• No results found

1. Heeft u ervaring met initiatieven in het kader van anticyclisch opleiden? a. Zo ja, welke? b. Welke ontwikkelingen waren hiervoor de aanleiding?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1. Heeft u ervaring met initiatieven in het kader van anticyclisch opleiden? a. Zo ja, welke? b. Welke ontwikkelingen waren hiervoor de aanleiding?"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1. Algemeen

Aan: Sectorkamers, marktsegmenten en thema-adviescommissies Datum: 26 april 2019 Van: Thema-adviescommissie BPV

Agendapunt: 4a) Uitvraag Anticyclisch opleiden

Contactpersoon: Martijn van Blitterswijk (secretaris thema-adviescommissie BPV van SBB) 2. Status

Ter advisering

3. Context/aanleiding/inhoud

In SBB verband werken beroepsonderwijs en bedrijfsleven samen voor een optimale aansluiting van beroepsonderwijs en arbeidsmarkt. Schommelingen in de conjunctuur of wijzigingen in het

overheidsbeleid kunnen de balans tussen vraag en aanbod verstoren en nadelige effecten hebben op de aansluiting beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt. In de meerjarenbeleidsagenda heeft het bestuur van SBB de ambitie opgenomen om “de mogelijkheden te onderzoeken om het mbo beter voor te bereiden op een volgende crisis en welke maatregelen nodig zijn om de beschikbaarheid van voldoende leerplaatsen te blijven garanderen” (paragraaf 3.2 Anticyclisch opleiden uit de meerjarenbeleidsagenda SBB).

Interessante vraag voor onderwijs en bedrijfsleven in SBB verband is wat gedaan kan worden om nu al te anticiperen op een volgende crisis en hoe in crisistijd en daarna de instroom van

vakmensen op peil kan blijven. Het bestuur van SBB heeft de thema-adviescommissie BPV in dit kader gevraagd een uitvraag onder sectorkamers en thema-adviescommissies te doen naar wijze waarop onderwijs en bedrijfsleven zich voorbereiden op een volgende crisis en de wijze waarop al wordt geanticipeerd op toekomstige ontwikkelingen.

4. Inhoud/ samenvatting Zie bijgevoegde notitie.

5. Gevraagd besluit

Sectorkamers, marksegmenten en thema-adviescommissies worden gevraagd om het vraagstuk van anticyclisch opleiden te bespreken aan de hand van de volgende vragen:

1. Heeft u ervaring met initiatieven in het kader van anticyclisch opleiden?

a. Zo ja, welke?

b. Welke ontwikkelingen waren hiervoor de aanleiding?

2. Welke ontwikkelingen ziet u in uw sector/achterban die vragen om anticyclisch opleiden?

3. Handelingsperspectief; Welke maatregelen/ interventies kunnen onderwijs en bedrijfsleven afzonderlijk of in gezamenlijkheid doen om de effecten van een crisis te dempen?:

a. Welke acties en instrumenten zijn direct inzetbaar op het moment dat de crisis zich aandient (binnen bestaande kaders van wet- en regelgeving)

b. Welke voorbereidingen kunnen onderwijs en bedrijfsleven al treffen in tijden van hoogconjunctuur (zoals voorbereidingsafspraken, reserveren financiële middelen,

(2)

c. Welke inzet vraagt dat van welke partijen binnen de sector, in SBB verband en/of met derden (bijv. overheden, O&O fondsen e.d.)?

d. Welke randvoorwaarden zijn daarvoor nodig op landelijk, sectoraal of regionaal niveau?

6. Verdere procedure

De vragen over anticyclisch opleiden worden geagendeerd bij sectorkamers, marktsegmenten en andere thema-adviescommissies in de vergaderronde van mei/juni 2019. De thema-

adviescommissie BPV bespreekt op 27 juni 2019 de opbrengst van deze uitvraag, bundelt de inbreng en adviezen vanuit sectorkamers en marksegmenten en formuleert een advies aan bestuur SBB.

