• No results found

SD-OPH doc05a - Voorstel uitbreidngsbeleid 2017 Zenithgebouw Koning Albert II-laan Brussel T F informatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SD-OPH doc05a - Voorstel uitbreidngsbeleid 2017 Zenithgebouw Koning Albert II-laan Brussel T F informatie"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

pagina 1 van 17 Zenithgebouw

Koning Albert II-laan 37 1030 Brussel

T 02 225 84 11 F 02 225 84 05 informatie@vaph.be www.vaph.be

NOTA DOC/RC/2016/25.10/40

PWR 161018 B02 14 oktober 2016

Uitbreidingsbeleid 2017 &

Beschikbare middelen en besteding van

persoonsvolgende budgetten meerderjarigen in 2017

Gericht aan De permanente werkgroep regie/Raadgevend Comité

Vanaf 1 januari 2017 wordt de VAPH-ondersteuning voor meerderjarigen op persoonsvolgende wijze gefinancierd. Dit heeft een bijzondere impact op de inzet van middelen in het kader van het uitbreidingsbeleid 2017. Als we in kaart brengen hoeveel persoonsvolgende budgetten kunnen toegekend worden, dienen we ook rekening te houden met de middelen die vrijkomen binnen trap 2. Deze zullen immers ook dienen voor het toekennen van nieuwe persoonsvolgende budgetten.

In deze nota formuleren we een voorstel voor de inzet van middelen in het kader van het uitbreidingsbeleid 2017 en de ter beschikkingstelling van nieuwe persoonsvolgende budgetten.

Om dit binnen de nieuwe context van de persoonsvolgende financiering te kunnen doen lijsten we de beschikbare middelen op voor persoonsvolgende budgetten in 2017 en maken we een inschatting van de nodige middelen voor de automatische toekenningsgroepen. Deze inschattingen berusten grotendeels op gegevens die het VAPH verzamelde de voorbije jaren. In 2017 zal het van belang zijn om de gemaakte inschatting op regelmatige tijdstippen af te toetsen aan de realiteit en dus te monitoren of we deze inschattingen al of niet moeten bijsturen. Dit betekent dat we aan het begin van het jaar de nodige voorzichtigheid aan de dag moeten leggen bij het ter beschikking stellen van budgetten. We moeten er immers voor zorgen

(2)

dat we de automatische toekenningsgroepen die zich gedurende het hele jaar aandienen steeds onmiddellijk een budget ter beschikking kunnen stellen.

Het is hierbij belangrijk om te zien dat we in deze nota onze berekeningen baseren op de nodige recurrente middelen, die we dus ook de volgende jaren moeten voorzien. Een tweede berekening m.b.t. effectieve kostprijs in 2017 zal gemaakt worden. Het is immers mogelijk dat de kostprijs in 2017 lager ligt dan de recurrente middelen die nodig zijn, maar ook de vrijkomende middelen zijn niet allemaal het hele jaar 2017 beschikbaar.

1 UITBREIDINGSBELEID VAPH

Binnen de legislatuur van de Vlaamse Regering werd onder voorbehoud van begrotingscontroles een meerjarenbegroting vooropgesteld.

Hierbij werden voor de ondersteuning van personen met een handicap volgende budgetten in het vooruitzicht gesteld.

tabel: budgettair overzicht middelen UB 2015 – 2019 PmH Trap 1 (BOB + RTH)

Trap 2 (niet-RTH) totaal PmH

BOB RTH

2015 - € 10.000.000 € 30.000.000 € 40.000.000 2016 € 9.000.000 - € 9.000.000 € 18.000.000 2017 € 43.778.400 € 10.971.600 € 54.750.000 € 109.500.000 2018 € 22.756.800 - € 47.243.200 € 70.000.000

