• No results found

Aaangepast addendum verkennend bodemonderzoek voormalige wasserij in plangebied De Heikant, te Gennep

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Aaangepast addendum verkennend bodemonderzoek voormalige wasserij in plangebied De Heikant, te Gennep"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Aaangepast addendum

verkennend bodemonderzoek voormalige wasserij in

plangebied De Heikant, te Gennep

Locatie Stiemensweg te Gennep

Gegevens opdrachtgever Gemeente Gennep POstbus 9003 6590 HD Gennep Contactpersoon:

Mevrouw I. Dimmers CSO Adviesbureau Sleperweg 10 6222 NK Maastricht Tel. 043 – 352 39 50 Fax 043 – 352 39 70

E-mailadres: j.wirtz@cso.nl Contactpersoon CSO De heer ir. J.A.P. Wirtz De heer drs. ing. E. Schurink Projectcode: 09B377

Rapportnummer: 09B377.R002.JW.GL Versiedatum: 19 februari 2010 Status: Definitief

(2)
(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ...1

2 Achtergronden...3

2.1 Inleiding...3

2.2 Vooronderzoek...3

2.2.1 Resultaten vooronderzoek 2001...4

2.2.2 Resultaten actualisatie historisch onderzoek...4

2.2.3 Gesprekken...5

2.2.4 Locatiebezoek...5

2.2.5 Uitgevoerde bodemonderzoeken wasserij en directe omgeving...8

2.2.6 Bodemkwaliteitskaart / bodembeheersplan ...9

2.3 Regionale bodemopbouw en geohydrologie...10

2.4 Conclusies vooronderzoek...11

2.5 Hypothese en onderzoeksstrategie...11

3 Uitgevoerd onderzoek...13

3.1 Onderzoeksopzet...13

3.2 Veldonderzoek en laboratoriumonderzoek...14

4 Resultaten...16

4.1 Veldonderzoek...16

4.2 Laboratoriumonderzoek ...17

4.2.1 Algemeen...17

4.2.2 Analyseresultaten grond...18

4.2.3 Analyseresultaten grondwater...18

5 Evaluatie onderzoeksresultaten...20

6 Conclusies en aanbevelingen...23

6.1 Conclusies...23

6.2 Aanbevelingen...23

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Definitief

(4)

Bijlagen

Bijlage 1: Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage 2.1: Situatietekening met ligging boorpunten Bijlage 2.2: Overzichtstekening met ligging peilbuizen

Bijlage 2.3: Ruimtelijke verspreiding PER-verontreiniging grondwater

Bijlage 2.4: Aangetroffen Per-verontreiniging in het grondwater ter plaatse van de stomerij Bijlage 3: Boorprofielbeschrijvingen

Bijlage 4: Analysecertificaten grond Bijlage 5: Analysecertificaten grondwater Bijlage 6: Wettelijke toesingskader Bijlage 7: Grondverzet, sloop en asbest

Bijlage 8: Lijst van gebruikte afkortingen en begrippen Bijlage 9: Foto's van de locatie

Bijlage 10: Kopie gedeelte overzichtstekening Hinderwetvergunning (1981)

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Definitief

(5)

1 Inleiding

In opdracht van gemeente Gennep heeft CSO Adviesbureau een addendum opgesteld met betrekking tot een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een voormalige wasserij aan de Stiemensweg te Gennep. De locatie van de voormalige wasserij is gelegen in het plangebied 'De Heikant' waar de gemeente Gennep, samen met de Stichting Dichterbij en Parkvisie, voornemens is nieuwbouw te ontwikkelen. Deze nieuwbouw betreft voornamelijk woningen, maar ook andere voorzieningen.

In het kader van bovengenoemde ontwikkelingen is in het plangebied en zodoende ook ter plaatse van de voormalige wasserij een bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek plangebied De Heikant te Gennep, CSO, rapportnummer 08.RB525, d.d. 10 december 2008). De regionale ligging van de locatie is weergegeven in figuur 1.

Figuur 1: Regionale ligging voormalige wasserij

Aanleiding voor dit addendum

Bovengenoemd rapport is in het kader van de voorgenomen bestemmingswijziging ter beoordeling aangereikt aan Provincie Limburg. Provincie Limburg (de heer P. Franssen) heeft in een gesprek op 21 november 2009 verzocht extra aandacht te besteden aan:

● een meer uitgebreide uitwerking en motivering van de de onderzoeksopzet;

● een meer gedetailleerde uitwerking van de resultaten van het vooronderzoek en relatie met de resultaten van het onderzoek;

● de beoordeling of wel/niet sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging ter plaatse van de voormalige wasserij.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 1 Definitief

(6)

Doel

Doel van onderhavig addendum is het verschaffen van bovengenoemde ontbrekende informatie. Voor de overzichtelijkheid worden alle onderzoeksresultaten die betrekking hebben op de voormalige wasserij nogmaals weergegeven in dit addendum weergegeven.

In hoofdstuk 2 wordt achtergrondinformatie over de locatie van de voormalige wasserij gepresenteerd. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van het vooronderzoek en de daaruit voortvloeiende onderzoekshypothese en – strategie besproken. In hoofdstuk 4 worden de uitgevoerde veldwerkzaamheden besproken en in hoofdstuk 5 de onderzoeksresultaten (chemisch onderzoek). In hoofdstuk 6 worden de onderzoeksresultaten geëvalueerd en in hoofdstuk 7 volgen de conclusies.

Voor een uitleg van de in dit rapport gebruikte begrippen en afkortingen wordt verwezen naar bijlage 9.

CSO Adviesbureau is door Intron gecertificeerd volgens ISO 9001, ISO 14001en door DNV volgens VCA**.

Voor certificering en kwaliteitsborging zie verder hoofdstuk 3.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 2 Definitief

(7)

2 Achtergronden

2.1 Inleiding

De voormalige wasserij was gevestigd aan de Stiemensweg 28 ten zuidoosten van de bebouwde kom van Gennep. De locatie is gelegen binnen een terrein dat ten tijde van het onderzoek met name in gebruik was door een instelling voor mensen met een verstandelijk handicap. De directe omgeving heeft een parkachtige indeling waar veel plaatst is voor groenvoorzieningen met hier en daar enkele gebouwen (zie ook figuur 1).

De wasserij is voor het eerst in gebruik genomen in 1981. Voor die tijd bestond de directe omgeving voornamelijk uit vennen en heide. Tot 1998 is het bedrijf beheerd door Stichting Dichterbij, vervolgens (1998) is het bedrijf verhuurd aan dhr. F. Verweij. Na de overname is het wasproces per direct beëindigd en werd alleen nog maar gebruik gemaakt van bi-sulfiet en chloorbleek.

Bij aanvang van het bodemonderzoek was het grootste gedeelte van de wasserij-activiteiten reeds beëindigd en de wasserij deels ontmanteld. Gedurende de periode waarin vervolgens het bodemonderzoek heeft plaatsgevonden is het gebouw waarin de wasserij was gevestigd verder ontmanteld en aansluitend gesloopt. Een locatie-inspectie heeft voorafgaand aan de sloop plaatsgevonden, de veldwerkzaamheden ter plaatse van de wasserij hebben echter pas plaatsgevonden nadat het gebouw was gesloopt.

2.2 Vooronderzoek

In 2001 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd dat het hele plangebied De Heikant bestrijkt (Verkennend bodemonderzoek Vizier Saamvliet locatie Gennep, rapportnummer R091.2001, d.d. 27 augustus 2001). Voorafgaand aan dit bodemonderzoek is een, het hele plangebied omvattend (inclusief de wasserij), vooronderzoek conform de NVN 5725 verricht. Het vooronderzoek uitgevoerd in onderhavig bodemonderzoek heeft zich daarom uitsluitend gericht op het actualiseren van het voorgaande vooronderzoek. Deze actualisatie is uitgevoerd op basisniveau, zoals gedefinieerd in de NVN 5725 en is uitgevoerd door CSO Adviesbureau.

