• No results found

Samenvatting Biologie Module 9, 10 en 11

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenvatting Biologie Module 9, 10 en 11"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Biologie Module 9, 10 en 11

Samenvatting door een scholier 5e klas vwo

2824 woorden 15 jaar geleden

7,1

20 keer beoordeeld

Vak Biologie

Methode Nectar

9.1 ziekte verwekkers: geen toegang

De miljoenen micro-organismen op je huid zorgen ervoor dat ziekteverwekkers zich daar kunnen vermeerderen. Ook in je lichaam spelen ze een nuttige rol, bijvoorbeeld bij het verteren van je voedsel.

Je hebt ook schadelijke micro-organismen.

- Virussen ( vermeerderen in gastheercellen, dat betekent het einde van die cellen) - Schimmels (infecteren meestal de huis of de luchtwegen)

- Bacteriën (produceert giftige stoffen) - eencellige

deze kunnen infectieziekten veroorzaken.

Deze ziekte verwekkende(lichaamsvreemde) stoffen worden tegengehouden door dekweefsels van je huid, longen en darmen.

De talloze micro-organismen die via het voedsel naar binnen komen worden bestreden d.m.v.

Maagzuur, hoesten niezen en braken.

Ook in je luchtwegen en darmen in beschermend dekweefsel aanwezig:slijmvlies.

Dit bevat bacteriedodende stoffen.

Je opperhuid is enkele cellagen dik

- kiemlaag (onderste deel van je huid, deelt zich voortdurend waardor de huis groeit) - hoornlaag ( bestaan uit dode versleten cellen)

- lederhuid (deze bevat zintuigen, bloedvaten, zweetklieren, talgklieren haren vetlaag)

UV-straling kan, als je je geregeld aan blootstelt, leiden tot huidkanker, als er in een ce beschadigingen optreden die niet meer hersteld kunnen worden.

Bij het blootstellen verdikt de bovenlaag van je huid, waardoor UV moeilijker kan doordringen tot de kiemlaag.

(2)

Een andere bescherming zijn pigmentkorrels. Deze worden door de melanocyten uit de kiemlaag via exocytose afgegeven aan de huid waarmee ze in contact staan.

Deze cellen zorgen er ook voor dat je bruin kleurt.

9.2 indringers opruimen.

Als je een griepvirus oploopt, doordat je besmet bent door een ander wordt je afweersysteem snel geactiveerd waardoor de indringers worden uitgeschakeld.

- je hebt geen trek - bent snel geïrriteerd

- je lichaamstemperatuur stijgt ( je hebt koorts)

in de eerste plaats zijn de witte bloedcellen de verdedigers, ze onderscheiden lichaamsvreemde stoffen en kunnen deze doden en onschadelijk maken. Ze hebben elk een andere taak en zijn een goed op elkaar ingespeeld team. Voor de communicatie onderling bestaan er boodschapperstoffen.

Overal in je lichaam zijn afweercellen aanwezig, ze verspreiden zich in het bloed en in de lymfevaten. Het afweersysteem kent geen centraal orgaan dat de afweer regelt, dit gebeurt dan ook door onderling contact.

Verschillende afweercellen

- witte bloedcellen (ontstaan in het rode beenmerg bij stamcellen dit is in mergholtes van de pijpbeenderen en in de platte beenderen van de schedel)

er zijn twee verschillende soorten witten bloedcellen:

- verschillende typen fagocyten( deze behoren tot de algemene afweer, ze zijn niet in staat onderscheidt te maken tussen verschillende indringers, ze slokken de indringer via fagocytose op en breken ze af, denk aan een wond, ze kruipen door de bloedvatwand en binden de strijd aan met de bacteriën)

- twee typen lymfocyten ( deze ontwikkelen zich verder, T-lymfocyten in de thymus en B-lymfocyten in het beenmerg.

Elke dag ontstaan uit je stamcellen miljoenen van deze lymfocyten. Elke lymfocyt is gespecialiseerd in het herkennen van een bepaald type antigen.

Het celmembraan van elke cel bevat herkenningseiwitten ; antigenen, hieraan kunnen vriend en vijand herkent worden.