2019 € 35.493.200 € 57.006.800 € 92.500.000

Totaal € 132.000.000 € 198.000.000 € 330.000.000

Bij de begrotingscontrole 2016 werd omwille van de precaire budgettaire toestand voor het Uitbreidingsbeleid “slechts” € 10.000.000 ter beschikking gesteld aan het VAPH. Het voorziene uitbreidingsbeleid werd evenwel volledig uitgevoerd zoals beloofd. Dit werd gerealiseerd door een gedeeltelijke financiering van het afgesproken uitbreidingsbeleid binnen de begroting van het VAPH. Bij de begroting 2017 stelt de Vlaamse Regering het verschil tussen de reële en de voorziene kredietverhoging in 2016 - € 8.000.000 - bijkomend recurrent ter beschikking van het VAPH. Dit betekent dat het budget voor het Uitbreidingsbeleid in 2017 de facto verhoogt met € 117.500.000 t.o.v. de begroting 2016. Hiermee worden ook de uitgaven opgevangen van het reeds in 2016 opgestarte uitbreidingsbeleid gefinancierd met de eigen middelen van het VAPH in 2016. Daarmee is tevens het cumulatief ter beschikking gestelde budget voor het Uitbreidingsbeleid voor personen met een handicap op schema met het initieel voorziene traject.

(3)

Op deze manier realiseert de Vlaamse Regering haar ambitieuze plannen voor uitbreiding van de ondersteuning voor personen met een handicap, zoals vooropgesteld in de meerjarenbegroting.

In de verdere nota doen we een voorstel voor de inzet van de voorziene € 10.971.600 voor RTH en € 54.750.000 voor nRTH die als uitbreidingsbeleid recurrent aan de begroting van het VAPH toegevoegd worden in 2017.

1.1 Rechtstreeks toegankelijke hulpverlening

Zoals blijkt uit bovenstaande tabel voorziet de Vlaamse Regering in 2017 € 10.971.600 voor de uitbreiding van de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening in Vlaanderen en Brussel.

Deze middelen worden over de regio’s verdeeld rekening houdende met het bevolkingscijfer. We voorzien voor de verdere uitbouw van RTH bij de minderjarigen 20 %, bij de meerderjarigen 80 %

Op deze manier komt volgende verdeling tot stand.

totaal budget € 10.971.600 € 2.194.320 € 8.777.280

20% 80%

provincie % bevolking RTH minderjarigen RTH meerderjarigen

Antwerpen 26,68% € 585.421 € 2.341.685

Limburg 12,66% € 277.718 € 1.110.874

Oost-Vlaanderen 21,74% € 476.964 € 1.907.855

Vlaams Brabant 16,39% € 359.753

Brussels Hoofdst Gew 5,19% € 113.822

Vlaams Brabant en 21,58% € 1.894.302

(4)

Brussel

West-Vlaanderen 17,35% € 380.641 € 1.522.564

In het kader van het uitbreidingsbeleid 2017 bedraagt de kostprijs van één personeelspunt RTH, inclusief werkingsmiddelen: € 1.014.

We vragen advies aan de ROG’s voor de verdeling van de middelen voor meerderjarigen, aan de IROJ’s voor de verdeling van de middelen minderjarigen.

Bijkomende personeelspunten RTH kunnen toegekend worden tot 2 cijfers na de komma.

TIMING???? Af te toetsen op de permanente werkgroep, wat is realistisch voor de ROG’s en de IROJ’s

De ROG’s en IROJ’s streven bij hun voorstel van verdeling van deze middelen naar een goede regionale spreiding van de verschillende ondersteuningsfuncties die men binnen RTH kan aanbieden.

Reeds erkende RTH-diensten waarbij we in 2016 een onderbenutting van de erkende capaciteit vaststellen komen niet in aanmerking voor uitbreiding.

In de loop van 2017 zal het VAPH de regionale spreiding van de diensten RTH in kaart brengen rekening houdende met de wijzigingen die het gevolg zijn van:

- de bijkomende capaciteit in het kader van het uitbreidingsbeleid 2017 - de reconversies van MFC naar RTH bij de minderjarigen

- de doorgegeven erkende capaciteit RTH tussen diensten

- de bijkomende capaciteit RTH in het kader van de transitie naar de persoonsvolgende financiering

1.2 Niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening

Voor de uitbreiding van de niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening (nRTH) voorziet de Vlaamse Regering in 2017 een bijkomend budget van

€ 54.750.000

(5)

Dit budget is bestemd voor

- het ter beschikking stellen van persoonsvolgende budgetten aan meerderjarige personen met een handicap, zowel via de automatische toekenningsgroepen als via de prioriteitengroepen

- het financieren van nRTH minderjarigen

- hulpmiddelen en aanpassingen (IMB) voor minder- en meerderjarige personen met een handicap - andere beleidsinitiatieven (voorafnames)

1.2.1 Beleidsinitiatieven in het kader van de opstart van de persoonsvolgende financiering (voorafnames)

Door een zo efficiënt mogelijke inzet van de middelen streeft het VAPH ernaar om de voorafnames zo beperkt mogelijk te houden.

