• No results found

Greet Geenen & Jozef Corveleyn HELPENDE HANDEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Greet Geenen & Jozef Corveleyn HELPENDE HANDEN"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Greet Geenen & Jozef Corveleyn

HELPENDE HANDEN GEHECHTHEID BIJ

KWETSBARE OUDERS

EN KINDEREN

(2)

Tweede druk: juli 2011 Derde druk: december 2013 Vierde druk: november 2015

D/2020/45/570 – ISBN 978 94014 7385 9 – NUR 752, 775

Vormgeving: Peer De Maeyer Omslagontwerp: Koloriet

© Greet Geenen en Jozef Corveleyn & Uitgeverij Lannoo nv., Tielt, 2010 LannooCampus maakt deel uit van de Uitgeverij Lannoo Groep

Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bepaalde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever

Uitgeverij LannooCampus Vaartkom 41

B-3000 Leuven (België) .

Op de cover staat een foto van het beeld ‘Anna’ van kunstenares Sofe Muller.

(3)

Dankwoord

Dit boek kwam tot stand dankzij vele helpende handen. We zijn heel dankbaar voor de ondersteuning die we vanuit diverse hoeken kregen. We kunnen niet iedereen vermel- den, maar willen toch graag enkele mensen bij naam noemen.

Om te beginnen een oprecht woord van dank aan de moeders en kinderen die zo vriendelijk waren aan het doctoraatsonderzoek van Greet Geenen mee te werken en die hun huis en hun leven voor haar openstelden. Zonder hen zou dit boek er nooit gekomen zijn. Veel dank ook aan prof. Karine Verschueren, die als copromotor het doctoraatsproject van Greet Geenen mee in goede banen leidde en ook na de onder- zoeksperiode betrokken bleef bij de thematiek.

Een speciaal dankjewel is er voor De Doorzetters vzw, een Antwerpse vereniging waar armen het woord nemen en gastheer van ons project gehechtheid bij generatiear- me moeders en kinderen. De leden en medestanders van De Doorzetters vzw vorm- den een veilige haven waarbinnen het project kon groeien in vruchtbare dialoog met mensen in armoede. Niet alleen boden ze een vertrouwde basis en fijn onderdak om het boek en de vorming te ontwikkelen. Ze zorgden ook voor inspirerende contacten met andere verenigingen waar armen het woord nemen, zoals Centrum Kauwenberg vzw en Recht-Op vzw. Raf en Bruno, dank voor jullie niet aflatende inzet en betrokken- heid op allerlei vlakken. We willen ook de snel typende handen van Raf niet vergeten, die steeds zorgden voor een nauwgezette verslaggeving.

Onze hartelijke dank gaat uit naar de ‘leesgroep betrokkenen’1 met leden van diverse verenigingen waar armen het woord nemen. Jullie waren een ongelooflijk klankbord.

Dank voor de openheid waarmee jullie de teksten over dit moeilijke thema mee onder de loep namen. Jullie feedback vormde een grote bron van inspiratie. Onze samen- komsten waren momenten waar we naar uitkeken en die we blijven koesteren.

Veel dank ook aan de ‘leesgroep deskundigen’ die de teksten met nauwgezette ijver en bevlogenheid bleef lezen en becommentariëren tijdens boeiende bijeenkomsten. De aanvullingen en bedenkingen van deze experts hebben er mee voor gezorgd dat het boek is zoals het nu is.

(4)

6 | helpende handen

Dank aan de leden van de adviesraad, voor hun volgehouden engagement en zinvolle opmerkingen. Het was stimulerend om met zo veel mensen van praktijk, doelgroep, beleid en academische wereld rond de tafel te zitten vanuit een gedeelde betrokken- heid bij kwetsbare ouders en jonge kinderen. De interessante uitwisselingen waren zowel inhoudelijk als strategisch erg helpend om verder te gaan. Heel veel dank van Greet gaat uit naar Kris Breesch, bijzondere ‘compagnon de route’ op vele vlakken.

Verder bedanken we Cera zonder wiens steun dit project niet mogelijk was geweest.

Een speciaal dankwoord voor drie bijzondere dames: Lies Daenen die het project op haar eigen fijne manier initieerde; Carmen Mathijssen die het gedreven opvolgde, deuren opende naar interessante partners en creatief mee zocht naar wegen om het project ten volle tot zijn recht te laten komen; Heidi Loos die van op afstand het project een warm hart toedroeg.

Onze welgemeende dank gaat uit naar Kind en Gezin, dat gaandeweg partner werd van het project. We zijn administrateur-generaal Katrien Verhegge zeer erkentelijk voor deze samenwerking. Met steun van Kind en Gezin gaf Greet Geenen een twee- daagse vorming voor 150 medewerkers en externe partners van Kind en Gezin2. We bedanken uitdrukkelijk Benedikte Van den Bruel en Pascale Mijten voor het mogelijk maken van deze opleiding.

Dank aan de mensen van Bindkracht: Kristel Driessens, Tine Van Regenmortel en Koen Vansevenant, partners in het samen op weg willen gaan met mensen in armoede.

Dank aan Bert Powell en zijn collega’s van het ‘Circle of Security Project’3, aan prof.

James Heckman (University of Chicago) en prof. Arietta Slade (City University of New York) om de toestemming tekeningen van hen in dit boek over te nemen. Dank aan Katrien de Boyser (Universiteit Gent) voor de juiste cijfers van kinderarmoede in Bel- gië en Nederland.

Een warme blijk van dank aan Sofie Muller4, kunstenares van het beeld ‘Anna’ dat de cover van dit boek siert en dat het kwetsbare thema zo mooi oproept. We zijn Sofie Muller en haar galerij er zeer erkentelijk voor dat ze een foto van ‘Anna’ ter beschik- king stelden.