Tijdens het vooronderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

● archieven gemeente Gennep (3 juni 2008);

● gesprekken met mevrouw I. Dimmers (gemeente Gennep);

● informatie verstrekt door stichting Dichterbij (de heer M. van Roekel);

● historische kaarten;

● www.bodemloket.nl .

De resultaten van het voorgaande vooronderzoek en de actualisatie zijn samengevat in onderstaande paragrafen opgenomen.

Tijdens de locatie-inspectie heeft een interview plaatsgevonden met één van de medewerkers van Stichting Dichterbij (de heer M. van Roekel). Tevens heeft een telefonisch interview plaatsgevonden met de directeur van de wasserij de heer F. Verweij. Tenslotte zijn topografische kaarten (schaal 1:25.000) uit de jaargangen 1850 -1998 en Google Earth geraadpleegd. De kadastrale gegevens zijn opgevraagd bij het Kadaster.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 3 Definitief

(8)

De resultaten van het vooronderzoek zijn in onderstaande paragrafen opgenomen.

2.2.1 Resultaten vooronderzoek 2001

Aan het onderzoek zoals uitgevoerd in 2001 kunnen de volgende gegevens worden ontleend:

Hinderwetvergunningen:

22 juli 1981: vergunning ingevolge de Hinderwet voor het oprichten, in werking brengen en in werking houden van een centrale wasserij en centrale keuken, gelegen aan het adres Stiemensweg 38 te Gennep, kadastraal gemeente Gennep, sectie D, nr. 1107.

Opgemerkt wordt dat in enkele bodemonderzoeksrapportages (DHV, 1989; Ecopart 1997) wordt beschreven dat in de wasserij in twee machines wasgoed gereinigd werd met behulp van tetrachlooretheen. Het betrof een gesloten systeem waarbij de opslag plaatsvond in de machines. De machines waren geplaatst op een betonvloer die voorzien was van een vloeistofdichte coating om bij eventuele morsingen een verontreiniging van de bodem te voorkomen .

Uit de tekening behorende bij de Hinderwetvergunning valt op te maken dat de chemische wasinstallatie in het verleden centraal in het gebouw was geplaatst. Opslag van chloor vond plaats in de kelder.

2.2.2 Resultaten actualisatie historisch onderzoek

In de archieven van gemeente Gennep zijn de dossiers van na juni 2001 ingezien betreffende het plangebied. In het onderstaande overzicht wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste documenten. De dossiers in het overzicht hebben uitsluitend betrekking op de wasserij en de documenten die betrekking hebben op de overige bebouwing binnen het plangebied.

Wasserij

09-03-2004: Milieucontrole door Regionaal Milieubedrijf betreffende integrale controle betreffende Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer: er wordt olie opgeslagen op het terrein (exacte locatie is niet vermeld);

10-03-2004: Milieucontrole door regionaal Milieubedrijf betreffende integrale controle van het gasdrukregelstation;

29-06-2004: Hercontrole;

07-04-2005: Melding besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer (4 bodembedreigende processen en activiteiten:

● de opslag van natriumhypochloriet (1.500 l) en natriumbisulfiet (100 l) in bovengrondse reservoirs;

● de opslag van (gevaarlijke) vloeistoffen en oliën in emballage (melding van hydrauliekolie);

● de opslag van zeep in twee bovengrondse tanks;

● de ontwateringspers.

Gemeente Gennep heeft aangegeven dat op de onderzoekslocatie geen andere dan de reeds genoemde activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk geleid hebben tot een bodemverontreiniging op de onderzoekslocatie. Op de locatie wordt geen water onttrokken.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 4 Definitief

(9)

In het archief zijn geen tekeningen aangetroffen met betrekking tot de bouw en/of sloop van de wasserij. Wel is een tekening beschikbaar behorende bij de Hinderwetvergunning uit 1981. Hierop zijn wel enkele bouwstechnische aspecten in opgenomen. Een kopie van een gedeelte van deze tekening (kelder) is opgenomen in bijlage 10.

Op www.bodemloket.nl zijn geen aanvullende gegevens beschikbaar over de onderzoekslocatie. Hier staat uitsluitend vermeld dat in 1981 op de locatie begonnen is met wasserij-activiteiten.

2.2.3 Gesprekken

De heer M. van Roekel (Stichting Dichterbij) heeft aangegeven dat zo ver hem bekend zich op het terrein van de wasserij zich geen calamiteiten hebben voorgedaan.

De heer F. Verweij, directeur van de voormalige wasserij heeft tijdens aangegeven dat hij bij overname van het bedrijf in 1998 meteen is gestopt met het chemische wasproces waarbij tri en per worden gebruikt. De wasserij is over gegaan tot het gebruik van bi-sulfiet en chloorbleek. De chemische wasmachines zijn op een later tijdstip verwijderd.

2.2.4 Locatiebezoek

Op 18 juni 2008 heeft CSO een locatie-inspectie uitgevoerd samen met de heer M. van Roekel van de stichting Dichterbij en mevrouw I. Dimmers van gemeente Gennep.

Tijdens de locatie-inspectie is het gehele gebouw waarin de wasserij was gevestigd en directe omgeving geïnspecteerd. Aan de zuidoostelijke buitenzijde van het gebouw is daarbij een vulpunt waargenomen voor natriumhypochloride.

Vulpunt voor natrium-hypochloriet (chloorbleek)

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 5 Definitief

(10)

Het bedrijfsgebouw is geheel onderkelderd. Begane grond en kelder worden van elkaar gescheiden door een 20 cm dikke vloer uit gewapend beton.

Begane grond

Op de begane grond hebben de meeste bedrijfsactiviteiten (was- en drooginstallaties, strijken van gereinigd textiel) plaatsgevonden. Een deel van de (was)machines was ten tijde van de locatie-inspectie reeds verwijderd.

Op diverse plaatsen zijn morsvlekken waargenomen, veelal zichtbaar als wit uitgeslagen vlekken op de vloer. De betonnen vloer verkeerde in goede staat, nergens zijn opvallende scheuren waargenomen waardoorheen eventuele verontreinigingen naar beneden konden sijpelen.

Gedeeltelijk leeg gehaalde bedrijfshal

Afvoerput en morsvlekken op een intacte vloer Kelder

De kelder is grotendeels onverhard. Het verharde gedeelte van de kelder heeft slechts een beperkte omvang en had een plafondhoogte ca. 3 meter. Het overige gedeelte van de kelder bestaat uit een onverharde kruipruimte met een plafondhoogte van ca. 1,6 meter. Ter plaatse van het verharde gedeelte bevonden zich de chlooropslag, een condenstank, een spuittank en enkele pompen (voor vuilwater en condens). Opgemerkt wordt dat de opslagplaats van chloor (in de vorm van natriumhyperchloriet) lichtelijk gewijzigd was ten opzichte van de opstelling zoals aangegeven op de overzichtstekening van de Hinderwetvergunning uit 1981 (zie bijlage 10). Op de verharding is plaatselijk vocht op de vloer aangetroffen. Onduidelijk was of het hier uitsluitend water betrof.

De betonnenvloer maakte een deugdelijke indruk maar was niet waterdicht afgewerkt.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 6 Definitief

(11)

In de kruipruimte boven de onverharde vloer bevond zich het grootste gedeelte van het leidingensysteem voor de afvoer van vuilwater etc.. Dit leidingensysteem was opgehangen aan het plafond en bestond deels uit PVC-, stalen-, en gresbuizen. Op één plaats was duidelijk waarneembaar dat hier in het verleden een lekkage had plaatsgevonden. Onbekend is van welke buis deze lekkage afkomstig was en welke vloeistof(fen)zijn gelekt. De locatie van de lekkage is weergegeven in bijlage 2a.

Leidingsysteem in de kruipruimte

Opslag chloorbleek Ontrekkingspunt vuilwater

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 7 Definitief

(12)

Condensvat Zichtbare lekkage op onverharde vloer In bijlage 9 zijn nog aanvullende foto's opgenomen van de wasserij.

2.2.5 Uitgevoerde bodemonderzoeken wasserij en directe omgeving

Ter plaatse van de wasserij zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. In het onderstaande overzicht worden de belangrijkste bevindingen van de onderzoeken vermeld.