Iedereen heeft zijn eigen genencombi, nauw verwante personen hebben meet antigenen et elkaar gemeen dan vreemden.

Bij de bestrijding van de ziekteverwekker worden geheugencellen gevormd. Dan word het bij een 2e besmetting snel en efficiënt opgeruimd, je bent immuun.

(3)

Wanneer er ook echt daadwerkelijk een ziekteverwekker word opgemekt door de witte bloedcellen slaan ze alarm. Dat gebeurt via rechtstreeks contact met signaalstoffen:cytokinen.

9.3 witte bloedcellen aan het werk.

Naast de algemene afweer, heeft je lichaam gelukkig ook nog een specifieke afweer.

Had je dit niet dan kunne bacteriën en virussen zich zo snel vermeerderen en dit kan weer leiden tot een infectieziekte.

De specifieke afweer zijn de B-lymfocyten en de T-lymfocyten, deze worden geactiveerd door bepaalde typen fagocyten, macrofagen.

De macrofaag, die net de bacterie op heeft gevroten, heeft nog stukjes bacterieantigen op zijn buitenkant zitten. Hij zoekt daarna contact met lymfocyten. De lymfocyten werken alleen met het antigeen waarmee de macrofaag alarm slaat.

Daarna gaat deze lymfocyt delen, een deel blijft inactief als T-geheugencellen, die weer chemische signalen afgeven (cytokinen)

Intussen word ook een geschikte B-lymfocyt geactiveerd, deze is dan gestimuleerd door de cytokinen van de T-helpercellen/geheugencellen.

Dan differentieert het grootse deel van deze geactiveerde B-lymfocyten tot plasmacellen, en deze maken de antistof tegen de ziekte.

Dit zijn echte chemische fabrieken en bevatten - ribosomen

- endoplasmatisch reticulum - mitochondrien

en dan, enkele dagen na de besmetting, bevat je bloed en je lymfe grote hoeveelheden van deze antistof tegen de ziekte verwekker.

Met virussen is het een heel ander verhaal:

Ze besmetten een lichaamscel met hun DNA of RNA, waarna die cel dat erfelijk virusmateriaal gaat bijmaken,

De cel verpakt het virusmateriaal keurig in een eiwitmantel, waarna het celmembraan openscheurt.

Het virus kan niet opgemerkt worden zolang deze in die eiwitmantel zit, maar ze moeten toch worden opgespoord.

Daartoe activeren de T-helpercellen bepaalde T-lymfocyten die zich dan differentiëren tot cytotoxische T- lymfocyten.

Deze speuren je lichaam af naar lichaamscellen die met een virus zijn besmet.

Hebben ze er een gevonden, dan geven ze eiwitten af die het celmembraan kapot maken, zo gaat de cel stuk maar ook het virus.

Ze zijn ook actief bij het verwoesten van sommige type kankercellen.

(4)

Ze vallen helaas ook geïmplanteerde organen aan, waardoor ene zwaar medicijn gebruikt moet worden om dit tegen te gaan.

9.4 nooit meer ziek worden?

Actieve kunstmatige immunisatie :

Bij vaccinatie krijg je een vaccin met onschadelijk gemaakte ziekteverwekkers ingespoten.

Soms krijg je alleen de antigenen. Je afweersysteem reageert op de antigenen, de geheugencellen die daarbij ontstaan zorgen ervoor da je immuun wordt.

Actieve natuurlijke immunisatie.

Dit is als je bijvoorbeeld wordt besmet met het mazelen virus, en de ziekte moet doorstaan en dat er dan geheugencellen aan worden gemaakt.

Kunstmatige passieve immunisatie

Als er bijvoorbeeld ene hond in je hand bijt, wordt je ingespoten met antistoffen tegen de Tetanusbacterie. Doordat je eigen afweersysteem hierbij niet wordt geactiveerd

verdwijnen de antistoffen weer uit je lichaam.

Natuurlijke passieve immunisatie

Een ongeboren kind krijgt via de placenta antistoffen. Deze bieden een natuurlijke bescherming totdat het kind zijn eigen afweersysteem ontwikkeld heeft.