(3)

Aan: De leden van sectorkamers, marktsegmenten en thema-adviescommissies

Van: Thema-adviescommissie BPV

Betreft: Uitvraag anticyclisch opleiden

Datum: 4 april 2019

De arbeidsmarkt is dynamisch en staat onder invloed van vele ontwikkelingen, onder meer in de economie, demografie, technologie etc. Schommelingen in de conjunctuur en veranderingen in overheidsbeleid hebben invloed op vraag en aanbod. Veranderingen volgen elkaar in snel tempo op; dienstverbanden veranderen, het aantal zzp’ers neemt toe en loopbanen veranderen. Daarbij verschilt de arbeidsmarktvraag per regio, speelt landelijk of soms internationaal en laat zich maar beperkt voorspellen. Dit heeft gevolgen voor de behoefte aan en de beschikbaarheid van goed opgeleid personeel. Juist jongeren met weinig werkervaring verkeren bij een neergang in de economie, het verdwijnen van grote werkgevers in een regio, of bij hele sterke technologische veranderingen in een kwetsbare positie, en worden vaak direct en als eerste geraakt.

Het Nederlandse beroepsonderwijs is door zijn duale structuur tot op zekere hoogte gewapend tegen al te grote conjuncturele schommelingen. De leerwegen bol en bbl werken als communicerende vaten. Tijdens economische crises neemt het aanbod van leerbanen in de bbl af, waarbij vaak de instroom in de bol toeneemt. In tijden van economische voorspoed zien we een omgekeerd effect waarbij het opleiden in de bbl toeneemt. Daarnaast kennen overheid en sociale partners een grote bereidheid tot investeren in crisistijd om het opleiden van vakmensen op peil te houden.

Tegelijkertijd zijn er ondanks inspanningen van overheid en sociale partners tijdens en na de laatste grote recessie kwantitatieve en kwalitatieve mismatches ontstaan; de arbeidsmarkt is grillig en verre van maakbaar. De coördinatie van maatregelen om effecten van conjuncturele schommelingen op te vangen vraagt een zekere aanlooptijd. Mede hierdoor komen initiatieven soms pas op een later moment van de grond en hebben pas laat effect.

Interessante vraag voor onderwijs en bedrijfsleven in SBB verband is wat gedaan kan worden om nu al te anticiperen op een eventuele volgende crisis en hoe in crisistijd en daarna de instroom van vakmensen op peil kan blijven. In de meerjarenbeleidsagenda heeft het bestuur van SBB de ambitie benoemd om “de mogelijkheden te onderzoeken om het mbo beter voor te bereiden op een volgende crisis en welke maatregelen nodig zijn om de beschikbaarheid van voldoende leerplaatsen te blijven garanderen” (zie paragraaf 3.2 Anticyclisch opleiden uit de meerjarenbeleidsagenda in bijlage 1).

Het bestuur van SBB heeft de tac bpv gevraagd een uitvraag onder sectorkamers en thema-

adviescommissies te doen naar wijze waarop onderwijs en bedrijfsleven zich voorbereiden op een volgende crisis en de wijze waarop al wordt geanticipeerd op toekomstige ontwikkelingen.

Anticyclisch handelen

De essentie van anticyclisch handelen zit in het beperken van de onwenselijke effecten van cyclische ontwikkelingen. De overheid hanteert van oudsher een anticyclisch werkgelegenheids- en scholingsbeleid voor de arbeidsmarkt gebaseerd op twee strategieën:

1. de beperking van het arbeidsaanbod, door vervroegde uittreding van oudere werknemers, arbeidstijdverkorting en langere onderwijsdeelname van jongeren; en

2. het scheppen van vervangende, gesubsidieerde werkgelegenheid.

Het doel van dit anticyclisch werkgelegenheids- en scholingsbeleid is tweeledig: het behouden van vakmanschap voor het bedrijfsleven en het voorkomen van sociale desintegratie.