Meldingsonderzoek betreffende Augustinus Stichting in de gemeente Gennep (locatiecode:115-160), DHV, maart 1989, projectcode: Li-001-88-04. In 1981 is bij een afvalcontainer (locatie onbekend) die onder andere tetrachooretheenhoudend afval bevatte in brand gestoken. Daarbij is destijds tetrachlooretheen in het grondwater terecht gekomen. In de daarop volgende periode is het tetrachooretheenhoudend afval in vaten opgeslagen en afgegeven aan de leverancier.

Op de locatie werd tot mei 1988 grondwater onttrokken. In het onttrokken grondwater is in 1981een concentratie tetrachlooretheen van 6,7 aangetroffen. In 1984 was de concentratie perchloorethyleen in het onttrokken grondwater kleiner dan 1 µg/l. In 1986 is geen verhoogde concentratie tetrachlooretheen meer aangetroffen.

Verkennend bodemonderzoek St. Augustinusstichting te Gennep, Oranjewoud, projectnummer: 1557-488669, januari 1994: Rondom de wasserij zijn een drietal boringen verricht. In het mengmonster van de bovengrond is geen verhoogd gehalte tetrachlooretheen vastgesteld. De ondergrond en grondwater ter plaatse van de wasserij is niet onderzocht.

Nulsituatie bodemonderzoek aan de Stiemensweg te Gennep, Ecopart, 13 juni 1997, projnr 582.97.108: In de bovengrond ter plaatse van de kruipruimte onder de reinigingsmachine (waarbij tetrachlooretheen wordt gebruikt en wordt opgeslagen in de machine) is tetrachlooretheen aangetroffen in concentraties die de streefwaarden overschrijden. In het grondwater zijn concentraties tetrachlooretheen en chloroform aangetroffen die eveneens de streefwaarden overschrijden. Geconcludeerd wordt dat het niet uitgesloten is dat onder het gebouw een of meerdere bronlocaties zijn van tetrachlooretheen, chloroform of acetaten omdat deze verontreinigingen zich voornamelijk in verticale richting verplaatsen.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 8 Definitief

(13)

Verkennend bodemonderzoek Vizier Saamvliet locatie Gennep, CSO, raportnummer R091.2001, d.d. 27 augustus 2001:

In de ondergrond is uitsluitend ter plaatse van de wasserij een licht verhoogde concentratie Per aangetoond. In de overige geanalyseerde grondmengmonsters van de ondergrond zijn voor de geanalyseerde parameters geen overschrijdingen van de streefwaarden aangetoond.

In het grondwater zijn lokaal licht tot sterk verhoogde concentraties zware metalen (met name cadmium, nikkel en zink) aangetoond. Daarbij is geen relatie gevonden tussen de tot op dat moment uitgevoerde (bodembedreigende) activiteiten en de aangetoonde concentraties zware metalen in het grondwater. De verhoogde concentraties zware metalen in het grondwater worden gerelateerd aan de diffuse verontreiniging met zware metalen die in Noord- en Midden-Limburg voorkomt.

In het grondwater afkomstig uit diverse peilbuizen is tevens een marginale overschrijding van de streefwaarde voor benzeen aangetoond. Zeer lokaal is ook voor de concentratie minerale olie een overschrijding van de streefwaarde aangetoond. Voor deze licht verhoogde concentraties kon geen sluitende verklaring worden gegeven, omdat ze geen relatie hebben met de op het terrein uitgevoerde activiteiten.

Naast bovengenoemde verontreinigingen is in het grondwater uit 11 peilbuizen, een licht verhoogde concentratie tetrachlooretheen (Per) aangetoond. Deze verontreiniging kan mogelijk worden gerelateerd aan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de wasserij.

Aanvullend bodemonderzoek Vizier Saamvliet locatie Gennep, CSO, 8 november 2001, R329.2001:

Aangezien in het voorgaande onderzoek licht verhoogde concentraties per waren aangetroffen is direct stroomafwaarts van de wasserij een peilbuis (filterstelling 20-21 m-mv) geplaatst op de eerste slecht doorlatende laag. In het grondwater zijn daarbij geen concentraties VOCl gemeten die de detectielimiet overschrijden. Op basis hiervan is geconcludeerd dat ter plaatse van de wasserij geen zaklaag aanwezig is en de lichte verontreiniging van het grondwater met VOCl zich beperkt tot het ondiepe grondwater in de omgeving van het hoofdgebouw.

Herhaalde vaststelling nulsituatie, Ecopart, 02-12-2004, kenmerk 13706

De peilbuis uit bovenstaand onderzoek is herbemonsterd op chloride, sulfide (vrij) en sulfiet. Voor geen van deze parameters is een overschrijding van de streefwaarden en/of detectielimiet vastgesteld.

Eindsituatieonderzoek grondwater, Stiemensweg 38 te Gennep, EnviroPlan, 9 april 2008, kenmerk P- 20085093/BO1/MHE

Bij dit onderzoek is het grondwater afkomstig uit twee stroomopwaarts gelegen peilbuizen (geplaatst tijdens een nulsituatieonderzoek in 1997) bemonsterd en geanalyseerd. Daarbij zijn maximaal overschrijdingen van de streefwaarden aangetoond voor de parameter tetrachlooretheen (Per). De in dit onderzoek gemeten waarden waren marginaal verhoogd ten opzichte van het nulsituatieonderzoek. Opgemerkt wordt dat de eindsituatie niet volledig is vastgesteld (geen boringen verricht in de kruipruimte).

Bij de gemeente Gennep zijn verder geen gegevens beschikbaar over eventuele bodemonderzoeken die in de directe omgeving van het plangebied (straal 100 meter) zijn uitgevoerd.

2.2.6 Bodemkwaliteitskaart / bodembeheersplan

Gemeente Gennep beschikt over een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan. De achtergrondwaarden voor het plangebied zijn gelijk aan de samenstellingswaarde 1 van het voormalige Bouwstoffenbesluit.

Uitzondering hierop vormt de parameter PAK waarvoor in het gedeelte ten oosten van de Heijenseweg een achtergrondwaarde geldt van 1,42 mg/kg droge stof.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 9 Definitief

(14)

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat indien de achtergrondwaarden uit het generieke beleid worden overschreden, ook de achtergrondwaarden uit het bodembeheerplan worden overschreden.

2.3 Regionale bodemopbouw en geohydrologie

Op basis van de hoogtekaart en de bodemkaart van Nederland (Dienst Grondwaterverkenningen TNO, 1972) bevindt de hoogteligging en de hoogte van de grondwaterspiegel zich op 13 m +NAP respectievelijk op 8 m +NAP. Op basis hiervan bevindt de grondwaterspiegel zich op ca. 5,0 m-mv.

In de directe omgeving van de voormalige wasserij van nature hoogteverschillen voor. De reliëfvorming in de omgeving duidelijk zichtbaar wat tot gevolg heeft dat de grondwaterstand (ten opzichte van het maaiveld) binnen sterk kan fluctueren. De Maas stroomt op ca. 1,4 km van de locatie waar de wasserij was gevestigd en heeft een open verbinding met een jachthaven die ca. 600 meter westwaarts van de locatie is gelegen. Zodoende dient te worden opgemerkt dat het niet uitgesloten is dat de grondwaterspiegel mogelijk wordt beïnvloed door de waterstanden van de Maas en aan fluctuaties onderhevig is. De grondwaterstroming ter plaatse van de is globaal westelijk tot noordwestelijk gericht, in de richting van de Maas.

Op basis van de bodemkaart van Nederland (Kaartblad 46 West/Oost Vierlingsbeek, uitgave 1976) worden in het plangebied een viertal bodemtypen onderscheiden. In het westelijke gedeelte van het plangebied komen zowel dikke eerdgronden ontwikkeld in grof zand, als vorstvaaggronden ontwikkeld in grof zand voor. Het zuidelijke deel van de onderzoekslocatie wordt gekenmerkt door haarpodzolgronden ontwikkelt in grof zand. Het centrale gedeelte van het plangebied (noordoostelijke deel) is ingetekend als bebouwd gebied. Aangenomen wordt dat het oorspronkelijke bodemtype hier een combinatie is van de hierboven beschreven bodemtypen.