Zo worden de bijkomende middelen die nodig zijn om de opstart van de persoonsvolgende financiering te faciliteren (de zgn. kritische succesfactoren) bekomen door een herschikking binnen de recurrente begroting van het VAPH.

Op deze manier is het niet nodig om hiervoor een voorafname te doen van het uitbreidingsbeleid 2017.

1.2.2 Hulpmiddelen en woningaanpassingen (IMB)

Op het vlak van hulpmiddelen en aanpassingen is een actualisatie van de refertelijst aan de orde. Daarnaast is een bijkomende inspanning nodig om hulpmiddelen voor personen met een handicap die wonen in een serviceflat te voorzien.

Voor beide initiatieven is samen 2,4 miljoen euro nodig.

Daarnaast bestaat de kans dat we de komende jaren moeten investeren in aangepaste woon- en zorginfrastructuur binnen de nieuwe context van de persoonsvolgende financiering. Het VAPH zal deze mogelijke evolutie na de transitie van de persoonsvolgende financiering grondig monitoren.

Middelen voor hulpmiddelen en woningaanpassingen voor minderjarige en meerderjarige personen met een handicap:

€ 2.400.000

1.2.3 Verdeling minderjarigen - meerderjarigen

Dit betekent dat er een resterend budget is van € 52.350.000 voor bijkomende niet-rechtstreeks toegankelijke ondersteuning.

Deze middelen dienen verdeeld te worden tussen budgetten voor minderjarigen en budgetten voor meerderjarigen.

(6)

De voorbije jaren werd hierbij een verdeelsleutel van 20 - 80 gehanteerd. Gezien de gewijzigde realiteit stellen we voor voortaan een verdeelsleutel van 10 - 90 voor.

Vanaf 2017 realiseren we immers stapsgewijs de continuïteit minderjarigen – meerderjarigen. Gespreid over 2017, 2018 en 2019 voeren we de automatische toekenningsgroep continuïteit minderjarigen – meerderjarigen in (zie verder in deze nota).

Op deze manier komen binnen de MFC’s en het PAB-macrobudget voor minderjarigen reeds heel wat middelen vrij om jongere kinderen en nieuwe cliënten te ondersteunen.

Concreet komt de eerste fase er op neer dat het leeftijdsbereik van de minderjarigenzorg kleiner wordt, de facto niet langer tot 25 jaar maar tot 23 jaar in 2017. Dit betekent dat middelen die tot op heden door jongvolwassenen ‘geblokkeerd’ werden vrij komen voor opnames van jongere kinderen.

Verdeling middelen nRTH minderjarigen - meerderjarigen

Totaal budget voor nRTH 100 % € 52.350.000

Minderjarigen 10% € 5.235.000

Meerderjarigen 90% € 47.115.000

2 INZET MIDDELEN N-RTH MINDERJARIGEN

De voorziene middelen uitbreidingsbeleid nRTH minderjarigen bedragen dus € 5.235.000.

Hiermee zullen volgende zaken gerealiseerd worden:

- upgrade van capaciteit binnen MFC naar capaciteit voor jongeren met ernstige gedrags- en emotionele stoornissen (zgn. GES+-plaatsen), ingeschatte kostprijs: € 700.000

- het verhogen van het budget voor fase 3 van de bemiddeling (IPH-middelen), kostprijs: € 500.000

- het toekennen van bijkomende persoonlijke assistentiebudgetten of persoonsvolgende convenants aan personen met de meest dringende noden, overige middelen worden verdeeld over de provincies volgens bevolkingscijfer.