Tot slot, lieve woorden van dank voor familie en vrienden, voor de hechte banden die ons leven zo rijk maken. Vanuit het diepst van haar hart wil Greet ten slotte nog Mar- nix bedanken, voor alles …

(5)

6 | helpende handen

Inhoud

Dankwoord 5

Inhoud 7

Afkortingen 13

Woord vooraf 15

Hoofdstuk 1 · Inleiding 19

Kwetsbare ouders en kinderen 19 De kwetsbaarheid van een leven in armoede 20 Een kwetsbaar maar hoopgevend

begin dat de verwachtingen niet altijd inlost 22 Van realiteit naar onderzoek 22 Van onderzoek terug naar realiteit 24 Twee belangrijke uitgangspunten 24 Tot slot: een waardevolle maar onvermijdelijk beperkte

kijk op een complexe realiteit 25

Hoofdstuk 2 · Gehechtheid bij ouder en kind 27

Inleiding 27

Gehechtheidstheorie: ontstaan en geschiedenis 27 Definitie gehechtheid 28 Gehechtheid bij het kind 29 Stoornissen in gehechtheid 34 Gehechtheid bij de volwassene 35 De verdeling van veilige en onveilige gehechtheid 40 Gehechtheid bij kind en volwassene:

conceptuele gelijkenis van categorieën 41 Overdracht en continuïteit 42 Bevorderen van veilige gehechtheid tussen ouder en kind 43

(6)

Hoofdstuk 3 · Vier moeders en kinderen in beeld 47

Inleiding 47

Het verhaal van Ann en Amber 48 Het verhaal van Barbara en Bo 49 Het verhaal van Clara en Celine 53 Het verhaal van Daphne en Dries 55

Hoofdstuk 4 · Gehechtheid bij generatiearme moeders en kinderen 59

Inleiding 59

Gehechtheid bij generatiearme moeders 60 Hoe bepaal je gehechtheid bij een volwassene? 60 Enkele voorbeelden 60 Wat hebben we gevonden? 79 Wat betekent dit voor de moeders? 82 Gehechtheidsgedrag van generatiearme kinderen ten opzichte van hun moeder 82 Hoe bepaal je gehechtheid bij een kind? 82 Enkele voorbeelden 83 Wat hebben we gevonden? 88

Wat betekent dit voor de kinderen? 90

Overdracht van gehechtheid van moeder op kind 91 Gehechtheid bij kind en volwassene:

conceptuele gelijkenis van categorieën 91 Overdracht van gehechtheid bij de moeders

en kinderen van onze onderzoeksgroep 92

Hoofdstuk 5 · Sensitiviteit: kijken naar gedrag tussen ouder en kind 95

Inleiding 95

Sensitiviteit en emotionele beschikbaarheid: algemene toelichting 95 Wat verstaan we onder sensitiviteit

en emotionele beschikbaarheid? 95 Kenmerken van sensitief gedrag 96 Kenmerken van emotioneel beschikbaar gedrag 97 Sensitiviteit en gehechtheid 99 Het belang van sensitiviteit en emotionele beschikbaarheid

voor de verdere ontwikkeling 99 Sensitiviteit en emotionele beschikbaarheid

in onze groep generatiearme moeders en kinderen 100

(7)

Hoe bepaal je sensitiviteit en emotionele beschikbaarheid? 100 Enkele voorbeelden 102 Wat hebben we gevonden? 120 Wat betekent dit gedrag voor de kinderen? 123 Samen spelen is moeilijk in deze groep 124 Bedenkingen bij het gebruik van de eas in deze groep 126

Hoofdstuk 6 · Mentaliseren: verder kijken dan gedrag alleen 129

Inleiding 129

Mentaliseren en reflectief functioneren: algemene toelichting 129 Wat is mentaliseren? 129 Hoe ontwikkelt mentaliseren zich? 132

Wat is de functie van mentaliseren? 135

Mentaliseren en gehechtheid 137 Mentaliseren en stress 140 Het vermogen tot mentaliseren van onze groep generatiearme moeders 142 Hoe bepaal je iemands vermogen tot mentaliseren? 142 Enkele voorbeelden 143 Wat hebben we gevonden? 155 Wat betekenen de voornamelijk lage rf-scores

voor deze moeders en kinderen? 158 Tot slot: het belang van verder kijken dan gedrag alleen 160

Hoofdstuk 7 · Invalspoorten om veilige gehechtheid te bevorderen 163

Inleiding 163

Invalspoort 1: de relatie 164 Observeren van gehechtheid tussen ouder en kind 164 De basis: zelf een relatie aangaan met ouder en kind 168 Invalspoort 2: mentaliseren 173 Wat? 173 Hoe? 174 Wanneer? 186 Opmerking: niet nieuw, wel belangrijk 187 Betekenis voor het kind 188 Invalspoort 3: sensitiviteit 188 Wat? 188 Hoe? 189 Grenzen aan een gedragsfocus 195

(8)

Betekenis voor het kind 195 Invalspoort 4: de stem van mensen in armoede 196 Luisteren naar de betrokkenen 196 Essentiële aandachtspunten in de begeleiding

van ouder en kind volgens de mensen zelf 197 Kanttekening 206 Tot slot: de mening van de betrokkenen en invalspoorten 1, 2 en 3 207 Als kind en ouder niet bij elkaar wonen 207

De band tussen kind en ‘nieuwe’ verzorgingsfiguur:

een spel met verschillende spelers 208 Primordiaal: aandacht voor de biologische ouder 215