Uit onderzoek blijkt dat anticyclisch werkgelegenheids- en scholingsbeleid alleen succesvol is wanneer het bedrijfsleven, het onderwijs en de overheid samenwerken. Samenwerking is essentieel omdat verreweg de

(4)

om een reële kans op een baan te hebben. Volgens Meijers (2005) komt deze samenwerking niet altijd tot stand met als belangrijkste redenen:

 Scholing wordt door veel bedrijven gezien als een kostenpost. In tijden van economische voorspoed is er weinig ruimte voor scholing, terwijl er in tijden van recessie veelal als eerst op wordt bezuinigd;

 Samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven beperkt zich soms nog tot hoogst noodzakelijke uitvoeringsafspraken, waarbij bedrijven stageplaatsen beschikbaar stellen en scholen zorgen voor de theoretische scholing.

Aanpak met sectorplannen

Een voorbeeld van samenwerking rond anticyclisch opleiden is de Regeling cofinanciering sectorplannen.

Deze komt voort uit het Sociaal Akkoord van 2013, waarin de overheid, werkgevers en werknemers afspraken maakten voor een goed functionerende arbeidsmarkt. In deze regeling zijn twee brede doelen opgenomen: de crisis overbruggen en de arbeidsmarkt beter laten functioneren. De sectorplannen zijn opgesteld en uitgevoerd door partners in een sector of een regio: werkgevers, werknemers, sectorfondsen en waar nodig andere partners zoals het beroepsonderwijs. Er is sprake van cofinanciering: de rijksoverheid betaalt een gedeelte van de kosten van de plannen en de rest wordt betaald vanuit een eigen bijdrage door de partners in de sectorplannen. De sectorplannen waren een aanjager voor samenwerking tussen

overheid, onderwijs en bedrijfsleven. De SER komt dit jaar met de eindevaluatie van de sectorplannen.

De regeling cofinanciering sectorplannen was een reactie op snel veranderende economische omstandigheden. Daarnaast zijn er andere ontwikkelingen die aanleiding geven voor maatregelen en interventies. Vele branches kennen voorbeelden van anticiperend opleiden waarbij onderwijs en bedrijfsleven samenwerken, denk aan demografische, technologische, sociaal-culturele, ecologische of politiek-juridische factoren (DESTEP).

In bijlage 2 zijn enkele voorbeelden opgenomen van sectoren die hebben geanticipeerd op (verwachte) veranderende omstandigheden.

Wanneer en hoe anticiperen

De ontwikkelingen op de (sectorale) arbeidsmarkt zijn afhankelijk van diverse variabelen. De kans en impact van deze ontwikkelingen op de beschikbaarheid van leerplaatsen en de instroom van voldoende vakmensen kan worden ingeschat via een systematisch proces van informatie verzamelen, risico’s inschatten en het verkennen van mogelijke maatregelen. In SBB verband kunnen beroepsonderwijs en bedrijfsleven de marktsegmenten en sectorkamers gebruiken om informatie te verzamelen en te bespreken en de behoefte aan gerichte vervolgacties met elkaar vast te stellen. Om te kunnen anticiperen zijn drie stappen van belang:

1. Informatie verzamelen 2. Risico inschatten 3. Dempen gevolgen

In bijlage 3 is een toelichting opgenomen van deze processtappen.

Doel uitvraag

In het kader van bovenstaande ontwikkelingen heeft het bestuur de thema-adviescommissie BPV gevraagd een brede uitvraag te doen onder sectorkamers en thema-adviescommissies. Deze uitvraag is voorbereid met een afvaardiging van de thema-adviescommissies doelmatigheid. De uitvraag richt zich op bewezen goede voorbeelden onder thema-adviescommissies en sectorkamers om te verkennen hoe onderwijs en bedrijfsleven SBB als platform kunnen inzetten:

1. Bij het verzamelen van informatie en het analyseren van ontwikkelingen op de (sectorale) arbeidsmarkt die aanleiding geven voor anticyclisch opleiden;

2. Bij het delen van kennis over effectief anticyclisch beleid en in kaart brengen van goede landelijke, sectorale of regionale voorbeelden;

(5)

3. Bij het initiëren en coördineren van gemeenschappelijke acties in het kader van anticyclisch opleiden binnen de bestaande kaders van wet- en regelgeving;

4. Bij het adviseren van de overheid over noodzakelijk en/of gewenst overheidsbeleid om anticyclisch beleid te ondersteunen en te versterken, zoals het aanpassen van wet- en regelgeving, ondersteuning met financiële middelen, etc.