(7)

Middelen voor PAB of PVC minderjarigen toe te kennen op advies van het IRPC Vlaanderen Antwerpen Limburg Oost-

Vlaanderen

Vlaams Brabant

West- Vlaanderen

Brussels Hoofdstedelijk gewest

100% 26,68% 12,66% 21,74% 16,39% 17,35% 5,19%

€ 4.035.000 € 1.076.495 € 510.679 € 877.059 € 661.528 € 699.937 € 209.300

Gezien we de eerste fase van de continuïteit minderjarigen-meerderjarigen realiseren in de loop van 2017 zullen binnen de MFC’s een aantal plaatsen vrijkomen die tot hiertoe ‘geblokkeerd’ werden door jongvolwassenen. Vaak zal het hierbij gaan om jongvolwassenen met een grote

ondersteuningsnood. Aan de voorzieningen waar deze plaatsen vrijkomen wordt gevraagd om in overleg met de intersectorale toegangspoort te bekijken hoe deze plaatsen best ingevuld worden in functie van het realiseren van vraaggestuurde ondersteuning binnen de regio.

In het kader van de continuïteit minderjarigen-meerderjarigen zullen ook een aantal jongvolwassen met een PAB in 2017 doorstromen naar een persoonsvolgend budget bij de meerderjarigen. Het VAPH zal het macrobudget PAB minderjarigen monitoren. In eerste instantie worden de

vrijkomende budgetten ingezet voor ter beschikkingstellingen in het kader van de spoedprocedure. Als blijkt dat het mogelijk is om nog bijkomende ter beschikkingstellingen PAB binnen het voorziene recurrente macrobudget voor PAB minderjarigen te doen, dan zal het VAPH hiertoe een signaal geven aan de intersectorale toegangspoort.

3 BESCHIKBARE MIDDELEN VOOR PERSOONSVOLGENDE BUDGETTEN MEERDERJARIGEN

Om de beschikbare middelen voor ter beschikkingstellingen PVB nRTH meerderjarigen te kennen in 2017 moeten we zicht krijgen op de middelen uit het uitbreidingsbeleid en op de middelen die vrijkomen door uitstroom.

3.1 Uitbreidingsbeleid

Uit de tabel in punt 1.2.3 blijkt dat er € 47.115.000 van het uitbreidingsbeleid 2017 ter beschikking is voor nieuwe ter beschikkingstellingen PVB in 2017.

(8)

3.2 Vrijkomende middelen door uitstroom

Op basis van het aantal VAPH-cliënten dat de voorbije jaren overleden is en de sector verlaten heeft, zowel binnen de zorg in natura als binnen het PAB, schatten we in dat er jaarlijks ongeveer voor € 30.000.000 persoonsvolgende middelen vrijkomen voor meerderjarigen.

Gezien de transitie naar PVF de realiteit van in- en uitstroom zeer grondig wijzigt, moeten de vrijkomende middelen binnen PVB meerderjarigen grondig opgevolgd worden. Dit kan eventueel leiden tot een bijsturing van deze inschatting.

Bij deze monitoring moeten we ook aandacht hebben voor mogelijke regionale verschillen. Gezien de historische verschillen in aanbod valt het immers te verwachten dat ook de uitstroom niet gelijk verdeeld zal zijn over de provincies. Het is de intentie om budgetten die vrijkomen in een bepaalde provincie ook terug in deze provincie in te zetten.

3.3 Samenvattend: beschikbare middelen

Middelen uitstroom: € 30.000.000

Middelen UB PVB meerderjarigen: € 47.115.000

BESCHIKBAAR VOOR NIEUWE TER BESCHIKKINGSTELLINGEN € 77.115.000

4 BENODIGDE MIDDELEN VOOR PERSOONSVOLGENDE BUDGETTEN MEERDERJARIGEN

Bij het ter beschikking stellen van nieuwe budgetten dienen we in eerste instantie middelen te voorzien voor de automatische toekenningsgroepen.

Nogmaals willen we hier benadrukken dat de cijfers in deze nota inschattingen zijn die het VAPH gemaakt heeft, veelal op basis van beschikbare gegevens van de voorbije jaren. Gezien de grondige wijzigingen naar aanleiding van de implementatie van de persoonsvolgende financiering moeten deze inschattingen grondig gemonitord en eventueel gedurende het jaar bijgesteld worden.

Hierbij dienen we ook aandacht te hebben voor de provinciale verdeling van de middelen. De impact van de automatische toekenningsgroepen kan immers verschillend zijn. Dit geldt zeker voor de continuïteit minderjarigen – meerderjarigen.