In onderstaande tabel 3.1 zijn voor de omgeving van de onderzoekslocatie de te onderscheiden formaties weergegeven.

Tabel 2.1: Regionale bodemopbouw en geohydrologische situatie Diepte t.o.v.

NAP (meter)

Geologische omschrijving Formatie opbouw Geohrologische opbouw

0 – 10 Nuenen groep Fijne zanden met af en toe

leembijmenging Matig doorlatende laag 10 – 40 Kreftenheye en Veghel Grind, zand en klei

afwisselende lagen of laagjes

1e watervoerende pakket

>40 Breda Zand, lemig zand en af en

toe bruinkool

Ondoorlatende basis

Bron: Grondwaterverkenning TNO, 1985, kaartblad 46W, 46O, 52W en 52O

De onderzoekslocatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied (bron: grondwaterbeschermingsplan provincie Limburg). Het dichtstbijzijnde grondwaterbeschermingsgebied Mookerheide bevindt zich op een afstand van circa 10 km ten noorden van de locatie.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 10 Definitief

(15)

2.4 Conclusies vooronderzoek

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat:

● de wasserij-activiteiten in 1981 zijn opgestart;

● in 1981 door een calamiteit (in brand steken van een afvalcontainer) per in het grondwater terecht is gekomen. De locatie van de afvalcontainer is onbekend maar aangenomen kan worden dat deze in de directe omgeving van de wasserij was geplaatst;

● uitsluitend in de periode 1981 tot 1998 gebruik is gemaakt van een chemisch wasproces waarbij per is gebruikt;

● opslag van per in genoemde periode heeft plaatsgevonden in een gesloten systeem (opslag in wasmaschine) dat zich bevond op een dikke betonvloer met een vloeistofdichte coating;

● vanaf 1998 uitsluitend nog gebruik is gemaakt van bi-sulfiet en bleekloog;

● dat de locatie met name verdacht is op het voorkomen van een verontreiniging met per en in mindere mate met sulfide of chloor;

● de verdachte deellocaties zich met name bevinden in de kelder. De activiteiten in de bedrijfshal hebben immers plaatsgevonden op een 20 cm dikke betonvloer die voorzien is van een vloeistofdichte coating en in goede staat verkeerde;

● in de grond en het grondwater onder het gebouw en in de directe omgeving maximaal licht verhhogde concentraties tetrachloorethen (per) zijn gemeten. Deze concentratie benaderen de tussenwaarde niet;

● stroomafwaarts van de wasserij, ter plaatse van de eerste slecht doorlatende laag (peilbuis 230: ca. 21 m- mv) geen verhoogde concentratie per is gemeten en geen zaklaag is aangetroffen;

● De volgende verdachte deellocaties kunnen worden onderscheiden:

– het vulpunt voor chloorbleek;

– de lekkage van het leidingsysteem in de kelder;

– de opslagplaats voor chloorhoudende producten;

– de vuilwaterpompen.

De verdachte deellocaties zijn weergegeven in bijlage 2.

2.5 Hypothese en onderzoeksstrategie

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is de locatie beschouwd als verdacht met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Enerzijds vanwege de voormalige bedrijfsactiviteiten, anderzijds vanwege de sloop van het bedrijfsgebouw. Er is dus een gecombineerd bodemonderzoek uitgevoerd.

Met betrekking tot de sloop van het gebouw is de onderzoeksstrategie VED-HE (strategie voor een verdachte locatie, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreinigende stof op schaal van monsterneming) gehanteerd conform de richtlijnen van de NEN 5740.

De onderzoeksstrategiëen die gehanteerd zijn in het kader van de voormalige bedrijfsactiviteiten hebben met name betrekking op de kelder. Op de begane grond hebben weliswaar de meeste activiteiten plaats gevonden maar aangezien het gehele bedrijfsgebouw is onderkelderd, en begane grond en kelder van elkaar zijn gescheiden door een dikke betonvloer wordt de bodem onder de kelder als verdacht beschouwd. Mochten machines op de begane grond hebben gelekt, dan zou het product of afvalwater terecht zijn gekomen in de aanwezige schrobputjes en via het leidingsysteem zijn afgevoerd. Het onderzoek naar de voormalige bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de strategie VEP (strategie voor een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingskern).

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 11 Definitief

(16)

De onderzoekslocatie zijn:

● de vuilwaterpompen;

● de opslag van chloorhoudende producten;

● het vulpunt voor chloorhoudende producten;

● de locatie waar een lekkage was vastgesteld.

Het onderzoek is daarbij, gezien het relatief kleine oppervlak waarbinnen de verdachte locaties voorkomen, gecombineerd uitgevoerd. De verdachte deellocaties zijn weergegeven in bijlage 2.

De bovenstaande hypothesen zijn met het bodemonderzoek getoetst. In de volgende hoofdstukken komen de uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de resultaten daarvan aan bod.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 12 Definitief

(17)

3 Uitgevoerd onderzoek

3.1 Onderzoeksopzet

Op basis van de in § 2.5 vastgestelde hypothesen en onderzoeksstrategiëen is het onderzoeksprogramma uitgevoerd zoals weergegeven in tabel 3.1. Daarbij concentreert zich het bodemonderzoek zich met name op het grondwater. Het is immers bekend dat ter plaatse van (voormalige) wasserijen met name grondwater-

verontreinigingen voor problemen zorgen.

Tabel 3.1: Onderzoeksprogramma Activiteit Hypothese /

onderzoeks- strategie

Veldwerk Analyses Boring

tot 1,0 m-mv

Peilbuis 0,5 – 1,5 m-gws

Peilbuis (10 – 11 m- mv)

Boven- grond

Onder- grond

Grond- water

sloop VED-HE 7 1x pakket

grond

1x pakket grond Vulpunt

chloorproducten* VEP Opslag

chloorhoudende producten

VEP** 1 1xVOCl 1x pakket

grondwater1 x chloride 1x sulfide vuilwaterpomp1

vuilwaterpomp2 VEP** 1 1x VOCl 1x VOCl

condensvat

lekkage VEP 2 1 1x pakket

grond 1x VOCl

1x pakket grondwater 1x chloride 1x sulfide 2x VOCl algemeen Herbemonsteren tweetal peilbuizen stroomopwaarts en plaatsen van één peilbuis stroomafwaarts Toelichting tabel:

m-mv: meter min maaiveld

pakket grond: 9 metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), PAK, PCB, minerale olie, organisch stof en lutum

pakket grondwater: 9 metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), vluchtige aromatische koolwaterstoffen, vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen, minerale olie

* locatie niet nader onderzocht omdat ter plaatse zich al een peilbuis aanwezig was en het grondwater zeer recent bij het bepalen van de eindsituatie is onderzocht

** gecombineerd onderzocht

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 13 Definitief

(18)

Aanpassingen met betrekking tot de onderzoeksopzet

Gedurende de uitvoering van het bodemonderzoek is een gedeelte van de onderzoeksopzet en de daaraan gekoppelde veldwerkzaamheden bijgesteld dan wel aangepast. Redenen hiervoor waren:

1) aanvullende informatie;

2) sloop van een gedeelte van de aanwezige bebouwing tijdens de uitvoering van onderhavig onderzoek.

Ad 1)

Tijdens de uitvoeringsfase is aanvullende informatie ontvangen, onder andere een rapport van een sumier uitgevoerd eindsituatie-onderzoek (Environplan, 2008) ter plaatse van de voormalige wasserij. Tijdens dit onderzoek (zie § 2.2.4) is het grondwater uit enkele, in het verleden geplaatste peilbuizen (Pb4 en Pb6) bemonsterd en geanalyseerd. Gezien de recente datum van het eindsituatie-onderzoek zijn de peilbuizen in onderhavig onderzoek niet nogmaals bemonsterd.

