Percenten
G/B 24 percent = procent
‘per cent‘ betekent ‘per 100’.
45 % is 45 per 100 45 van de 100 45 op 100
10045
100 % is 1 geheel.
50 % is de helft.
25 % is een kwart.
10 % is een tiende.
Kijk naar de honderdvelden.
Hoeveel percent van het geheel is gekleurd?
Er zijn vakjes gekleurd.
Dat is per 100 vakjes.
Dat is 100.
Dat is %.
Er zijn vakjes gekleurd.
Dat is per 100 vakjes.
Dat is 100.
Dat is %.
Er zijn vakjes gekleurd.
Dat is per 100 vakjes.
Dat is 100.
Dat is %.
1
Tip!
Welk deel is gekleurd?
Vul de breuken en percentages in.
= 100 = % =
100 = % =
100 = %
= 100 = % =
100 = % =
100 = %
De helft is % of .
40 % is het dubbel van % of . 3
Kleur het juiste percentage.
Kleur 33 % Kleur 50 % Kleur 8 % Kleur 75 %
2
oppervlakte vierkant = zijde × zijde = z × z
oppervlakte rechthoek = basis × hoogte = b × h
oppervlakte parallellogram = basis × hoogte = b × h Oppervlakte vierkant – rechthoek – parallellogram
MR 2
Kleur alle vierkanten groen.
Kleur alle parallellogrammen die geen rechthoek zijn oranje.
Kleur alle rechthoeken die geen vierkant zijn blauw.
1
Tip!
figuur A figuur B figuur C figuur D figuur E formule
omtrek
omtrek
formule oppervlakte oppervlakte
Overtrek in elke figuur de basis groen.
Teken in elke figuur de hoogte blauw.
Bereken van elke figuur de omtrek.
Bereken van elke figuur de oppervlakte.
2
A
D
B
E C
Het kleinste gemeenschappelijke veelvoud (k.g.v.) van twee of meer getallen is het kleinste getal, groter dan nul, dat een veelvoud is van al die getallen.
Voorbeeld
Het k.g.v. van 8 en 12
veelvouden van 8: 0 8 16 24 32 40 48 56 64 72 80 ...
veelvouden van 12: 0 12 24 36 48 60 72 84 ...
Het k.g.v. van 8 en 12 is 24.
Het kleinste gemeenschappelijke veelvoud
G/B 25
Noteer de tien eerste veelvouden van deze getallen.
80 p 20 p 25 p 1
Noteer de veelvouden tot en met 60 van elk getal.
Onderstreep de gemeenschappelijke veelvouden.
Omkring het kleinste gemeenschappelijke veelvoud.
De getallen 4 en 7 Veelvouden van 4 p Veelvouden van 7 p
De getallen 4 en 5 Veelvouden van 4 p Veelvouden van 5 p 2
Tip!
Arjen en Nolan spelen een kaartspel. Een stapel van 65 kaarten ligt omgekeerd tussen hen. Ze draaien één voor één de kaarten om. Elke vijfde kaart mag Arjen houden, elke twaalfde kaart is voor Nolan.
De hoeveelste kaart zouden zowel Arjen als Nolan mogen houden?
Antwoord:
3
Noteer de best passende naam bij de figuur.
Duid de basis aan (groen).
Teken de hoogte (blauw).
Schrijf de formule voor oppervlakteberekening.
Bereken de oppervlakte.
4
naam:
formule:
berekening:
De oppervlakte is .
Bereken de uitkomsten.
Je mag tussenstappen noteren.
4 500 : 100 = 350 : 5 =
4,18 : 10 = 1 500 : 50 =
2 000 : 25 = 389 : 10 =
8,88 : 100 = 35 889 : 100 =
37 000 000 : 10 000 = 1 : 100 = 1
Janne krijgt de helft. Koba een kwart.
Hoeveel krijgt ieder?
Vul de tabel in.