4.1 PVB na noodsituatie 2016

Sedert begin 2016 wordt aan mensen met een goedgekeurde noodsituatie die niet van tijdelijke aard is, na afloop van hun noodsituatie een persoonsvolgend budget ter beschikking gesteld in het kader van de automatische toekenningsgroep PVB na noodsituatie.

(9)

Tussen 1 september 2016 en 31 december 2016 worden in dit kader 75 PVB’s na noodsituatie ter beschikking gesteld. Hiervoor zijn voldoende liquiditeitsmiddelen in 2016. Er moeten echter ook recurrente middelen voorzien worden, i.c. € 5.702.798. Een gedeelte van deze middelen is nog beschikbaar uit het uitbreidingsbeleid 2016, m.n. € 1.256.574. De overige € 4.446.224 dient voorzien te worden in het kader van het

uitbreidingsbeleid 2017.

De verdeling over de provincies is gebaseerd op de reële situatie.

Nodig recurrent budget in 2017 voor PVB’s na noodsituatie 2016: € 4.446.224 Aantal personen: 75

4.2 Vervroegde toekenningen in het kader van UB 2017

Door een efficiënte inzet van de middelen in 2016 is het mogelijk om in 2016 nog een aantal budgetten op te starten.

Conform de omzendbrief ZR 34 betreffende het UB 2016 kennen we deze budgetten toe aan de langst wachtenden binnen prioriteitengroep 1. We verdelen deze middelen volgens het bevolkingscijfer over de provincies en Brussel.

Hierdoor krijgen 100 personen vanaf 1 november 2016 een PVB ter beschikking. De recurrente kost hiervoor kadert in het budget van 2017.

Nodige recurrente budget in 2017 voor deze groep: € 5.331.224 Aantal personen: 100

4.3 Tijdelijke budgetten voor noodsituaties 2017

Het bestaande budget voor tijdelijke PVB’s in het kader van noodsituatie zal ontoereikend zijn (zie omzendbrief ZR34 waarin evaluatie van het tijdelijk budget voorzien was, omwille van verlenging van de tijdelijke periode van 10 naar 22 weken en omwille van het feit dat er binnen het PVF-systeem een aantal mogelijke oplossingen binnen de capaciteit van de voorzieningen wegvallen).

Nodige bijkomende middelen: € 3.234.518 (rollend fonds) Aantal personen: 234

(10)

Deze inschatting is gebaseerd op het aantal goedgekeurde noodsituaties de voorbije jaren en houdt rekening met een te verwachten stijging. We verwachten hierbij een gelijke spreiding over de provincies als het bevolkingscijfer. Monitoring gedurende het jaar kan eventueel leiden tot een bijsturing van deze inschatting.

4.4 PVB na noodsituatie 2017

Voor wie de noodsituatie niet van tijdelijke aard is, wordt een PVB na noodsituatie voorzien. De berekende kost gaat uit van een continuering van het budget noodsituatie. Wellicht zal het voor veel personen niet lukken om de nieuwe toeleidingsprocedure volledig te doorlopen binnen de 22 weken.

Nodige budget: € 9.360.000 Aantal personen: 187

Deze inschatting gaat ervan uit dat 80 % van de noodsituaties niet van tijdelijk aard zullen zijn. Ook hier kan monitoring leiden tot het bijstellen van deze inschatting.

4.5 Spoedprocedure snel degeneratieve aandoeningen

Een volgende automatische toekenningsgroep is de PVB spoed. Er moeten dus middelen voorzien worden voor de mensen met een snel degeneratieve ziekte, die recht hebben op een PVB spoed.

Op basis van het aantal spoedprocedures PAB in het verleden schatten we in dat er per jaar ongeveer 100 nieuwe aanvragen voor PVB spoed zullen zijn. Deze zullen wellicht over Vlaanderen gespreid zijn volgens de bevolkingscijfers.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor mensen die reeds over een PAB spoed beschikken om een PVB spoed aan te vragen. Het PVB spoed is immers hoger dan wat deze mensen uit de transitie van het PAB als PVB krijgen. We schatten in dat ongeveer de helft van de mensen met een PAB spoed een PVB ter beschikking gesteld zullen krijgen.

