Opstellen over economie en politiek
Joop den Uyl
bron
Joop den Uyl, Inzicht en uitzicht. Opstellen over economie en politiek. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1978
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/uyl_004inzi01_01/colofon.htm
© 2008 dbnl / erven Joop den Uyl
Verantwoording
Tijdens de kabinetsformatie van 1977 speelden vraagstukken van maatschappelijke orde een grote rol. Na het optreden van het kabinet-Van Agt werd zo mogelijk nog duidelijker dat we bij de inrichting en besturing van de samenleving voor ingrijpende keuzen worden gesteld. Het voortduren van de stagnatie in de wereldeconomie en de schijnbare onoplosbaarheid van de werkloosheid zijn ook internationaal aanleiding tot een herbezinning op fundamentele aspecten van ons maatschappelijk bestel.
De actualiteit van de discussie die daarover gaande is en behoort plaats te vinden, heeft mij ertoe gebracht een aantal opstellen te bundelen die ik in de loop der jaren over deze vraagstukken heb geschreven. Ze zijn gebundeld in de volgorde waarin ze zijn gepubliceerd. Aanvankelijk wilde ik volstaan met enkele artikelen en redevoeringen uit de laatste jaren, maar het bleek al gauw, dat de problemen van vandaag, zij het in een ander kleed, ook gisteren aan de orde waren. Van het een kwam het ander, en midden in de discussie over het ultracentrifuge-project herinnerden anderen mij eraan, dat de maatschappelijke controle en besturing van de atoomenergie ook onmiddellijk na de oorlog mijn belangstelling ondervond.
Omdat de linkerhand moest weten wat de rechterhand deed, zijn ook
beschouwingen opgenomen over neo-marxisme, liberalisme en de christen-democratie in onderscheiden gedaanten. Het geheel zou kunnen worden geduid als beschouwingen over politieke economie als men daar ook het lezen toe wil rekenen. De bij de installatie van de Bibliotheekraad gehouden redevoering valt misschien wat uit de toon, al hoop ik dat ze in de goede toon gesteld is.
De keuze van de opstellen is niet vrij van willekeur en werd overwegend door het onderwerp bepaald. De publikatie, waarin ik - in teamverband - het meeste van mijn schrijflust heb geïnvesteerd, De weg naar vrijheid, 1951, viel door haar omvang buiten de prijzen (van deze bundel). De bundel heeft trouwens geen enkele pretentie van terugblik of historische karakteristiek: er was veel meer aan de hand dan uit de bloemlezing blijkt. Er is inhoudelijk wellicht toch een cesuur aan te brengen. Typerend voor de beschouwingen tot het begin van de jaren zestig is, dat ze alle erop uit zijn binnen de structuur van de welvaartsstaat verbeteringen te bepleiten in socialistische zin. Met De kwaliteit van het bestaan, 1963, gaan de opstellen zich meer richten op hervorming van de structuur van de maatschappij zelf, op een andere organisatie en verdeling van de macht.
Het zijn beschouwingen van gisteren met het oog op morgen. Om dat te
onderstrepen is een niet eerder gepubliceerde beschouwing toegevoegd over de politieke keuze voor de toekomst: De toekomst onder ogen zien.
Zoals bij dit soort verzamelingen steeds het geval is stond ik voor de keus de opstellen aan te passen en bij te vijlen dan wel ze te laten in hun oorspronkelijke staat met de onvermijdelijke verwijzingen naar en toespelingen op toestanden, die voltooid verleden tijd zijn. Ik heb voor het laatste gekozen. Hier en daar is een overbodigheid geschrapt of een noot toegevoegd. Nergens heb ik de strekking bijgesteld. Ik heb de hoop dat de ingenomen standpunten ook vandaag nog ter zake zijn, al gaat het dan om artikelen waarvan het karakter schommelt tussen de
wetenschappelijke economie en het politieke pamflet, die mij beide even lief zijn.