Ad 2)

Tijdens de uitvoeringsfase is men gestart met de sloop van de voormalige wasserij. Als gevolg van de sloopwerkzaamheden (aanwezigheid groot depot puingranulaat) niet mogelijk om alle boringen exact te plaatsen op de gewenste locatie. Een gedeelte van de boringen is derhalve maximaal 2 à 3 meter verplaatst. Dit heeft wat voor de onderzoeksstrategie geen nadelige gevolgen gehad.

Per 1 juli 2008 is het Besluit Bodemkwaliteit voor landbodems van kracht. Vanaf deze datum is ook het nieuwe stoffenpakket voor grond- en grondwater van toepassing. Dit onderzoek gaat uit van het nieuwe stoffenpakket.

Het onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem heeft zich beperkt tot het doen van waarnemingen tijdens de locatie-inspectie en tijdens het boren. Dit asbestonderzoek is indicatief en valt niet onder het BRL SIKB 2000 certificaat. Een asbestonderzoek conform de NEN 5707 heeft geen onderdeel uitgemaakt van dit onderzoek.

3.2 Veldonderzoek en laboratoriumonderzoek

Het veldwerk is uitgevoerd door Van Vleuten Consult B.V. en Sialtech Grondboringen en Veldmetingen. Sialtech Grondboringen en Veldmetingen en Van Vleuten Consult zijn gecertificeerd volgens ISO 9001, VCA**,

BRL SIKB 1000 en BRL SIKB 2000. De veldwerkzaamheden (zowel de grondboringen alsook de

grondwaterbemonsteringen) zijn uitgevoerd onder het BRL SIKB 2000 certificaat (protocol 2001 / 2002) door de erkende veldwerkers, de heren W. Kielman en B. Minkels van Van Vleuten Consult B.V. en de heren M.

Witteveen en L. Alt van Sialtech Grondboringen en Veldmetingen.

Sialtech Grondboringen en Veldmetingen en Van Vleuten Consult B.V. zijn voor de bovengenoemde protocollen erkend in het kader van de Kwalibo-regeling. Aangezien de onderzoekslocatie geen eigendom is van CSO, Sialtech Grondboringen en Veldmetingen, Van Vleuten Consult B.V. of de overige aan deze bedrijven gelieerde ondernemingen, wordt voldaan aan de eisen van onafhankelijkheid uit de BRL SIKB 2000.

Een gedeelte van de veldwerkzaamheden (ter plaatse van de voormalige wasserij) is gezien de diepte van de boringen en de bodemsamenstelling (grind) uitgevoerd door Sialtech met behulp van een kleine mechanische boorstelling (geoprobe). Bij het mechanisch boren is gebruik gemaakt van een linersysteem.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 14 Definitief

(19)

Afwijkingen op de BRL

Tijdens de uitvoering van het veldwerk zijn geen kritieke afwijkingen opgetreden van de protocollen beschreven in de BRL SIKB 2000.

De verrichte boringen en peilbuizen zijn ingemeten ten opzichte van een vast punt en op de tekening van bijlage 2 weergegeven.

Bij de uitvoering van het veldwerk is de volgende algemene strategie gehanteerd:

● wanneer zintuiglijke verontreinigingen zijn aangetroffen, zijn de boringen (indien mogelijk) doorgezet tot 0,5 meter beneden de zintuiglijke verontreiniging;

● bemonstering heeft plaatsgevonden van trajecten van maximaal 0,5 meter, waarbij bodemmateriaal uit zintuiglijk verschillende bodemlagen (op basis van textuur of verontreinigingsgraad) niet met elkaar is vermengd;

● tijdens de veldwerkzaamheden wordt minimaal 1 maal per meter een meting uitgevoerd met behulp van een ACTA of PID-meter;

● indien bij een boring een verhoogde concentratie vluchtige stoffen wordt gemeten wordt een steekbus genomen;

● het grondwater is circa één week na plaatsing van de peilbuizen bemonsterd;

● de zuurgraad (pH) en geleidbaarheid (Ec) van het grondwater zijn voorafgaand aan de grondwaterbemonstering in het veld gemeten;

● de monsters zijn op de voorgeschreven wijze geconserveerd.

De chemische analyses zijn uitgevoerd door ALcontrol Laboratories te Hoogvliet. Dit laboratorium is geaccrediteerd conform de IEC 17025 en gecertificeerd volgens ISO 9001 door Lloyd’s Register Quality Assurance. Daarnaast is ALcontrol Laboratories AS3000 gecertificeerd.

De grond- en grondwatermonsters in dit onderzoek zijn zover van toepassing geanalyseerd conform de AS3000 (zie bijlage 4 en 5).

De selectie van monsters voor analyse en de wijze waarop de mengmonsters zijn samengesteld is gebaseerd op de resultaten van de ACTA- en/of PID-metingen, herkomst en eventuele bijmengingen.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 15 Definitief

(20)

4 Resultaten

4.1 Veldonderzoek

Het opgeboorde materiaal is beoordeeld op kleur, textuur, bijmenging(en) en eventuele bijzonderheden. De boorprofielbeschrijvingen en het veldverslag zijn opgenomen in bijlage 3.

Bodemopbouw

De bodem ter plaatse van de voormalige wasserij bestaat tot ca. 1 m-mv uit zwak siltig, matig fijn zand. Vanaf 1 m-mv wordt het zand grover waarna vanaf circa 2,0 m-mv grindbijmenging optreedt. Vanaf een diepte van ca. 3 meter gaat de grove zandlaag geleidelijk over in een grindlaag. Deze grindlaag is ook op een diepte van 11 m-mv nog aanwezig.

In het veld zijn in de vaste bodem geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen.

PID-/ACTA-metingen

Ter plaatse van de voormalige wasserij zijn bij alle boringen tevens PID- of ACTA-metingen uitgevoerd (tenminste één meting per meter). Met behulp van deze metingen kan een indicatie verkregen worden of de grond mogelijk verontreinigd is met VOCl. De afwijkende waarnemingen die kunnen duiden op een mogelijke verontreiniging met VOCl en zijn in tabel 4.1 weergegeven. Eveneens weergegeven zijn de analytisch vastgestelde concentraties VOCL in de grond en de toetsing aan achtergrond- en interventiewaarden.

Tabel 4.1 Overzicht verhoogde PID-/ACTA-metingen

Boring Diepte (m-mv) Meting (ppm) Parameter Analyseresultaat (mg/kg droge stof)

Toetsing Wbb

S1 4,9 75 tetrachlooretheen 0,16

S2 2,5 2

3 7 Tetrachlooretheen

1,1,2-trichloorethaan 0,07

0,08

3,5 95

4 20

4,5 25

5 55

S3 1,0 2 - <detectielimiet

2,0 0,8

3,0 0,5

4,0 2

4,4* 800 tetrachlooretheen 0,06

* diepte waarop tevens een steekbus is gestoken

het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of de detectiegrens, indien deze hoger is) en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 16 Definitief

(21)

Ter plaatse van de boringen S1 tot en met S5 zijn steekbussen gestoken (ongeroerde monstername). De steekbussen zijn gestoken op die diepten waarop met de PID-meting een verhoogde waarde is gemeten.

In de bovengrond is middels een PID-meter bij geen enkele boring (S10 tot en met S16) een verhoogde waarde gemeten.

De veldwerkers hebben aangegeven dat tijdens de veldwerkzaamheden, op 20 en 21 oktober 2008, in de directe omgeving veel werkzaamheden werden uitgevoerd met kranen en bulldozers. Hierdoor werd een verhoogde achtergrondwaarde gemeten van 2 tot 4 ppm .

Grondwater

De in het veld gemeten zuurgraad varieert van pH 4,8 tot 5,5 en de geleidbaarheid van het grondwater varieert van 290 tot 360 µS/m. Dit zijn ‘normale’ waarden voor het gebied (zure zandgronden) waarin de

onderzoekslocatie is gesitueerd.

Er zijn geen zintuiglijke waarnemingen (geur, olie-water reactie, drijflaag) gedaan die kunnen duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.