Nodige budget: € 8.210.000

Aantal personen met eerste PVB: 100 Aantal personen upgrade budget: 100

(11)

4.6 Maatschappelijke noodzaak

Vanaf 1 januari 2017 is het de bedoeling dat de mensen voor wie de regionale prioriteitencommissie oordeelt dat ze in een situatie van maatschappelijke noodzaak verkeren, onmiddellijk een PVB krijgen.

Het is op vandaag bijzonder moeilijk om in te schatten hoe groot deze groep zal zijn. We veronderstellen dat er ongeveer 150 personen per jaar via deze automatische toekenningsgroep een PVB zullen krijgen. Voor 2017 voorzien we echter 225 personen, omdat we rekening houden met ongeveer 75 goedgekeurde aanvragen uit 2016. Ook hier geldt dat de monitoring van deze inschatting in de loop van het jaar kan leiden tot een bijstelling van deze inschatting.

Inschatting nodige budget: € 11.250.000 Aantal personen: 225

4.7 Continuïteit minderjarigen – meerderjarigen: eerste fase

Vanaf 2017 willen we deze automatische toekenningsgroep stapsgewijs invoeren. We spreiden deze inspanningen over 3 jaar: 2017, 2018 en 2019.

We stellen voor om in 2017 alle jongvolwassenen geboren in 1994 of vroeger die nog ondersteund worden door een MFC de kans te bieden om een beroep te doen op deze automatische toekenningsgroep. De concrete modaliteiten van deze automatische toekenning, de procedure en de timing moeten in de loop van de komende maanden uitgewerkt worden.

Bij de inschatting van de kostprijs van deze groep is rekening gehouden met de spreiding van deze jongvolwassenen over de voorzieningen per provincie en met de ingezette ondersteuningsfuncties binnen het MFC. Ook deze inschatting zal moeten gemonitord worden en in functie van de afgesproken modaliteiten en procedure bijgestuurd worden.

Inschatting nodige budget: € 16.585.673 Aantal personen: 447

Belangrijke kanttekening bij deze inschatting:

In de provincies waar we beschikken over een goed uitgebouwde minderjarigenzorg zijn er ook meer jongvolwassen die lang in een MFC blijven. De impact van deze maatregel is verhoudingsgewijs dan ook groter in Oost-Vlaanderen en vooral in West-Vlaanderen. Hierdoor blijven in deze provincies minder middelen over voor toekenningen in de prioriteitengroepen (zie tabel in bijlage).

(12)

4.8 Prioriteitengroepen

Als we rekening houden met alle vorige inschattingen, blijven volgende middelen over voor ter beschikkingstellingen in 2017.

Resterende middelen: € 18.697.361

Voor alle duidelijkheid moeten we het volgende stellen. Omwille van de mogelijke bijsturingen die op basis van de monitoring nog mogelijk zijn, kunnen we deze budgetten zeker niet allemaal op 1 januari 2017 ter beschikking stellen.

Om te bepalen op welk moment welke ter beschikkingstellingen mogelijk zijn, moeten we trouwens ook rekening houden met de tweede belangrijke berekening die nog moet gemaakt worden i.v.m. de liquiditeiten in 2017. Zoals reeds aan het begin van de nota aangegeven zijn de berekeningen in deze nota gebaseerd op de nodige en beschikbare recurrente budgetten. Daarnaast moeten we bekijken hoeveel middelen concreet in 2017 nodig en beschikbaar zijn. Afhankelijk van de resultaten van deze berekening kan het nodig zijn om een aantal persoonsvolgende budgetten later in het jaar op te starten, en dus niet op 1 januari 2017.

Een belangrijke keuze die binnen de ter beschikkingstellingen dient gemaakt te worden is de verdeling van de middelen over de prioriteitengroepen.

Om mensen in PG 2 en PG 3 een perspectief op een oplossing te geven dienen we ook aan deze groepen een bepaald percentage van het resterende budget te voorzien.

We moeten hierbij enerzijds rekening houden met de grootte van de verschillende prioriteitengroepen, anderzijds met de intentie om de mensen in PG 1 steeds op korte termijn een budget ter beschikking te stellen.