Vervolg met advisering van het bestuur van SBB

De thema-adviescommissie BPV verzamelt en bundelt de antwoorden van de sectorkamers op de gestelde vragen. Op basis van deze informatie adviseert de thema-adviescommissie het bestuur van SBB over de wijze waarop onderwijs en bedrijfsleven van het platform SBB gebruik kunnen maken bij het vormgeven van anticyclisch opleiden. De suggesties en adviezen vanuit de sectoren zijn belangrijke bouwstenen voor dit advies.

Proces en tijdspad

 Deze uitvraag wordt in mei-juni 2019 geagendeerd in sectorkamers en thema-adviescommissies.

 De thema-adviescommissie BPV bespreekt op 27 juni 2019 de opbrengst van de uitvraag en formuleert een advies aan bestuur SBB.

Vragen aan de leden van sectorkamers en thema-adviescommissies

Sectorkamers en thema-adviescommissies worden gevraagd om het vraagstuk van anticyclisch opleiden te bespreken aan de hand van de volgende vragen:

1. Heeft u ervaring met initiatieven in het kader van anticyclisch opleiden?

a. Zo ja, welke?

b. Welke ontwikkelingen waren hiervoor de aanleiding?

2. Welke ontwikkelingen ziet u in uw sector/achterban die vragen om anticyclisch opleiden?

3. Handelingsperspectief; Welke maatregelen/ interventies kunnen onderwijs en bedrijfsleven afzonderlijk of in gezamenlijkheid doen om de effecten van een crisis te dempen?:

a. Welke acties en instrumenten zijn direct inzetbaar op het moment dat de crisis zich aandient (binnen bestaande kaders van wet- en regelgeving)

b. Welke voorbereidingen kunnen onderwijs en bedrijfsleven al treffen in tijden van hoogconjunctuur (zoals voorbereidingsafspraken, reserveren financiële middelen, wenselijke aanpassing van wet- en regelgeving e.d.)?

c. Welke inzet vraagt dat van welke partijen binnen de sector, in SBB verband en/of met derden (bijv. overheden, O&O fondsen e.d.)?

d. Welke randvoorwaarden zijn daarvoor nodig op landelijk, sectoraal of regionaal niveau?

(6)

Bijlage 1: Meerjaren beleidsagenda SBB, paragraaf 3.2 Anticyclisch opleiden 3.2. Anticyclisch opleiden met BPV garantieplaatsen in laagconjunctuur

In jaren van laagconjunctuur is het vinden van voldoende leerplaatsen voor studenten in het mbo soms een grote uitdaging. Op dit moment zijn voor de meeste beroepsopleidingen ruim voldoende of voldoende leerplaatsen beschikbaar. Een economische neergang of beleidsmaatregelen van de overheid kunnen de beschikbaarheid van leerplaatsen echter sterk negatief beïnvloeden. De mate waarin het aanbod van leerplaatsen hier gevoelig voor is, verschilt per sector. Sectoren als de bouw, infra, horeca en ICT zijn sterk conjunctuurgevoelig. De voedingsindustrie en het onderwijs zijn veel minder cyclisch. Een sector als de kinderopvang is erg afhankelijk van de beleidsvorming en financiering vanuit de Rijksoverheid.

Onderwijs en bedrijfsleven onderzoeken de mogelijkheden om het mbo beter voor te bereiden op een volgende crisis en welke maatregelen nodig zijn om de beschikbaarheid van voldoende leerplaatsen te blijven garanderen. Voor de komende jaren stellen we de volgende aandachtsgebieden en activiteiten voor:

 In kaart brengen van maatregelen van branches, bedrijven, overheid en het onderwijs die in de vorige crisisperiode hebben bijgedragen aan het behoud van voldoende stages en leerbanen voor mbo- studenten. Daarbij kan ook onderzocht worden welke maatregelen niet gewerkt hebben.

 Verkennen in welke mate de communicerende vaten tussen de leerwegen voor bol- en bbl-studenten bijdragen aan het opvangen van beperkte beschikbaarheid van leerplaatsen.