Besluit 216

Hoofdstuk 8 · Beleidsaanbevelingen 221

Inleiding 222

Algemene beleidsaanbevelingen vanuit onderzoek 223 Beleidsaanbevelingen vanuit de doctoraatsstudie

van Greet Geenen (2007) 223 Vanuit economische studies: investeren in de vroegste kindertijd

als economische ontwikkelingsstrategie 227 Leidraad voor beleidsmakers op macroniveau 230

Kies resoluut voor kwetsbare jonge kinderen

en hun ouders en doe dit op lange termijn 230 Geef voldoende structurele financiering

aan vroegtijdige preventie en interventie 230 Zorg voor een allesomvattend laagdrempelig aanbod

waarin de relatie centraal staat en dat flexibel kan

aansluiten op de noden van jonge kinderen en hun ouders 231 Bied kwaliteit door degelijk opgeleid personeel 233 Kies voor een kwaliteitsvol zorgaanbod 233 Investeer in onderzoek 234 Werk aan de beeldvorming over kwetsbare ouders

en kinderen en zorg voor een maatschappelijk engagement

naar hen toe, gebaseerd op respect voor hun mogelijkheden 235 Geef het werkveld ruimte om signalen te geven 235 Leidraad voor leidinggevenden binnen organisaties (mesoniveau) 236 Kies voor kwetsbare jonge kinderen en hun ouders 236 Organiseer uw dienstverlening vanuit de basisgedachte

dat mensen een vertrouwensrelatie moeten kunnen opbouwen.

(9)

Houd daarbij een langtermijnperspectief in gedachten. 236 Werk een visie uit die verder kijkt dan het gedrag alleen: mentaliseer! 238 Neem deskundig personeel aan en investeer

in vorming, supervisie en teamoverleg 239 Stimuleer samenwerkingsverbanden met hulpverleners

en vrijwilligersorganisaties in de regio en met de doelgroep zelf 239 Wees binnen de mogelijkheden van de organisatie

creatief en flexibel in het bereiken

van moeilijk bereikbare gezinnen en hun jonge kinderen 240 Evalueer de werkzaamheid van uw aanbod 240 Geef signalen naar het beleid op macroniveau 240

Besluit 242

Eindnoten 243

Referenties 253

Index 267

Bijlage 1 · De helpende handen van het project gehechtheid

bij generatiearme moeders en kinderen 271

Bijlage 2 · 25 woorden of minder

(Cooper, Hoffman, Marvin & Powell, 1999) 275

Bijlage 3 · Instrumenten om de gehechtheidskwaliteit te bepalen 277

Bijlage 4 · Gedragsuitingen van een veilig gehecht kind ten aanzien van zijn verzorgingsfiguur volgens de aqs (Waters, 1995) 279

Bijlage 5 · De ‘emotional availability scales’ (eas) of schalen voor emotionele beschikbaarheid (Biringen, Robinson & Emde, 1998) 281

Bijlage 6 · RF-schaal (Fonagy, Target, Steele & Steele, 1998) 283

Bijlage 7 · Voorbeelden van mentaliserende en

niet-mentaliserende interventies 285

Bijlage 8 · Cirkel van herstel

(Cooper, Hoffman, Marvin & Powell, 2000) 287

Verklarende woordenlijst 288

(10)
(11)

Woord vooraf

Kleine Anna zet voorzichtig een stapje in de wereld aan de hand van een volwassene.

Durft ze verdergaan omdat ze de steun voelt van die volwassene bij haar? Of is het juist Anna die de grote hand mee wil trekken naar een nieuwe te ontdekken plek? Is zij het die de grote hand leidt? Of is Anna net tot stilstand gekomen? Aarzelt ze haar voetje helemaal neer te zetten, nu de grote hand lijkt op te houden te bestaan? Zijn helpende handen nodig om weer in beweging te komen, om weer op een veilig spoor te geraken?

helpende handen. Wie helpt wie? Wie voert wie mee?

Een kind heeft een helpende hand nodig om zich te ontwikkelen. Een ouder heeft signalen van zijn kind nodig om het te ondersteunen in deze ontplooiing. Een hechte band tussen ouder en kind is niet zomaar gegeven, maar is iets dat groeit. Soms vin- den ouder en kind elkaar niet. Hoe graag ze ook willen. Hoeveel moeite ze ook doen.

Dan kunnen andere helpende handen nodig zijn om ouder en kind in dit vroege begin dichter bij elkaar te brengen. Ook die helpende handen kunnen maar hulp bieden als ze de signalen van ouder en kind oppikken en dus rekening houden met waar ouder en kind heen willen.

In dit boek beschrijven we hoe gehechtheid tussen ouder en kind ontwikkelt en welke factoren daarin een rol spelen. Haast alle ouders dromen van een goede band met hun kind. Toch is het ontstaan van een hechte band niet vanzelfsprekend. Stres- serende levensomstandigheden zoals armoede en ziekte of moeilijke vroege gehecht- heidservaringen bij de ouder kunnen er soms voor zorgen dat het kind geen veilige gehechtheidsrelatie met de ouder opbouwt. Veilige gehechtheid biedt een kind meer kans op een gezonde ontwikkeling in allerlei levensdomeinen. Het is dan ook belang- rijk veilige gehechtheid van in het vroegste begin te bevorderen. In dit boek formu- leren we daarom duidelijke handvatten naar praktijk en beleid. De beginfase van de ontwikkeling is immers nog erg plastisch en biedt talrijke wegen tot verandering.

Helpende handen is gebaseerd op de doctoraatsstudie van Greet Geenen over gehecht- heid bij Belgische moeders en kinderen die in extreme armoede leven (Geenen, 2007).

