijk vaste tarieven aangeeft zal in de meeste gevallen de werkgever na een ongeval zelf de uitkeering kunnen berekenen en tot uitbetaling daarvan overgaan, waarvan in het ongevallen-register aanteekening zal zijn te houden. De vaststel- ling van de uitkeering zal in het belang van den arbeider zoo spoedig mogelijk moeten plaats hebben.

27. Dit onderzoek vormt het hoofdpunt van het toezicht, weshalve par- tijen en getuigen verplicht worden om den controleerenden ambtenaar alle gevraagde inlichtingen te verschaffen, welke op het ongeval be- trekking hebben. Is de tevoren vastgestelde uitkeering niet juist dan zal in de meeste gevallen het overleg van den controleerenden ambte- naar met den werkgever wel tot rectificatie daarvan leiden. Heeft de werkgever de uitkeering nog niet vastgesteld dan zal dit alsdan dienen te geschieden.

2'8. Hier wordt niet bedoeld het treffen van een „overeenkomst" tus- schen werkgever en arbeider, doch een bloote poging, in den geest van art. 18 der Koelieordonnantie, van den controleerenden ambtenaar om.

een geschil buiten rechterlijke inmenging in der minne te schikken uiteraard met inachtneming van de bepalingen der Ongevallen-rege- ling; dit zal aan de praktische soepele werking dier regeling zeer ten goede komen.

§ 6. Administra- tie, procedure, toezicht en sanc- ties.

(19)

29. Vooral ten aanzien der minder ontwikkelde inheemsche arbeiders lijkt het noodzakelijk — de praktijk der Br.-Indische regeling heeft dit reeds aangetoond — den controleerenden ambtenaar mede de be- voegdheid te geven uit eigen initiatief op te treden wanneer hij dit in het belang van de goede naleving der wet wensehelijk of nood-

zakelijk acht. , 30. In navolging van de Ned. Zee-ongevallenwet is hier dezelfde proce-

dure gekozen als bij geschillen inzake arbeidsovereenkomsten, d.i. dus Residentie-rechter in eersten aanleg met beroep op den Raad van Justitie. Daarnaast blijft de mogelijkheid open om geschillen te onder- werpen aan een uitspraak van scheidsmannen.

31. Waar spoedige steun voor den getroffen arbeider of diens nagelaten betrekkingen van groot belang is heeft men in het Schema, naar ana- logie van de Ned. Zee-ongevallenwet, de mogelijkheid opgenomen dat

de arbeider of diens nagelaten betrekkingen voorloopig worden schade- loosgesteld in afwachting van de uitspraak van rechter of scheids- lieden. Wordt bij gewijsde het recht op schadeloosstelling ontzegd of de uitkeering vastgesteld op een lager bedrag dan dat der voorloopige uitkeering, dan zal — evenals in Nederland — het teveel betaalde met normale rente door het garantie-fonds zijn te rcstitueeren. In verband hiermede lijkt het wensehelijk de voorloopige uitkeering te beperken tot de gevallen, waarin het geschil alleen loopt over de grootte daar- van, dus nopens het recht op schadeloosstelling van den arbeider geen twijfel bestaat. Deze beperking geldt dus niet voor de geneeskundige behandeling en/of verpleging en uitbetaling van eventueele begrafenis- kosten, welke moeilijk uitstel gedoogen.

32. Het vorderingsrecht van den arbeider is in de meeste ongevallen- regelingen gebonden aan een bepaalden termijn, welke hier op een jaar is gesteld, behoudens in de gevallen dat de rechthebbenden aan het verzuim geen schuld hebben. (Vgl. N. O. W. art. 79 lid 1).

33. Evenals elders zal ook h.t.1. de goede werking der Ongevallenrege- ling gedeeltelijk door strafbepalingen zijn te waarborgen.

De onder dit punt vermelde delicten zijn geformuleerd naar ana- logie van art. 103 en 104 der N. O. W. 1921.

34. Vgl. art. 105 N. O. W. 1921.

35. Deze dwingende bepaling dient om te voorkomen, dat bij overeen- komst tusschen partijen ten nadeele van den arbeider van deze rege- ling wordt afgeweken.

36. Dit punt beoogt ook h.t.1. een regeling conform art. 93 e.v. der N. O. W. 1921 te treffen, welke dubbele aansprakelijkheid van den werkgever ondervangt.

(20)

16

§ 7. Dispensatie. 37 en 38. Ten einde de Overheidseontrôle niet onnoodig te verzwaren is, mede ter besparing van kosten bij de uitvoering der regeling, de mo- gelijkheid geopend, dat bij bedrijven of groepen van bedrijven, die voldoende waarborgen opleveren voor een behoorlijke naleving van deze Ongevallen-regeling, de controle wordt gebaseerd op door de bedrijven kwartaalsgewijze te verstrekken gegevens met behoud van het toetsingsrecht van de zijde van het Kantoor van Arbeid. Gedacht wordt hier aan bedrijven, die omdat zij reeds eigener beweging tot bevredigende ongevallen-regelingen zijn overgegaan en/of door den aard van hun organisatie voldoende waarborgen voor een juiste na- leving der wet opleveren. Ook de omstandigheid, dat bij voldoend groote bedrijven of groepen van bedrijven meerdere personen aan de totstandkoming der opgaven medewerken, levert een waarborg voor

de juistheid daarvan.

De onderwerpelijke dispensatie zal zijn te verleenen door het Hoofd van het Kantor van Arbeid, met beroep op den Directeur van Justitie.

(21)

BIJLAGE:

AANBEVELING BETREFFENDE HET MLNIMUM-BEDRAG DER SCHADELOOSSTELLINGEN VOOR ARBEIDSONGEVALLEN, AAN-

GENOMEN OF DE ZEVENDE INT. ARBEIDSCONFERENTIE.