Antibiotica kunne helpen bij een bacterie-infectie. Het eerste(penicilline) werd in 1928 uitgevonden door alexander flemming.

Antibiotica zijn afkomstig uit schimmels, ze remmen de celdeling van bacteriën.

Virussen reageren niet op antibiotica.

Als je een bepaald soort antibioticum vaak gebruikt, ontstaan er resistente bacteriestammen. Selectief gebruik is daardoor dus noodzaak.

Als je allergisch bent, reageert je lichaam te heftig op een bepaalde stof, een allergeen.

Bij allergische reacties zijn mestcellen betrokken. Dit type witte bloedcellen bevind zich vooral in je slijmvliezen, en ze bevatten onder andere histamine, dat werkt in op bloedvaten en spieren. Daardoor zwellen de slijmvliezen op en ontstaat er een ontstekingsreactie.

Soms, reageert het afweersysteem zich tegen de eigen lichaamscellen, dit zijn auto-immuun ziekten.

Wanneer er sprake is van wanneer je afweersysteem niet of nauwelijks in actie komt, spreek je van een immuundeficientie. Het bekendste voorbeeld hiervan is AIDS, hierbij gebruikt het virus als gastheercel vooral de T-helpercellen. Hierdoor ontbreekt de activering van de andere lymfocyten.

9.5 verder met een nieuwe nier.

(5)

Het HLA systeem

De antigenen van ons lichaam is erfelijk bepaald, bij transplantaties spelen voornamelijk de antigenen van het HLA-systeem een rol. Van deze HLA-antigenen heeft ieder mens een unieke combinatie. Als een

transplantatie gewenst is, word het HLA-systeem van iemand in een computer gestopt, dat gebeurt ook met beschikbare donororganen en dan kijken ze wie de beste ontvanger is.

De verschillen moeten dus zo klein mogelijk zijn.

ABO-stelsel

In het ABO stelsel zijn er twee verschillende typen antigenen. Je kunt met deze moleculen 4 verschillende combinaties maken: vier bloedgroepen.

Je bloedgroep is erfelijke vast gelegd, heb je bloedgroep A, dan maak je dus antistof-B

Door deze natuurlijke aanwezigheid van antistoffen in je ABO-stelsel zijn bij bloedtransfusies niet alle combinaties mogelijk. Als je wel een verkeerde bloedgroep in je lcihaam krijgt, treedt er een accute reactie van je antistoffen op en gaat je bloed klonteren.

Hoofdstuk 10

10.1 waarnemen en bijstellen.

Een regelkring is een beschrijving van opeenvolgende gebeurtenissen zonder begin-of eindpunt. Een regelkring laat precies zien hoe een regeling veloopt.

Een voorbeeld:

Sturen op je fiets, je stuurt omdat je ergens heen wilt, je houdt een koers aan, dat heet in de regelkring de norm( de gewenste waarde) met je ogen(receptoren) neem je waar of je afwijkt van de norm. In een regelkring meet de receptor voortdurend of je niet afwijkt van deze norm. Je arm en schouderspieren zijn de effectoren in de regelkring. Deze gebruik je om het gewenste te bereiken. Elke afwijking van de norm beantwoord je met een tegengestelde beweging ( als je afwijkt naar links, stuur je naar rechts) dit heet de negatieve terugkoppeling.

10.2 tussen snikheet en ijskoud

Uit onderzoek blijkt dat een menselijk lichaam omgevingstemperaturen tussen o en 50*C zonder problemen kan verdragen.

Schiltemperatuur:de temperatuur in de buitenkant van je lichaam, deze is afhankelijk van de omgevingstemperatuur .

Kerntemperatuur:binnen in je lichaam wordt onafhankelijk van de buitentemperatuur een temperatuur

(6)

van 37*C gehandhaafd.

Bij inspanning neemt de stofwisseling in de spiercellen toe, bij lichamelijke inspanning neemt de

warmteproductie van je skeletspieren toe met een factor van 20, zonder maatregelen van je lichaam zou je kerntemperatuur stijgen tot levensbedriegende hoogte, nml boven de 42*C dus je lichaam gaat reageren

- bloedvaten in de huis worden wijder( er gaat meer bloed door je huid. Zo verspreid de warmte zich naar de buitenkant van het lichaam.