In dat onderzoek bezochten we deze kwetsbare ouders en kinderen tussen 0 en 3 jaar gedurende lange tijd in hun thuissituatie. Zo leerden we van nabij hoe gehecht- heid in zeer moeilijke levensomstandigheden tot stand komt en wat maakt dat een

(12)

16 | helpende handen

kind zich veilig dan wel onveilig hecht. Met deze inzichten hopen we een bijdrage te leveren aan een betere start voor kwetsbare jonge kinderen en hun ouders. Hoewel de talrijke voorbeelden in het boek komen van ouders en kinderen in armoede, beschrij- ven ze een dynamiek die alle ouder-kindrelaties kenmerkt. De lotgevallen die men in deze extreem kwetsbare situatie kan vaststellen, zijn paradigmatisch voor wat er gebeurt met ouders en kinderen in deze levensfase in het algemeen. Daarom zijn de inzichten en aanbevelingen zinvol voor alle kleine kinderen tussen 0 en 3 jaar en hun ouders, ook voor hen uit minder kwetsbare groepen.

In het boek brengen we zowel theorie als illustraties en concrete aanbevelingen.

Hoofdstuk 1 vormt een algemene inleiding op het thema gehechtheid bij kwetsbare ouders en kinderen. We situeren hoe armoede voor een kwetsbare start zorgt voor zowel ouder als kind en schetsen de grote lijnen van onze studie bij generatiearmen.

In hoofdstuk 2 brengen we de belangrijkste concepten van de gehechtheidstheorie.

Het zijn termen die gemakkelijk in de mond worden genomen, maar niet altijd op de juiste manier. Daarom willen we ze eerst duidelijk omschrijven. In de volgende hoofdstukken worden deze concepten verder uitgewerkt, meer concreet gemaakt en toegepast op de realiteit van kwetsbare ouders en kinderen. In hoofdstuk 3 laten we de lezer kennismaken met vier generatiearme moeders en kinderen die elk op hun manier met elkaar, en met de omstandigheden die ze tegenkomen, omgaan. De ver- scheidenheid van deze levensverhalen beklemtoont hoe divers het leven van mensen in generatiearmoede er kan uitzien. We blijven naar deze vier moeders en kinderen verwijzen doorheen het boek, telkens vanuit een andere invalshoek. In hoofdstuk 4 illustreren we met behulp van deze vier gevalstudies welke gehechtheidsstijlen bij ouders en kinderen voorkomen en hoe deze van ouder op kind worden overgedragen.

In de volgende hoofdstukken is er ruimte voor enkele determinerende factoren in de overdracht van gehechtheid. In hoofdstuk 5 richten we ons op het gedrag tussen ouder en kind, dit wil zeggen op sensitiviteit en emotionele beschikbaarheid. In hoofdstuk 6 staan we stil bij wat aan dat gedrag ten grondslag ligt, namelijk het vermogen van de ouder tot mentaliseren. Vanuit onze vaststellingen op al deze gehechtheidsgerelateer- de domeinen, formuleren we in hoofdstuk 7 vier invalspoorten om van in het vroege begin veilige gehechtheid tussen ouder en kind te bevorderen. Dit kan zelfs een aan- vang nemen voor het kind geboren is, tijdens de zwangerschap. Aan de hand van tal- rijke voorbeelden worden praktische handvatten aangereikt om met ouder en kind op weg te gaan. Cruciaal daarbij is een relationele focus met aandacht voor ouder én kind.

In hoofdstuk 8 brengen we aanbevelingen voor het beleid. Opdat een begeleider op zinvolle wijze aan de vroege band tussen kwetsbare ouders en kinderen kan werken, zijn bepaalde beleidsinspanningen nodig. We geven niet alleen adviezen voor politici en beleidsmakers op macroniveau maar ook voor leidinggevenden van organisaties.

(13)

16 | helpende handen woord vooraf | 17

Bijzonder aan Helpende handen is dat het tot stand kwam in nauwe samenwerking met mensen in armoede. Vanuit verschillende verenigingen waar armen het woord nemen, participeerden mensen aan de ‘leesgroep betrokkenen’. Gedurende vele boei- ende sessies becommentarieerden ze de hoofdstukken op twee criteria: herkenbaar- heid en respect. In hun feedback weerklonk een duidelijke visie op hoe handen voor kwetsbare ouders en kinderen helpend kunnen zijn. Hun stem nemen we mee door- heen het ganse boek in citaten aan het begin van elk hoofdstuk. Ze is ook duidelijk te horen in de invalspoorten die we uitwerkten voor het werken met kwetsbare jonge kinderen en hun ouders.

Voor een vlotte lectuur van het boek voegen we op pagina 288 een verklarende woor- denlijst toe met belangrijke termen die veel in het boek voorkomen.

(14)
(15)

Hoofdstuk 1 · Inleiding

‘Veel mensen hebben de ingesteldheid: ik wil dat mijn kinderen het beter hebben dan ik het vroeger gehad heb.

Vanuit die gedachte gaan mensen hun kinderen anders aanpakken. Maar er zijn er veel waar het verkeerd bij gaat.

Het is niet vanzelfsprekend om het anders, beter te doen.’

Kwetsbare ouders en kinderen

Een baby komt ter wereld met heel wat groeimogelijkheden, maar is tegelijk ook klein en kwetsbaar, afhankelijk van zijn omgeving. Voor een ouder1 betekent een kind een nieuw begin waar hij al dan niet bewust voor gekozen heeft en dat zijn leven een andere wending geeft. Er wordt weleens gezegd dat de geboorte van een kind tegelijk ook de geboorte van een ouder inhoudt2. Net als het kind zal een ouder groeien en evo- lueren in zijn ‘nieuwe’ leven als vader, als moeder. Ook een ‘pasgeboren’ ouder heeft, naast groeivermogen, een aantal kwetsbaarheden.