De Algemeene Conferentie van de Internationale Organisatie van den Arbeid van den Volkenbond, door den Raad van Beheer van het Interna- tionaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève en aldaar bijeengekomen op 19 Mei 1925 in hare zevende zitting;

besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende

„het minimum-bedrag der schadeloosstelling voor arbeidsongevallen", welk onderwerp begrepen is in punt één van de agenda der zitting en

besloten hebbende, dat deze voorstellen den vorm zullen aannemen van een „Aanbeveling",

neemt de volgende Aanbeveling aan, die zal worden onderworpen aan het onderzoek der leden van de Internationale Organisatie van den Arbeid, opdat deze kunnen overwegen of zij haar in werking zullen doen treden in den vorm van een nationale wet of anderszins, zulks overeenkomstig de bepalingen van deel XIII van het Verdrag van Versailles en de overeen- komstige deelen der andere Vredesverdragen.

De Algemeene Conferentie beveelt ieder Lid der Internationale Orga- nisatie van den Arbeid aan de volgende grondbeginselen en voorschriften in overweging te nemen:

I.

Indien een ongeval ongeschiktheid tot werken tengevolge heeft, mogen de schadeloosstellingen, welke de nationale wetten of voorschriften moeten toekennen, niet lager zijn dan die hierna genoemd :

1. In geval van blijvende geheele ongeschiktheid tot werken een rente gelijk aan % van het loon per jaar van de getroffene ;

2. In geval van blijvende gedeeltelijke ongeschiktheid tot werken een deel der schadeloosstelling verschuldigd in geval van geheele onge- schiktheid tot werken in verhouding tot de door het ongeval verloren geschiktheid tot werken;

3. In geval van tijdelijke geheele ongeschiktheid tot werken een uitkeering per dag of per week gelijk aan % van het loon per dag of per week van den getroffene;

4. In geval van tijdelijke gedeeltelijke ongeschiktheid tot werken een deel van de uitkeering per dag of per week verschuldigd ingeval van tijdelijke

(22)

tl

geheele ongeschiktheid tot werken, in verhouding tot de door het ongeval verloren geschiktheid tot werken.

Indien de schadeloosstelling mocht plaats hebben in den vorm van een bedrag in eens, zal die som niet minder mogen zijn dan de contante waarde van de rente, welke ingevolge het vorenstaande betaald zou moeten worden.

II.

Indien de getroffenen tengevolge van het ongeval de voortdurende hulp van een ander persoon noodig hebben, dan moet de uitkeering worden ver- hoogd met een bedrag, dat niet lager zal mogen zijn dan de helft van de schadeloosstelling voor blijvende geheele ongeschiktheid tot werken.

I I I .

Indien het ongeval den dood tengevolge heeft, zal het recht op schade- loosstelling toegekend moeten worden tenminste aan de navolgende categorieën van rechtverkrijgenden :

1. de echtgenoot (e) van den overledene;

2. de kinderen van den overledene beneden 18 jaar en zonder leeftijdsgrens, indien zij door gebreken van lichamelijken of geestelijken aard ongeschikt tot werken zijn;

3. de bloedverwanten in de opgaande linie (ouders of grootouders) van den overledene, indien deze zonder middelen van bestaan zijn en de overledene hun kostwinner was of deze verplicht was hen te onderhouden;

4. de kleinkinderen en de broeders en zusters van den overledene beneden 18 jaar of zonder leeftijdsgrens indien zij door gebreken van lichamelijken of geestelijken aard ongeschikt tot werken zijn ; en indien zij weezen zijn of hun nog in leven zijnde ouders niet in staat zijn in hun onderhoud te voorzien.

Indien de schadeloosstelling toegekend wordt in den vorm van een rente, zal het bedrag der renten te zamen per jaar toe to kennen aan de nagelaten betrekkingen niet lager mogen zijn dan % van het loon per jaar van den overledene.

Indien de schadeloosstelling toegekend wordt in den vorm van een uït- keering in eens, zal het maximum-bedrag der afkoopsommen toe te kennen aan de nagelaten betrekkingen te zamen niet lager mogen zijn dan de con- tante waarde van een rente gelijk aan % van het loon per jaar van den overledene.

(23)

IV.

In de beroepsopleiding van door een ongeval getroffenen moeten de natio- nale wetgevingen op zoodanige wijze voorzien, als zij het meest geschikt achten.

De Regeeringen moeten inrichtingen, welke die opleiding ter hand nemen, aanmoedigen.

(24)

ft

(25)
(26)
(27)
(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

GGI: Mestbeperking ‘potentieel belangrijke graslanden’: voor landbouwgronden gelegen in natuurgebieden, natuurontwikkelingsgebieden of natuurreservaten is voor deze

Doordat steeds meer reken-wiskundige bewerkingen door computers worden uitgevoerd, is er een kloof ontstaan tussen het onderwijs en de wereld waar het onderwijs voor opleidt1.

Brief, van een Amsterdamsch heer, aan een heer te Rotterdam.. leend hebbende woordlyk heb afgeschreven,) in dezer voege: Myn Heer: wy hebben zeker veel benaauwdheids en

In de nieuwe omgevingsvisie kan gekeken worden naar de toe te kennen waarde voor deze grote percelen. Binnenkort wordt de raad geïnformeerd over de projecten in Bergen

[r]

[r]

Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan zal nog intern worden getoetst of er nog mogelijkheden zijn om de geheimhouding... Ook na een eventuele rechterlijke

Voor deze lobby is belangrijk dat de aandeelhouders uitstralen dat ze het behoud van de luchthaven belangrijk vinden.. U heeft dit als raad nooit