- Je schiltemperatuur stijgt zodat je kerntemperatuur daalt.

- Je huid word roder, je huid wordt warmer.

- Er vindt stroming plaats, de door je huid opgewarmde lucht stijgt op waardoor er onderaan koude lucht wordt opgezogen.

- Je zweetklieren produceren meer zweet.

De regeling van je lichaamstemperatuur verloopt via regelkringen met negatieve terugkoppeling. De Norm voor de kerntemperatuur ligt vast in de Hypothalamus, hierin ligt een belangrijke receptor voor de

kerntemperatuur. Deze meet de bloedtemperatuur. Afwijkingen worden geconstateerd door

verwerkingseenheid “rekenmachine” hier word de receptorinformatie vergeleken met de norm. Wanneer er een afwijking wordt geconstateerd gaan er impulsen naar de effectoren( zweet kliertjes en bloedvaatjes in de huid) om de afwijking te corrigeren ( Negatieve terugkoppeling)

10.3 kritieke temperaturen.

Een koortsaanval is het gevolg van en tijdelijke verschuiving van de norm in de regelkring van de kerntemperatuur.

Door een hogere lichaamstemperatuur word de productie en afgifte van afweerstoffen gestimuleerd. De infectie kan hierdoor beter en sneller bestreden worden. De verschuiving van de norm wordt veroorzaakt onder invloed van cytokine en witte bloedcellen.

Van onderkoeling is er sprake wanneer de kerntemperatuur zover daalt dat bewusteloosheid optreedt.

Eerst raak je gedesoriënteerd en verward, dan apathisch en beneden de 30 graden treedt er een hartstilstand op.de warmteproductie neemt toe door onwillige spierbewegingen, je gaat rillen en klappertanden. Maar als je schiltemperatuur te laag wordt neemt de doorbloeding weer toe om schade aan de huid door de sterke afkoeling te voorkomen, , in een situatie met gevaar voor onderkoeling werkt deze beschermingmaatregel contraproductief, het proces van onderkoeling wordt versneld.

10.4 cellen in bad

Je lichaam bestaan voor ongeveer 60% uit water, ruim in de helft van dat water zitten cellen., de rest is verdeelt over drie met elkaar verbonden ruimten:

- bloedvatenstelsel - lymfevaatstelsel

(7)

- intercullaire ruimten ( alle holtes tussen de cellen samen)

dit alles is het interne milieu, dit word gevormd door het weefselvloeistof, de lymfe en het bloed en de celinhoud. Weefselvloeistof word rechtsreeks of via het lymfevaatstelsel weer opgenomen in de bloedsomloop.

De concentratie zouten en de PH van het milieu zijn van levensbelang voor je cellen. Via het interne milieu staan al je organen en dus al je cellen met elkaar in contact. Je lichaam bezit een aantal klieren die gespecialiseerd zijn in het produceren van hormonen. De meeste hormonen worden vanuit de hypothalamus gestuurd. Hier liggen dus veel normen voor de kwaliteiten van je interne milieu vast.

10.5 leven is regelen Homeostase

Dit begrip betekent letterlijk: gelijke toestand, organismen handhaven een constant intern milieu temidden van allerlei invloeden van buitenaf. Homeostase is dus een resultaat van een groot aantal regelkringen met een norm en negatieve terugkoppeling. Het interne milieu is niet constant maar stabiel.

Verder is het begrip homeostase een hulpmiddel bij het onderzoek naar en het begrijpen van

levensprocessen. Het is de basis voor gezondheid, met je leefstijl heb je invloed op homeostase, zo bepalen je eet-en drinkgewoonten voor een groot deel de samenstelling van je interne milieu.

Hoofdstuk 11

11.1 de centrale hormoonklier

Spieren bestaan uit eiwitten die kunne samentrekken, hoe meer eiwitten, hoe sterker je spieren. Drei hormonen spelen ene rol bij de groie van die eiwtten

- groiehormoon uit de hypofyse, deze stimuleert de opname van aminozuren en de eiwitsynthese in de spiercellen.