Janne Koba
€ 4 800
€ 1 000
€ 1
€ 44,88
€ 8 100
€ 4,16 2
In de gemeente Oudsbergen zijn er molenfeesten.
Rik versiert de vier wieken van de molen die op het dorpsplein staat.
Hij heeft daarvoor 1 236 gele rozen.
Hoeveel rozen moet Rik in elke wiek hangen als hij ze eerlijk wil verdelen?
Antwoord:
Truus wil 1 225 euro eerlijk verdelen onder haar 5 kleinkinderen.
Hoeveel euro krijgt elk kleinkind?
Antwoord:
3
4
veelhoeken niet- veelhoeken driehoek vierhoek vijfhoek zeshoek …
…
regelmatige veelhoeken (gelijke zijden
en gelijke hoeken)
…
Vlakke figuren
MK 9
Kruis in het rooster alle passende namen aan.
1
Tip!
A B C D E F G H I
Niet- veelhoek Veelhoek
A B C D
E F G H I
Maak van elke figuur een vierkant.
Bereken de oppervlakte.
2
Benoem de figuren.
Kleur het grondvlak groen.
Kleur het bovenvlak blauw.
Overtrek de ribben met rood.
3
Antwoord:
Antwoord:
Vul de digitale tijd in.
namiddag voormiddag namiddag namiddag
: : : : : : : :
1
Hoeveel dagen heeft elke maand?
Vul in.
Kleur de maanden met 31 dagen groen.
2
jan feb
maa
apr
mei
aug jun sep
okt
nov
dec
Miet gaat naar een vriendin met de trein.
Hoelang duurt de treinreis?
09:57 10: 17
Bewerking:
Antwoord:
Na een feestje keert Miet terug met de trein.
Hoelang duurt de treinreis nu?
22:38 23: 12
Bewerking:
Antwoord:
3
Zet de afbeelding om in een percentage, een breuk en een kommagetal.
Dit is 100.
Dit is %.
Dit is .
Dit is of 100.
Dit is %.
Dit is .
Dit is of 100.
Dit is %.
Dit is .
Dit is 100.
Dit is %.
Dit is .
Dit is of 100.
Dit is %.
Dit is .
Dit is of 100.
Dit is %.
Dit is .
Dit is 100.
Dit is %.
Dit is .
Dit is of 100.
Dit is %.
Dit is .
1
Vul in welke breuk overeen komt met het percentage.
Bereken daarna het percentage van het getal.
50 % = 50 % van 60 = 50 % van 600 =
25 % = 25 % van 60 = 25 % van 600 =
2
Vul het schema aan.
eenvoudigste
breuk breuk op 100 percentage kommagetal
0,75 80
100 17
20
92 % 3
12 van de 20 leerlingen hebben blauwe ogen. Hoeveel procent is dat?
Gebruik het schema om dit vraagstuk op te lossen.
aantal met blauwe ogen totaal aantal
Antwoord:
In onze school komt één op vier met de bus naar school. Hoeveel procent is dat?
Gebruik het schema om dit vraagstuk op te lossen.
aantal met de bus totaal aantal 4
5
Geef gelijkvormige figuren dezelfde kleur.
1
Op onze speelplaats staat een grote kaart van België getekend.
De afstand op de speelplaatskaart verhoudt zich tot de echte afstand zoals 1 tot 100 000.
Bereken de afstand tussen de gegeven steden.
Gent - Genk Brussel - Antwerpen Oostende - Luik op onze speelplaats 1,4 meter 0,5 meter 2,1 meter
in het echt 2
Bereken het gevraagde percentage.
40 % van 400 = 80 % van 700 =
30 % van 600 = 20 % van 800 =
3
Vergroot de afmetingen op de tekening tweemaal. Eén lijn staat er al.
Vergroot afmetingen op de de tekening driemaal. Eén lijn staat er al.
Deze tekening moet je wel 90° naar rechts draaien.
4