 Verkennen welke maatregelen preventief genomen kunnen worden om in de volgende economische crisis te kunnen blijven beschikken over voldoende leerplaatsen voor mbo-studenten om vakmensen op te leiden.

(7)

Bijlage 2: Ontwikkelingen en maatregelen vooruitlopend op (verwachte) veranderende omstandigheden.

Sectorplan Procesindustrie

Ontwikkelingen: De procesindustrie (textiel-, de voedings- en genotsmiddelenindustrie en de papierindustrie en chemische industrie) is de eerste sector die geen werknemers hoeft te laten afvloeien, maar juist een sterke behoefte heeft aan nieuwe instroom. Zo heeft de procesindustrie tot 2020 jaarlijks duizenden nieuwe vakmedewerkers nodig. Met het sectorplan wil de branche de verwachte tekorten op de arbeidsmarkt tegengaan door het stimuleren van instroom van jongeren en het verbeteren van duurzame inzetbaarheid van vakmensen.

Maatregelen: Er worden onder meer 750 extra leerwerkplekken gecreëerd met prioriteit voor mensen van 50 jaar en ouder. Daarnaast worden 200 werkloze jongeren versneld opgeleid met een baangarantie.

Verder worden 100 overtollige werknemers uit andere branches begeleid naar werk in de procesindustrie.

Ook gaat de sector bijna 3.000 huidige werknemers bijscholen of vrijwillig medisch checken.

Centre of expertise Watertechnology (RIF)

Ontwikkelingen: Per 2018 is er een zuiveringsplicht voor spuiwater (restwater) in de glastuinbouw. Als gevolg hiervan moeten tuinders gewasbeschermingsmiddelen voor 95% uit het spuiwater verwijderen. Dit is niet haalbaar met conventionele technieken.

Maatregelen: In het centre of Expertise wordt innovatieve technologie ingezet om de zuiveringskosten voor individuele tuinders met 50% te beperken. Dit wordt ondersteund vanuit het Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF). Het RIF heeft tot doel om duurzame publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs te ondersteunen. Het achterliggende doel van een RIF is de aansluiting verbeteren van het beroepsonderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt. De opzet van deze publiek-private samenwerkingen is vrij in te vullen en verschilt daarom sterk in vorm en inhoud per samenwerkingsverband.

Helpende in de zorg

Ontwikkelingen: Van hulpbehoevende ouderen wordt een steeds groter beroep gedaan op hun zelfredzaamheid. Gemeenten willen toenemende zorg- en ondersteuningsvragen uit de wijk opvangen, maar ervaren een gebrek aan personeel op het snijvlak van Zorg en Techniek, waardoor innovatieve oplossingen moeilijk kunnen worden geïntroduceerd op de welzijns- en zorgmarkt.

Maatregelen: Het wijkleerbedrijf Lokaal+ is een centrale ontmoetingsruimte voor de wijkbewoners en de medewerkers en studenten van Summa Zorg en Welzijn in Eindhoven. De studenten zijn aanwezig om de senioren te ondersteunen of gezellig een praatje te maken en doen in het wijkleerbedrijf ervaring op in het organiseren en begeleiden van activiteiten. Door Lokaal+ worden zorg en techniek praktisch toegepast op wijkniveau waardoor ouderen langer thuis kunnen blijven wonen.

(8)

Bijlage 3: Anticiperen op toekomstige ontwikkelingen

Voor het anticiperen op toekomstige ontwikkelingen is als eerste een goede informatievoorziening vereist.

Vervolgens is het belangrijk om de informatie op waarde te schatten voor de juiste duiding en risico inschatting. Op basis van deze inschatting kan worden overgegaan tot (gecoördineerde) maatregelen om de voorziene gevolgen te dempen.