4.2 Laboratoriumonderzoek

4.2.1 Algemeen

De chemische analyses zijn uitgevoerd door ALcontrol Laboratories te Hoogvliet. Dit laboratorium is geaccrediteerd conform de IEC 17025 en gecertificeerd volgens ISO 9001 door Lloyd’s Register Quality Assurance. Daarnaast is ALcontrol Laboratories AS3000 gecertificeerd.

Per 1 juli 2007 is met de inwerkingtreding van Kwalibo de AS3000 voor grond van kracht geworden en per 1 januari 2008 ook de AS3000 voor grondwater. De grond- en grondwatermonsters in dit onderzoek zijn zover van toepassing geanalyseerd conform de AS3000.

Per 1 juli 2008 is het standaard stoffenpakket (NEN-pakket) gewijzigd voor zowel grond als grondwater. Grond- en grondwatermonsters zijn op het “nieuwe” standaard pakket geanalyseerd.

Het standaardpakket grond na 1 juli bestaat uit de parameters:

● 9 metalen, PAK, PCB, minerale olie, organisch stof en lutum.

Het standaardpakket grondwater na 1 juli bestaat uit:

● 9 metalen, vluchtige aromaten, styreen, naftaleen, bromoform, vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen, minerale olie (GC).

De selectie van de bodemmonsters voor analyse heeft plaatsgevonden op basis van de onderzoeksstrategie, het doel van het onderzoek, de PID-metingen, de bodemopbouw, de zintuiglijke waarnemingen en de ligging van de boringen. De analyses zijn uitgevoerd conform de onderzoeksopzet (paragraaf 4.2).

De analyseresultaten zijn getoetst aan de door het Ministerie van VROM vastgestelde achtergrond- en interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater. De achtergrondwaarden voor grond (AW2000) zijn vastgelegd in de Regeling bodemkwaliteit.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 17 Definitief

(22)

De interventiewaarden voor grond en de streef- en interventiewaarden voor grondwater zijn vastgelegd in de

‘’Circulaire Bodemsanering 2006, zoals gewijzigd per 1 oktober 2008’’ (Staatscourant nr. 131, d.d. 10 juli 2008 en de rectificaties in nr. 134, d.d. 15 juli 2008 en nr. 147, d.d. 1 augustus 2008).

De betekenis van deze waarden is als volgt:

Achtergrondwaarde grond / streefwaarde grondwater: bij een gehalte lager dan de achtergrondwaarde voor grond en de streefwaarde voor grondwater wordt gesproken over niet verontreinigde bodem. Wanneer een gemeten gehalte de achtergrondwaarde of de streefwaarde overschrijdt, wordt gesproken over een licht verhoogd gehalte of een lichte verontreiniging;

Τussenwaarde (criterium voor nader onderzoek): dit is het gemiddelde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde. Overschrijding van de tussenwaarde wordt een matig verhoogd gehalte of matige verontreiniging genoemd;

Ιnterventiewaarde: wanneer een gemeten gehalte hoger is dan de interventiewaarde wordt gesproken over een sterke verontreiniging of sterk verhoogd gehalte.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar bijlage 6. Voor grondmonsters zijn de achtergrond- en interventiewaarden gecorrigeerd voor het gehalte organische stof en lutum, welke in het laboratorium zijn vastgesteld. De (gecorrigeerde) toetsingswaarden zijn eveneens opgenomen in bijlage 6.

De analyseresultaten zijn tevens getoetst aan de de kwaliteitseisen die in geval van saneringen bij hergebruik van grond worden gesteld aan de leeflaag (“Maximale Waarden”). Deze maximale waarden vloeien voort uit het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) en zijn opgenomen in bijlage 6.

4.2.2 Analyseresultaten grond

De analysecertificaten van de grondmonsters zijn opgenomen in bijlage 4. De resultaten van de toetsingen zijn opgenomen in bijlage 6. De toetsing aan de Bbk heeft alleen plaatsgevonden op monsters waarin verbindingen zijn aangetroffen in concentraties boven de achtergrondwaarden.

Bodemonderzoek in verband met sloopactiviteiten

Van de bovengrond (0 – 0,5 m-mv) en ondergrond (0,5 – 1,0 m-mv) zijn grondmengmonsters geanalyseerd.

Hierbij zijn geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen gemeten.

Bodemonderzoek in verband met de bedrijfsactiviteiten

In de grond zijn zeer lichte verontreinigingen met tetrachlooretheen, minerale olie en lokaal eveneens 1,1,2- trichloorethaan aangetroffen. De gehalten van de overige geanalyseerde parameters ligt bijna altijd beneden de detectielimiet.

4.2.3 Analyseresultaten grondwater

De analysecertificaten van de grondwatermonsters zijn opgenomen in bijlage 5. In onderstaande tabel 4.2 zijn de resultaten van de analyses en van de toetsing aan de S-, T- en I-waarden weergegeven. In de tabel zijn alleen resultaten opgenomen waarbij de streefwaarden zijn overschreden. Eveneens opgenomen in de tabel zijn relevante gegevens uit in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 18 Definitief

(23)

Tabel 4.2: Overzicht getoetste concentraties in grondwater (µg/l) Peilbuisnum-

mer

Filterstelling (m-mv)

Grondwater- stand (m-mv)

Zuurgraad (pH)

Soortelijke geleiding (µs/m)

Resultaat Parameter Concentratie

(µg/l)

Toetsing Wbb Onderhavig onderzoek

S1 5,5-6,5 3,46 4,91 362 tetrachlooretheen 3,9

S2-1 4,5-5,5 3,47 5,13 321 tetrachlooretheen 6,6

S2-2 10-11 3,87 5,45 314 tetrachlooretheen 22 ■■

S3 5,0-6,0 3,89 5,24 341 tetrachlooretheen 8,5

S4 3,5-4,5 3,57 4,77 294 cadmium

benzeen tetrachlooretheen

2,0

<0,6 5,7

S5 3,5-4,5 3,33 4,81 357 Cadmium

tetrachlooretheen

2,0 8,8

In het verleden uitgevoerde onderzoeken

Pb 230* 20-21 tetrachlooretheen <0,1 -

Pb 4** 7-8 4,9 5,5 310 tetrachlooretheen 8,7

Pb 6** 7-8 4,9 4,9 310 tetrachlooretheen 8,6

Toelichting tabel:

Wbb Wet bodembescherming;

geen overschrijding van de streefwaarde of lager dan de detectielimiet

het gehalte is groter dan de streefwaarde (of de detectiegrens, indien deze hoger is) en kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde;

■■ het gehalte is groter dan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde;

■■■ het gehalte is groter dan de interventiewaarde.

* grondwateronderzoek: CSO 2001

** grondwateronderzoek: Enviroplan 2008

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het ondiepe grondwater licht verontreinigd is met cadmium en tetrachlooretheen.

In het diepere grondwater (10-11 m-mv) overschrijdt de concentratie tetrachlooretheen net de tussenwaarde (20 µg/l).

De gemeten concentraties chloride en sulfide zijn niet verhoogd ten opzichte van de natuurlijke achtergrondconcentraties.

De gemeten pH- en Ec-waarden zijn normaal voor het gebied waarin de onderzoekslocatie is gesitueerd.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 19 Definitief

(24)

5 Evaluatie onderzoeksresultaten

In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten van het bodemonderzoek ter plaatse van de voormalige wasserij onderzoek nogmaals samengevat. Ten slotte volgt een evaluatie van de aangetroffen verontreinigingssituatie in grond en grondwater, en wordt ingegaan op de verschillen en overeenkomsten van dit onderzoek en onderzoek dat in het verleden is uitgevoerd.