AMSTERDAM, AUGUSTUS 1978
J.M. DEN UYL
Inzicht en uitzicht
Technische vooruitgang in een anonieme maatschappij
Alle tekenen wijzen er op, dat we bezig zijn te falen in onze taak om de dreiging van een toekomstige atoomoorlog af te wenden. Het verlangen naar vrede van de volken over de gehele wereld is sterker dan ooit te voren, doch de staten bereiden zich voor op oorlog. Voorbereidingen, zowel op materieel als op psychologisch gebied, gaan dag en nacht voort. In plaats van de ‘ene wereld’, die men slechts enkele jaren geleden proclameerde, zijn er zelfs bestaande staten verdeeld geworden. De Verenigde Naties, waar de hoop van de volken op was gevestigd, is toegerust met onvoldoende macht en in feite wordt dit tribunaal gepasseerd in zaken van het hoogste belang. Het militarisme dringt over de gehele wereld op. Nooit in de geschiedenis waren in
‘vredes’-tijd zoveel mannen onder de wapenen. Zelfs in Groot-Brittannië en Amerika met hun grote anti-militaristische traditie neigen liberaal denkende mensen over tot de ‘realistische’ oplossing. De Pruisische ziekte, waaraan de Duitse en Japanse staten ten onder gingen, begint de overwinnaars aan te tasten.
Emergency Committee of Atomic Scientists (
VS)
Is deze schildering van de huidige situatie te somber? Bevat ze die goedkope sensatie, waarvoor we allengs zijn afgestompt en die nergens toe dient dan tot bevrediging van de schrijvers? Het Nood-Comité van Atoomgeleerden dat deze verklaring uitgaf, bestaat echter uit consciëntieuze en voorzichtige wetenschappelijke onderzoekers, die stellig geen losse beweringen van een dergelijke draagwijdte de lucht inslingeren.
De verklaring werd trouwens gesteund door een reeks organisaties van
wetenschappelijke onderzoekers op elk gebied in Amerika. Wie echter een rest van wantrouwen tegenover de politieke uitspraken van geleerden niet kan onderdrukken, geve zich rekenschap van de toestand op atoomgebied. Een ogenblik heeft de atoombom gewerkt als een onruststoker op grote schaal. Miljoenen, die zich reeds hadden verzoend met de wetenschap, dat elke technische ontwikkeling haar
schaduwzijde heeft, zijn opgeschrikt en een ogenblik heeft het geleken of de erkenning
van een wereldwijde verbondenheid tegenover dit angstige gevaar de deur zou openen
naar de tot dusver mislukte internationale samenwerking. Die schrik is verdwenen
in nieuwe sensaties, de verontrusting is ondergegaan in de gewenning aan zovele
gevaren. Nu men na twee jaren nog geen stap verder is gekomen op de weg van
internationale controle op de aanwending van atoomenergie, bestaat er geen
wereldgeweten meer, dat dwingend om een oplossing vraagt.
Wellicht zijn de atoomgeleerden zelf niet geheel onschuldig aan deze catastrofale ontwikkeling. Wellicht hebben zij in de aanvang de problemen opgeroepen door de atoomenergie te veel geïsoleerd en als gevolg daarvan te veel en te afstompend gehamerd op een punt, dat ten slotte slechts één aspect inhoudt van een veelomvattend vraagstuk. Men kan in een wereld die tientallen jaren lang de meest chaotische ontwikkeling van haar produktieve krachten en technische vindingen heeft toegelaten, niet verwachten, dat op een nieuw kritiek punt in deze ontwikkeling plotseling met voorbijzien van winst en eigenbelang een redelijk compromis wordt gesloten. Men kan in twee jaar niet in de goede richting buigen wat gedurende meer dan een eeuw in een verkeerde richting groeide. Een regeling van het atoomvraagstuk is
onlosmakelijk verbonden met een regeling van de politieke en sociale disharmonieën, waarvoor onze generatie zich ziet gesteld.
De hoofdoorzaak van de ontmoediging, de onverschilligheid, die thans waarneembaar is, ligt dan ook in het vastlopen van de pogingen van de
Atoom-commissie van de UNO om tot een door allen aanvaarde oplossing te geraken.