Bepaalde omstandigheden kunnen zorgen voor een verhoogde kwetsbaarheid bij ouder en kind. We denken hierbij aan innerlijke factoren zoals prematuriteit, een aan- doening of handicap bij het kind en een postnatale depressie of ziekte bij de ouder. Ook uiterlijke omstandigheden kunnen kind en ouder in dit vroegste begin extra fragiel maken. Zo is er bijvoorbeeld het verlies van een belangrijke vertrouwenspersoon of een verhuizing naar een onbekende omgeving zonder netwerk. Armoede weegt even- zeer op ouder en kind en zorgt voor beiden voor een broze start. Het is de kwetsbaar- heid verbonden aan een leven in armoede die we voornamelijk in dit boek belichten.

(16)

20 | helpende handen

De kwetsbaarheid van een leven in armoede

Armoede heeft vele gedaanten.

Mensen kunnen in de loop van hun leven in een bestaansonzekere situatie belan- den omwille van allerlei redenen zoals verlies van job, langdurige ziekte, scheiding, immigratie, roekeloos omgaan met geld, enzovoort. Het gaat om een diverse groep van mensen die niet zomaar met elkaar te vergelijken zijn. Wat ze met elkaar gemeen hebben, is dat hun levensconditie op een bepaald moment fragiel en arm aan kansen wordt – vandaar de term kansarmoede. Welke oorzaak deze precaire situatie ook heeft, het is niet eenvoudig om eruit te geraken. Mensen in armoede staan mentaal enorm onder druk. Leven wordt overleven, een voortdurende strijd om rond te komen. Ook kinderen lijden onder de armoede waar ze via hun ouders in terechtkomen: niet enkel omwille van de materiële beperkingen maar zeker ook omwille van de spanning en onzekerheid die hun leefomgeving tekent.

Daarnaast zijn er mensen bij wie de armoede van generatie op generatie wordt door- gegeven. We spreken van generatiearmoede wanneer iemands familiale context twee of meer generaties gekenmerkt wordt door een leven in armoede. Generatiearmen kennen een permanente bestaansonzekerheid waarbij de ontbering (het tekort) zich vastgezet lijkt te hebben in alle dimensies van hun bestaan. Psychologisch gezien is generatiearmoede van een andere orde dan de intragenerationele armoede die iemand in de loop van zijn leven treft. Het gaat om een fundamentelere kwetsbaarheid in tal van levensdomeinen die nog zwaarder te dragen is. De chronische stress verbonden aan een leven in generatiearmoede weegt sterk op iemands psychische weerbaarheid.

Naast economisch, sociaal en cultureel kapitaal hebben generatiearmen ook minder psychologisch kapitaal3 ter beschikking om de dagelijkse stress het hoofd te bieden.

Kinderen die in armoede geboren worden, hebben veel kans om in hun eerste ontwik- kelingsmogelijkheden beperkt te worden. In verschillende ontwikkelingsdomeinen zijn ze van in het begin erg fragiel. Daarenboven werken de negatieve effecten van armoede cumulatief door: ze stijgen naarmate een kind ouder wordt4.

Vooreerst lopen arme kinderen een risico op biologisch vlak. Bepaalde biologisch verzwakkende of complicerende condities zoals prematuriteit, laag geboortegewicht, moeilijk temperament en ernstige medische ziektes komen meer voor in arme groe- pen dan in meer welgestelde groepen en de gevolgen ervan blijken sterk bepaald door deze psychosociale factoren. Verder blijkt de sociale context een sterke rol te spelen in het feit of een bepaalde genetische aanleg al dan niet tot uitdrukking komt. Ook familiaal en sociaal zijn deze kinderen kwetsbaar. Armoedegroepen worden veelal

(17)

20 | helpende handen inleiding | 21

gekenmerkt door een lage kwaliteit van thuisomgeving, familiale instabiliteit en con- flicten evenals een hoog percentage alleenstaande ouders met weinig netwerk. Mid- delenmisbruik, psychopathologie en mishandeling komen vaak voor. Kinderen in armoede blijken niet alleen meer aan dergelijke risicofactoren te worden blootgesteld, ze zijn ook gevoeliger voor de gevolgen van deze risico’s. Vooral kinderen in de jong- ste leeftijdsgroep zijn daarin erg kwetsbaar. Ernstige niveaus van vroege omgevings- en sociale deprivatie kunnen leiden tot aanzienlijke neurologische tekorten en een verminderde hersenontwikkeling5. Kinderen in armoede krijgen vaak te maken met een harde opvoedingspraktijk en een weinig sensibele aanpak door hun verzorgings- figuren. De ruwe interactiestijl van deze volwassenen wordt in verband gebracht met verschillende omstandigheden, zoals een gebrek aan sociale steun, stress ten gevolge van de talrijke problemen die een leven in armoede met zich meebrengt, een eigen voorgeschiedenis van deprivatie en beperkte cognitieve mogelijkheden.

Op het vlak van gehechtheid lopen arme kinderen een dubbel risico. Ten eerste raakt slechts een minderheid van hen veilig gehecht: hun verzorgingsfiguren zijn zelf voor- namelijk onveilig gehecht en dragen deze onveiligheid op hen over. Ten tweede is er door de talrijke negatieve life events die deze kinderen meemaken minder continuï- teit in gehechtheid: van de weinig veilig gehechte kinderen worden velen in de loop van hun ontwikkeling onveilig gehecht6. Zoals we in het tweede hoofdstuk van dit boek beschrijven, vormt onveilige gehechtheid een risicofactor voor de ontwikkeling van een kind in tal van domeinen. De verhoogde kans op onveilige gehechtheid zorgt, samen met de andere factoren, voor extra kwetsbaarheid bij jonge kinderen in armoe- de. Ze lopen gevaar om op hun beurt weinig psychologisch kapitaal op te bouwen en de keten van armoede en van armoedegerelateerde problemen verder te zetten.