Vanuit de eerste ronde van de transitie van de CRZ-vragen zijn er ongeveer 800 vragen in PG 1, 13.400 vragen in PG 3, en geen vertaalde zorgvragen in PG 2. Deze cijfers kunnen wijzigen na 1 oktober 2016 omwille van aangevraagde herzieningen van prioritering. Daarnaast kunnen in de 3

prioriteitengroepen nieuwe mensen toegevoegd worden door de RPC’s.

Op basis van bovenstaande gegevens wordt volgende verdeling voorgesteld.

Prioriteitengroep 1 85 % Prioriteitengroep 2 5 % Prioriteitengroep 3 10 %

(13)

In onderstaande tabel geven we per provincie het aantal ter beschikkingstellingen per provincie en per prioriteitengroep weer en de datum waarmee de mensen aan wie we een budget ter beschikking zouden kunnen stellen op de wachtlijst staan.

Provincie Aantal in PG 1

Prioriteitengroep 1 ter

beschikkingstellingen tot

Aantal resterende wachtenden PG 1

Aantal in PG 2

Aantal in PG 3

Prioriteitengroep 3 ter

beschikkingstellingen tot

Aantal resterende wachtenden PG 3

Antwerpen

115 21/03/2016 113 5 25

15/03/2001 3631

Vlaams Brabant en Brussel

100 31/03/2016 5 5 24

19/11/2001

1630

Limburg 34 3/9/2015 180 2 7 19/12/2000 2068

Oost-Vlaanderen 62 21/03/2016 47 3 16 2/02/2001 3035

West- Vlaanderen

21 14/01/2016 53 1 6 15/05/2000 2878

Vlaanderen 332 398 16 78 13242

Deze inschattingen zijn gebaseerd op de wachtenden na de transitie van de CRZ en er is rekening gehouden met de maximaal vertaalde zorgvragen.

Dit zijn dus voorlopige inschattingen. Het aantal niet beantwoorde zorgvragen en de data kunnen wijzigen. Deze gegevens zijn dus bedoeld als indicatie.

4.9 Regionale verdeling en historische achterstand

Tot slot moeten afspraken gemaakt worden over de regionale verdeling van de middelen. In het verleden werden correcties voorzien voor de zgn.

historische achterstand. Het is op vandaag niet duidelijk hoe de verdeling van de middelen voor persoonsvolgende budgetten er zal uitzien na de transitie naar de persoonsvolgende financiering en of dergelijke correcties in de toekomst nog nodig en wenselijk zijn.

(14)

5 SAMENVATTENDE TABEL

Ter beschikking Noodzakelijke middelen

Aantal personen

uitstroom € 30.000.000

Uitbreidingsbeleid € 47.115.000

TOTAAL BESCHIKBARE MIDDELEN € 77.115.000

PVB na noodsituatie 2016 € 4.446.224 75

Vervroegde toekenningen ikv UB 17 € 5.331.224 100

tijdelijke middelen voor noodsituaties € 3.234.518 234

PVB na noodsituatie € 9.360.000 187

Spoedprocedure € 8.210.000 100

Maatschappelijke noodzaak € 11.250.000 225

Stapsgewijze invoering continuïteit minderjarigen – meerderjarigen fase 1 (2017)

€ 16.585.673 447

TOTAAL NOODZAKELIJKE MIDDELEN € 58.417.639 1134 (excl tijdelijke noodsit)

Beschikbaar voor prioriteitengroepen 1, 2 en 3 in 2017

€ € 18.697.361 426

In het totaal kunnen we volgens deze inschatting in 2017 aan

1558

meerderjarige personen met een handicap een persoonsvolgend budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening geven. In deze cijfers zijn de personen die enkel een tijdelijk beroep doen op middelen in het kader van noodsituatie niet meegerekend.