Locatiebezoek

● aan de zuidoostzijde van de het bedrijfsgebouw bevond zich een vulpunt voor chloorhoudende producten;

● het gehele gebouw is onderkelderd, kelder en begane grond worden van elkaar gescheiden door een 20 cm dikke vloer uit gewapend beton. De betonvloer verkeerde ten tijde van de locatie-inspectie in goede staat;

● bedrijfsactiviteiten vonden voornamelijk plaats op de begane grond;

● een gedeelte van de vloer van de kelder is verhard, hier bevinden zich de opslagplaats voor chloorhoudende producten, een condenstank en enkele pompen;

● op de betonvloer van de kelder zijn natte plekken waargenomen. Het is onbekend welke vloeistof dit betreft;

● de bodem van het overige gedeelte van de kelder is onverhard. Hier bevindt zich het merendeel van het leidingsysteem voor de aan- en afvoer van schoon- respectievelijk vuil water. Het leidingsysteem is veelal opgehangen aan het plafond of rust op pijlers;

● duidelijk zichtbaar was dat de riolering in de kruipkelder op één plaats heeft gelekt dan wel overstroomd is na verstopping.

Veldwerk

● het veldwerk is uitgevoerd na sloop van de wasserij;

● in de boven- en ondergrond zijn na de sloop geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen;

● er is op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen;

● op enkele plaatsen zijn middels de PID-/ACTAmeter verhoogde concentraties vluchtige verbindingen gemeten;

● gezien de aangetroffen bodemopbouw zal een verontreiniging die het grondwater heeft bereikt zich vrij kunnen verspreiden. Beneden de grondwaterspiegel zijn geen bodemlagen aangetroffen die de grondwaterstroming zouden kunnen beinvloeden.

Laboratoriumonderzoek

● de grondmengmonsters die zijn genomen ten behoeve van de beoordeling van de gevolgen voor de bodem van de sloop, bleken niet verontreinigd;

● de diepere ondergrond (>1,0 m-mv) is zeer licht verontreinigd met tetrachlooretheen (Per) en lokaal tevens met 1,1,2-trichloorethaan en minerale olie;

● het ondiepe grondwater is licht verontreinigd met tetrachlooretheen en cadmium;

● in het diepere grondwater (filterstelling 10-11 m-mv) is in het grondwater een matige verontreiniging aangetroffen met tetrachlooretheen.

Evaluatie met betrekking tot de sloopactiviteiten

De grondmengmonsters van zowel de boven- als ondergrond bleken schoon. De sloopactiviteiten hebben zodoende niet geleid tot een bodembelasting.

Gezien het bovenstaande dient de hypothese verdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging als gevolg van sloopactiviteiten te worden verworpen.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 20 Definitief

(25)

Evaluatie met betrekking tot de bedrijfsactiviteiten

Voor de in het grondwater aangetroffen licht verhoogde concentraties cadmium levert het vooronderzoek geen direct aanwijsbare bron op. Waarschijnlijk kunnen deze licht verhoogde concentraties cadmium worden verklaard uit de ligging van Gennep. Gennep is namelijk gelegen in een regio waar veel intensieve landbouw en veehouderij wordt bedreven. Grote arealen worden verbouwd met onder andere maïs waarvan bekend is dat voor deze teelt de bodem ter plaatse intensief wordt bemest. Deze mest bevat vaak hoge concentraties zware metalen (dierlijke mest met name koper en zink, kunstmest met name cadmium). Tevens heeft dierlijke mest een hoge zuurgraad. Metalen spoelen in een zure zandgrond snel uit naar het grondwater. Daarnaast kunnen van nature in de zandgrond aanwezige zware metalen uit de grond vrijkomen als de grond wordt bemest met nitraat- en fosfaatrijke mest (verdringingseffect). Deze ionen verdringen de aan de vaste bodemdeeltjes gebonden metaalionen, die vervolgens uitspoelen en het grondwater belasten.

De gemeten concentraties sulfide (beneden de detectielimiet) en chloor (ca. 25 mg/l) zijn normaal voor het grondwater in deze regio. Zodoende kan worden uitgesloten dat de bedrijfsactiviteiten na 1998 hebben geleid tot een bodemverontreiniging.

De aangetroffen lichte verontreinigingen in de grond en licht tot matige verontreinigingen in het grondwater met tetrachlooretheen zijn mogelijk (deels) veroorzaakt door de voormalige bedrijfsactiviteiten en /of calamiteiten die hier hebben plaatsgevonden (overlopen/lekken riool, in brand gestoken container). Andere bronnen (stroomopwaarts van de locatie) kunnen echter ook niet worden uitgesloten omdat ook stroomopwaarts, 40 meter stroomopwaarts van de locatie licht verhoogde concentraties (68: 5,7 µg/l tetrachlooretheen) zijn aangetroffen.

Voorts zijn binnen het plangebied De Heikant tijdens onderhavig en in het verleden uitgevoerd bodemonderzoek bij diverse peilbuizen (zie bijlage 2.3) licht verhoogde concentraties tetrachlooretheen aangetroffen in het ondiepe grondwater. De aangetroffen concentraties zijn vergelijkbaar met de concentraties die zijn aangetroffen ter plaatse van de voormalige wasserij. Gezien de ligging van deze peilbuizen en de stromingsrichting van het grondwater in het gebied (zie bijlage 2.2) zou de stomerij niet als enige bron deze verontreiniging kunnen hebben veroorzaakt.

Het kan niet worden uitgesloten dat atmosferische depostie eveneens een bijdrage heeft geleverd aan de belasting van het grondwater met tetrachlooretheen. Aangenomen wordt dat deze bijdrage echter niet al te groot zal zijn geweest enerzijds omdat actief koolfilters voor wasserijen al verplicht zijn sinds 1990 (het vrijkomen van tetrachlooretheen via atmosferische depositie beperkt zich zodoende tot een periode van 1981 tot en met 1990), anderzijds omdat het grondwater zich op relatief grote diepte bevindt (ca. 5 m-mv).

Gezien het bovenstaande is het waarschijnlijk dat in het grondwater een diffuse (heterogeen verdeelde) verontreiniging met tetrachlooretheen aanwezig is die het gevolg is van:

● de brand in 1981 in een afvalcontainer;

● atmosferische depositie;

● riool lekkage ter plaatse van de wasserij;

● bovenstroomse bronnen.

Gezien de aangetroffen verontreinigingen in grond en grondwater wordt de hypothese verdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging als gevolg van de voormalige bedrijfsactiviteiten bevestigd.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 21 Definitief

(26)

Is er mogelijk sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging?

In het diepere grondwater overschrijdt de concentratie tetrachlooretheen marginaal de tussenwaarde. Ons inziens is het echter onwaarschijnlijk dat de voormalige bedrijfsactiviteiten zouden hebben geleid tot een geval van ernstige bodemverontreiniging in het grondwater op grotere diepte. Redenen voor deze aanname zijn:

● dat op basis van het vooronderzoek, het locatiebezoek en gesprekken met medewerkers is gebleken dat:

– het bedrijf een ordelijke indruk maakte;

– per werd uitsluitend opgeslagen in wasmachines (gesloten systeem) die gesitueerd waren op een betonnen vloer die voorzien was van een vloeistofdichte coating (die in goede toestand verkeerde);

– na de calamiteit (brand in een container met onder andere per-houdend afval) in 1981, waarbij vermoedelijk perhoudend bluswater in de grond en in het grondwater terecht is gekomen, de concentratie per in de daarop volgende periode (tot 1986) in het onttrokken grondwater (nabij de wasserij) is afgenomen tot aan de toenmalige detectielimiet (factor 10 hoger dan tegenwoordig);

– de wasserij-activiteiten in een nieuw gebouw zijn gestart (1981) in een periode waarin al duidelijke vergunningsvoorschriften werden opgesteld om te voorkomen dat het milieu zou worden belast.

Zouden de activiteiten in een vroegere periode zijn opgestart of in een ouder gebouw hebben plaatsgevonden dan was de kans op een bodembelasting groter geweest.

– per in de periode (1981 – 1998) is gebruikt.