Ter situering willen we nog meegeven dat het niet gaat om een kleine groep mensen.

In België leeft momenteel 15% van de bevolking onder de armoededrempel7. 11% van de armen woont in Vlaanderen, 19% in Wallonië. In Nederland gaat het om 10% van de inwoners. Dit betekent dat zo een 1,5 miljoen Belgen en 1,6 miljoen Nederlanders arm zijn. Kinderen en jongeren zijn nog kwetsbaarder. 18% van de Belgische kinde- ren tussen 0 en 6 jaar en 13% van de Nederlandse leeft in armoede. Voor Belgische en Nederlandse jongeren tussen 0 en 17 jaar gaat het om respectievelijk 17% en 14%.

(18)

22 | helpende handen

Een kwetsbaar maar hoopgevend begin dat de verwachtingen niet altijd inlost

De komst van een kind wakkert bij een ouder veelal de diepe wens aan dit kind een mooie start te geven. Ouders in armoede hopen, net zoals en misschien meer nog dan andere ouders, dat hun kind een beter leven zal hebben dan zijzelf. Dit verlangen vormt een belangrijke drijfveer in hun bestaan. Ze weten immers maar al te goed wat het betekent om minder kansen te krijgen, achteruitgesteld te worden, niet mee te tellen. Ouders die zelf een moeilijke kindertijd beleefden, willen hun kind daar koste wat het kost voor behoeden. Dit streven is vaak het enige wat hen te midden van alle tegenslagen nog op de been houdt. Met dit nieuwe leven op komst hopen ook zij een nieuw begin te maken: een betere start dan zij zelf als kind kenden, een betere start soms dan met hun vorige kinderen. Vanuit dit grote verlangen zetten ze al hun energie in om het beter te doen voor dit kind. Maar ondanks al hun inspanningen en ondanks de ondersteuning van vaak talrijke professionelen uit diverse disciplines, blijken zij hun nieuw kind vaak niet tegen de valkuilen van een leven in armoede te kunnen beschermen. De ouder-kindrelatie raakt vertroebeld met als gevolg een moei- zame intrede in de wereld voor het kind en een zoveelste desillusie voor de ouder die het nochtans zo anders had gehoopt. Ook al zetten ouders in vergelijking met hun eigen voorgeschiedenis vaak heel wat stapjes vooruit, hun kinderen lijken de armoede moeilijk te ontgroeien.

Van realiteit naar onderzoek

De vaststelling van deze moeilijk te doorbreken spiraal van armoede van ouder op kind vormde de aanzet voor de doctoraatsstudie van Greet Geenen. In de aanloop naar dit onderzoek in de vroege jaren 2000 kwamen daarover vanuit verschillende hoeken signalen. Ten eerste stelden hulpverleners van gezinnen in armoede in de praktijk vaak vast dat armoede van de ene op de andere generatie wordt overgedragen en dat patronen zich ondanks heel wat inzet en moeite herhalen. Verder brachten ook ouders in armoede zelf de thematiek aan. In gesprekken over de opvoeding van hun kinderen8 bijvoorbeeld refereren ze snel naar wat ze zelf als kind hebben meegemaakt en leggen ze verbanden tussen toen en nu. Op het internationaal wetenschappelijk forum9 ten slotte leefde een sterke vraag naar bijkomend onderzoek en alternatieve interventiestrategieën voor de meest kwetsbare jonge kinderen en hun ouders. Het bestaande aanbod bleek hen onvoldoende te ondersteunen om de keten van armoede en armoedegerelateerde problemen te doorbreken.

(19)

22 | helpende handen inleiding | 23

Met ons psychologisch onderzoek hebben we een bijdrage willen leveren aan het armoedeonderzoek dat tot dan toe voornamelijk plaatsvond vanuit sociologisch of eco- nomisch perspectief. We hebben gekozen voor een erg kwetsbare groep armen, name- lijk Belgische generatiearmen. In deze groep volgden we kinderen tussen 0 en 3 jaar en hun moeders intensief. Dat vroege ervaringen een voorname rol spelen in iemands ontwikkeling en verdere levensloop vormt een van de oudste hypotheses in de psy- chologie. Heel wat wetenschappelijk onderzoek heeft ondertussen het belang van de kwaliteit van deze vroegste zorg voor de verdere ontplooiingskansen van een kind bewezen. Wij hebben met onze studie inzicht willen verkrijgen in één bepaald aspect van deze vroegste ervaringen in deze groep, namelijk de overdracht van gehechtheid en enkele factoren die daar een rol in spelen, zoals de sensitiviteit en het vermogen tot mentaliseren van de ouder. De gehechtheidstheorie is de theorie bij uitstek die het intergenerationele dat zo sterk aan de orde is in generatiearmoede in kaart brengt.

We hebben ons ook laten leiden door psychodynamisch onderzoek en literatuur over kansarmoede. Voor het opzet, de theoretische fundering, de doelstellingen en gede- tailleerde uitwerking van ons onderzoek verwijzen we naar het proefschrift van Greet Geenen (Geenen, 2007). Hier geven we nog beknopt mee hoe we concreet te werk zijn gegaan.

Om een beeld te krijgen van gehechtheid en van enkele factoren die daar een rol in spelen, bezochten we generatiearme moeders en hun kleine kinderen meermaals in hun thuissituatie. De duur van de periode waarin we contact met hen hadden, vari- eerde tussen één en twee jaar. Toegang tot hen krijgen was niet evident. Verschillende organisaties die reeds een band met de moeders hadden, maakten mogelijk dat we bij hen aan huis mochten komen. Het gaat bijvoorbeeld om thuisbegeleidingsdien- sten, inloopteams van Kind en Gezin, cig’s en verenigingen waar armen het woord nemen. Contact opbouwen en behouden met de gezinnen was evenmin gemakkelijk.