- Thuroxine uit het de schilklier, deze regelt de snelheid van de stofwisselingsprocessen, een hogere concentratie thyroxine versneld de eiwitsynthese in spiercellen

- Testosteron, dit is een geslachtshormoon uit de zaadballen, en bevordert de eiwitsynthese in spiercellen en vertraagt de afbraak van eiwitten.

door dit alles worden de spieren dikker, dit is pa na enkele weken zichtbaar, maar dan mot je wel blijven trainen natuurlijk.

Als je niet blijft trainen blijven de waarde van deze concentraties rond een bepaalde waarde schommelen, dit is homeostatisch bepaald. Veel hormoonconcentratries in je lcihaam worden geregeld via een

regelkring met negatieve terugkoppeling, bijvoorbeeld de regeling van de concentratie thyroxine. De

(8)

terugkoppeling vind daarbij op twee niveaus plaats

- onder invloed van het hormoon TSH geeft de schildklier thyroxine af, als deze concentratie te hoog word geeft de hypofyse minder TSH af daardoor gaat de schildklier minder thyroxine afgeven.

- Een hogere concentratie thyroxine verhoogd de stofwisselingsnelheid in lichaamscellen, een gevolg hiervan is dat de verbranding sneller gaat, als de kerntemp van het lichaam toeneemt zal de

hypothalamus daarop reageren door minder TRH af te geven.

Nu even wat over de hypothalamus. nu al? Ja nu al:

Het is een deel van je zenuwstelsel. Sommige zenuwcellen van de hypothalamus maken stoffen die een stimulerende of remmende werking hebben op de hypofyse.

Via korte bloedvaten komen deze stoffen in het bloedvatennetwerkje van de hypofyse-kwab.

Andere zenuwcellen in de hypothalamus maken hormonen die in de hypofyse-kwab worden opgeslagen an afgegeven wanneer nodig.

Het verschijnsel dat zenuwcellen een hormoonachtige stof afgeven heet neurosectretie 11.2 brandstof voor je cellen

Bij langdurige inspanning verminderen de hoeveelheden glucose(de bouwsteen van koolhydraten) en glycogeen (dierlijk zetmeel, fungeert als glucose voorraad). Onder invloed van hormonen gaan spiercellen vetzuren verbranden. In de lever vormt zich een nieuw glycogeen uit amino –en vetzuren.

Als je zenuwcellen te weinig glucose krijgen, neemt je concentratievermogen en reactievermogen af, je voelt je futloos. Als je spierellen weinig glucose verbranden en veel vetzuren raken ze vermoeid.

Het is dus belangrijk dat je concentratie glucose goed op peil blijft.

Bij hoge concentraties glucose in het bloed wordt ook de concentratie insuline hoger, deze bevordert de opname van glucose in cellen.

De daling van leverglycogeen in de invloed van hoge inspanning wordt tegengegaan doordat er nieuwvorming van glycogeen plaatsvindt onder invloed van het hormoon cortisol, dit komt bij de hoge inspanning vrij uit de bijnierschors.

Hormonen die de glucose-concentratie beïnvloeden:

Bij een lichaam in rust regelen insuline en glucagon de glucose-concentratie van het bloed.

Bij plotselinge of langdurige inspanning, honger, kou en stress springen het groeihormoon en de hormonen hieronder bij

- het groeihormoon bevordert de afbraak van vet tot vetzuren en de vorming van glucose uit

leverglycogeen, bij zware inspanning en tijden vasten neemt de concentratie groeihormoon toe door de lage concentraties glucose die dan optreden.

(9)

- Thyroxine, dat bij zware inspanning en bij een te lage kerntemperatuur van het lichaam in het bloed komt, versnelt de verbranding van glucose, waardoor de hoeveelheid glucose en glycogeen afnemen.

- Bij plotselinge actie zoals schrik, angst of stress komt adrenaline vrij, adrenaline versnelt de afbraak van leverglycogeen tot glucose en bevordert de afgifte glucagon.

- Cortisol daarentegen heeft een insuline- achtig effect. Het komt vrij i het bloed bij zware lichamelijke of psychische belasting bij verwondingen.