● dat op basis van onderhavig onderzoek en eerder uitgevoerd onderzoek is gebleken dat:

– in de grond uitsluitend licht verhoogde gehalten per zijn aangetroffen die ruim beneden de tussenwaarde liggen (maximaal gemeten 0,16 mg/kg d.s.: tussenwaarde 0,9 mg/kg d.s.). Aangezien het onderzoek op de meest verdachte plaatsen heeft plaatsgevonden zouden hier sterk verhoogde concentraties moeten worden aangetroffen indien eveneens een sterk verhoogde concentraties zou worden verwacht in het grondwater;

– bij alle boringen ter plaatse van de wasserij PID-metingen zijn verricht (tijdens onderhavig onderzoek). Waarbij maximaal 800 ppm aan vluchtige verbindingen is gemeten (boring S3, dieptetraject 4,4 m-mv). Bij analyse van deze bodemlaag is slechts een concentratie tetrachlooretheen gemeten van 0,06 mg/kg droge stof. Bij een eventueel sterke verontreiniging van de grond zouden middels de PID-meter veel hogere concentraties worden gemeten;

– in het grondwater maximaal een concentratie per is gemeten die de tussenwaarde marginaal overschrijdt (gemeten gehalte 22 µg/l; tussenwaarde 20 µg/l) maar ruimschoots beneden de interventiewaarde (40µg/l) ligt.

● dat in 2001 direct stroomafwaarts van de wasserij een peilbuis (230) is geplaatst op de eerste slecht doorlatende laag (ca. 21 m-mv). In het grondwater uit deze peilbuis is geen verontreiniging aangetroffen.

Gezien de lokale bodemopbouw (matig grindhoudend, matig grof zand tot zeer grof grind) waarbij geen slecht doorlatende lagen zijn aangetroffen, en het concentratie verloop van de aangetroffen licht tot matige grondwaterverontreiniging (S 2-1: 6,6 µg/l op ca. 5,5 m-mv; S 2-2: 22 µg/l op ca. 11m-mv) zou in het grondwater op deze diepte (21 m-mv) een (sterk) verhoogde concentratie worden verwacht (zie bijlage 2.4).

De peilbuis (230) is zodanig geplaatst dat ook een eventueel aanwezige zaklaag aangetoond zou worden, deze is echter niet aangetroffen.

● in het grondwater zijn zowel stroomopwaarts (peilbuis 68, CSO 2008) als stroomafwaarts (zie bijlage 2.3) van de locatie licht verhoogde concentraties tetrachlooretheen aangetroffen. Gezien de stromingsrichting van het grondwater (westelijk richting Maas) kan het aangetroffen verspreidingspatroon en het concentratieverloop van de tetrachlooretheenverontreiniging (concentraties per boven de streefwaarde) niet (uitsluitend) worden verklaard door een bron bij de wasserij. Zodoende is mogelijk sprake van een diffuse verontreiniging met concentraties die de tussenwaarde marginaal kunnen overschrijden.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 22 Definitief

(27)

6 Conclusies en aanbevelingen

6.1 Conclusies

Ter plaatse van de voormalige wasserij is zowel de grond als het ondiepe grondwater licht verontreinigd met tetrachlooretheen (per). In het diepere grond water (ca. 10 m-mv) overschrijdt de concentratie tetrachlooretheen de tussenwaarde maar blijft ruim onder de interventiewaarde. Gezien de resultaten van onderhavig onderzoek en van in het verleden uitgevoerde onderzoeken is het onwaarschijnlijk dat op grotere diepte een sterk verhoogde concentratie van een verontreinigende stof (met name tetrachlooretheen) zal worden aangetroffen. Zodoende wordt ook niet verwacht dat op de locatie een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is.

Mogelijk kunnen stroomopwaarts van de voormalige wasserij aan de Stiemensweg andere (historische) bronnen worden aangetroffen die hebben geleid tot een diffuse verontreiniging van het grondwater met tetrachlooretheen.

Aangezien in de grond maximaal lichte verontreinigingen zijn aangetroffen zijn er geen humane risico's en zodoende vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging (grondgebonden woningen).

6.2 Aanbevelingen

Aanbevolen wordt om aanvullend (historisch) onderzoek te verrichten naar potentiële bronnen stroomopwaarts van de wasserij die mogelijk hebben geleid tot een (diffuse) verontreiniging van het grondwater met

tetrachlooretheen.

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Pagina 23 Definitief

(28)

Bijlage 1: Regionale ligging van de onderzoekslocatie

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Definitief

(29)
(30)

Bijlage 2.1: Situatietekening met ligging boorpunten

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Definitief

(31)
(32)

Bijlage 2.2: Overzichtstekening met ligging peilbuizen

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Definitief

(33)
(34)

Bijlage 2.3: Ruimtelijke verspreiding PER-verontreiniging grondwater

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Definitief

(35)
(36)

Bijlage 2.4: Aangetroffen Per-verontreiniging in het grondwater ter plaatse van de stomerij

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Definitief

(37)
(38)

Bijlage 3: Boorprofielbeschrijvingen

09B377.R002.JW.GL 19 februari 2010 Definitief

(39)

Legenda (conform NEN 5104)

grind

Grind, siltig

Grind, zwak zandig

Grind, matig zandig

Grind, sterk zandig

Grind, uiterst zandig

zand

Zand, kleiïg

Zand, zwak siltig

Zand, matig siltig

Zand, sterk siltig

Zand, uiterst siltig

veen

Veen, mineraalarm

Veen, zwak kleiïg

Veen, sterk kleiïg

Veen, zwak zandig

Veen, sterk zandig

klei

Klei, zwak siltig

Klei, matig siltig

Klei, sterk siltig

Klei, uiterst siltig

Klei, zwak zandig

Klei, matig zandig

Klei, sterk zandig

leem

Leem, zwak zandig

Leem, sterk zandig

overige toevoegingen zwak humeus

matig humeus

sterk humeus

zwak grindig

matig grindig

sterk grindig

geur geen geur zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur

olie

geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie uiterste olie-water reactie

p.i.d.-waarde

>0

>1

>10

>100

>1000

>10000

monsters

geroerd monster

ongeroerd monster

overig

bijzonder bestanddeel

Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand

Gemiddeld laagste grondwaterstand

slib

water

peilbuis

filter casing

bentoniet afdichting blinde buis

hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand

(40)

Projectcode: 08B127_

Projectnaam: Wasserij, plangebied De Heikant

Bijlage 3: Boorprofielen

getekend volgens NEN 5104

Boring: S1

X:

Y:

Datum: 21-10-2008

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

3,00

3,50

4,00

4,50

5,00

5,50

6,00

6,50

1

2

3

4 5 6

7

8

9

10

11

12

13

braak

0,00

Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, geen olie-water reactie, donkerbruin

0,50

Zand, matig fijn, matig siltig, brokken leem, geen olie-water reactie, beigebruin

1,70

Leem, sterk zandig, geen olie-water reactie, beigebruin

1,90

Zand, matig fijn, matig siltig, geen olie-water reactie, bruinbeige

2,10

Zand, zeer grof, zwak siltig, zwak grindig, geen olie-water reactie, beigewit

4,40

Grind, matig grof, siltig, geen olie-water reactie, pid (75), grijsbeige

4,90

Grind, matig grof, siltig, geen olie-water reactie, grijsbeige

6,50

Boring: S2

X:

Y:

Datum: 21-10-2008

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

3,00

3,50

4,00

4,50

5,00

5,50

6,00

6,50

7,00

7,50

8,00

8,50

9,00

9,50

10,00

10,50

11,00

1

2

3

4

5

6

7

braak

0,00

geen olie-water reactie, PUT

2,00

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, geen olie-water reactie, pid (2), bruinbeige

2,50

Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, geen olie-water reactie, pid (7), bruinbeige

3,00

Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, geen olie-water reactie, pid (95), bruinbeige

3,50

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, geen olie-water reactie, pid (20), grijsbeige

4,00

Zand, matig grof, zwak siltig, sterk grindig, geen olie-water reactie, pid (25), grijsbeige

4,50

Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, geen olie-water reactie, pid (55), bruinbeige

5,00

Grind, zeer grof, siltig, geen olie-water reactie, beigegrijs

11,00

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR.

IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER

IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER

IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER

IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR.

IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER

ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. Overige accreditaties zijn

IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR.