• No results found

ten de en r^

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ten de en r^"

Copied!
172
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

r^

OENDANG OENDANG

Verzameling van voor de Residentie Djambi van kracht zünde voorschriften en

regelingen ten aanzien van de rechtspraak, het Inl. hestuur,

de grondrechten enz. enz.

^ a ^ S " ^

JL INDUSTRIEELE MIJ. PALEMBANG. Ä

\ # 1906. V /

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0013 7784

(3)

'-w*

(4)
(5)

/P/

OENDANû OENDANû.

Verzameling van voor de Residentie Djamlii van kracht zpde voorschriften en

regelingen ten aanzien van de rechtspraak, het Inl. bestuur,

de grondrechten enz. enz.

(6)
(7)

DJAMBI, den lOen Februari 1906.

ZEER VEEL SPOED.

C I R C U L A I R E . No. 411/25.

Ten vervolge van dezerz : circulaire dd. 26 Augustus a.p. No. 2434/25, heb ik de eer UEdGestr.

hiernevens de daarbij bedoelde „Oendang-Oendang"

aan te bieden, met verzoek mij te willen mededeelen, tot welke op- en aanmerkingen U de lezing daarvan aanleiding heeft gegeven, en op afzonderlijke vellen papier, artikelsgewijze aan te geven, welke aanvullingen of wijzigingen door U noodig worden geacht.

De Oendang-Oendang, na die c.q. in verband met een en ander te hebben gewijzigd of aangevuld, zal in het, ook voor de hoofden verstaanbaar, maleisch worden vertaald, waarna gedrukte exemplaren aan UEdGestr. zullen worden toegezonden, ter verspreiding- onder de voornaamste hoofden.

Inmiddels moet de Oendang-Oendang door UEdGestr.

o.m. als leiddraad bij de terechtzittingen worden gebezigd.

De Assistent-Resident, O. L. H E L P R I C H.

Aan de Controleurs.

(8)
(9)

DJAMBI, den 26 Augustus 1905.

CIRCULAIRE

No. 2434/25.

B i j l a g e n : 9.

Het behoeft wel geen betoog, dat, waar de inheemsche bevolking buiten de hoofdplaats van deze afdeeling in het genot h a r e r eigen rechtspleging gelaten wordt, en waar het verder van algemeene bekendheid is, dat in de rechts bedeeling van de adatrechtbanken een chaotische toestand heerseht, zoodat voor de justiciabelen niet de minste waarborg voor rechtszekerheid bestaat, het dringend noodzakelijk is voorzieningen te treffen, welke de recht- spraak onder voortdurende controle van het bestuurshoofd in het algemeen en van de besturende ambtenaren in het bijzonder brengen.

In afwachting, dat door de Regeering voorschriften t/d zullen worden gegeven, wordt ÜEdGestr : hiernevens toe- gezonden een reglement tot voorloopige regeling van het rechtswezen ten aanzien van de bevolking in hoofde dezes bedoeld,vergezeld van eenige voorschriften, in hoofd- zaak tot uitvoering van de bepalingen in dat Reglement vervat, met uitnoodiging aan het reglement en de voor- schriften/** welke n.f. geen nadere toelichting behoeven, stipt de hand te houden en te doen houden.***

De in het Reglement en in de voorschriften vermelde oendang3,

Aan den Controleur

te

[vergelijk ook de Staatsbladen 1874 No. 946 en 1878 No. 14]

Eerst wanneer men van de regelmatige werking van het rechtswezen volgens het reglement overtuigd is, zal de tijd zijn gekomen om der Regeering voorstellen te doen tot eene definitieve regeling van de onderwerpelijke materie.

(10)

aan welker samenstelling sedert door mij de hand is geslagen, zal, zoodra die gereed is, aan UEdGestr: worden toegezonden, ten einde haar van Uwe aan- en opmerkingen, zoomede van aanvullingen en wat dies meer zij, te voorzien en in het dialect van Uw ressort te vertalen, wijl het in mijn voornemen ligt de vertaalde oendang3 in arabische k a r a k t e r s in druk te doen verschijnen en daarna onder de voornaamste hoofden te ver- spreiden; die hoofden zullen daardoor dan in de gelegenheid gesteld worden zich zelven en de bevolking vertrouwd te ma- ken met de van hooger hand en door mij getroffen regelingen.

Inmiddels kunt U bij de rechtspraak de oendang3 Simboer Tjaja, voor zooveel noodig getoetst aan en gewijzigd naar de in Uw ressort vigeerende landsinstellingen en gebruiken, als leiddraad bezigen.

Zooals UEdGestr: uit het reglement zult ontwaren, is aan de Rapat doesocn slechts de bevoegdheid toegekend tot het opleg- gen van geldboeten, het bedrag van twee rijksdaalders niet te boven gaande en in civilibus om kennis te nemen van geschil- len, w a n n e e r de waarde in geschil niet meer beloopt dan ƒ 5.—

[vijf gulden].

In verband met de omstandigheid, dat bij de Rapat doesoen derhalve alleen geringe vergrijpen en vorderingen zullen wor- den voorgebracht, bovendien de ervaring opgedaan in streken, waar eveneens de bevolking in het genot h a r e r eigen rechts- pleging is gelaten, mij heeft geleerd, dat de justitiabelen zich slechts noode bij hare uitspraken neerleggen, zoodat het appel- leeren wel regel zal zijn, heb ik het overbodig geacht die uit- spraken onder eene gelijksoortige controle te brengen als die van de Rapat district.

Hoe streng en scherp ook die controle van den kant der bestu- rende ambtenaren moge zijn, toch zullen aan de rechtspraak van de Rapat district misbruiken en feilen blijven kleven,eensdeels het gevolg van de mindere geschiktheid der rechters voor de h u n opgelegde taak, ten andere, en hoofdzakelijk, toe te schrijven aan het gemis aan integriteit, welke eigenschappen uit den aard der-zaak voor een rechter onmisbaar zijn, wil men van eene goede en richtige rechtsbedeeling verzekerd zijn.

Voeg daaraan nog toe, dat, zooals de ondervinding reeds heeft uitgewezen, door eenige pressie van de zijde der distrietshoofden, de juticiabelen vaak reeds te bewegen zijn met eene onbillijke

(11)

__ 7 —

uitspraak genoegen te nemen, dan vertrouw ik voldoende te hebben aangetoond, dat het gaandeweg ons streven moet zijn de uitoefening der rechtspraak zooveel mogelijk bij de door de besturende ambtenaren geleide rechtbanken te doen berusten.

Om dat doel te bereiken nu, zal nevens tact en beleid, in- zonderheid het winnen van het vertrouwen der bevolking van den kant der besturende ambtenaren noodig zijn, welk ver- trouwen alleen verkregen kan worden door zelf met de bevol- king in contact te komen.

Ik kan dan ook wederom niet genoeg bij UEdGestr : aandringen om Uw ressort veelvuldig te bereizen ; op tournee alleen kunt U de bevolking leeren kennen en omgekeerd die bevolking U, terwijl U verder in de gelegenheid zult zijn haar op vergaderingen te leiden

en te leeren, bovendien hare klachten aan te hooren en daarin een spoedige beslissing te nemen, vermits de instelling van de kleine Rapat en het houden van groote Rapat in centra's van uw ressort U ruimschoots daartoe in staat zullen stellen.

Men vegete niet, dat geen factor meer in het maatschappelijk leven van de bevolking ingrijpen kan en ten nadeele of ten gunste van de ontwikkeling daarvan kan strekken, dan de wijze, waarop de rechtspraak wordt uitgeoefend, zoodat een besturende ambtenaar door de behartiging van de belangen der rechtsbedeeling, in hooge mate werkzaam kan zijn voor het wel- zijn van de aan zijn zorgen toevertrouwde bevolking, een plicht, die uiteraard op U rust.

UEdGestr: zij dan ook doordrongen van de noodzakelijkheid van eene billijke en rechtvaardige rechtspleging, waarmede ten nauwste samenhangen het houden van een nauwkeurig onderzoek ter terechtzitting, het nauwgezet overwegen of de verklaringen tot de overtuiging van de schuld van den delinquent leiden, het opleggen van straffen in juiste verhouding' tot de graviteit van het delict enz. enz. en van den ernst Uwer taak, om een en ander te bevorderen, iets wat ü niet moeilijk kan vallen, aangezien door U met tact en overreding een overwegende invloed op de uitspraken van de Rapat kan worden uit- geoefend.

In het kort, de wijze, waarop door UEdGestr: de belangen van de rechtspaak zullen worden behartigd, zal ook voor mij een maatstaf zijn voor de beoordeeling van Uwe geschiktheid als besturend ambtenaar.

(12)

o.a. in het Palembangsche de verkeerde opvatting bij enkele ambtenaren heerschte, dat zij in hunne positie van leider der Rapat werden geschaad, wanneer eene zaak moest worder her- behandeld of eene uitspraak moest worden herzien, eene opvatting welke ik in geen enkel opzicht kan deelen, vermits dan over het hooofd wordt gezien, dat de zaken worden beoor- deeld door een onbevooroordeelden persoon en een meer on- dervindingrijken chef'; ik vertrouw dan ook, dat UEdGestr:, hoewel steeds door mij geapprecieerd zal worden, dat U voor Uwe opinie uitkomt, zoo mogelijk U met overtuiging zult neer- leggen bij mijne opmerkingen, indien ik niet met Uwe opinie mocht meegaan.

Ten slotte zij U medegedeeld, dat boeten opgelegd in zake politieke misdrijven ten bate van de landschapskas blijven.

De Assistent-Resident,

O. L. H E L F E I C H .

(13)

Reglement tot voorloopige regeling van de in het genot harer eigen rechtspleging gelaten inheemsche

bevolking buiten de hoofdplaats van de Residentie Djambi.

A r t i k e l 1.

De inheemsche bevolking in de Residentie Djambi buiten de

•< hoofdplaats van het Gewest, blijft gelaten in het genot harer eigen rechtspleging onder de navolgende bepalingen.

A r t i k e l 2.

De rechtsbedeeling berust bij : 1°. de rapat doesoen;

2°. de rapat district;

3°. de kleine rapat;

4°. de groote rapat;

A r t i k e l 3.

In elke doesoen is eene rapat doesoen gevestigd.

Deze houdt zitting zoo dikwijls zulks in het belang der j usticia- belen wordt noodig geacht.

A r t i k e l 4.

Zij bestaat uit de onder-doesoenhoofden, de kamponghoofden en oudsten der doesoen als leden, en wordt voorgezeten door het betrokken doesoenhoofd, dan wel door zijn wettigen ver- vanger, en bijgestaan door een mohamedaanschen geestelijke.

A r t i k e l 5.

Tot het wettiglijk houden van de rapat doesoen, wordt vereischt de tegenwoogdigheid van den voorzitter en van ten minste drie leden en van den mohamedaanschen geestelijke.

Bij staking van stemmen heeft de voorzitter eene beslis- sende stem.

(14)

A r t i k e l 6.

De rapat doesoen neemt behoudens hooger beroep op.de rapat district kennis van :

1° alle burgerlijke geschillen tusschen leden der inheemsche bevolking buiten de hoofdplaats van de Residentie Djambi, w a n n e e r de waarde in geschil niet meer beloopt dan f 5.—

[vijf gulden] en partijen in dezelfde doesoen woonachtig zijn;

2° alle overtredingen begaan door genoemde personen en bij de oendang3 strafbaar gesteld met eene geldboete van ten hoogste 12 [twaalf] rijksdaalders.

De rapat mag t/z slechts eene geldboete tot een maximum van 2 [twee] rijksdaalders opleggen.

A r t i k e l 7.

Van uitspraken der rapat doesoen kan binnen acht dagen na de uitspraak, of nadat deze ter kennisse van den veroordeelde is gebracht, bij den voorzitter van de rapat district hooger beroep worden aangefeekend.

A r t i k e l 8.

In elk district is eene rapat district gevestigd.

Deze houdt minstens éénmaal 's weeks zitting op één door den Controleur vastgesteklen dag in de balaj, of daarmede gelijk- soortige, volgens de adat gebruikelijke publieke vergaderplaats op de standplaats van den voorzitter, en voorts daar, waar zulks in het belang van de justitiabelen door dien ambtenaar wordt noodig geoordeeld.

A r t i k e l 9.

Zij bestaat uit het onderdistrictshoofd, de doesoen en onder- doesoenhoofden van het district als leden, en wordt voorgezeten door het betrokken districtshoofd dan wel door zijnen wettigen vervanger, bijgestaan door den districtsschrijver als griffier en den mohamedaanschen geestelijke.

A r t i k e l 10.

Tot het wettiglijk houden van de rapat district wordt ver- eischt de tegenwoordigheid van den voorzitter, van ten minste drie leden, van den districtsschrijver en van een mohamedaan- schen geestelijke.

Bij staking van stemmen heeft de voorzitter eene beslis- sende stem.

A r t i k e l 11.

Van de uitspraken van de rapat district wordt door den dis-

(15)

— 11 —

trictsschrijver aanteekening gehouden in een register, w a a r v a n het model door den Resident wordt vastgesteld, en dat door den voorzitter eu den districtsschrijver onderteekend dan wel van het zegel van eerstgenoemden voorzien, maandelijks in originali aan den betrokken Controleur wordt gezonden, die daarop zoodanige bemerkingen vermag te maken, als hem in het belang der rechtsbedeeling nuttig en noodig voorkomen.

Het register wordt d a a r n a teruggezonden.

A r t i k e l 12.

De rapat district neemt behoudens hooger beroep op de kleine rapat, kennis van :

1° alle burgerlijke geschillen tussehen leden der inheemsche bevolking, buiten de hoofdplaats der Residentie Djambi, waar- van de waarde in geschil niet meer beloopt dan / ' 5 0 . — [vijftig- gulden] en partijen in hetzelfde district woonachtig zijn;

2° van alle overtredingen begaan door genoemde personen en volgens de van ouds bestaande volks instellingen en gebruiken strafbaar gesteld met eene geldboete van niet meer dan twaalf rijksdaalders.

A r t i k e l 13.

Van de uitspraken van de rapat district kan binnen acht da- gen na de uitspraak, of nadat deze ter kennisse van den veroordeelde is gebracht, bij den voorzitter hooger beroep wor- den aangeteekend.

A r t i k e l 14.

In elke afdeeling of onderafdeelingis een kleine Rapat gevestigd.

A r t i k e l 15.

De kleine Rapat bestaat uit den Controleur als leider, en uit districtshoofden, onderdistrictshoofden en doesoenhoofden of hun- ne wettige vervangers ais leden, bijgestaan door den aan den Controleur toegevoegden Demang of Inlandschen schrijver als griffier, dan wel door een, door den Resident aan te wijzen, Inlandschen beambte als substituut griffier, zoomede door een mohamedaanschen geestelijke.

A r t i k e l 16.

De kleine rapat houdt zitting zóó dikwijls als en op plaatsen, wâàr zulks door den Leider in het belang der justiciabelen wordt noodig geacht.

(16)

A r t i k e l 17.

Tot het wettiglijk houden van de kleine rapat wordt vereischt de tegenwoordigheid van den Leider, van den griffier of sub- stituut griffier, van den mohamedaanschen geestelijke en van ten minste drie leden.

A r t i k e l 18.

Van al hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen wordt door den Griffier of substituutgriffier aanteekening gehouden in eene register, waarvan het model door den Resident wordt vastgesteld, en dat namens de Rapat geteekend wordt door den Leider en den griffier of substituutgriffier.

Het register wordt maandelijks afgesloten en c.q. door tus- schenkomst van den Assistent-Resident, waar noodig vergezeld van eene nota van op- en aanmerkingen, aan den Resident gezonden, die daarop zoodanige bemerkingen vermag te maken, als hem in het belang der rechtsbedeeling nuttig en noodig voorkomen.

Het register wordt daarna teruggezonden.

A r t i k e l 19.

De Resident wijst den ambtenaar aan, die, bij afwezigheid, belet of ontstentenis van den bij artikel 15 aangewezen besturen- den ambtenaar, bevoegd is om als Leider der kleine rapat op te treden.

A r t i k e l 20.

De kleine rapat neemt, voor zoover haar ressort zich uit- strekt, behoudens de gevallen, waarin de berechting krachtens de voorschriften van deze regeling aan andere rechtbanken of rechters is opgedragen, kennis van:

lp. alle burgerlijke geschillen tusschen of tegen leden der inheemsche bevolking buiten de hoofdplaats Djambi, wanneer de waarde in geschil niet meer beloopt dan ƒ 100.- - [een honderd gulden] ;

2°. van alle klachten tegen genoemde personen, ter zake van overtredingen, waarop geens zwaardere straf is gesteld dan een geldboete v a n / 1 0 0 . — [een honderd gulden] often arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, van drie maanden, den wel gevangenisstraf van acht dagen met of zon- der verbeurd verklaring.

Tevens is zij bevoegd bij wanbetaling, binnen den legalen

(17)

— 13 —

termijn van acht dagen, van de door de rapat doesoen en rapat district opgelegde geldboeten, de subsidiair te ondergane straf optel eggen, met dien verstande, dat voor elk bedrag van één rijksdaalder of daar beneden, de duur der straf nooit langer mag zijn dan 5 [vijf] dagen. .

A r t i k e l 21.

De uitspraken van de kleine rapat zijn aan geenerlei voor- ziening onderworpen en gaan dadelijk in kracht van gewijsde.

A r t i k e l 22.

Groote rapats zijn gevestigd in elk der afdeelingen of onder- afdelingen van de Residentie Djambi.

A r t i k e l 23.

De groote rapat houdt zitting op de standplaats van haren Leider en voorts op zoodanige plaatsen, als door den Resident wordt nuttig en noodig geacht.

A r t i k e l 24.

Zij bestaat uit de districtshoofden of hunne wettige vervangers als leden en wordt geleid door het hoofd van bestuur der on- derafdeeling, wâàr zij gevestigd is, en bijgestaan door den aan dezen toegevoegden Demang of Inlandschen schrijver dan wel door een, door den Resident aan te wijzen, Inlandschen beambte als griffier of substituutgriffier en door een mohame- daanschen geestelijke.

De Assistent-Resident is bevoegd bij alle in zijn ressort ge- vestigde groote rapats als Leider op te treden.

De Resident heeft die bevoegdheid ten aanzien van elke groote rapat.

A r t i k e l 25.

Tot het wettiglijk houden van de groote rapat wordt vereischt de tegenwoordigheid van den Leider en ten minste drie leden, zoomede van den griffier of substituutgriffier en van den moha- medaanschen geestelijke.

A r t i k e l 26.

De Leider is belast met het in geschrifte brengen van het vonnis.

Van al hetgeen ter terechtzitting voorvalt, wordt door den griffier of substituutgriffier aanteekening gehouden in een afzon- derlijk register — voor burgerlijke en voor strafzaken.

(18)

Bedoeld vonnis en registers, w a a r v a n de model en dooi den Resident worden vastgesteld, moeten worden geteekeiid door den L e l en den griffier of substituutgriffier, zoomede door f e leden die aan de behandeling der zaak hebben deel geno-

men dan wel van h u n zegel voorzien.

VaTlroordeelingen tot de straf ran d.angar^dtoteenjaarof minder, vzordt geen afzonderlijk vonnis opgemaaUdoek alleen aan-

ïeZe^ng geJden in Ut daarvoor oestemd gedoeld regj^

De registers worden maandelijks afgesloten en. c q . door tua schenkomst v a n den Assistent-Resident, waar noodig vergezeld v a n eene nota van op- en aanmerkingen, in original! mgediend

aan den Resident. r e d s t e r s Het hoofd van Gewestelijk Bestuur v e r m a g op de registers

zoodanige bemerkingen te maken, als hem m het belang der r e c h t s b e d e l i n g nuttig en nooclig voorkomen.

De registers worden daarna terug gezonden.

A r t i k e l 27.

De Resident wijst den ambtenaar aan, die bij afwezigheid, belet of ontstentenis van den bij artikel 24 aangewezen teder,

bevoegd is als zoodanig op te treden.

A r t i k e l 28.

De ^roote r a p a t neemt, voor zoover h a a r ressort betreft kennis van alle burgerlijke en strafzaken, waarin person b oorende tot de inheemsche bevolking b u i t e n . d e ^ ^ Diambi als gedaagde of beklaagden zijn betrokken, behoudens d ev l l e n , l a a r i n h u n n e berechting krachtens de voorschotten 7 a n deze regeling aan andere rechtbanken ot rechters is op- L r a g e n Zo°omed°e van misdrijven begaan door alle Inlanders die zich in de Residentie buiten de hoofdplaats bevinden.

A r t i k e l 29.

De door de groote rapat gewezen vonnissen zijn alvorens

i n k r a c h t v a n gewijsde te gaan, onderworpen aan de goedkeu-

•„ e bekrachtiging van den Resident, die, w a n n e e r hu

* An .wi-T.r.Tii- neemt het vonnis kan ver- peen "-enoeo-en met de uitspraak nteim-,

S X e n en eene nieuwe behandeling der zaak gelasten, zoo noodig door den Rapat met andere of meer leden dan ^ e Rapat die het eerste vonnis heeft gewezen, en die, w a n n e e r 5 ztch ook met die tweede uitspraak niet vereemgt, terzake

de beslissing van den Gouverneur Generaal inroept.

\

(19)

— 15 —

De Leider doet c.q. door tussclienkomst van den Assistent Resident, hem te dien einde ten spoedigste het in artikel 26 bedoel register en c.q. vonnis, vergezeld van hunne consideration en advies toekomen.

Indien de leider van meening is, dat aanleiding bestaat tot vernietiging van een vonnis, is hij verplicht daartoe een ge- motiveerd voorstel c.q. door tusschenkomst van den Assistent Resident vergezeld van diens consideratien en advies aan den Resident te doen.

A r t i k e l 30.

De in de artikelen 3, 8, 14 en 22 bedoelde rapats doen uit- spraak, overeenkomstig de in de binnenlanden van de Residentie Djambi van oudsher bestaande godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken., voor zoover deze niet in strijd zijn met algemeen erkende beginselen van billijkheid en recht- vaardigheid, doch nemen, wat den vorm der rechtspleging aan- gaat, zooveel mogelijk in acht, wat in dit opzicht in het Reglement op het rechtswezen in de Residentie Djambi Staats- sblad ten aanzien van den landraad en het magistraatsgerecht is voorgeschreven.

Het opleggen van mutileerende straffen, gelijk mede het inroepen van gods-oordeelen als bewijsmiddel, is verboden, terwijl zooveel mogelijk bij de toepassing van straf, de door het Gouvernement van Nederlandsch-Indië vastgestelde strafbepa- lingen zullen worden gevolgd.

A r t i k e l 31.

Alle geldboeten door de rapats opgelegd komen, voor zoover daaromtrent niet nader wordt bepaald, ten bate van hen die zitting genomen hebben.

De geldboeten worden, met uitzondering van die opgelegd door de rapat doesoen en rapat district, bij den controleur ge- stort, en door dezen drie-maandelijks gelijkelijk verdeeld tusschen de zitting genomen hebbende leden, den griffier of substituut griffier en den mohamedaanschen geestelijke.

De geldboeten opgelegd door de rapat district en rapat doesoen moeten door den voorzitter op zoodanige wijze worden verdeeld, dat door den voorzitter l/3 aandeel wordt genoten en door de gezamenlijke, zitting genomen hebbende leden, den grifflier en den mohamedaanschen geestelijke het resteerende 2/3 gedeelte, ieder voor een gelijk aandeel.

(20)

A r t i k e l 32.

Aan de kennisneming van de rapats zijn onttrokken de over- tredingen, begaan door personen behoorende tot de inheemsche bevolking in de Residentie Djambi buiten de hoofdplaats, bedoeld in artikel één dezer regeling in medeplichtigheid met anderen.

A r t i k e l 33.

De in het vorig artikel bedoelde personen, die te zamen met anderen in burgerlijke zaken worden gedagvaard, staan terecht voor den rechter hunner medegedaagden.

A r t i k e l 34.

De leden van de groote rapat (districts- en onderdistricts hoofden) leggen voor de aanvaarding van hunne betrekking in handen van den Leider den volgenden eed af:

„Ik beloof en zweer geene giften of geschenken te zullen aannemen van eenig persoon, die voor de rapat in eenige zaak betrokken is of daarbij eenige zaak uitstaande heeft;

Dat ik als lid van de rapat met ijver naar mijne beste kennis en weten zal werkzaam zijn, zonder mijne verplichtingen om lief- of leed, vriendschap of vijandschap, gunst of ongunst af te wijken en dat ik steeds, gelijk een vroom en eerlijk rechter betaamt, zal recht spreken."

A r t i k e l 35.

Deze regeling treedt in werking op den tweeden Juli 1906.

(21)

Voorschriften tot uitvoering van de bepalingen, voorko=

mende in het Reglement tot voorloopige regeling van de rechtspleging der Inheemsche bevolking bui=

ten de hoofdplaats van de Residentie Djambi.

(Zie verder de Oendang-Oendang).

A r t i k e l 1.

Indien het den besturenden ambtenaar afdoend blijkt, dat de rechtspraak eener rapat doesoen of rapat district niet beant- woordt aan de eisenen van rechtvaardigheid en billijkheid, zal de betrokken voorzitter of diens wettige vervanger ernstig op zijne tekortkomingen in deze gewezen moeten worden, en ingeval van herhaalde tekortkoming, wat de districts- en onderdistrictshoofden betreft, bij gemotiveerd voorstel voor ontslag uit hunne betrekking moeten worden voorgedragen.

A r t i k e l 2.

De Controleurs nemen kennis van aile klachten ter zake van misdrijven, overtredingen en van civiele zaken, waarvan de afdoening buiten de bevoegdheid van de rapat doesoen of rapat district ligt, zoomede van die, waartegen hooger beroep is aangeteekend.

Zij stellen in zake misdrijven en overtredingen een voor- loopig onderzoek in en beslissen of er termen bestaan tot ver- volging, waarna zij last geven, dat de zaak voor de groote of kleine rapat zal worden gebracht.

Van elke categorie van aangebrachte zaken wordt jaarlijks een register aangelegd volgens het hierbij behoorend model A.

A r t i k e l 3.

De Controleurs zijn verplicht bij de voorloopige inhechtenis- stelling van verdachten als richtsnoer te bezigen, de bepalingen vervat in Staatsblad 1897 No. 25o, juncto Staatsblad 1900 No. oo2 en de als nog ter zake uit te vaardigen voorschriften.

(22)

A r t i k e l 4.

Het verdient aanbeveling' dat bij de zittingen van de kleine rapat, minstens één districtshoofd dan wel zijn wettige ver- vangerals lid a anwezig is.

Zooveel mogelijk zal in strafzaken het districtshoofd dan wel zijn wettige vervanger, waartoe beklaagde behoort, als lid van de kleine rapat zitting moeten nemen.

A r t i k e l 5.

De Assistent Resident is verplicht als Leider van de groote rapat op te treden, zoo hij vermeent, dat de leiding der terecht- zitting niet aan den Controleur kan worden opgedragen.

In dat geval zal de controleur de terechtzitting moeten bij- wonen en als fd. griffier optreden.

A r t i k e l 6.

Den leider van de rapat wordt dringend aanbevolen zich werken over rechtspleging aan te schaffen, waarvoor o.m. in aanmerking komen :

a Het strafrecht in Nederlandsch-lndië door MR. W. DE

G E L D E R ; voorzien van aanteekeningen door MR. K O S T E R ;

b De rechtsbedeeling onder de Inlanders en daarmede gelijkgestelden op Java en de Buitenbezittingen door MR. W.

A. C. F. L. W I N C K E L ;

c Verklaring van de Nederlandsch-Indische straf-wetboeken door MR. C. W. MARGADANT ;

d Het civiel proces voor de landraden en rapat op J a v a en Madoera en ter Sumatra's Westkust van M R . J. W". S.

VAN DER AA ;

e Inleiding op het Ie. boek van het wetboek van strafrecht voor Inlanders in Nederlandsch-Indie ten dienste van ad- ministratieve ambtenaren, van den zelfden schrijver; 4de. Boekoe Penoentoen van MRS. HAASE en BOEKHOUDT; [De Inlandsche beambten moeten zich dit werk ook aanschaffen].

A r t i k e l 7.

De door een misdrijf of eene overtreding beleedigde of bena- deelde partij zal zich, zonder voorafgaand verzoek, in het geding over de strafzaak k u n n e n voegen, ten einde hare vor- dering van schadevergoeding gelijktijdig worde behandeld en beslist.

De beleedigde of benadeelde partij moet zich verklaren vóór

(23)

— 19 —

den a a n v a n g van het getuigen verhoor en zij moet op haar recht daartoe door den Leider indachtig worden gemaakt.

A r t i k e l 8.

De groote en kleine rapat zijn niet gehouden aan de theorie van het wettelijk bewijs, m a a r diet verdient alleszins aan- beveling om er naar te streven, dat de overtuiging verkregen worde door de bewijsmiddelen van onze rechtspleging.

A r t i k e l 9.

W a n n e e r in zaken van misdrijf of overtreding, behoorende tot de competentie van do groote of kleine rapat een getuige zonder wettigen grond weigert den eed af te leggen of ge- tuigenis der waarheid te geven, kan de rapat hem ter zake zijner onwilligheid veroordcelen tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting, den tijd van één j a a r niet te bovengaande.

A r t i k e l 10.

De Leider van de rapat mag niet als aanklager optreden ; hij dient een proces-verbaal van aanklacht op te maken dat ter terechtzitting moet worden voorgelezen en als bijlage aan het rapat register [zie artikel 11] moet worden gehecht.

A r t i k e l 11.

De registers, waarin het verhandelde op de zittingen der rapats wordt ingeschreven, worden voor elke categorie van zaken maandsgewijze aangelegd, wat de crimineele en over- tredingszaken betreft, volgens het hierbij gevoegd model B, wat de civiele aangaat, volgens hierbij gevoegd model C en wat de zaken berecht door de rapat district aanbelangt, volgens hierbij behoorend model D.

Er zullen dus zijn 13 registers te w e t e n : [ No. 1 Misdrijfzaken ;

Model A. i ^ 2 Overtredingszaken ; [vide ar- < „ 3 Civiele zaken ;

tikel 21 / » 4 Overtredingszaken in appel ; '( „ 5 Civiele zaken in appel.

i Lt. A : Crimineele z a k e n ;

1 „ B : [gr. I Overtredingszaken voor de groote rapat.

Model B. ^ g . ^kl-| i d e m v o o r d e k l e i n e r a p a t. ' „ C : Overtredingszaken in appel b/d. kleine rapat.

i Lt. A. [gr.] Civiele zaken voor de groote rapat ; Model C. „ B. [kl.] idem voor de kleine rapat ;

' C. Civiele zaken in appel bij de kleine rapat.

(24)

Model D. Ter inschrijving van alle door de rapat district behandelde zaken.

Elk register moet worden voorzien van een jaarlijksch volg- nummer, dat met rooden inkt op het buitenvel van het re- gister wordt vermeld.

In het register van aangebrachte civiele zaken [Model A.

No. 3.J moet in de kolom „Toelichtingen" worden vermeid of al dan niet aan het vonnis is voldaan.

A r t i k e l 12.

De Leider van de rapat zal een register aanleggen volgens het hierbij behoorend model E. van alle uitspraken in adat- delicten afgedaan door rapat district of kleine rapat, welke niet in de oendang2 zijn omschreven.

A r t i k e l 18.

De registers betrekking hebbende op het verhandelde ter groote en ter kleine rapat, moeten uiterlijk op het eind van de maand volgende op die, icaarin de zaleen zijn behandeld c. q. door tusschenkomst van en geviseerd door den Assistent-Resident, aan den Resident worden aangeboden.

Bij niet indiening binnen den voorgeschreven termijn, zullen de redenen daarvan op de geleide lijst moeten worden bekend gesteld.

A r t i k e l 14.

De Leiders der rapats dienen na ommekomst van elke maand staten in, overeenkomstig het hierbijgaand model F.

Eene zaak icordt beschouicd in behandeling te zijn, wanneer de instructie ter terechtzitting is aangevangen.

A r t i k e l 15.

Daadzaken en verklaringen moeten nauwkeurig en duidelijk worden omschreven om tot eene juiste beoordeeling van de onderwerpelijke zaak te k u n n e n geraken.

De door den Leider gestelde vragen en de daarop gegeven antwoorden zullen daarom in het register moeten worden opgenomen.

Beknoptheid wordt aanbevolen, zonder echter aan de duide- lijkheid te mogen schaden.

(1.) Processen-verbaal van voorloopig onderzoek moeten aan het rapatregister worden gehecht en kan c. q. naar den inhoud van die stukken worden verwezen.

(25)

— 21

(2.) Bij behandeling van zaken in hooger beroep door de kleine rapat, zal de voorzitter van de rapat, welke de zaak in eersten aanleg in behandeling nam, moeten worden gehoord en zal verder uit het rapatregister moeten blijken, dat het rapat districtsregister ter terechtzitting is voorgelezen.

(3.) Geschriften, welke als stukken van overtuiging worden geproduceerd, moeten aan het rapat register worden gehecht en zoo ze geschreven zijn met arabische of rentjongsche karak- ters, worden voorzien van eene transcriptie.

A r t i k e l 16.

(1.) De registers en vonnissen moeten duidelijk on zonder onnauwkeurigheden of fouten geschreven zijn.

(2.) Schri ftdelgingen mogen nimmer plaats hebben.

(3.) Doorhalingen en bijvoegingen in het register moeten in margine worden g e w a a r m e r k t door den Leider en in vonnissen worden goed gekeurd door den leider en den fd. griffier.

(4.) Cijferletters in Register of vonnis moeten met schrijfletters worden herhaald.

A r t i k e l 17.

Uitspraken omtrent beklaagden die in dezelfde zaak zijn betrokken en diensvolgens gelijktijdig zijn terechtgesteld, worden in één en hetzelfde vonnis vervat.

A r t i k e l 18.

Wordt eene zaak niet bekrachtigd, omdat de qualificatie niet of minder juist is, de opgelegde straf niet in verhouding staat tot de graviteit van het gepleegde misdrijf of de gepleegde overtreding, een wetsartikel verkeerd is aangehaald of toegepast, maar met de opgelegde straf kan worden meegegaan en overigens op de behandeling der zaak geene bemerking te m a k e n valt, dan kan met aanhaling van de betrekkelijke nota van bemer- kingen worden volstaan met redres van de fouten in de kolommen 8, 9 en 10 van het betrekkelijk register, middels rooden inkt.

Het register wordt wederom ter bekrachtiging aangeboden.

A r t i k e l 19.

Zaken, die moeten worden herbehandeld, worden in een afzonderlijk Register ingeschreven onder het zelfde nummer, waaronder zij in het niet bekrachtigd register voorkomen ; op het buiten vel zullen datum en n u m m e r van de betrekkelijke nota van bemerkingen moeten worden vermeld.

(26)

Het niet bekrachtigde rapat-register wordt bij het indienen van eerstgenoemd register overgelegd.

A r t i k e l 20.

Het wetboek van strafrecht voor Inlanders in Nederlandsch- Indië, de reglementen van politie en plaatselijke keuren, alsmede wettelijke bepalingen van algemeenen aard, zullen zooveel mogelijk bij de rechtspleging tot richtsnoer worden genomen.

De rapat is daartoe verplicht in de gevallen, waarin de adat niet voorziet, of indien de toepassing van adat straffen toi onbillijk- heid zou leiden.

A r t i k e l 21.

Bij toepassing van onze wetboeken, keuren en reglementen, moeten de overtreden wetsartikelen worden vermeld.

Worden adat straffen opgelegd clan moet het betrokken artikel van den oendang3 worden aangehaald, c. q. eene korte omschrij- ving van het ten laste gelegde feit worden gegeven.

A r t i k e l 22.

Requesten, die op eene behandelde zaak betrekking hebben, moeten met het ter zake door den Leider en c. q. door den Assistent-Resident uitgebracht advies, zoodoenlijk als bijlnge, worden overgelegd bij het aan den Resident aangeboden register.

In het advies dient het n u m m e r van de zaak te worden aangehaald.

A r t i k e l 23.

In delicten, waartegen geldboete of vrijheidsstraffen zijn be- dreigd, verdient het de voorkeur de eerste straf op te leggen.

A r t i k e 1 24.

De termijn, binnen welken de boeten moeten worden voldaan, wordt gesteld:

a. op acht dagen bij alle geldboeten door de kleine rapat opge- legd, zoomede door de groote rapat, in geval van overtreding van de bepalingen betreffende 's Lands middelen en pachten, van die ter regeling van het toezicht op de scheepvaart in be- paalde gedeelten van Nedorlandsch-Inuie' en van het tot verbod van in-, uit- en doorvoer van goederen;

b. op één maand bij geldboeten door de groote rapat opgelegd en niet begrepen onder die sub a. genoemd, een en a n d e r ingaande met den dag van de beteekening van het vonnis aan den veroordeelde.

(27)

— 23 — A r t i k e l 25.

Bij uitspraken, waarbij geldboeten zijn opgelegd, zal tevens de d u u r der subsidiaire straf moeten worden bepaald, bij het vaststellen waarvan rekening moet worden gehouden met de desbetreffende artikelen van het Djambi reglement juncto Staats- blad 1898 No. 95 en de nader uit te vaardigen voorschriften, behoudens het bepaalde aan het slot van aan artikel 20 van het Reglement tot „Voorloopige regeling etc."

A r t i k e l 26.

Met opzicht tot de berekening van den straftijd, wordt elke dag op vier en twintig u r e n en elke maand op dertig dagen gesteld.

A r t i k e l 27.

De straftijd word gerekend in te gaan, ten aanzien van ver- oordeelden die zich in voorloopige hechtenis bevinden, met den dag waarop het vonnis door don Resident is bekrachtigd, overigens met den dag der tenuitvoerlegging.

Op de vonnissen moet aanteekening worden gehouden van den datum van de tenuitvoerlegging.

Bij opzending der veroordeelden naar den Controleur van Djambi, dient de geleidebrief van het bekrachtigd vonnis en van het extract te worden vergezeld.

A r t i k e l 28.

Als regel moet worden gevolgd, dat de opgelegde straffen na elkander worden ondergaan, te beginnen met de zwaarste, wanneer op het tijdstip van de ten uitvoerlegging de eerste opge- legde straf niet reeds verjaard is.

A r t i k e l 29.

Alle vervolging tot straf vervalt of houdt op ten gevolge van amnestie of abolitie door den Gouverneur-Generaal verleend, krachtens artikel 52 van het reglement op het beleid der Re- geering in Nederlandsch-Indië.

Hetzelfde heeft plaats, indien de dader vóór het aanvangen der vervolging of gedurende den loop van het geding is overleden.

A r t i k e l 30.

De bepalingen van het tweede lid van het vorig artikel lijdt uitzondering, voor zooveel aangaat het verhaal van boete of de verbeurte van bepaalde voorwerpen in zaken van overtre-

ding op het stuk van 's Lands middelen en pachten, allen vol-

(28)

gens de bepalingen en onderscheidingen, in de volgende artikelen voorkomende.

A r t i k e l 31.

Indien het geding nog niet aanhangig is gemaakt, wordt het, voor zooveel de boeten en verbeurd verklaringen betreffen, tegen de erfgenamen van den dader aangelegd en vervolgd bij dezelfde rapat en op dezelfde wijze als tegen den overledene zou hebben plaats gehad, indien deze boete of verbeurdver- klaring of beide zoude hebben beloopen.

A r t i k e l 32.

Indien de vervolging reeds voor het overlijden van den da- der was aangevangen, wordt zij tegen zijne erfgenamen vervolgd.

A r t i k e l 33.

De doodstraf kan niet worden ten uitvoer gelegd tegen hem, wiens krankzinnigheid na do veroordeeling is ontstaan en door de rapat, na ingewonnen advies van een geneeskundige is erkend.

Evenmin kan de doodstraf ten uitvoer worden gelegd tegen eene zwangere vrouw.

In het eerste geval wordt de uitvoering der doodstraf geschorst tot na de herstelling van den krankzinnige en in het laatste geval tot na de bevalling van de zwangere vrouw.

A r t i k e l 34.

Alle vervolgingen en strafvorderingen, ter zake van begaan misdrijf of b3go.no overtreding, verjaren na verloop van den tijd bij de volgende artikelen bepaald.

A r t i k e l 35.

De tijd van verjaring vangt aan van het oogenblik dat het misdrijf of de overtreding bedreven is.

Niettemin zal de tijd van verjaring van het misdrijf van valschheid of van valsche munt niet vroeger beginnen te loopen dan het oogenblik, waarop van valsche of vervalschte stukken of munt is gebruik gemaakt.

A r t i k e l 36.

Door verloop van drie jaren vervallen alle vervolgingen, terzake van overtredingen, uitgenomen die tegen adat overtre- dingen, welke niet vervallen, en die tegen de reglementen en keuren of het stuk van politie, welke dóór verloop van één jaar vervallen.

(29)

— 25 — A r t i k e l 37.

Door verloop van twintig jaren vervallen alle vervolgingen ter,zake van misdrijven, waartegen de doodstraf en door ver- loop van vijftien jaren die wegens misdrijven, waartegen de straf naast die des doods is bedreigd.

De vervolging van alle overige misdrijven vervalt door ver- loop van tien jaar.

A r t i k e l 38.

De straffen, bij vonnis opgelegd, verjaren door het verloop van het dubbel getal jaren, hetwelk tot verjaring der vervol- ging zoude worden gevorderd, te rekenen van den dag, waarop de veroordeeling kracht van gewijsde heeft bekomen.

A r t i k e l 39.

De bepalingen van de artikelen 37 en volgende zijn niet betrekkelijk tot hetgeen de verjaring van sommige misdrijven of overtredingen bij bijzondere wettelijke bepalingen is vastgesteld.

A r t i k e l 40.

De Leider van de rapat zij indachtig gemaakt, dat eene veroordeeling uitgesproken, dââr wàar de bevolking gelaten is in het genot van hare eigen rechtspleging, krachtens het sa- menstel der beginselen van het Koloniale staats- en strafrecht, geene recidive schept, ook al wordt bij die inheemsche recht- spraak het strafwetboek voor Inlanders tot leiddraad genomen.

[v.g.1. o.m. Margadant „Verklaring van de Ned.-Indisch straf- wetboeken].

A r t i k e l 41.

De Controleurs zijn verantwoordelijk voor het archief van de groote en kleine rapats en verplicht de registers c a . bij proces-verbaal over te nemen en over te geven, waarvan eene expeditie aan den Resident en eene expeditie aan den Assistent Resident moet worden aangeboden.

(30)

Deze oendang-oendang, waarin de adat, voor zooverre zij nu reeds aan het bestuur bekend is en niet indruischt tegen begin- selen van rechtvaardigheid en billijkheid, is gecodificieerd, bevat voorts voorschriften, welke eveneens bij de rechtspraak als leiddraad dienen te worden gebezigd, zoomede regelingen ten aanzien van het districts- en doesoenbestuur en van de geestelijkheid, verder bepalingen t/z. grondrechten enz: enz:,

waarvan de wetenschap voor de besturende ambtenaren, voor de Inlandsehe beambten-en voor de hoofden een vereischte is.

A. Districts» en doesoenbestuur. Instructie voor districts» en doesoenhoofden.

A r t i k e l 1.

Elk district wordt door een districtshoofd bestuurd, hij wordt in zijn bestuur bijgestaan door een onderdistrictshoofd, die bij zijn ontstentenis of verhindering zijne function waarneemt.

In elke doesoen wordt het gezag gevoerd door een doesoen- hoofd, bijgestaan door één of meer onder-doesoenhoofden en kamponghoofden, naar gelang van de uitgestrektheid en de volkrijkheid der gemeente, een en ander ter beoordeeling van den controleur.

Als beginsel moet worden aangenomen, dat eerst voor een doesoen met meer dan vijftien heerendienstplichtigen een onder- doesoen hoofd mag worden aangesteld en voor elke vijf- en twintig heerendienstplichtigen, boven het minimum van vijftien, nog één onderdoesoenhoofd enz :

A r t i k e l 2.

De hoofden, waarvan de waardigheid erfelijk is in het geslacht, worden in overleg met de bevolking gekozen en bevestigd, voor zooverre de districtshoofden betreft, door den Resident, wat de onderdistricts- en doesoenhoofden aangaat door den Resident of den Assistent-Resident, en de overige hoofden door den controleur.

(31)

— 27 -

Omtrent het ontslag gelden dezelfde regelen.

A r t i k e l 3.

De hoofden kunnen wegens plichtverzuim administratief worden gestraft met aanhouding :

1° op de standplaats van den Controleur;

2° op de standplaats van den Assistent-Resident;

3° op de standplaats van den Resident.

De controleurs zijn bevoegd de straf bedoeld ad lu m tot een maximum van één maand op te leggen, ten aanzien van de hoofden beneden den rang van districtshoofd, echter onder nadere goedkeuring van den Resident of van den Assistent-Resident.

' D e A s s i s t e n t - R e s i d e n t is bevoegd de hoofden te straf- fen met aanhouding tot een maximum van twee maanden.

Hoofden, die aangehouden worden, verliezen hun recht op antarans en moeten het blank wapen, dat zij bij zich dragen, in handen stellen van den besturenden ambtenaar, op wiens standplaats de straf wordt ondergaan.

Niet eervol ontslagen hoofden verliezen het recht op het dragen van een blank wapen en zijn derhalve verplicht den wapenpas aan den controleur terug te geven.

Voor de terechtstelling van hoofden van en met den rang van doesoenhoofd is de toestemming noodig hetzij van den Resident, hetzij van den Assistent Resident, voor zoover betreft de afdeelingDjambischeBovenlanden; vervolgingen van districts- en onder-districtshoofden mogen alleen plaats hebben met toestemming van den Resident.

Alleen in urgente gevallen mag, onder bekendstelling van de redenen, daarvan worden afgeweken.

In geen geval mag een zaak, waarbij een hoofd betrokken is, door de Rapat doesoen of Rapat district worden berecht.

De districtshoofden staan alleen voor de groote Rapat terecht.

A r t i k e l 4.

De hoofden zullen, indien zij in functie zijn, de voor iedere ca- tegorie voorgeschreven onderscheidingsteekenen moeten dragen.

De districtshoofden zijn verplicht zich een zegel, van het rijkswapen voorzien, aan te schaffen, als teeken, dat zij met het hoogste gezag in hun gebied zijn bekleed.

A r t i k e l 5.

Het verleenen van bijzondere titels aan welk hoofd ook, is aan den Resident voorbehouden.

(32)

A r t i k e l 6.

Aan elk districtshoofd wordt een districtsschrijver toegevoegd, die, in overleg met de betrokken hoofden, daartoe door den controleur wordt aangewezen.

A r t i k e l 7.

De districtshoofden houden verblijf op de hoofdplaats van het district en mogen zij zonder verkregen toestemming van den controleur hun district niet verlaten dan alleen, wanneer de belangen van den dienst zulks mochten vorderen.

A r t i k e l 8.

De districtshoofden zijn belast met het toezicht over de hun ondergeschikte hoofden.

Tot dat einde zijn zij dan ook verplicht ten minste éénmaal 's maands hun ressort te bereizen.

Zij sporen de hoofden door hun voorbeeld aan tot getrouwe plichtsbetrachting, zien toe dat alle bevelen en de hun opge- dragen werkzaamheden met ijver en nauwgezetheid worden nageleefd en verricht.

Waar overreding en waarschuwing falen, zijn zij verplicht daarvan zonder verder uitstel, te rapporteeren aan den controleur.

A r t i k e l 9.

Het is een eerste plicht, zoowel van de district- als van de doesoenhoofden, om steeds is overleg te treden met de mindere hoofden en oudsten, in het bijzonder omtrent zaken, waarbij de adat zoodanige raadpleging vereischt.

Zij zijn gehouden de bevelen en de bedoelingen van het bestuur aan de bevolking op vergaderingen over te brengen en duidelijk te maken en zuilen zij de door het bestuur gegeven wenken en de in overleg met hen getroffen maatregelen tot het bevorderen van landbouw, nijverheid en handel en het aanmoedigen van den arbeid der bevolking, om het productief vermogen van het land te ontwikkelen, behoorlijk ter harte nemen.

A r t i k e l 10.

De doesoenhoofden zijn verplicht zich te beijveren, om onder hunne onderhoorigen rust en eensgezindheid te bewaren

Onder doesoen hoofden moeten ook de onderdistricts hoofden worden verstaan. De verplichtingen opgelegd aan de doesoenhoofden ten opzichte van de districtshoofden, gelden tevens voor de districtshoofden ten aan- zien van den betrokken controleur.

(33)

— 29 —

en alle aanleiding tot oneenigheid en twist uit den weg te nemen.

Geringe geschillen, blootelijk bijzondere belangen der doesoen bewoners ten onderwerp hebbende, trachten zij zooveel mo- gelijk met onpartijdigheid en ook in overleg met de oudsten in der minne bij te leggen.

A r t i k e l 11.

Indien de geschilhebbende personen niet bewogen kunnen worden om in eene minnelijke schikking te treden, verwijzen zij partijen naar den bevoegden rechter.

A r t i k e l 12.

De districts- en doesoenhoofden zijn elk, voor zooveel aan- gaat de uitgestrektheid van hun grondgebied, waarover zij zijn aangesteld, en daarin bijgestaan door de overige hoofden, belast met de uitoefening der politie en de opsporing der misdrijven en overtredingen onder de Inlanders en met deze gelijkgestelde personen.

A r t i k e l 13.

De doesoenhoofden zijn, binnen bun ressort en onder het toezicht van het districtshoofd, belast met de zorg voor de openbare rust en veiligheid en de handhaving der goede orde.

Urgente gevallen, waartoe ook moeten worden gerekend : berguitbarstingen, aardbevingen, andere rampen en onheilen, (*) uitgezonderd, zijn de doesoenhoofden verplicht minstens TWEE maal in de maand op eenen gezetten dag aan de districts- hoofden mondeling verslag te doen van het voorgevallene in hun ressort.

Bij wettige verhindering geschiedt zulks door den wettigen vervanger.

A r t i k e l 14.

De doesoenhoofden zien toe, dat niemand in het bezit is van vuurwapenen dan wel in het openbaar een blank wapen, uitgenomen het wapen, hetwelk de bevolking bij de uitoefening van haar bedrijf of tot het verrichten van huiselijke bezigheden noodig heeft, draagt of met zich voert, zonder schriftelijke vergunning van den controleur.

(*) Een opgave zal moeten worden verstrekt van het aantal omgekomenen, m bet verongelukt vee, van de getaxeerde waarde aan beloopen schade.

(34)

A r t i k e l 15.

De doesoenhoofden beletten, dat samenscholingen plaats hebben en van wapens voorziene personen, inzonderheid des nachts, zonder een blijkbaar geoorloofd doel vereenigd rondgaan.

A r t i k e l 16.

De doesoenhoofden waken, dat geen bedriegers het volk verzamelen, hetzij om het tot het plegen van eenig kwaad te verleiden dan wel om zich door het verkoopen van amuletten of op eerie andere wijze van deszelfs goed en geld meester te maken of ook om door voorspiegelingen, bedreigingen, het aan- nemen van valsche namen of andere middelen het volk onge- rustheid of vrees aan te jagen.

A r t i k e l 17.

De doesoenhoofden waken tegen bedelarij en zien toe, dat degenen, die niet in h u n onderhoud kunnen voorzien, overeen- komstig de landsinstellingen en gebruiken worden onderhouden en verzorgd.

W a n n e e r de middelen daartoe ontoereikend zijn, geven zij daarvan door tusschenkomst van het districtshoofd, kennis aan den controleur.

A r t i k e l 18.

De doesoenhoofden zorgen, dat des nachts behoorlijk de wacht wordt gehouden.

Ik elke doesoen zal daartoe een wachtdienst moeten worden georganiseerd.

In elk wachthuis moeten steeds aanwezig zijn;

1° een houten blok dan wel een koperen bekken voor de signalen ;

2° een brandende l a n t a a r n ;

3° de noodige tjangkaq oenaq (vorken met doornen haken) en brandbaken.

De regeling van de „kemid doesoen" zoomede die der z. g.

„kemid district," belast o. m, met het bewaken der wachthuizen, het overbrengen van dienstbrieven, het verrichten, waar noodig, van loodsdiensten op de Gouvernements vaartuigen, het oproepen van hoofden of andere ingezetenen, op last van de hoofden, het verrichten van antaran-diensten voor de Inlandsche amb- tenaren en beambten, heeft steeds plaats door den controleur in overleg met de betrokken hoofden.

Aan de doesoenhoofden is het uitdrukkelijk verboden van het

(35)

- SI —

w a a r n e m e n dier wachtdiensten zonder afdoende redenen vrij- stelling te verleenen.

Op afdeelings- en onderafdeelings hoofdplaatsen zal er naar gestreefd moeten worden de wachtdiensten te doen afkoopen en vaste bezoldigde wakers in dienst te stellen.

A r t i k e l 19.

De gestelde nachtwachten zijn verantwoordelijk voor de orde, rust, en veiligheid in de doesoen.

Zij zijn verplicht de noodige ronde diensten te doen en daarbij op alles nauwkeurig acht te geven, voorts aan te houden en onverwijld voor het doesoenhoofd te brengen, alle lieden, die, daartoe van den controleur geene vergunning hebbende gekre- gen, zonder licht loopen dan wel zonder licht in p r a u w e n of raketten o p - o f afvaren en die door het dragen of vervoeren van verdachte goederen, waarvan zij het bezit niet k u n n e n rechtvaardigen of om eenig andere reden grond geven tot het vermoeden, dat zij een strafbaar feit hebben gepleegd of voor- nemens zijn te plegen.

Zij zijn wijders gehouden zoodra de duisternis is inge- vallen, alle personen aan te roepen, die verplicht zijn te antwoorden en zich bij de wachten te melden (uitgenomen

Europeanen, Inlandsche hoofden en ambtenaren, hoofden dei- Vreemde Oosterlingen, zoomede personen die zich in het gevolg van de hoofden en ambtenaren bevinden en het personeel der politie).

Op de afdeelings- en onderafdeelings-hoofdplaatsen worden de heele en halve uren op het blok of den gong geslagen.

Bij diefstal, brand, zware verwonding, moord, amok, ont- vluchting van misdadigers, onraad, enz : enz : slaan die wachten mede op het blok of den gong het gebruikelijk signaal, terwijl zij, bij brand op plaatsen, waar brandspuiten zijn, het naast bijwonend brandpersoneel waarschuwen.

Des morgens na afloop der wacht, rapporteert een der wachters aan het betrokken hoofd.

A r t i k e l 20.

Ingeval van misdrijf of overtreding, op heeterdaad ontdekt, is een ieder bevoegd en, zoo hij in de gelegenheid is, zelfs verplicht den verdachte aan te houden en te brengen voor een met de uitoefening der politie belasten beambte.

Deze laatste is in geval van ontdekking op heeterdaad tot

(36)

die aanhouding verplicht, alsmede tot de onmiddellijke aan- wending van alles, wat dienstig kan zijn om het feit tot klaar- heid te brengen.

A r t i k e l 21.

Ontdekking op heeterdaad heeft plaats, w a n n e e r het feit terwijl men het pleegt of terstond nadat het gepleegd is, wordt ontdekt, of w a n n e e r iemand terstond daarna als dader door het openbaar gerucht wordt vervolgd, of w a n n e e r terstond na ontdekking bij hem goederen, wapenen, werktuigen of a n d e r e voorwerpen worden gevonden, welke aanduiden ' dat hij dader of medeplichtige is. (zie artikel )

A r t i k e l 22.

Een ieder, die getuige is geweest van een aanslag, hetzij tegen de openbare rust of veiligheid, hetzij tegen iemands leven of eigendom, is verplicht daarvan onmiddellijk kennis t e - e v e n aan het naast bij zijnd hoofd, deze weder aan het districtshoofd en den controleur.

A r t i k e l 23.

Hetdoesoenhoofd geeft de aldus aangehouden personen binnen vier en twintig uren met de in h u n bezit gevonden goederen aan het districtshoofd over.

A r t i k e l 24.

De doesoenhoofden zorgen dat door w\en ook geene willekeur tegen de bevolking worde gepleegd, en aan mien ook de gelegen- heid worde gegeven VRIJELIJK Machten in te brengen '

Zij ontvangen de aangifte en aanklachten van begane mis- drijven en overtredingen.

A r t i k e l 25.

Zij doen met den meesten ijver, steeds in tegenwoordigheid van twee getuigen, onderzoek naar de strafbare feiten, die aldus of op eemge andere wijze tot h u n n e kennis komen, ten einde de omstandigheden en de daders aan het licht te brengen.

Van alle te h u n n e r kennis gebrachte misdrijven en overtredingen en van hetgeen door hen in de zaak is verricht, doen zij ten spoedigste verslag aan de districtshoofden, die gehouden zijn zoo noodig onverwijld in loco een nader onderzoek in te stellen.

A r t i k e l 26.

Bij het onderzoek in het vorig artikel bedoeld, zullen de volgende voorschriften in acht moeten worden genomen.

(37)

— 33 — A r t i k e l 27.

Na de aanhouding moet het eerste werk zijn den verdachte aan den lijve te onderzoaken, ten einde dezen niet in de gelegenheid te laten het gestolen goed of het wapen, waarmede het misdrijf is gepleegd, te verdonkeremanen.

Deze voorwerpen worden alsdan in beslag genomen, evenals elk ander voorwerp, dat betrekking kan hebben op het plegen van het misdrijf.

A r t i k e l 28.

Het doesoenhoofd is gehouden, al wat op de plaats van het misdrijf of in de naaste omgeving zich bevindt, zoo mogelijk, op dezelfde plaats en in dezelfde houding te laten liggen, waar hij het gevonden heeft, en de plaats, indien mogelijk, goed te doen bewaken, zoo noodig, doen afzetten, opdat het districtshoofd alles ongewijzigd aantreft zooals het was gevonden.

Is het lijk van een onbekende gevonden, dan geeft hij daarvan onverwijld kennis aan de hoofden der naburige doesoens met opgave tegelijk van de kenteekenen.

A r t i k e l 29.

Het doesoenhoofd zal den verdachte ondervragen naar zijne tegenwoordigheid op de plaats van het misdrijf, naar zijne schuld aan het gepleegde misdrijf en naar de herkomst van de bij hem in beslag genomen stukken van overtuiging.

Hij zal hem confronteeren met de ooggetuigen, c. q. met het lijk van den verslagene.

Eveneens zal hij dadelijk onderzoek doen naar wat door den v e r d a c h t e tot zijne ontlasting wordt aangevoerd.

A r t i k e l 30.

Rekent de verdachte schuldig te zijn, dan moet het doesoen- hoofd hem een zoo uitvoerig mogelijk verhoor afnemen.

A r t i k e l 31.

Het districtshoofd, en zooveel mogelijk ook het doesoenhoofd, heeft bij het intestellen onderzoek o. m. te letten dan wel afte- vragen: (*)

Ie. op de sporen door den dader achtergelaten, als een van hem afkomstig kleedingstuk of voorwerp tot het plegen van het misdrijf gebezigd; op de voetstappen (in welke

(*) Overgenomen uit het werk „Boekoe Penoentoen" van Mrs. Haase en Boekhoudt.

(38)

richting deze leiden; op de grootte, op den vorm, op de plaatsing dier voeten ten opzichte van elkander, b. v. of ze meer dan normaal zijn, binnen of buitenwaarts uitwijken);

He. op de houding van den verdachte, op zijn gemoedsgesteld- heid, enz;

Ille. b ij m i s h a n d e 1 i n g o f 1 e v e n s b e r o o v i n g : a. op alles wat het lichaam zelf betreft, n. 1. of het nog leeft ot levenloos is, de plaats der wonden, de lengte en breedte en zoo mogelijk de diepte er van, de vorm der wonden, speciaal of de randen glad of ruw zijn, de andere waarneembare belee- digingen, de ligging van het lichaam, in welke richting — voor of achterover of op welke zijde, de kleeren, hoe ze om het lijf zitten, de inhoud der zakken en bij vermoeden dat het slacht- offer zich te voren aan overspel heeft schuldig gemaakt, of er zaad vlekken op lichaam of kleedingstuk aanwezig, al of niet opge- droogd zijn, of de kain was opgeschort of de haarwrong los was;

b. op de naaste aangeving b. v. of er veel of weinig bloed op den grond lag, of er in den grond veel bloed is kunnen dringen en ook getrokken is, of er ook elders bloedspatten zichtbaar zijn, enz :

Verder bij levensberooving :

c. Heeft de dader het slachtoffer gedood of althans zoodanig lichamelijk beleedigd, dat ten gevolge van de beleediging vroeger of later de dood is ingetreden?

d. Heeft de dader den wil gehad te dooden of lichamelijk leed aan te doen '?

e. Is de doodslag gepleegd tegen een van de wettige of natuurlijke ouders of tegen een anderen wettigen bloedverwant?

f. Is de doodslag gepleegd tegen een kind tijdens of kort na de geboorte?

g. Is de dader de ongehuwde moeder van het kind en heeft zij nu voor den eersten keer kindermoord gepleegd?

k. Is de wil om te dooden of lichamelijk leed toetebrengen in koelen bloede gevormd, of heeft de dader zijn slachtoffer ergens opgewacht, om hem te dooden of daden van geweld tegen hem te plegen?

(39)

— 35 —

i. Heeft de dader bij vergiftiging den wil gehad om te dooden en ter uitvoering van dien wil gebruik gemaakt van zelfstan- digheden, die den dood kunnen veroorzaken. Hoeveel is daarvan gebezigd ? Hoeveel is daarvan noodig om den dood te kunnen veroorzaken ?

Heeft hij zoodanige zelfstandigheden het slachtoffer ingegeven of overhandigd of ze geplaatst binnen diens bereik'?

Heeft het slachtoffer de giftige zelfstandigheden in zijn lichaam opgenomen ?

Hebben ook anderen dan degene, wiens dood de dader gewild heeft, van de zelfstandigheid genuttigd?

Heeft de dader kunnen en moeten voorzien, dat ook andere personen daarvan gebruik zouden kunnen maken"?

j . Is de dood het gevolg van de handeling van een derde welke niet den dood beoogde'? Had deze handeling tot oorzaak 's daders onbedrevenheid, onhandigheid, onvoorzichtigheid, onoplettendheid, nalatigheid of verzuim van door hooger hand uitgevaardigde verordeningen ?

h. Bij verbergen van lijken:

1°. Heeft de dader een lijk verborgen of in ontvangst geno- men om het te verbergen ;

2°. Is de persoon, van wien dat lijk afkomstig is, gestorven door of tengevolge van moord, vergiftiging, doodslag, mishan- deling?

I. Bij vrucht afdrijving :

ln. Heeft de vrucht vóór het door de natuur aangewezen tijdstip der geboorte het moederlichaam verlaten ;

2°. Is dat geschied als gevolg van het aanwijzen, toedienen of aanwenden van eenig daartoe geschikt middel;

3°. Heeft de dader zoodanig middel gebezigd met den wil om daardoor de vrucht uit het moederlichaam te verwijderen ;

4°. Is de dader de moeder zelve?

Zoo j a ? heeft zij zonder eenige hulp de afdrijving bewerk- stelligd of heeft zij op aansporing van een ander er in toegestemd gebruik te maken van het door dezen aangewezen of toegediend middel ?

5°. Is de dader een ander dan de moeder'? Heeft hij met of zonder goedkeuring der moeder gehandeld?

(40)

m. Verder bij mishandeling :

]". Heeft de dader een ander persoon geslagen, geschopt, gestooten, geduwd of op andere wijze zijn lichaam aangeraakt, zoodat deze daardoor pijn lijdt of een kwetsuur bekomt'?

2°. Heeft hij den wil gehad dien persoon lichamelijk leed aan te doen?

;Ï°. IS de beleedigde ziek geworden of verhinderd om zijn gewoon dagelijksch werk te doen en was dat het gevolg van de tegen hem gepleegde gewelddadigheden ?

4°. Hoelang heeft de ziekte of onbekwaamheid tot het verrichten van arbeid geduurd?

5°. Heeft de dader de gewelddadigheden gepleegd in koelen bloede of zijn slachtoffer daartoe opgewacht?