11.3 klaar voor de start

Het hormoon adrenaline brengt je lichaam in staat van paraatheid. Er gaat meer bloed naar je spieren in armen en benen. Het glucosegehalte van je bloed stijgt en je hartslag en ademhaling nemen toe.

Als je lichaam gaat presteren komt er extra adrenaline vrij in het bloed. Dit kan gebeuren bij plotselinge acties, zoals schrik, angst of woede, hierbij krijgt je bijniermerg van het zenuwstelsel een signaal om heel snel een grote hoeveelheid adrenaline af te geven aan het bloed. Je lichaam is dan klaar voor ene snelle reactie.

11.4 nat van binnen en nat van buiten

Tijdens een grote inspanning verlies je veel vocht, dit komt vooral omdat je gaat zweten en omdat je bij elke uitademing water verliest. Je verliest ook zouten. Je prestaties nemen af bij meer dan 2%vochtverlies van je lichaamsgewicht.

Je cellen werken dan niet meer optimaal doordat de concentratie opgeloste stoffen in het bloedplasma te hoog wordt.

Water drinken helpt dit te voorkomen. Bij hoge inspanning helpt water met glucose en zouten erin ook.

Anti diuretisch hormoon.

Ook wel ADH genoemd, dit regelt de osmotische waarde van je bloed. Het heeft invloed op de nierwerking.

Onder invloed van een hogere concentratie ADH houden de nieren meer water vast in het lichaam en omgekeerd. Bij teveel vochtverlies en/of te weinig drinken kunnen uitdrogingsverschijnselen ontstaan.

11.5 hormonen doen hun werk

Hormoonconcentratier kunnen tijdelijk verhhoogd zijn, zoals de concentratie groeihormoon bij zware inspanning.

Voortduren zit er in je lichaam de juiste hormoonconcentratie, afgestemd op de situatie.

Hormoonkleiren geven onder invloed van signalen uit het zenuwstelsel of van andere hormonen sneller of langzamer hormoon aan het bloed af.

Hormonen verdwijnen door het afbraakproces in de lever en via uitscheiding met de urine.

Suikerziekte is een voorbeeld van hormoonziekte, zo iemand maakt te weinig insuline aan hierdoor kunnen

(10)

zijn cellen geen glucose opnemen en ook de omzetting in glycogeen of vet verloopt niet. Een deel van de glucose komt ook in de urine terecht.

Iemand met een hormoon ziekte maakt voortdurend teveel of te weinig van een hormoon.

Een hormoon werkt niet op allee cellen van je lichaam, alleen de cellen met het juiste receptor eiwit, de doelwitcellen reageren erop. De hormoonmoleculen verbinden zich met de receptoreiwten. Via een aantal stappen leidt dit tot een reactie van de cel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het Brongersma-arrest besliste de Hoge Raad dat de arts in die zaak geen hulp bij zelfdoding had mogen verlenen omdat het lijden van zijn patiënt ‘niet of niet in overwe-

Dit suggereert dat factor VIII de uiteindelijke risicofactor voor veneuze trombose is, en dat bloedgroep en VWF alleen maar risicofactoren zijn doordat ze de

In het schema in afbeelding 13 is de opname in het bloed, de afgifte aan de lever en de verwerking van glucose, tri-acylglycerol (TAG) en vetzuren (VZ), zoals die in periode

De totale duur van de celcyclus van een celtype kan bepaald worden door de cellen in een voedingsmedium te kweken en op verschillende tijdstippen het aantal cellen in het

2p 16  Geef aan de hand van beide hierboven genoemde omzettingen van glucose een mogelijke verklaring voor het feit dat bij een kortdurende grote lichamelijke inspanning

In dieet-geïnduceerde, insuline resistente muizen heeft tolbutamide geen invloed op de effecten van insuline op glucose productie door de lever of glucose-opname door

Hartinfarct  Als een deel van de hartspier door slagaderverkalking geen zuurstof en voedingsstoffen meer krijgt, kan dit deel afsterven. o Dit wordt een

Hoewel de toediening van insuline de activiteit van de neuronen verlaagt, zegt dit waarschijnlijk niet zoveel over de directe effecten van insuline op het centraal zenuwstelsel,