Nu telkens een nieuw veto de voorstellen treft, ontstaat zeer begrijpelijk bij de massa′s van gewone mensen de mentaliteit: ‘het gaat met de atoombom als met de
ontwapening en al die andere schone idealen - alleen de oorlog ontwapent in feite en alleen de atoomoorlog zal het probleem van de controle “oplossen” tot de volgende oorlog wel te verstaan’. Deze mentaliteit is het gas, dat thans de wereld vergiftigt en eerst wanneer dit gifgas onschadelijk is gemaakt, bestaat er uitzicht, dat er toch nog iets terecht komt van de vervulling van die taak, waarin we op het ogenblik bezig zijn te falen.
Gemeten aan de mogelijkheid van onze maatschappij om een dergelijk probleem de
baas te worden, moet men zeggen, dat er geen ongelukkiger tijdstip voor de uitvinding
van de atoombom denkbaar was dan het huidige. Onze maatschappij wordt immers
gekenmerkt door het optreden van de zogenaamde ‘managerial tendencies’. De
tendens, die er naar drijft, dat het geraamte van onze maatschappij ondoorzichtiger,
het gezicht anoniemer, het verantwoordelijkheidsgevoel van haar leden steeds slapper
en vager wordt. De Amerikaanse hoogleraar James Burnham heeft dit verschijnsel
geanalyseerd in zijn beroemde boekje The Managerial Revolution. Hij heeft er in
het bijzonder onder verstaan het verschijnsel, dat niet de arbeidersklasse, zoals de
socialisten het verwachtten, en ook niet de politieke leiders, zoals de liberalen
meenden, de leiding der maatschappij in handen krijgen, maar de klasse der managers,
de organisatoren, die het produktie-apparaat beheersen. De overname van de macht
door de organisatoren noemt hij de ‘managerial’ revolutie en toen hij in 1941 zijn
boekje publiceerde zag hij deze revolutie aan de gang in alle geïndustrialiseerde
staten, met name in Rusland, Duitsland en Amerika. Ik laat nu de thesen van Burnham
met alle bezwaren, die men er tegenin kan brengen, voor wat zij zijn. Zijn voornaamste
gezichtspunt is echter geenszins nieuw en wat de strekking aangaat, onmiskenbaar
juist. Wanneer men thans tegen de gang van zaken met betrekking tot het atoom-
vraagstuk bezwaar maakt, heeft men eigenlijk geen adres voor zijn protest.
‘Het kapitalisme’ is men gewend uit te roepen, maar het is overal de staat, die zowel het onderzoek naar aanwendingsmogelijkheden van atoomenergie als de fabricage van atoombommen beheerst. In de Verenigde Staten niet minder stevig dan in de Sowjet-Unie.
‘Rusland’, zullen anderen uitroepen. Maar de Sowjet-Unie heeft de atoombom niet uitgevonden en in betoon van nationalisme doet de ene staat niet voor de andere onder.
‘De geleerden die de atoombom maakten’, zal een derde zeggen. Maar zij waren over het algemeen goedwillende laboratoriumvirtuozen, die niets liever wilden dan de mensheid dienen.