(15)

Budgettaire inschatting per provincie

Vlaanderen Antwerpen Vlaams-

Brabant en Brussel

Limburg Oost- Vlaanderen

West Vlaanderen budget 2017 € 47.115.000 € 12.569.783 € 10.168.301 € 5.962.988 € 10.241.054 € 8.172.873 inschatting natuurlijke uitstroom € 30.000.000 € 8.003.683 € 6.474.563 € 3.796.872 € 6.520.888 € 5.203.995 PVB na noodsituatie 2016 € 4.446.224 € 1.186.206 € 959.579 € 562.725 € 966.444 € 771.271 vervroegde toekenningen PG1

2016

€ 5.331.224 € 1.407.292 € 1.163.875 € 633.256 € 1.038.763 € 1.088.038 nieuwe noodsituaties 2017 rollend

fonds

€ 3.234.518 € 862.935 € 698.070 € 409.368 € 703.064 € 561.080 PVB na noodsituaties 2017 € 9.360.000 € 2.497.149 € 2.020.064 € 1.184.624 € 2.034.517 € 1.623.646 minder-meerderjarigen fase 1,

geboren in ‘94 of vroeger

€ 16.585.673 € 3.771.806 € 1.750.508 € 2.540.591 € 4.001.768 € 4.521.000 spoedprocedure € 8.210.000 € 2.190.341 € 1.771.872 € 1.039.077 € 1.784.550 € 1.424.160 maatschappelijke noodzaak € 11.250.000 € 3.001.381 € 2.427.961 € 1.423.827 € 2.445.333 € 1.951.498

resterend saldo voor prioriteitengroepen

€ 18.697.361 € 5.656.356 € 5.850.936 € 1.966.392 € 3.787.502 € 1.436.175 PG 1 € 15.892.757 € 4.807.903 € 4.973.296 € 1.671.433 € 3.219.377 € 1.220.749 PG 2 € 934.868 € 282.818 € 292.547 € 98.320 € 189.375 € 71.809 PG 3 € 1.869.736 € 565.636 € 585.094 € 196.639 € 378.750 € 143.617

(16)

Inschatting van het aantal personen per provincie

Vlaanderen Antwerpen Vl-Brabant

en Brussel

Limburg Oost- Vlaanderen

West Vlaanderen

PVB na noodsituatie 2016 75 13 11 12 24 15

Vervroegde toekenningen 2016 100 27 21 13 22 17

Tijdelijke noodsituaties 2017 234 64 47 30 52 41

PVB na noodsituaties 187 51 38 24 41 33

minder-meerderjarigen 447 104 71 89 62 121

spoedprocedure 100 27 20 13 22 18

maatschappelijke noodzaak 225 61 45 29 50 40

PG 1 332 115 100 34 62 21

datum laatste zorgvrager met PVB 21/03/2016 31/03/2016 03/09/2015 21/03/2016 14/1/2016

nog resterend aantal personen 398 113 5 180 59 58

PG 2 16 5 5 2 3 1

PG 3 78 25 24 7 16 6

datum laatste zorgvrager met PVB 15/03/2001 19/11/2001 19/12/2000 2/02/2001 15/05/2000

nog resterend aantal personen 13242 3631 1630 2068 3035 2878

TOTAAL PVB’s

(exclusief tijdelijke noodsit)

1558 283 206 180 221 243

(17)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• de initiatiefnemer moet over een toelating van de VMM beschikken voor het gebruik van het domein van de waterloop alvorens de werken worden aangevat, deze wordt per post

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van de erkenningsvoorwaarde bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne van Vrije Basisschool - Groot-Vorst te LAAKDAL..

� Zorggebruikers, medewerkers en stagiairs mogen enkel meegerekend worden indien gegarandeerd kan worden dat ze ook aanwezig kunnen zijn in de voorziening voor

Het Kwaliteitscentrum voor Diagnostiek tracht in Vlaanderen te fungeren als een bundelend en overkoepelend onderzoeks- en expertisecentrum dat enerzijds toekomstige

De school beschikt over een open leercentrum en de leerlingen kunnen voor het vakkenonderwijs gebruik maken van de elektronische leeromgeving.. Evaluatiepraktijk

5.16 Als 25% van mijn totale areaal weides zijn die niet bemest of besproeid worden (alleen organische mest), maar op de rest van mijn percelen wordt wel precisielandbouw

Om in aanmerking te komen voor de pre-ecoregeling moet de precisielandbouw op bedrijfsniveau uitgevoerd worden: op minstens 80% van het areaal subsidiabele hoofdteelten (zie

Verslag over de opvolgingsdoorlichting van de erkenningsvoorwaarde bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne van Stedelijke School Buitengewoon Secundair Onderwijs De Brug..