1. Informatie verzamelen

Diverse partijen in onderwijs en bedrijfsleven beschikken over eigen en gezamenlijke voorzieningen om externe ontwikkelingen te monitoren. Vaak wordt hiervoor gebruik gemaakt van de volgende DESTEP- indicatoren (Demografie, Economie, Sociale-Culturele ontwikkeling, Technologie, Ecologie en Politiek- Juridisch):

 Demografische factoren, zoals kenmerken en invloed van ontwikkelingen van de bevolking, zoals aantal inwoners, leeftijd en inkomen;

 Economische factoren, zoals kenmerken en invloed van ontwikkelingen van de economie, zoals economische groei, werkgelegenheid en werkloosheid;

 Sociaal-culturele factoren, zoals kenmerken en invloed van de cultuur en leefgewoonten, zoals normen en waarden, subculturen, en opleidingsniveau;

 Technologische factoren, zoals kenmerken en invloed van technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt;

 Ecologische factoren, zoals kenmerken en invloed van ontwikkelingen van de fysieke leefomgeving, zoals milieu en klimaat, maar ook werkomgeving;

 Politiek-juridische factoren, zoals kenmerken en invloed van ontwikkelingen op het gebied van overheidsbeslissingen, zoals huidige wetgeving, wijzigingen in de wet, en subsidies.

2. Risico inschatten

De waarschijnlijkheid (kans) en de mogelijke gevolgen (impact) van ontwikkelingen worden vervolgens ingeschaald. De volgende categorieën kunnen daarbij worden gebruikt om de impact te duiden:

 Onmiddellijke impact; deze risico’s hebben een grote waarschijnlijkheid dat ze zich zullen gaan voordoen, maar de onzekerheid is erg groot waar, wanneer en in welke omvang. Signalen zijn vaak zwak en weinig specifiek, maar als er iets gebeurt, dan zijn de gevolgen groot en onmiddellijk.

Bijvoorbeeld bij economische en natuurlijke verschijnselen.

 Lange termijn impact; deze risico’s zijn een gevolg van geleidelijke ontwikkelingen, waarvan de richting en de gevolgen zich pas op lange termijn laten zien. Bijvoorbeeld bij geopolitieke en ecologische veranderingen.

 Middellange termijn impact; Deze risico’s hebben betrekking op de opkomst van disruptieve

technologieën en ontwikkelingen bij grote spelers in de markt. Bijvoorbeeld marktomstandigheden en ontwikkelingen in concurrentiekracht.

Aan de hand van de waarschijnlijkheid en de mogelijke gevolgen van de voorziene ontwikkelingen wordt een risico indicatie bepaald (bijvoorbeeld zoals in onderstaande tabel). Voor de ontwikkelingen met de hoogste risico indicatie kunnen vervolgens toekomstscenario’s worden opgesteld.

Ontwikkeling DESTEP Waarschijnlijkheid Impact Indicatie risico

Vergrijzing 5 3 15

Global warming 3 4 12

3. Dempen gevolgen

Nadat de informatie op waarde is geschat, kan worden besloten tot gerichte actie. Ten tijde van crises nemen verschillende belanghebbenden actie, al dan niet in onderlinge afstemming of samenwerking.

Concurrerend of tegenwerkend beleid is een mogelijk gevolg. Daar waar partijen samenwerken in informatieverzameling en risicoanalyse ontstaat vaak een basis voor gecoördineerde actie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de uitbreiding van het goedgekeurde natuurbeheerplan naar percelen die liggen binnen het ruimer gebied van het globaal kader en waarvoor het beheer helemaal conform het

Gemeente Utrechtse Heuvelrug vindt het belangrijk dat u de omgeving vroeg en zorgvuldig betrekt bij de voorbereiding van een initiatief.. De manier waarop dit gebeurt,

landen België Duitsland Frankrijk Oostenrijk Portugal Spanje plaatsen Antwerpen Barcelona Berlijn Bordeaux. Brussel Hamburg Keulen Lissabon Lyon Madrid Marseille München Parijs

[r]

[r]

De kans dat een vrouw zich kandidaat stelt bij de verkiezingen, wordt sterk bepaald door de kwanti- tatieve aanwezigheid van vrouwen: veel vrouwelij- ke werknemers en vooral een

A doelt op het feit dat hij door natrekking niet alleen eigenaar van het gebouw is geworden waarin zijn winkel is gevestigd, maar ook van de nog niet door hem betaalde

Mark van Twist: “We maken ook ruimte voor de eigen per- soonlijke ontwikkeling door te werken vanuit een portfolioge- dachte.. De kern daarvan is dat we al bij aanvang van de