Het zijn juist de anonimiteit en haar spiegelbeeld, de verantwoordingsloosheid, die de huidige ontwikkeling kenmerken. Het zijn niet enkele schobbejakken, die uitsluitend op winst uit zijn, het is niet een bepaald misdadig volk, dat een oplossing dwarsboomt, het is het systeem, de organisatie, het bureau en de commissie, alle even ongrijpbaar en even anoniem. Dat juist maakt de situatie zo wanhopig en geeft de publieke belangstelling de genadeslag. Het is gewoonte geworden te stellen, dat de ontwikkeling van het zedelijk bewustzijn de ontwikkeling der techniek niet heeft bijgehouden. We kunnen concreter zijn. Het overheersen van de efficiency-norm, de jacht naar grotere produktie en hogere winsten, de illusie van de nimmer eindigende vooruitgang hebben ons meegesleept in mammoet-organisaties, die een eigen leven leiden, onafhankelijk van de wil der burgers. De organisatie draait wel, maar we weten niet meer waarvoor. De uitvindingen gaan door, maar met welk doel? De organisatoren beslissen - in naam van wie? De democratie werd een geloof, een panacee voor alle kwalen, maar hoevelen oefenen in feite nog enige invloed uit? De groepen die beslissen, althans menen te beslissen binnen het kader van de organisatie, die hen drijft, isoleren zich automatisch. Zij hebben een eigen idioom en ze herkennen elkaar aan oogopslag en gebaar. Of het nu bedrijfsleiders, generaals of partijleiders zijn. In deze fase, waarin de gewone man, die er het zijne van zegt, een ietwat ridicule curiositeit is geworden, een horenswaardigheid voor de radio, heeft de wekroep ‘Eén wereld of geen’ niet activerend, maar verlammend gewerkt. De gewone man mag er nog wel het zijne van zeggen, maar hij weet nu zekerder dan ooit, dat hij er helemaal niet aan te pas komt.
Deze noodlottige ontwikkeling kan slechts worden gestuit door de tegenrevolutie
van de gewone man, arbeider, professor of fabrikant. Ook ten tijde van het feodalisme
berustten de grote beslissingen slechts bij enkelen. In deze periode waren deze
beslissingen echter van niet groter betekenis dan de besluiten, die elke willekeurige
bedrijfsleider tegenwoordig dagelijks in het grootbedrijf neemt. Toen de industriële
revolutie het maatschappelijk weefsel verdichtte en de bevolking met sprongen
toenam, heeft de strijd om de politieke democratie de hoop doen gloren, dat de
gevaren van de technische vooruitgang zouden worden opgevangen door een stelsel
van wederkerige verantwoordelijkheden. De politieke democratie in haar 19e eeuwse
concep-
tie bleek niet in staat om de technische ontwikkeling in een later stadium in harmonie te brengen met het welzijn van de mens. Het atoomvraagstuk vormt slechts een bijzonder pijnlijk onderdeel van een gehele reeks vraagstukken, opgeworpen door de inadequate ontwikkeling van een maatschappij, die slechts de materiële voordelen van stoommachine en dynamo zocht en het vernietigende effect daarin besloten verwaarloosde. Toen de aanwending van de stoommachine een ontzaglijke vergroting der produktie mogelijk maakte, heeft men wel de verhoging van het levenspeil aanvaard, maar crisis en werkloosheid veroorzaakt door dezelfde produktiekrachten heeft men niet weten te voorkomen. Toen de toepassing der elektriciteit de
mogelijkheid schiep het leven geriefelijker te maken, heeft men ijskasten en radio′s besteld, maar de bommenwerpers en V-2′s heeft men niet voorzien. De ontwikkeling der atoomenergie stelt ons voor eenzelfde mogelijkheid, maar in oneindig pregnanter vorm. Er bestaat een wereldvoedseltekort, een gedesorganiseerd Europa en een atoombom. Wanneer we op deze weg voortgaan, zou het inderdaad beter zijn, dat de geleerden waren gaan vissen in plaats van het atoom te splitsen.