6°. Zijn die gewelddadigheden gepleegd tegen een van zijne wettige of natuurlijke ouders of tegen een zijner grootouders of in oproerige vereeniging met wederspannigheid of met plun- dering?

IVe. b ij d i e f s t a 1 ;

a. Van welke soort en hoedanigheid het gestelene is bijv:

bij vee: het geslacht, de kleur, de horens en andere herken- ningsteekenen; bij Meeding stukken: de kleur, de teekeniug, het model, het weefsel, het naaisel; bij wapens: het model van het gevest, de houtsoort van de schee, de vorm van het lemmet (hoeveel krommingen) de pamor enz; bij padi: de padisoort, enz.

b. aan welke teekenen het gestelene te herkennen is en op welke plaats; welke bijzondere herkenningsteekenen vóór den diefstal reeds aan het goed zijn gemaakt;

c. hoe groot de hoeveelheid van het gestelene is ;

d. hoe de bestolene weet, dat hem die hoeveelheid is ontvreemd;

e. hoe groot de waarde van het gestelene was tijdens het plegen van den diefstal;

/'. wanneer (op welken dag, tegen welk tijdstip) en op welke wijze (met braak, inklimming, valsche sleutel enz.) de diefstal is gepleegd ;

g. wanneer vóór den diefstal het gestelene het laatst door den bestolene is gezien ;

Ti. wanneer het gestelene voor het eerst werd vermist;

i. op de indrukken van voet of teen ;

(41)

— 37 —

j op de opening-en, bijv: door braak gemaakt, of zij groot genoeg zijn om den dief door te iaten of om het gestelene er door naar buiten te t r e k k e n ;

Tc. of de bestolene nog gelijksoortige goederen in zijn bezit heeft, w a a r v a n minstens één in beslag wordt genomen bijv:

een bos padi, een bord om later als stuk van vergelijking te k u n n e n d i e n e n ;

l. door hoeveel personen minstens de diefstal moet zijn ge- plGG°'d.

m. Heeft de dief geweld gepleegd of gedreigd om zoodoende den diefstal te k u n n e n plegen dan wel orn zoodoende ongehin- derd in het bezit van het gestelene te kunnen blijven, en zoo ja op welke wijze bijv: door iemand vast te houden o f t e binden of op te sluiten of door hem, terwijl hij zich daartegen verzet, een kleedingstuk van het lijf te rukken of door gebruik te maken van een wapen ot wel door bedreiging?

n. Had het gebruik maken van een wapen kneuzing ot

bloedstorting ten gevolge? _ o. W a s de dief een dienstbode in vasten dienst en heelt ny

toen gestolen het goed van zijn meester of het goed van een andere, die zich bevond in het huis zijns meesters of m het huis w a a r hij zijn meester gevolgd is?

p Was de dief, w e r k m a n , knecht of leerling en heeft hij toen gestolen in het huis, de werkplaats, den winkel of het magazijn zijns meesters?

q. Was de dief iemand, die gewoon was te werken m de woning, waar hij den diefstal pleegde?

r Was de dief iemand van beroep, die nachtverblijf verstrekt en heeft hij gestolen de goederen, die de logee met zich mede

1- Was de dief van beroep, voerman, prauw voerder of schipper en heeft hij goederen gestolen welke hem te vervoeren waren toevertrouwd ?

t. W a s de dief koelie van dien voerman, prauw voerder ot schipper ?

Ve. b ij b r a n d s t i c h t i n g ;

a. Hoeveel schade heeft de eigenaar door de brandstichting geleden ?

b. Had de dader den wil den brand te stichten ?

(42)

c. W a r e n er tijdens de brandstichting menschen binnen de plaats van den brand"? Zoo ja, wie'?

W a r e n er onder hen ook ernstige zieken, invaliden, zuige- lingen of andere hulpbehoevenden ?

d. Was het gebouw, waar de brand gesticht is, uit licht ontvlambare materialen samengesteld als bamboe, alang2, hout, boomschors enz?

e. Was de plek, waar de brand werd gesticht, dicht bij de plaats waar de dader kon weten, dat iemand sliep ?

/. Was er wind? veel w i n d ?

g. Was de wind in de richting van andere gebouwen, waarin zich menschen bevonden ?

h. Hoe v e r stonden de gebouwen van de plaats der brand- stichting verwijderd ?

i. Was er water in de buurt om te blusschen ? Zoo ja, hoever van den brand verwijderd?

j . Is door onvoorzichtigheid of achteloosheid brandgesticht?

Vie. b ij v e r n i e l i n g , b e s c h a d i g i n g v a n b o o m e n e n g c w a s s e u ;

a. Op welke wijze heeft een en ander plaats gehad?

b. Hoe groot is het aantal van het vernielde of beschadigde en de dien tengevolge toegebrachte schade?

Vile, b ij a a n t a s t i n g d e r z e d e n ;

a. Heeft de dader jegens het lichaam van een ander eene handeling verricht, welke uit haren aard het gevoel der natuur- lijke schaamte moet kwetsen of heeft hij althans aan zoodanige handeling een begin van uitvoering gegeven?

b. Heeft de aangerande persoon tegengestribbeld, om hulp geroepen of blijkt uit andere omstandigheden dat de onzedelijkheid gepleegd is tegen diens wil ?

c. Was de aangerande een kind, jonger dan 15 jaren oud (naar gissing) ?

d. Was de dader :

1°. iemand die gezag uitoefende over den aangerande, bijv : de vader ;

2°. een loonbediende van den aangerande ;

3°. een ambtenaar, beambte, hoofd, godsdienstleeraar ?

e. W e r d de dader door een ander in zijn misdrijf geholpen?

(43)

— 39 —

/ Heeft de dader eenige onzedelijkheid gepleegd, hetzij op een lichaam van een ander, hetzij met eigen lichaam V bijv:

heeft hij den bijslaap uitgeoefend? heeft hij zijn eigen lichaamsdeel ontbloot ? . ,

q Heeft hij zulk eene handeling zoo onbedekt verricht, dat andere menschen ze hebben kunnen zien op eene openbare

plaats, of op eene niet openbare plaats, alwaar hij echter kon worden opgemerkt van af eenige openbare plaats dan weieene plaats waar meerdere menschen gemeenlijk samen zijn ?

Ville. B ij a a n m a t i g i n g v a n a m b t e n e n t i t e 1 s ; a Heeft iemand zonder recht opzettelijk eenige daad verricht behoorende tot de functie van een hoofd en waartoe deze alleen de bevoegdheid bezat V

b. Heeft hij zonder recht huwelijken gesloten of kennis geno- men van echtscheidingen ?

c. Heeft hij zich den titel van Pangeran, Raden of Kemas aangematigd ?

IXe. b ij h a z a r d s p e 1 e n ;

a. Is er hazardspel gepleegd d.i. zoodanig spel, waarbij winst of verlies uitsluitend van het toeval afhankelijk zijn?

b Is dat geschied op eene openbare plaats, m een huis ot andere besloten plaats en heeft verdachte die plaats voor dat

spel ingericht of was hij bij het spel bankhouder of was hij bestuurder, opzichter of agent van het speelhuis i

c Heeft verdachte het publiek in dat huis toegelaten ? d. Wat lag er tijdens de ontdekking van het feit aan geld op het speelmatje V

A r t i k e l 32.

De districtshoofden zijn verder verplicht bij het onderzoek tot in de geringste bijzonderheden aftedalen met afvrage, hoe verdachte het misdrijf heeft voorbereid en voltooid, welke de aanleiding is geweest tot het plegen van het feit en waaruit de juistheid zijner opgave kan blijken, speciaal of er personen of voorwerpen zijn, die ze zouden kunnen bevestigen, opdat die personen als getuigen kunnen worden gehoord en die voor- werpen (wapens ca.) door den verdachte kunnen worden aangewezen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Soos wat die geval is by die Afrikaanstalige diskoers, is daar ook heelwat Engelstalige studies 19 wat gefokus is op die manier waarop die opposisie van ’n (ideale)

® Bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te pleiten voor een regeling waarmee wordt voorkomen dat kinderen zich hier kunnen wortelen wanneer bij aankomst in Nederland

De dominantie van politiek en samenleving als bepalers van de (rand)voorwaarden van de inrichting van het openbaar bestuur en het opereren van de daarbinnen werkzame

Terwijl de bewindsman zich bewust moest zijn dat hij door zijn ambtenaren hermetisch werd afgesloten van andere ingrediënten van informatie in mijn zaak - Abram en Greven werden

Dus de persoon die dobbelt beslist wanneer hij/zij met het dobbelen ophoudt – of hij/zij bij het aantal gegooide punten blijft of dat hij/zij het risico neemt om alles te verliezen

Had ieder Kapitein het voorbeeld van Witte, de Ruyter, de Wilde en Evertsen gevolgd, dan zou de uitslag van het gevecht heel anders geweest zijn; maar velen volgden hun' eigen zin

André was opgetogen over dien avond, niet om de pret, noch om den bijval aan zijn gelegenheidsstuk ten deel gevallen, maar omdat hij Betsy ontmoet had, daar Betsy de harten van

‘Hoe? ik kon het niet gelooven; maar het zou waar zijn! Ziedaar dus de onzuivere bron van uwe toegevendheid voor mijnen bedrogen vader? Zijt gij het misschien, die hem aandrijft om