Vaak bleef de deur gesloten of werden we tijdens een huisbezoek meegezogen in de noden van het hier en nu waardoor we helemaal niet aan het thema van ons onderzoek toekwamen. Vertrouwen winnen en behouden kost tijd, zeker bij mensen van wie het levensverhaal gekenmerkt wordt door een opeenvolging van verbroken relaties. Met veel moeite hebben we in een periode van vijf jaar gegevens verzameld bij een twaalf- tal10 moeders en hun kinderen. Van bijna evenveel moeders en kinderen zijn we om allerhande redenen het spoor kwijtgeraakt.

Door middel van interviews peilden we naar de gehechtheidheidsrepresentatie van moeder en naar haar representationeel vermogen. We observeerden het gehecht- heidsgedrag van het kind ten aanzien van moeder. Tijdens onze bezoeken keken we eveneens naar de interactie tussen moeder en kind. Soms maakten we daar video- opnames van die ze nadien ook kregen. We stelden een genogram op, trachtten zicht

(20)

24 | helpende handen

te krijgen op de bredere context en vroegen aan moeder en een derde instantie (crèche of school) naar het algemene functioneren van het kind11. Zorgvuldige analyse van al dit onderzoeksmateriaal leidde tot een aantal bevindingen waarvan we de voornaam- ste in dit boek aan bod laten komen.

Van onderzoek terug naar realiteit

Een onderzoek heeft voor ons pas waarde als er iets van kan terugvloeien naar de betrokkenen zelf, naar professionelen of vrijwilligers die met hen werken of naar mensen die instaan voor het beleid van deze doelgroep. Reeds in haar proefschrift heeft Greet Geenen een brug gelegd van de onderzoeksresultaten naar de praktijk door in de conclusie enkele aanbevelingen te formuleren naar hulpverlening en beleid. In dit boek zijn deze meer concreet uitgewerkt. Ten behoeve van begeleiders en hulpverleners brengen we in het zevende hoofdstuk vier invalspoorten die ons inziens essentieel zijn om veilige gehechtheid tussen jonge kwetsbare kinderen en hun ouders te bevorderen. Deze omvatten het leggen van een relatie met ouder en kind, mentaliseren, inwerken op gedrag en luisteren naar de stem van de betrokke- nen zelf. Deze invalspoorten illustreren we met talrijke voorbeelden uit het werk met kwetsbare ouders en jonge kinderen. De praktijk van hulpverlening in brede zin wordt bepaald door de visie en beslissingen van beleidsmakers en leidinggevenden van orga- nisaties. Daarom vernoemen we in het slothoofdstuk concrete aandachtspunten waar- mee een beleid op macro- en op mesoniveau rekening dient te houden om op een zinvolle wijze in de vroegste noden van kwetsbare kinderen en hun ouders te voorzien.

Twee belangrijke uitgangspunten

Twee uitgangspunten lagen aan de basis van de doctoraatsstudie en zijn ook cruciaal voor de verdere lectuur van dit boek. In het kader van het onderzoek hebben we genera- tiearme moeders en hun kinderen van nabij gevolgd. We hebben naar hen geluisterd, we hebben hen met elkaar bezig gezien. Met de ons beschikbare methodes hebben we gezocht naar sterktes en kwetsbaarheden in deze dyades en we schrijven hierover in dit boek. Het is heel belangrijk dat de lezer beseft dat we met de gebruikte instrumen- ten weliswaar bepaalde aspecten van het functioneren van deze moeders en kinderen evalueren, maar dat het daarbij geenszins gaat om een beoordeling, laat staan een veroordeling van hen als persoon. Alle moeders van onze studie, zonder enige uitzon- dering, willen het beste voor hun kind en willen zich daarvoor ook inspannen. Maar

(21)

24 | helpende handen inleiding | 25

zoals zal blijken, gaan soms de moeilijke omstandigheden die hun leven tekenen hun krachten te boven. De kwetsbaarheden die ze laten zien in parenting12 dienen gesitu- eerd te worden in een bredere context. Bowlby13 stelde in dat verband retrospectief vast dat onaangepast gedrag van ouders meestal het resultaat is van hun eigen moeilijke, ongelukkige kindertijd. Prospectief is dit ook aangetoond in longitudinaal onderzoek in een hoge risicogroep waar personen met een onaangepast zorgaanbod aan hun kind juist diegenen waren die zelf als kind onvoldoende werden ondersteund14. Verder sluiten we ons aan bij een dynamische ontwikkelingsgerichte visie op (dys)func-

tioneren15 en gaan niet uit van een deficitmodel waarbij men aanneemt dat tekorten bij het kind automatisch leiden tot stoornissen. De vroege zorg en de context van die eerste jaren zijn inderdaad belangrijk, maar vele factoren doorheen de verdere levensloop zul- len de ontwikkeling mee bepalen. Wie iemand is, is het resultaat van de cumulatieve geschiedenis van zijn ervaringen, van de uitdagingen en hulpbronnen die hij daarbij kende én van zijn actuele leefomstandigheden zelf. Het is met andere woorden niet zo dat de moeilijkheden die we mogelijk bij de kinderen van ons onderzoek vaststellen op deze jonge leeftijd, automatisch leiden tot latere stoornissen en dat er door dat moeilijk begin geen kentering meer kan komen in hun ontplooiing. Om een bekende uitspraak van Selma Fraiberg16 in dat verband te citeren: ‘history is not destiny’, ‘je geschiedenis is niet je lot’. Daarom ook is een grote rol weggelegd voor maatschappij en hulpverle- ning om de effecten van een eventueel moeilijke start als kind om te buigen en ervoor te zorgen dat risicofactoren zich in het verdere leven niet blijven cumuleren.