In 1948 zullen de Verenigde Staten 9 miljard dollar uitgeven voor leger en vloot, daarvan is bijna 100 miljoen bestemd voor atoom- en bacteriologisch onderzoek. De hulp aan Europa in het kader van het Marshall-plan zal gedurende enkele jaren naar schatting ongeveer 5 miljard per jaar vragen. Slechts het ontwaken van de ingeslapen verantwoordelijkheidszin van gehele volken kan verandering brengen in deze waanzinnige toestand. De wetenschappelijke onderzoekers dienen te beseffen, dat het misdadig is, wanneer zij de resultaten van hun werk aan derden prijsgeven, wanneer ze geen controle hebben over de gevolgen hiervan. Nederland heeft wel een parlementaire commissie voor buitenlandse zaken - een parlementaire commissie voor wetenschappelijk onderzoek gaat daar in belangrijkheid ver boven. In het citaat in de aanhef werd gesproken over het verlangen naar vrede van de volken over de gehele aarde. Indien de burgers van deze volken geen medezeggenschap eisen in de beslissingen, die vallen over het voortbestaan van onze beschaving, is er geen perspectief, dat de huidige ontwikkeling kan worden gestuit. Het is de taak der staatslieden om middelen en wegen te beramen, waardoor het mogelijk zal zijn de anonimiteit der organisaties te verbreken en opnieuw gezicht en verantwoordelijkheid te ontdekken bij de machten, die thans hun geheimzinnig spel spelen. Het is de taak van hen, die zich verantwoordelijk weten tegenover onze cultuur om het volk te doordringen van de waarheid, dat zelfs een ontwikkeling van atoomenergie voor vreedzame doeleinden zinloos is, wanneer niet van te voren internationaal evenwicht en openbare controle op deze ontwikkeling verzekerd is.
Deze taken zullen niet tot een goed einde worden gebracht, indien wij het verloop van zaken met betrekking tot het atoomvraagstuk niet beschouwen als een
waarschuwing, dat ieder verantwoordelijk is en dat we slechts kunnen slagen en
invloed uitoefenen, wanneer ieder deze verantwoordelijkheid aanvaardt.
KVP en sociale rechtvaardigheid
Moeten wij allen capituleren voor het nivelleringsstreven, dat als een rode invasie vreet aan het maatschappelijk lichaam?
De Linie, 29 september 1950
De spanning tussen lonen en prijzen is na de oorlog ongetwijfeld het vraagstuk geweest, dat meer dan andere de grote massa van ons volk heeft bezig gehouden.
Reeds vóór de oorlog in Korea had een golf van prijsstijgingen nieuwe spanningen teweeg gebracht en het was duidelijk dat het reële inkomen van de werknemers opnieuw moest worden bezien.
De ontwikkeling van de economische verhoudingen in de wereld had er toe geleid, dat de afschaffing van de maatregelen van prijsbeheersing in ons land niet gepaard was gegaan met een verwachte prijsdaling, maar integendeel met een niet
onaanzienlijke stijging van de kosten van levensonderhoud.
De gebeurtenissen in Korea brachten de Raad van Vakcentralen ertoe op 27 juli jl. in een telegram aan de regering op korte termijn maatregelen tot prijsbeheersing en onderhandelingen over de lonen te eisen. Deze onderhandelingen hebben dan geleid tot de verplichte loonsverhoging van 5% met ingang van 1 september jl.
Deze enkele zinnen betreffende de jongste ontwikkeling op dit gebied mogen volstaan om aan te tonen, dat wat wij gemeenlijk plegen aan te duiden als het vraagstuk van de spanning tussen lonen en prijzen, een permanent vraagstuk geworden is. Het gaat bij de verhouding tussen de hoogte van lonen en van prijzen in wezen om de vraag hoe het nationale inkomen zal worden verdeeld. De lonen vormen de inkomens van de werknemers, de prijzen de inkomens van detailhandel, tussenhandel, dienstverleningsbedrijven, industrie en landbouw. Deze simpele waarheid pleegt nog wel eens te worden verdoezeld door allerhande technische complicaties. Soms met nadruk door degenen, die er belang bij hebben dit vraagstuk als een
technisch-economisch probleem voor te stellen. Het is echter noodzakelijk om duidelijk te zien, hoe, van de dag af waarop Schermerhorn proclameerde dat de armoede gelijk zou worden verdeeld, tot heden de spanning tussen lonen en prijzen de technische vormgeving is geweest van de strijd om de verdeling van het
maatschappelijk inkomen.
Uitlatingen van KVP-zijde die onze aandacht vragen
Ik stel dit laatste nadrukkelijk voorop, omdat ik hier aandacht wil vragen voor een gedurende de laatste maanden verschenen reeks beschouwingen van de zijde van de
KVP