Erratum bij het rapport 'Kwaliteit gemeentelijk toezicht kinderopvang 2012/2013'
mei 2014 Voorwoord:
De derde alinea wordt vervangen door de volgende alinea:
‘Op het gebied van de uitvoering van de handhaving boeken gemeenten
vooruitgang. De peuterspeelzalen echter baren zorg: 68 procent kreeg een advies tot handhaving. Dat is echt te hoog.’
Pagina 7, onderaan:
Het getal van 106 gemeenten wordt: ‘105’ en 26 procent wordt ‘25 procent’.
Pagina 9:
Vervanging van tabel 2 en de alinea daar direct onder door onderstaande tabellen en aangepaste alinea:
Tabel 2a Gemiddeld percentage uitvoering onderzoeken op locatieniveau1
Uitvoering onderzoeken 2008 2009 20102 2011 2012
73 79 90 86 86
Tabel 2b Gemiddeld percentage uitvoering onderzoeken op gemeente niveau3
Uitvoering onderzoeken 2011 2012
89 90
‘Uit tabel 2a kan worden opgemaakt dat het percentage van het aantal locaties dat jaarlijks onderzocht wordt, stabiel is gebleven. Er is een aantal redenen dat de inspectie het vertrouwen geeft dat er toch een lichte groei achter deze
percentages verborgen zit:
1: Strikt genomen kunnen de percentages op locatieniveau tussen 2011 en 2012 niet met elkaar vergeleken worden. De berekening van het percentage uit 2011 is op een heel andere leest geschoeid, dan die uit 2012. Dit komt door de afwijkende vraagstelling in de matrix over het verslagjaar 2012 (zoals in hoofdstuk 1
aangegeven).
2: De afronding van de percentages op hele cijfers maskeert een aanwezige decimale groei tussen de twee jaren.
3: De achterliggende data van dit landelijk rapport 2012-2013 zijn gebaseerd op data met peildatum 31-12-2012. Er zijn echter gemeenten die inspecties uit deze periode (met name uit de maanden november en december) pas registreren de
1 Voor de berekening van het percentage in 2012 is een andere methode gebruikt dan bij de percentages uit eerdere jaren, omdat in 2012 niet is gevraagd naar het aantal onderzochte en niet onderzochte locaties, maar naar het aantal te onderzoeken locaties en het aantal onderzochte locaties.
2 In 2010 en 2011 werd gewerkt met afgeronde inspectiebezoeken, waarbij ook de onderzoeken waar maatwerk werd toegepast, zijn meegenomen.
3 Het percentage op gemeenteniveau in 2012 kan alleen worden vergeleken met 2011; in eerdere jaren is er geen percentage op gemeenteniveau berekend.
Pagina 1 van 2
eerste maanden van het volgende jaar4. Rekening houdend met deze inspecties betekent dat het percentage van 86 feitelijk hoger zal liggen.
Tabel 2b laat een lichte groei zien op het niveau van gemeenten: in 2012 voldeed gemiddeld 90 procent van de gemeenten aan de verplichting ‘Uitvoering
onderzoeken’: in 2011 was dit nog 89 procent.
Logischerwijs zal de groei in de uitvoering inspecties, zoals hierboven
beredeneerd, ook gepaard gaan met een groei van de handhavingsadviezen en de handhavingsacties.’
Pagina 10, eerste alinea:
(125) van de gemeenten wordt: ‘(124) van de gemeenten’.
Pagina 25:
Vervanging van de alinea onder ‘7.1 Uitvoering onderzoeken’ in onderstaande alinea:
‘In 2012 lijkt de stijging van de verplichting voor gemeenten om al hun
kinderopvangvoorzieningen jaarlijks te onderzoeken, te stabiliseren. Toch ligt het genoemde percentage van 86 hoger, omdat inspecties uitgevoerd in november en december 2012, veelal in de eerste maanden van 2013 zijn geregistreerd.
Op het niveau van de gemeenten ziet de inspectie wel een stijging van de
verplichting om alle locaties te onderzoeken: dat is een stap in de goede richting.
Ook omdat in een tijdsbestek van twee jaar (2011/2012) alle peuterspeelzalen (3000 stuks) voor het eerst door de gemeenten moesten worden onderzocht. De inspectie ziet graag verdere verbetering van de gemeenten en GGD-en, omdat de wet vraagt dat ieder jaar alle locaties onderzocht moeten worden.’
Pagina 25, tweede alinea:
272 gemeenten wordt: ‘271 gemeenten’.
4 Dit geldt niet voor eerdere jaren, omdat toen een andere definitie voor het aantal uitgevoerde inspecties van toepassing was, dan voor het huidige rapport (afgeronde inspecties geregistreerd in GIR versus de datum van het inspectiebezoek).
Pagina 2 van 2