Tot slot: een waardevolle maar onvermijdelijk beperkte kijk op een complexe realiteit

Onze voorbeelden komen uit het leven van autochtone Belgische generatiearmen.

Er bestaat ook een grote groep allochtone gezinnen die in armoede leeft en bij wie de culturele achtergrond een specifieke inkleuring geeft aan de armoedeproblema- tiek. Allochtone ouders brengen vanuit hun voorgeschiedenis van migratie en actuele levensomstandigheden elk eigen sterktes en kwetsbaarheden mee die meespelen in de ontwikkelingskansen van de kinderen17. De aandacht voor deze nochtans boeiende culturele dimensie ontbreekt in ons verhaal dat gebaseerd is op ons onderzoek over autochtone moeders en kinderen in armoede.

Het casusmateriaal bestaat uit generatiearme moeders met hun kinderen – en niet vaders. Dit betekent allerminst dat vaders in de ontwikkeling van gehechtheid bij een kind een minder belangrijke rol spelen. Dat ook vader een spilfiguur is in dat gebeu-

(22)

26 | helpende handen

ren, werd aangetoond in gerenommeerd onderzoek18. Onze keuze voor moeders was pragmatisch van aard: moeders bleken in deze groep meer bereikbaar en ook meer aanwezig als primaire verzorgingsfiguur. In onze concrete aanbevelingen naar de praktijk spreken we trouwens bewust van ouders, omdat we zowel kwetsbare moeders als vaders willen bereiken.

Wij benaderen het leven van kwetsbare kinderen en hun ouders in deze studie vanuit psychologisch perspectief. Daarmee ontkennen we geenszins het belang van geneti- sche, biologische of neurofysiologische factoren. Ontwikkeling is immers het resultaat van een samenspel tussen verschillende elementen. Genen, de onmiddellijke leefom- geving, ondersteunende omstandigheden en iemands persoonlijke levensgeschiede- nis werken voortdurend op elkaar in en zijn allemaal belangrijk. Sinds kort leeft een grote onderzoeksinteresse naar de interactie tussen biologische factoren enerzijds en psychologische of omgevingsfactoren anderzijds. Zoals reeds eerder vermeld, blijkt de sociale context bijvoorbeeld erg bepalend voor het feit of een bepaald gen al dat niet tot uitdrukking komt in iemands leven. Wij gaan verder niet in op biologische facto- ren, maar houden de relevantie ervan in gedachten.

Ten slotte belichten we in dit werk één psychologische factor, namelijk de gehechtheid tussen ouder en kind. We bekijken dus in welke mate een ouder voor zijn kind een toevluchtshaven kan zijn in momenten van stress enerzijds en een veilige basis voor exploratie op meer rustige momenten anderzijds. Gehechtheid is echter maar een van de vele elementen die de ontwikkeling van een kind bepalen. Parenting houdt meer in dan een gehechtheidsfiguur zijn voor het kind. Een ouder helpt zijn kind bijvoorbeeld ook bij het reguleren van zijn emoties, zorgt voor aangepaste stimulatie, structuur en grenzen, biedt een ondersteunend kader waarbinnen problemen kunnen opge- lost worden. Hij leidt het kind binnen in de bredere sociale wereld en aanvaardt zijn geleidelijke groei naar zelfstandigheid. Een ouder die een veilige gehechtheidsfiguur is voor zijn kind kan het er misschien op een van die andere domeinen minder goed van af brengen. Buiten parenting zijn er ook andere familiale factoren die de ontwikke- ling van een kind beïnvloeden, zoals het stressniveau van de ouders, de kwaliteit van hun partnerrelatie en het contact met broers en zussen. Daarnaast gaan ook factoren buiten de familiale context zoals de omgang van een kind met leeftijdgenootjes zijn groeikansen mee bepalen. Dat heel wat verschillende en complexe invloeden op de ontwikkeling van een kind inwerken, vermindert het belang van de vroegste gehecht- heidservaringen van een kind niet. Gehechtheid is cruciaal, zeker ook omdat het van in het vroegste begin, zelfs nog voor de geboorte van een kind, invloed uitoefent. We eindigen met de woorden van Alan Sroufe19 in dat verband: “de gehechtheidsrelatie tussen een jong kind en zijn verzorgingsfiguur vormt de kern waarrond alle andere ervaringen worden gestructureerd, wat de impact van die ervaringen ook mag zijn.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het beperkt aantal beschikbare vaccins zullen niet alle medewerkers van het vaccinatiecentrum onmiddellijk gevaccineerd kunnen worden.. Er zal voorrang worden gegeven

Deze interactieve lezing van José Koster gaat niet over wat je moet doen als opvoeder maar over wie jij bent als ouder. Wat betekent ouder zijn voor

Ik heb geplant, Apollo gaf water, maar God heeft hem doen groeien, mij- merde de dominee, toen hij na de vergadering zijn pastorie naderde. Joe Ivey had hem een borrel aangeboden,

In alle andere geloofsgemeenschappen van Mechelen gebeurt de voorbereiding op het vormsel wanneer de kinderen zich bevinden in het 6de leerjaar van de lagere school.. In de

Deze bron data bevat een lijst met ouder kind relaties en wordt gebmikt in

Toen die zijn broer Simon tegenkwam, riep hij: „We hebben de Messias gevonden.” Samen gingen ze weer naar Jezus.. Hij keek Simon aan en zei: „Jij bent Simon, de zoon van Johan-

Bij 6 op de 10 baby's die sterven voordat ze één jaar oud zijn, wordt er bewust voor gekozen om het leven

Meestal wordt de echo van de nieren en blaas 3 tot 5 dagen na de geboorte gemaakt.. Dit onderzoek kan namelijk pas gedaan worden als uw kind